WOENSDAG 13 AUGUSTUS 1930 HET HUWELIJKSFEEST De jonge Dingang is negentien jaar ge worden en naar Dajaksche zede is het hoog tijd, dat zijn ouders naar een geschikte vrouw voor hem om zien. Hun keuze vult op het nauwelijks dertienjarige dochtertje van den heidcnsdhen dorpspriester, die met de titel van Pangoeloe wordt aangeduid. Din gang kan zich daar best mee vereenigen Maar de kleine Irit, die domme meid, wil er niets van welen om met haast twintig te trouwen. Ze is bang, dat hij haar nog maar voor een kind zal honden en dan gauw genoeg van haar krijgen. En dan neemt, hij natuurlijk er een tweede, mis schien wel een derde vrouw bij. Zijn vader heeft immens ook zes vrouwen. Ze jammert en klaagt haar leed bij haar moeder, maar moeder begrijpt haar vrees niet en vader nog minder. Ze moet blij zijn, zegt vader, dat de rijke Damang haar voor zijn zoon tot vrouw heeft gevraagd- Blij zijn! Ze kan niet blij zijn en blijft zjch verzetten. Maar vader maakt cr kort en goed een eind aan. „Je neemt hem" zegt hij, „of ik geef je aan een Mohammedaan." Dat helpt Iri't droogt haar traoien en geeft zich willoos aan haar lot over. De w ederzijdsche ouders komen overeen, dat het huwelijk over drie maanden zal ge sloten worden. Op den trouwdag zal de va der van den bruidegom honderd gulden aan de ou Iers van de bruid uitbetalen. De brui degom moet voor het benoodigde brandhout zorgen om de groole hoeveelheden spijzen te koken, die dan aan de feestgenooten zullen worden voorgezet. Dc arbeid, om bet brandhout te bemach tigen, valt Dingang niet zwaar. Kort na de verloving valt er veel regen in dc strek'-n van den boven-Bariio en de bruisende rivier voert veel boomstammen uit de overstroomde bosschen mee. In zijn prauwtje visch't Dmgamg de kleinere stam men en' takken op. Komt er een zware, dik ke stam aandrijven, dan zwemt hij er heen. klimt er behendig op cn roeit hem naar den oever. Zoo roeil hij op zekeren dag langs dan steiger van het huis van zijn aanstaanden schoonvader. In het kleine badhutje ver schok-u, is Irit er onwillekeurig getuige vai hoe Dingang een arme, jankende hond, li door zijn baas met een rotan aan een stuk stam is vastgebonden cn zoo dreigt te ver drinken, het leven redt Dat doet Irit goed en ze heeft alle vrees voor Dingang afge legd. Wie zicfh over een dier ontfermt, dat in nood verkeert, kan geen slecht mensch zijn. Dingang zal voor haar ook niet slecht zijn. In den nacht, die daarop volgt, slaapt Haar hart Is gerust. V4n nu af begint ze zelfs met een beetje genoegen aan het komende feest te denken. Zonder tegenpruttelen helpt ze nu voortaan haar moeder bij het stampen van de rijst voor den feestdag. De rijststamper lijkt haar opeen6 veel lichter geworden. Har oudere merken het met genoegen op. Weldra is de groote dag aangebroken. Naar Dajaksch gebruik begint het feest al op den voorgaanden dag. In de vroege morgen wordt een een- oudig offerhutje opgesteld voor het hui6 der bruid, aan den oever van de Barito. Irit's vader, de dorpspriester van Meng- kati-p, kan tooh niet zelf het huwelijk van zij-n dochter voltrekken en daarom heeft hij de pangoelóe van Da-dak op op het feest ge- noodigd om de plechtigheid te leiden. Het offerhutje is een afdakje boven een tafel, waarop de offers worden geplaatst. Vlaggetjes wapperen er om heen. De pangoeloe staat al vroeg in den voor middag bij de offertafel en biedt aan de zie len der.gestorven familieleden het verplich te offer, opdat ze niet boos zullen zijn en het feest niet zullen verstoren. Een rijke maaltijd wordt hun voorgezet; kip, rijst, brood en water. Eerbiedig wacht men eeni- gen tijd en dan verzekert, de Pangoeloe, dat de geesten er zich aan te goed hebben ge daan en beloven cr voor te zorgen, dat het feest zonder ongeval verloopt. Nu worden de offerspijzen door de brui loftsgasten zelf opgegeten. Daarna begeeft men zich in luidruchtigen optocht naar het huis van den bruidegom om deze af te halen cn in het huis der bruid te brengen. Daar moet hij zijn voor de zon op het heetst wordt; want kwam hij dan pas, dan zou dat voor het leven der jongelieden veel onheil teweegbrengen. Dan zouden ze veel en lievig gekweld worden door de hitte van de gevreesde koortsen. De bruidegom draagt een bamboeetaf in de hand, waarin de oudste man van liet dorp een incnsohelijke figuur heeft uitgesneden. Met zijn rechterhand houdt- Dingang dat poppetje vast; het zal hem geluk aanbren gen; misschien zal hij er-wel zou oud door worden als de oude grootvader, die het ge sneden heeft Zoo loopt hij /met zijn vrien- den vooraan in den stoet, d-c bamboestok loodrecht in de hoogte. Vroolijke feestdruk- te klinkt door het dorp; de trommels wor den geslagen, voetzoekers afgestoken, en aan den leant van de Barjfo worden tien kleine donderbussen afgevuurd. Doe grooter herrie, lioo meer plezier. Beneden de deur van het huis, aan de voet van de trap staat een heel oude, ge rimpelde vrouw gereed om den bruidegom te ontvangen. In haar magere handen heeft ze een groote koperen schaal, gevuld, met water dat met een haaidvol geroosterde rijst is vermengd. Een klein bezempje van darak bladeren ligt er in. Zoodra Dingang zijn voet op den drempel van bet huis zet^grijpt de oude vrouw haar bezempje cn beaprengt de voet van den binnentredende met het water. Telkens weer herhaalt zij dit etn mom pelt zij met ingevallen mond priestterlijke zegenspreuken, die alle neerkomen op het erdrijven der onlieilsgeesten; door de da- rakbladeren en het water worden ze op de •lucht gedreven. Ten slotte noodigt de oude priesteres den bruidegom uit zich neer te zetten op het tje, dat in de hoek van de ka-mer is neer gelegd. Gedurende den ganschen dag krijgt Din- zijn bruidje niet te zien. Tot den anderen morgen moet hij op de hem aangewezen matra6 blijven zitten, terwijl Irit evenzoo in de kamer daarnaast de hu welijksdag ziit af te wachten. Hoewel er met al die gasten in huis veel te doen is, moet ze toch ©til blijven zitten en mag niets uit- Dcn geheelen dag door wordt er veel ge geten en de toeah, de uit rijst bereide sterke drank, aangesproken. De oudere van Dingang betalen aan Irit's vader de overeengekomen bruidsschat en plechtig verzekert de Pangoeloe, met ver heffing van 6tem aan de talrijke ga6ten, dat aan de oude adait tot in het geringste is vol daan. Daarbij bedient hij zich van dezelfde woorden en uitdrukkingen, die in vroeger tijd zijn ouders, grootoudere en over-over- grootouders gebruikt hebben bij zulk een gelegenheid. Hoewel in de oude gewoonten heel wat gewijzigd is en er in de ritueele woorden verscheidene dingen opgenomen worden die de ouders van Dingang volstrekt niet aan hun schoondochter geven, verwon dert zich toch niemand als ze bijv. hooren uitspreken, dat de bruid twee slaven gekre gen heeft. De slavernij is sinds lang door het Gouvernement opgeheven, maar het oude formulier is ongewijzigd gebleven. Als de Pangoeloe zijn lange rede beëindigd heeft, begint hij het bruidspaar te bestrijken met het bloed van een offerkip. Ook bij deze feestelijke handeling blijven Di-ngang en Irit gescheiden. Eerst komt Dingang aan de beurt, die nog altijd in de hoek op zijn matje zit. De Pan goeloe neemt een oude rijksdaalder cn doopt clie in het kippcnbloed cn raakt daarmee even de voetzolen van dei. bruidegom aan, opdat alle onheil, dat hem moge ontmoeten van he-ra afglijde; daarna zijn linkerknie, opdat alle ongeluk voor Dingang zijn kracht verlieze; dan de rechterknie, opdat Dingang doelbewust op alle rijkdom toetrede; ver volgens de linker elleboog, opdat hij zich te gen alle onheil met kracht zal kunnen te weer stellen; dan de rechterpols, opdat zijn hand gelukkig zij in het verwerven van rijk dom; dan de borst „de deur vaji het hart", opdat Dingang bezitter moge worden van vele gewijde, gelukaanbrengende familiestuk ken; de rug, opdat hij aan alle onheil vast beraden de rug moge toekeeren; de rechter schouder, opdat die de te verwachten groote sohatten moge kunnen dragen; de wangen, opdat andere menschcn een kleur van schaamte mogen krijgen, als ze Dingangs voorspoed bemerken; de punt van de neus, opdat die hem steeds den weg lot rijkdom moge wijzen; hel voorhoofd, opdat andere mensohen daarop zijn rijkdom en geluk mo gen kunnen lezen; zijn haar, opdat alle boo ze geesten daaraan voorbij mogen vliegen; zijn schedel, opdat hij voornamer uioge wor den dan alle andere dorpsbewoners. Tot 6lot neemt de Pangoeloe de rijst, die op don bodem van de schotel met bloed ligt en strooit de korrels over Dingangs hoofd met de wensoh, dat zijn kinderen cn kleinkin deren zoo talrijk mogen worden als de rijst korrels op zijn hoofd. Nu moet de bruidegom op de rijksdaalde bijten, die de Pangoeloe vooraf nog eens u het kippenbloed gedoopt heeft. Dan zal zijl ziel tegenover alle ongeluk zoo hard cn vas worden als dit geldetuk. Heeft de Pangoeloe eindelijk al die zegen spreuken beëindigd, dan bindt hij den brui degom een blauw paarlensnoer om de rech ter pols; dat snoer moet al de zegen bijeen houden. Nu komt de bruid, in de kamer daarnaast aan de. beurt. Onbeweeglijk zit de kleine Irit voor den Pangoeloe; als ze met bloed wordt besprengd doorloopt haar een rilling en voelt ze zich tegelijk warm en koud wor den. Allerlei gedachten vliegen dour haar hoofdje heen en weer, maar uiterlijk blijft ze kalm, alsof alles wat die vreemde Pan goeloe doet, haar niet aangaat. Ze kan het nog maar niet vatten, dat ze morgen de vrouw van Dingang wezen zal. Als de plechtigheid ten einde is, herademt ze. Het blauwe paarlensnoer wordt haar om den pols gebonden. Gelukkig, dat het is! 't Is nu al over middernacht, maar bruid en bruidegom mogen er niet aan denken om te gaan slapen. Als ze van moeheid zou den inslapen, zouden ze jong moeten ster ven .Daarom is er gezorgd, dat er tot het aanbreken van den dageraad, gezongen en gedanst wordt. Dansmeisjes zijn er gehuurd, die bij trom melmuziek met de gasten dansen en drin ken tot de zon opkomt. Nu verlaten de naaste familieleden het huis om alle dorpsbewoners to<t de bruiloft te noodigen. Niemand mag worden ver geten. Inmiddels gebruiken de overigen het ont bot, zoete kleefrijst eh brood. Daarna zijn allen druk bezig met de toebereidselen voor het middagmaal: zwijnenvleesch en rijst voor de talrijke gasten en tevens de offer uialatijd voor de Santang, de zeven dochters van den Grooten Geest, die uitgenoodigd worden bij de huwelijkssluiting tegenwoor dig te zijn en hun zegen te geven. Tevens wordt nu doer de oudere mannen cn vrouwen in de familie alles in gereed heid gebracht voor de eigenlijke trouw plechtigheid. Ken groole koperen trom, die finds onheuglijke tijden de trot6 der familie is, wordt op den grond gezet. Een sawang-slruik met de wortels, de bamboestok, die de bruidegom de vorige dag gedragen heeft, een lange lans en een kam- bat-plant, alles aan elkaar gebonden, wor den voor de trom opgesteld. Daarvóór wordt de offermal voor de zeven Santangs uitge spreid, om er de rijke offermaaltijd op te plaatsen: een gebraden kip, een varkens- ham; kleefrijst, cn gewone rijst, in bamboe kokers en "zakjes van palmbladeren gekookt Natuurlijk raag de koperen schaal voor de geesten niet ontbreken. Is dit alles klaar, dan kunnen de gasten zich in de beide kamers op den grond neer zetten om te gaan eten. Bruid noch bruide gom hebben veel trek. Liefst wilden ze niets gebruiken, maar dat gaat niet. Na het eten staat Dingang op, want het gebruik vordert dat de bruigom al de kliekjes verzamelt in een groote schaal en zelf de honden gaat voederen. Nu komt de Pangoeloe en strooit rij6t over den grond en noodigt met luide stem de zeven Santang-dochtere om nader te ko men. Terwijl die geesten komen cn de ziel van de gestrooide rijst eten, trekken bruid en bruidegom de feestkleeren aan en worden naar de trouwplaats gevoerd, waar ze naast elkaar op de trom moeten gaan zitten. Groote schermen wor den boven hen gehouden. Irit schrikt eeret nu ze zoo dicht naast Dingang kornt te zit* ten. Het wordt haar eventjes donker voor de oogen. De Pangoeloe knielt neder en onder voort durend rijst strooien, bidt hij de Santangs het bruidspaar te willen trouwen en alle wenschen te willen vervullen. In plaats van de zeven Santangs bestrijken zeven oude vrouwen het bruidspaar met het bloed van het geofferde zwijn en de kip. vermengd met '11 ei, fijn gesneden sa wang-bladeren en rijst» De zegenspreuken van den vorigcu dag wor den daarbij herhaald. De oude grootmoeder heeft beider handen om de sawangstruik' gelegd; die moeten ze gedurende de plech tigheid blijven vasthouden. Stijf, onbeweeg lijk als houten beeldjes zitten Dingang ei» Irit naast elkaar cn laten alle6 maar raai zich doen. Eindelijk besluit dc Pangoeloe de plechtig beid. Zeven parelsnoeren worden hun ona de pols gebonden, die moeten ze zeven do gen lang aanhouden. Nu nog een beetje proeven van de spijzen op de offermat, waarvar. de Santangs de ziel reeds genoten hebben. Dan mogen ze opstaan. Direct wordt er drie maal geslagen op de trom, waarop ze gezeten hebben. Dingang wordt naar de deur gevoerd, waar hij drie luide vreugdekreten uitetoo- ten moet. Wijd schalt zijn krachtig: „Kjoe, kjoe, kjoel" over de Barito. Dingang en Irit deelen nu zelf onder de gasten glazen toeah rond. Er wordt vroolijk gedronken en niemand merkt hoe zenuw achtig de kleine Irit is. Nu is het schoone feest haast ten einde. De Pangoeloe grijpt een groote schotel rijst en strooit die met volle handen over de vroo lijke menigte uit: „Het feest is voorbij, het feest is afgeloopen" zegt hij telkens. „Het heeft den heer van het feest veel gekost." Hij waarschuwt de gasten zich verder net jes te gedragen en niet te vechten. De ouders van Dingang druppelen nu alle feestgangers wat kokosolie op het hoofd. Ieder gaat nu naar hui6; ze zijn allemaal dronken, en allemaal druipen ze van de olie Dingang en Irit zijn getrouwd. R. Naar het Duitsch v v. d. IT. v. G. i KühnleDegel er MKT ZACHTE HAND GELEID wordt lit- verkeer ln de Frnusche badplaats Lc Touquet Een vrouwelijk politiebeambte doet er als 3£ikcer«ment dienst. VOLKSDANSEN IN HJQT SPHEEYVAJüD. HET CENTRUM VAN PARIJS UIT DE LUCHT GEZIEN. De Place d'Etolle (mot dc Are do Trloinphc) draagt baar naam niet ten onrechte; als de stralen van een ster gaan de brcedo boule vards naar alle richtingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8