m A SCHAAKRUBRIEK. kz... -iis*_ -li a?-?!!?'HaSjsj?ajs5?s;a ills? Redacteur: W. J. H. CARON, tijdelijk te Hoek van Holland. eiiiiiiiiiiniiuiinuiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuDuiiuiiiiiiiuiuiiuiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiuuiiniiiiffliiiiiiiiiinHiniiiiiiiiiHiiiiii Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 224 Van: C. MANSFIELD, Bristol. 5 hm 1 i H BW m i i m 1H i //ft ,-A Hl Ui *3 Wit begint cn geeft mat in twee zetten. [WH(11): Ka3, Da4, 'Fh6, Lc5, Lc8, Pe8, Pg6, pi.c6, d l, g3 h 1. Zwart (7): Kf3, Dd7, LeG, pi.d3, e4, e7, g4. Eindspelstudie ven J. Behting. Wit begint cn wint. Wit (3): Kft.pi.e7, f6. Zwart (3): Kf7, pi.c7, d4. Men wordt verzocht de oplor**éngcn binnen acht dogen in t<? zenden aim liet tijdelijk adres san den redacteur: Hoek van Holland. Oplossing van probleem no. 223 Van: J. PRAAGMAN, Sohcveningcn. WH (0): Kd3, TaC, Tf3, Pcó. Pdi, Ld7, Lli2, pi.bl, c3 gwjfrt KG, D*S» Tu.'i, Li.l, Lf6, PdG, pi.1/7, bJ, hi Mal in d r i e zetten. 1. Ld7b3 LhlXf3 2. Pc5—d7f enz. 1Keó<13 2. Lh3c6f enz. 1Dg3f4 2. Lh2Xf4f enz. Oplossing van hat eindspel van M. VERHOEVEN. Den Haag. WH (5): Kc3. Td7. Pdi, pU5, bi Zv\art (3): Ka8, I)a6, pi.bi, b7, eG 1. Td7—d8f Ka8—«7 2. Td8—<16! b7—bö i Op DXd6 volgt l'Xbóf en PXdG en wint. 3. TdflXbfl DaG—c8f 4. Pdi—cbf Ka7—a8 5 Tld»b8f [>c8XbS a PrtiXbS Ku8XbH 7. Kr.t— .14 Kb8c7 8 Kd4có Kc7d7 9. «6 en wit wint. Ook andere varianten geven winet voor wit, b.v. 2 .et>- «5 3. TdGXaöf Ka7Xa6 i Pdi—c2 en wH wlnL Go«Je oplonairiReu ontvangen van: P. de Boer (228, etndepel); M. Ojiliroek (223, eind spel); II. C. J. Spier (223. eindspel), Den Hang; Ph. J. v. (I Linden (223), Lalden; I- Mol (223, eindspel», I.oowdiiiTieti. II T Nieuwhiii« (223, eindspel), Amers foort; J. Praagrnan, Schevenlngen, J. Van (223), Hot te rs tam CORRESFONDENTIE Pli. J. v. dL L. Hij pionpnmiotie imen wel een stuk wagon, dat men noda hesflUr Wanneer de Koning aftrekxctwiak etant, mag men Wel rocbeeren. indien lenminvte ook ium de ander» voorwaarden voldaan is. Werkelijk „schaak" staat de koning dan immero niet. Of bedoelt U iets anders met „verdekt" schaak? D4-OPENING Gespeeld te Barcelona. WH: AG UILERA Zwart: CAPABLANCA 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7—e6 3. Pblc3 Lf81)4 4. Ddlb3 Hoewel deze zet algemeen als de scherpste voort zetting van de-Nimzowjtschvariant wordt beschouwd noemt Nimzowitech zelf deze voortzetting „éen weerlegging van twijfeLnohtigen aard." Waarschijn lijk is de door hem aangehaalde variant: 4LXc3f 5 DXc3 Pe4 6. Dc2 dó 7. e3 có, die lot gelijk 6pel leidt, els bewijs bedoeld. Het is wel merkwaardig, dat deze variant dan niet zonder uitzondering gespeeld wordt. 4c7có d4Xc5 Pb8cG 6. Pgl—f3 Om, gelijk bekend ia, Pd4 te verhinderen. Sterker is o.L 6. Lel—d2, waarna Pdi geen blijvende drei ging ie. Wit immers speelt (na 7. Ddl) spoedig den ontwikkelingszet e2e3, waarna liet paard terug moet gaan en zwart het tempo moet teruggeven. 6Dd8aó Kimzowitsoh speelde in de-ze stelling 6Pe4 in zijn partij tegen Bogoljubow, waarna 7. Ld2 PXcó; 8. Dc2 f5; 9. e3? 0—0; 10. Le2 b6; 11. 0—0—0 aó!; 12. a3 al! en zwart stond beter. Eohter na 9. a3 LXc3; 10. LXc3 00; 11 b4 Pe4; 12. Lb2 is het voordeel eer der aam wit's kant. Daarom beveelt Nimzowitsoh aan om 7PXd2 te spelen, b.v. 8. PXd2 00; 9. 0—0—0 Da5; 10. a3! LXcó!; 11. e3 f5; 12. Le2 aC; 13. Pf3 bö!14. cXb aXb; 15. DXb5 Da7 met 6terken aanval voor den geofferden pion. Me' den tekstzet gaat Capablanca al deze vaTien ten uit den weg. 7. Lel—d2 Da5Xc5 8. G2—a3? Wit vreest Pc6—aö, waarna pion cl twee maal is aangevallen. Veel sterker was echter 8. e2—e31, waar na wit zijn Looper kan ontwikkelen. Na 8 Pc6—aó; 9. Dh3—c2 mag zwart pion c4 niet namen wegens 9Pa5Xc4?; 10. Pc3«41 Ook goed ls 9. Db3a4 PaÓXcé?; 10. LflXc4 Dc5Xc4; 11. o2—a3l 8LbiXc3 9. Ld2Xc3T Sterker is 9. DXc3, waarna Pa5 onmogelijk is on wit 10. b4 dreigt. 9Pc6aól 10. Lc3Xa5 Gedwongen; andere gaat pion c4 verloren. 10Dc5Xaóf 11. Db3—bi Da5c7 12. i -e3 b7— De loop ar komt op b7 en bestrijkt van daaruit prachtig de open diagonaal. Het is moeilijk voor wit hier iets tegen te doen. In ieder geval is het geko zen 13. g2g3 onvoldoende. Misschien was 13. Pf3 d2 beter, maar wH is blijkbaar reeds in het nadeel. 13. g2g3 Lc8b7 14. Lfl—g2 a7uó 15. Db4—c3 Ta8c8 16. Tal—cl Stand na 16. Tal—cl. 1 I f|o i i i i M' i i v-'Wï, T m mm. Sël V.4 a I 16. d7d&l Hierdoor dwingt zwart zijn teget»tander tot hel aanvaarden van een zwakken pion op c3. 17. c4Xd5 Dc7 X c3f 18. TclXc3 Tc8Xc3 19. b2Xc3 Lb7Xd5 2G Pf3h4 Ld 5— c4! N.i ruil op g2 heeft wit nog rem ls»- kansen, daar c3 dan niet zoo doodelijk zwak «peer 21. Keid2 g7—gó Zwart wil Pel «palen en hoopt, dat wit met Pb4f3 hem daartoe de gelegenheid zal geven. 22. LgJ -c«f Ke8e7 23. Ph4g2 Het paard mocht niet tiaar 13 gaan, daar zwart zijn looper naar dó kan spelen b.v. 23. Pf3? KdC; 24. Lat (24 Lb7T Tb8 met stukverliea) Ldó. waarna jwart met gó«4 een figuur wint 23. Th8c8 '4. LcG—b7 Tc8b7 25. Lb7«8 Tc7c8 26. La8b7 Tc8—b8 27. Lb7cC Tl>8d8f 28. Kd2c2 Td8c8 29. LcG—«4 Dit leidt onmiddellijk naar den ondergang. Iels longer hield uit 29. Lb7« 29Lc4'dö 30. Thlgl Pf6e4 31. Kc2—b2 P»4Xf2 32. Pg2—el Pf2g4 33. Lo4—c2 Pg4X«3 Opgegeven. Op 30. LXti7 volgt Th8, gevolgd d«x>tj TXh2. VARIA DE HOTLOMBARDHOUDER In Engeland had men vroeger een wot, waarbij iedere zakenman, die voor een lid van het Koninklijk huis had gewrikt of ren van hen iets had geleverd, liet recht had don titel „hofleverancier" to voeren. Een der koninlilijko prinsen was tamelijk lichtzinnig en koningin Victoria weigerde langer nog meer schul den voor hem te betalen. Daar de prins dringende eoreschulden had te voldoen, wist hij maar een mid del om aan gold te komen: hij ging naar een lom bardhouder cn beleende daar een paar sieraden. Reeds den volgenden morgen was aan diens deur oen groot bord te zien, waarop te lezen stond: „Hoflom- merdihouder van zijne Koninklijke hoogheid Prins van X. De Koningin was zeer vertoornd over het geval en eisohte dat het bord onmiddellijk zou worden ver wijderd. Maar de pandhuishouder steunde op de wet en was niet eer bereid het hord weg te nemen voor men hem een groot bedrag had gegeven. EEN GOEDE REDENAARSTRUC Op een dag, toen de beroemde redenaar Demosthe nes, die zich op het spreekgestoelte bevond, te ver geefs poogde de aandacht van hot volk van Athene vast te houden, viel het hem in, zijn voordracht, waar voor geen aandacht was, met een klein verhaal ef te wisselen". „Een jonge man", vertelde hij „had een ezel ge huurd om van Athene naar Medara te gaan. Het wat een heote zomerdag. Op het middaguur, toen de zon op haar hoogst stond, kregen de reiziger en de ezel drijver ruzie, wie van hen gebruik zou maken van de schaduw. „U hooft alleen een ezel, niet zijn scha duw gehuurd", verklaarde do eigenaar van den ezel. „Natuurlijk niet", was het antwoord van den andere, Ik hob betaald en het geheelo dier gehuurd". Hier brak Demosthenes zijn verhaal af, terwijl zijn toehoorders, nu vol aandacht, lovendig aandrongen om het einde te hooren. „Wa/t", riep Demosthenes uit. „Jullie hebt wel be langstelling voor do schaduw van een ezel, maar naar mij luisteren jullie niet, als ik over dingen spreek, die uwe levensbelangen beroeren?" De Athenere begrepen do les on vernamen niet hoe de eaelgeschiodcnis afliep. RADIO ALS GENEESMIDDEL. De geleerden van de Amcrikaansche „General Elec tric company" bobben thans in de draadlooze zoowaar oen helper in de geneeskunde onldekt. Men heeft 'n nieuwen vorm van korte golven gevonden, die in staat zijn koorts op te wekken. Een vacuum lamp, waardoor tel korte golven werden gezon den, wekte bij de bewoners in do onmiddellijke na bijheid van het zendstation ©en verhooging van de hlocdtomperatuur op. Daar nu wordt aangenomen, dat koorts een middel van de natuur is om bacteriön te dooden, welke het mcnschelijk lichaam aanvallen, kon wellicht daardoor een nieuwe bondgenoot in den strijd tegen de ziekten worden gevonden. Zooals New Yorksche bladen meedeelen hebben proeven op konij non cn ratten aangetoond, dat door het opwekken van kunstmntigo koorts met behulp van deze korte golven ziekten kunnen worden bestreden, waaraan do mcnschcn lijden. GEMUILKORFDE VROUWEN Er ls een tijd geweest, waarin men zijn toevlucht nam tot een middel van gruwelijken eenvoud, wan neer men dc vrouwen bestraffen wilde voor gevaar lijke klctszucht dit middel was do muilkorf. En do tijd, waarin dit gebeurde, moet men niet in lung vervlogen eeuwen zoeken; deze straf Is in Engeland cn Schotland nog tot 1814 toegepast! Als een vrouw door geprant en gclastcr anderen in hun waardigheid en bun eer kwetste, werd zij tot den muilkorf veroordeeld. Dan greep een politié- beambte den schuldige, legde haar den vernederen" den korf nan. cn leidde haar eenigo uren door do straten rond. Een aan den muilkorf bevestigd touw diende hem als leidsel. Hier ls bijvoorbeeld een zin uit een Engclsch vonnis van 3 Juli 1741: „Elisabeth, echtgenoot© van Geirg lfoltarn, werd bij vonnis van do hceren rechter Thomas, Galt en Nlcholls tot twee muilkorf veroordeeld, omdat zij meerdere In- wonera der slud en In het hijzonder voornoemde rechter door belcedfgcnde cn lasterende woorden be- ichimpt heeft". Er waren verschillende soorten muilkorven; muil korven in helm-, cn muilkorven in maskervorm; meestal bestonden ze uit een ijzeren band, die den mond vast omsloot, en door een anderen loodrech ten band over het hoofd werd vastgehouden. Alle muilkorven waren van een metalen plaatje voorzien; dit plaatje werd In den mond gestoken, cn diende de tong stil to houden. Daar hij veel gebruikt werd, moest de muilkorf vaak hersteld worden, en dat was niet al te duur. In de archieven van een F.ngclscho stad vind men de volgende rekening uit het .'aar 1053: „Betaald oor de herstelling van den muilkorf tot bestraffing an lasterzurhtige vrouwen 1 shilling cn 11 pence". S ZATERDAG 9 AUGUSTUS N°. 32 - JAARGANG 1930 GEDURENDE DE MAAND AUGUSTUS VERSCHIJNT HET ZONDAGSBLAD MET VIER PAGINA S. Roepende lol den Heere. Doch roopende tot den HEERE in de benauwd heid die zü hadden, verlosto HU hun uit hunne angsten. Psalm 107 va.19. Tot viermaal toe vangt ge In den 107cn Psalm het refrain op: Doch roepende tot den Heere in dc benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hunne angsten. Dat wordt eerst gezegd van degenen die in dc Woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden: zij waren hongerig cn dorstig, hun ziel was in hen overetolpt (vs. 4, 5). Daarna wordt het gezegd van degenen, die in duisternis en schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer, cn die daarin vonden de straf voor hun woderspanniglicid tegen Gods gobo- den (vs. 10 en 11). In de derde plaats wordt het getuigd van de zot ten, die om den weg hunner overtredingen e-n om hun ongerechtigheden geplaagd worden cn die den dood nabij gekomen zijn (vs. 17 cn 18). Eindelijk wordt het verhaald van degenen, die ter zee varen en door den stormwind worden over- .vallèri cn in levensgevaar verkeeren (vs. 23 vv.). Dan heet het, met een kleine verandering; Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid die zij hadden, zoo voerde Hij hen uit hunne angsten (vs. 28). Het is telken een roepen uit don uiterston nood. Hunne ziel was in hen overstelpt, zoo heet het van de eersten (vs. 5). Zij zijn gestruikeld cn er was geen helper, zoo wordt de toestand van dc anderen geschetst (vs. 12). Zij waren tot aan de poorten des doods gekomen, wordt van de derden getuigd (vs. 18). En van die ter zee varen zegt hij: hunne ziel versmelt van angst, tn: al hun wijsheid wordt ver slonden (vs. 26 en 27). Het is wel door verschillende oorzaken, dat zij in dien uitersten nood gekomen zijn. De eerste en de laatste maal worden geen bijzondere zonden ge noemd als oorzaak van den angst waarin zij ver keeren. De tweede en de dorde maal wel: dan is het om hun wederspannighoid tegen Gods geboden (vs. 11) of om den weg hunner overtreding. Maar hoe dan ook, om eigen sohuld of zonder eigen schuld, de angst is er dezelfde om. Want elke hoop op redding is hun benomen. Dooh als ze dan in dien uitersten nood tot den Heere roepen, dan verlost de Heere hen uit hun angsten. En ook die uitredding, die van Hem alleen komt, is voor allen dezelfde. Is dit nu alleen de ervaring van de vromen? Uit <do woorden van den Psalm blijkt het niet Veeleer krijgt go den indruk dat Mor een alge meen© regel wordt gegeven die de ervaring van allen bebeorschu Reeds de aanhef van dezen Ponlm roept tot des Hceren lof op allen die kloor Hein bevrijd zijn, die Hij van de hond der wederpartij- ders bevrijd heeft, en die Hij uit dc landen verza meld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden cn van de zee (vs. 2 en 3). Hierbij kunt ge dus zeer zeker denken aan de Joden, die uit de ballingschap on uit de verstrooiing weer te Jeruzalem zijn teruggekeerd. Maar de uit drukking die hier gebezigd wordt is toch van veel ruimere betcekenis. En zoo ook wanneer in dc laatste plaats vun zee varenden gesproken wordt valt niet in da eerste plaats, en slechts bij uitzondering te donken aan Isro&lietcn. Terwijl daar tusschcn in gesproken wordt van degenen die in angst geraakt waren om hun we- derspannigheld tegen Gods goboden cn den zoilon die gestraft worden om den weg hunner overtreding en om hunne ongerechtigheden. Daarom is het in dezen Psalm juist te doen: te laten zien, dat niet alleen voor de vromen en voor het volk des Heeren reden is om te zeggen: Looft den Hocre want Hij is goed, want zijne goedertie renheid is in der eeuwigheid (vs. 1). Noen, alle menschcn hebben daar aanleiding toe. Want van allerlei mcnschcn geldt het: roepende tot den llecre in dc benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hunne angsten. Dat dit ondervonden is door het volk des Heeren, dat Hem in getrouwheid dient, is niét iets buiten gewoons. Dat laat zich licht verstaan cn verklaren. Zeker, dan is het nog de goedertierenheid des Heeren, die hun redt en behoudt; want sedert wij in onzen eersten vader van God zijn afgevallen cn zondaren geworden zijn, is er geen mensch die iets van God hoeft tc eischcn, on valt er ook voor dege nen die tot Ilem bekeerd zijn en in zijn wogen wan delen alleen op goedertierenheid te hopen. Maar die goedertierenheid des Heeren is dan toch ook over dogenen dio Hom vroezen. Wat echter hier tot opmerkzaamheid zoo bïjzon- dor noopt is, dat elk die uit zijn benauwdheid don tleero aanroept Hem ook gereed vihdt tot zijn ver lossing. Niet alleen In Israël, maar ook in de heiden we reld. Hogar, dio in de woestijn omzwerft, zelfs veel eerder, eeuwen vroeger dan Mozes die de kinderen Israëls naar Kanaiin leidt. De heidenschc scheeps lieden, met wie Jona in het schip gegaan is, worden door den Heere op hun geroep eerder verhoord en gered uit den storm dan Jona uit het ingeland van het zeemonster. En zoo ook niet alleen de vromen in Israël. Neen, ook degenen die tegen den Heere wederspannig ge weest zijn, wier hart Hij daarom door zwarigheid vemoderd heeft. Niet alleen zij die in de vreeze des Heeren de ware wijsheid betrachten, maar zelfs de zotten, die in de vrucht van hun eigen handelingen de straf van hun overtreding thuis krijgen. Als zij maar in do benauwdheid die over hen komt tot den Iloere roepen, dan verlost Hij hen uit hun angsten. Dat is nu juist het wonderlijke van dc goedertie renheid des Heeren, dat elk Hem mag aanroepen in zijn nood cn benauwdheid. Dc llecre cischt niet vooraf, dat gij eerst een langen weg van vernede ring en booteaocning zult afleggen eer Hij u redt. Neen, Hij is terstond gereed om te helpen. Want wio er in zijn benauwdheid toe komt, al was hij dan nóg zoover van den Heere afgeweken cn al had h(j zijn weg nóg zoo diep verdorven, wio er dan eindelijk toe komt weer tot don Heere te roepen, dio i s vernederd, die keert zich op zijn weg om. Voor dat oogenblik is hij niet meer afkcerig cn opstan dig, maar onderworpen en gedwee. In dat oogenblik, waarin do zondaar op zijn weg stilstaat en uit zijn benauwdheid tot den Hoero roept, weet liij geen uitkomst meer dan bij Hom. Al is het slechts dat óóne oogenblik, hij is dan tocJi' gevangen in de overtuiging, dut alleen de Heere nog uitkomst kan geven. En dan laat de Heere niet op zich wachten. Hij hoort en Hij antwoordt. Hij redt cn rukt uit Ilij spaart cn Hij verlost. Het is ook een volkomen uitkomst, die zij op hun roepen van Hem verkrijgen. Dc dorstige ziel heeft Hij verzadigd cn de hongerige ziel met goed vervuld (vs. 9). Dc koperen deuren heeft Hij ge broken cn de ijzeren grendelen in stukken gehou wen (vs. 16). De zotten, die tot aan de poorten des doods gekomen waren, heelde Hij en rukte ze uit hun kuilen (vs. 20). Hij doet den storm stilstaan; cn zij zijn verblijd, dat Hij lien tot de begeerde ha ven heeft geleid (vs. 29 en 30). Zoo gewillig is do Ileerc om to redden, te ver lossen, ook uit die benauwdheid, waarin ge door. eigen schuld zijt gekomen. Daarom kan geen menschenkind ooit met den minsten schijn vun waarheid zeggen of denken: God wil mijn verderf en als ik verloren ga, dan is het omdat Hij mij nipt wil redden. Zoo lots is niet alleen Godslasterlijk, het is ook leugenachtig. En do bewijzen van liet tegendeel zijn er overvhxMlig. Maar daarom ligt hierin ook een bemoediging voor elk die in benauwdheid is cn nergens hulp of uitkomst ziet, om tot den Hecro te roepen. Vraag dan niet eerst: zou dc Ileerc mij wel willen hooren? Waarom zou Hij niet? En zoo gij zelf den llecre aanleiding gegeven hobt om naar u niet to hooren, laat u lat niet weer houden van te roepen tot Hem. Zeg hot er dun maar bij, cn belijdt daarin uw schuld cn onwaar digheid. Zie heel deze wolk vnn getuigen is daar om het uit eigen ervaring u to verzekeren: roepende tot den Heere in do benauwdheid dio wij hadden, ver loste Hij hen uit hunne angsten. En daarom denk in uw benauwdheid niet aan uzelf, aan uw onwaardigheid, muur veelmeer aan 's Ilccren* goedheid en goedertierenheid cn gewillig heid om ook onwaurdigen to helpen. Hoop tot Hom iu uw benauwdheid. En Hij zal ook u verlossen uit-uwe angsten. KT 'A De moerbeitoppen ruisckien.. „De moerbeitoppen ruieohten" God ging voorbij; Neen, niet voorbij, Hij toefde; Hij wist wat ik behoefde En sprak tot mij: Sprak tot mij in den stillen, Den stillen nucht; Gedachten die mij kwelden Vervolgden cn ontstelden, Verdreef Hij zacht. Hij liet zijn vredo dalen Op ziel en zin; *k Voelde in zijn Vaderarmen Mij kocst'ren en beschermen En sluimerdo in. Den morgen, die mij woklo Begroette ik blij. Ik had zoo zacht geslapen, En Gij, mijl» Srhild en Wapen, Waart nog nabij. NICOLA AS BEETS. .H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9