Over opvoeding HANDWERKEN willie'S droom VOOR DE VROUW, No. 26 DAMES! laat Uw wascli vakkundig behandelen in oloomwassclierij JE ZWAAH'' Lieve Verschuierstr. 53a-b Tel. 36429 Rotterdam MEVROUW, Doet Uw voordeel en LAAT WAüSCHtN PtR KILO STOOMWASSCHERIJ „DE BIJ" Ommoordschsstr. 13, ROTTERDAM, Telef. 1CS33 iiniTDiJiiiMiinDniiniiniiiniiiiiRinniniMiiBiinniniininnnninaiinnniiiiiifjnibiiniuiiininniiiMTiiininiiDraiiiffnMnmnaniiiiiiHiiWiniRiiiiiiniiiJifflin!!! Waarheid in de opvoeding. Een tijd geleden vroeg een moeder mij, om in onze vrouwenpagina, in de artikelen ,,/Over Opvoeding", ook eens te willen be handelen het lastige probleem van het „<lu waarheid-zeggen." Juist kwam mij nu dezer dagen in het boekje „Brieven aan ouders" (uitgave van het ^luseum voor Ouders en Opvoeders, 's- Gravcndijkwal 2G, Rotterdam) een brie! van Mevr. Sirks—Harmeycr onder de oogen, die over doze kwestie handelt, on waarin zoo duidelijk juiste en rake dingen gezegd worden. We zullen beginnen mei daaruit een uittreksel aan te halen en daarna er zelf nog wat meer over zeggen. De schr. merkt o.a. op: Het is een eigenaardig verschijnsel, dat er onder de zedelijk-wél-bewustcn zoovelcn xijn, die ofschoon zij de waarheidsplicht in 't algemeen ten volle erkennen toch, waar zij het kind tegenover zich vinden, in vele gevallen er zich van ontslagen achten. DóAr wordt meestal halt gemaakt; daar wordt niet meer zoo grif ook theo retisch niet de waarheidseisch aan vaard. En dan zie ik duidelijk deze twee catego rieën naast elkaar: lo. de opvoeder, die 't wel noodig vindt, om strikt eerlijk zijn antwoord aan 't kind te formuleercn, waar 't om gewichtige vra gen gaat, maar die het als overdreven cn zwaar op de hand voelt om op elk moment, hij elke reactie er nu zoo precies op te let ten, of do waarheid misschien eens een beetje meer of minder in het gedrang komt. Als 't kind maar voor 't moment is te vreden gesteld en „niet verder zanikt." 2o. de opvoeder, die bijna precies anders om redeneert, die 't niet moeilijk vindt waarschijnlijk van uit een eigen schoono gewoonte van zeer correct spreken en zuiver formuleeren op eiken kleinen vraag 't aanpassend en afdoend antwoord te geven, maar die ernstig meent, dat wer kelijk de opvoedingsplicht vaak het niet- waarheid spreken voorschrijft in de groote levensvragen, die, naar zijn meening, door 't kind worden aangeroerd of zonder eigen lijk diep wetens-begeeren, óf zonder dat de mogelijkheid er zou wezen, hem een vol ledig antwoord te laten begrijpen. Deze zeer bewuste paedagoog meent op zulke momenten aan het kind de waarheid to moeten onthouden en als er hem naar die waarheid gevraagd wordt, geeft hij die dus niet en dwingt zich zelf, vaak misschien met pijn om deze vermeende onvermij rlc- Jijkheid, tot de onwaarheid, die. in hoe1 lichte bewoordingen ook gevat, zwaar dan valt tusschen den mcnsch. die vroes cn den mensch, die niet gaf en voorgoed misschien een struikelblok wordt voor elke volgende nadering. En zoo kunnen die blokken zich opstapelen, torenhoog, tot eindeliil; heel de weg versperd is, die toch bedoeld was open tc liggen: een wijde weg van ver trouwen tusschen opvoeder en kind. Waar nu het ernstigst misdreven wordt daar, waar dc kleine momenten versto ken blijven van de waarheid of waar juist de groote vragen gesmoord worden in dpn leugen? Het is niet zoo eenvoudig uit tc maken. Het eerste lijkt wellicht 't onschul digst en minst ver-strekkend in zijn gevol gen, maar dit zou waarschijnlijk toch een al te oppervlakkige bcoordeeling zijn: de opvoeding is één groot, organisch geheel en géén moment staat er, los van de andere, op zich zelf; wellicht is in laatste instantie dan ook géén moment belangrijker dan een ander; Alles bc.-invloedt Mies en alleen de ongeschonden trouw aan de waarheid, overal, wekt het onschendbare vertrouwen in wie de durende moed heeft haar steeds to belijden. En nu is mijn eigen wondere ervaring dcce, dat, hoe diep ernstig cn van verant woordelijkheid zwaar de opvoedingstaak mij altijd is, deze opgaaf van liet waar-zijn cn waarheid-spreken mij, nadat ik een-' maal haar onafwijsbaarheid had ingezien, licht eigenlijk is geworden én altijd moge lijk om te volbrengen. De moeilijkheid ligt geheel in het lccron inzien der noodzakelijkheid, dat wc ten al len tijde cn onder alle omstandigheden waar zijn dat wij, als we spreken, de waarheid moeten spreken jegens ons kind en haar ook kunnen spreken en dat we zoo ons kind altijd beter dienen dan met <1h meest liefdcvol-samengestclde leugen. Zoodra „iets" wat dan ook zich aan meldt in 't bewustzijn van ons kind, hetzij als vraag, hetzij als feit, boteekent dat, dat 't oogenblik gekomen is, waarop hij in waarheid en naar waarheid er over hooren of van ervaren moet. De liefdevolle leugen, met zijn s-ihijn van zachtheid en bescherming, is dc grooto vijand van ons en ons kind. Duizendvoudig zijn zijn wisselende gestalten cu ik weet, hoe verlokkend zijn taal soms klinkt: „Iaat ik 't een beetje verzachten 't is anders Al te erg voor mijn kind J.nnt ik maar een deel verzwijgen hij XAn 't niet dragon nng". „Lont hij 't nog maar niet weten, 't Jeed komt vroeg genoeg". t alles smartelijk verleidelijk en toch 't mAg niet. Soms en hiermee zijn we op veel voo- zer terrein draagt 't leugengezicht de lee Iijke grijns van de gemakzucht: „Kom, even de zaak een beetje, erger ge maakt dan schrikt hij en doet 't wel". O, en dan de vele maskers, die 't zich voor kan binden en die alle gevormd zijn naar dit ééne type: doen alsof, doen, alsof men alles weet doen alsof men alles be grijpt, doen alsof men de angst niet kent noch den nood der verslagenheid in één woord: doen, alsof men alles kan. wat het kind niet kan, 'het arme kind, dat. oni- daan en vernietigd, den quasi-volmaaktcn opvoeder tegenover zich ziet en zich afge weerd en wéggeduwd voelt in eigen dom heid en kleinheid, inplaats van de trouwe hand te mogen grijpen van den rustig-eer- lijken mensch, die hem vertellen zou van wat hij ook zelf nog niet heeft kunnen be reiken. Zoo zou ik door kunnen gaan:' de voor beelden stormen in dichte rijen op me af: droeve en meer en erger dan dat: misdadi ge voorbeelden van de leugcn-in-de-opvoe- ding, die in zijn vérstrekkende nawerking soms heelc menschenlevcns te verwoesten dreigde. De leugen is de meest aan den levens i gang vijandige daad, want de levensgang is ordening en de leugen beteckent verwar ring en hiermee is zijn absolute veroor deeling vastgelegd. Ik heb zoo pas gezegd, dat waar-zijn cn waarheid spreken makkelijk was en een voudig, ja, zoo vind ik 't ook, maar dal sluit niet uit, dat 't soms zéér wijde ge volgen meedraagt, die we goed doen orn onszelf van te voren wèlbowust van te worden, opdat ze ons niet meer verschrik ken kunnen op 't oogenblik, dat wij zelf aan hun heerschappij ons onderwerpen moeten. Als voorbeeld noem ik U, wat ik zoopas al even aanduidde: Wie waar wil wezen in zijn opvoeding, moet volkomen bereid zijn te erkennen, iets niet te kunnen, niet te weten, schuld te dragen, ja. te hebben ge zondigd, én hij moet zijn bekentenis vreesloos doen jegens zijn kind. Er is ook geen reden voor de angst, dat de liefde of het natuurlijk ontzag erbij zouden ingeboet worden: De waarheid', in eenvoudigen ootmoed gegeven, wordt bijna zeker (en in een zuivere verhouding heelemaalZeker) in eerbied ontvangen cn eerbied bindt, zooals de waarheid bindt het is alleen de leugen, die ontbindt, alles ten slotte ook cn zelfs de hechte verhouding tusschen ouder en kind. RAFFIA TAFELMATJES Op de vele vragen naar nog wat raffia- werk zullen we eens antwoorden met de beschrijving van aardige, origine el e, tafel- matjes in modellen van boombladeren. Men kan zoo'n mi del zeil knippen naar een of ander blad, anders maar een vergroo ling teekenen van wat we hier latei', zien. Het eerste en kleinste geeft het heel» blad motief te zien en zullen we nu eerst maar uitvoerig beschrijven. De grootere worden gemaakt uit de sa menvoeging van de enkele motieven. Voor het langwerpige neomt men twee bladeren waarvan de benedenste deelcn weggelaten zijn, het grootste i6 een groepeering van d'i-i e motieven met een tusschen vu iling in BORDUURMOTIEF Het randmotief, dot we hier laten zien, kan zoowel voor kleedjes, wallen gordijnen enz. gebruikt worden, als voor garneering van kleeding. Men werkt het met wol in groen, oranje, zwart cn korenbloemblauw. Do teekening warde liefst iels vergroot, zoodat de rand ongeveer 10 cM. breed wordt. Daar men uitsluitend 6paneteken gebruikt is het een gemakkelijk en vlugopsohietend patroon, wanneer men de teekeniug eenmaal heeft slaan. Voor bepaalde doeleinden vooral bij het ganneeren van kleeding (bijv. vestje) ook voor hoeken van kussens zou men het De kleine matjes zijn het meest geschikt voor lunchschoteis. Voor de middagtafel zal men de dubbele langwerpige cn de grootere noodig hebben. Om nu met het kleine matje te beginnen: teeken liet blad uit op papier, leg het daar na op het gaas, werk in groen raffia de om trekken met lange en korte spansteken, .Neem nu een gekleurde draad en werk de nerven der bladeren alsook de scheidings lijnen tusschen de verschillende bladdeelen. Dan wordt niet groen raffia in korte ci lange «leken liet lieele blad gevuld, waarbi men de dunne lijnen voor nerven vrijlaat leder, die wol eens niet r f'in gewerkt heeft weet wol, hoe dit gaa-t, we kunnen het di*- maal niet weer uitvoerig gaan beschrijven Als alles vol is, perst men het blad goed het midden. Men heeft noodig: wat bosjes groen raffia een enkel strengetje bruin en verder wat grof handwerkgaas met evenveel satinet voor de voering. u:t r.o di-li .erschlsdhcn kont. knipt olb lo-. o I wat al, slaat de rafelranden naar bimi. n. en voert het eel dan met satinet, die langs de randen wordt tegen gezoomd. voornaamste motief uit den rand, het hort- of bladmotief, ook afzonderlijk kunnen ge bruiken, dus niet als r a n dteekening. In dat geval kan men desnoods de bovenhoe ken afronden, waar er nu de rechtlijnige mo tieven in vallen, en deze laatste weglaten. KLEINE KLEEDJES VOOR WASCHTAFEL E.D. Om een paar keurige vroolijke kleedjes te maken voor de wasohtafel, kan men een voorbeeld nemen aan nevensgaande af beelding. De aardige ronde kleedjes zijn hier ge maakt uit wiit vilt, maar men zou natuur de bladeren, bruin voor dn nerven, en een bal haakzijde in de kleur van de vruchtjes of hier mooi bijkomend, om de randen te haken. Hiertoe wordt het ronde lapje eeTst met de hand omgefestonneerd met de gekleurde zijde. De 6teken niet te dicht of te wijd ne men, een goede maat is: de 6teken van el kaar iets meer dan de breedte van een steek is, men zorge vooral, dat men niet in trekt. Op die festonsteken kan nu een toer hal ve vasten gehaakt worden, één steek in iedere festonsteek, daarna sluit men de toer keert om en werkt weer een h. vasten toer, op die manier komen er vijf ha.lve-vaston- toeiren boven elkaar. Steeds een weinig los ser hakende kan men een volkomen plat vlak krijgen zonder te hoeven meerderen. Nu brengt men de figuur over op de stof, knipt vruchten en bladeren uit de getkleur- lijk ook wit linnen of een andere stevige zware stof kunnen nemen, gaan badstof. Knip de vereischte grootie eerst uit. Voor af kan men knipmodellen maken langs cir kelvormige voorwerpen, schotels, borden of zoo iets. Teeken dan het appliqué motief iets vergroot na, en knip het uit andere stof de bladen van groen, de vruchtjes u<it een andere kleur (voor de pruimen kan uien goud-groen of geel nemen, ook donker rood blauw kan mooi zijn) en dan hebt ge verder nog noodig een strengetje groene zijde voor de lappen, en heoht deze op de plaats met kleine, speldjes of rijgsteekjes. Ook kan men ze hechten door (alleen in het midden) een klein smeertje gluton te geven, daarna pas als het droog is gaat men de ran den met zijde in kleur, netjes opfe6tonnee- ren, de nerven worden geborduurd met Iidhter groen of met het bruin van de tak ken, deze laatste werkt men in steelsteek. ZooaJs men op de teekening ziet, wordt voor de kleine kleedjes maar een deel ge bruikt van bet groote versieringsmotief. Het was een heel ding geweest voor Tine, toen haar eenige zuster trouwde en zij alleen achterbleef. Maar toen Annie reeds na het eerste kindje heed lang zeik en sukkelend bleef, en het getob met vreemde hulp, die in dezen tijd zoo veeleischend werd, haar een voort durende zorg bleek, die wel in staat was, haar steeds verder van streek te brengen, toen zwichtte Tine, die al heel .dikwijls was ingevallen om te helpen, voor den hartelijkcn aandrang van Jan en Annie, en nam voor goed haar intrek in het (vriendelijke en on danks dc zwakke gezondheidstoestand van de meesteres, toch zoo vroolijke huis. En loen het kindertal wies, maar de moeder steeds zwakker en teerder werd, zoodat Jan, die haar op de handen droeg, ten slotte al vrees de als hij haar maar een werkje zag opne men, leerde Tine, die in vroeger jaren wel tobbend tegen haar eenzame, nuttelooze toe- komstleven aangestaard bad, God clanken voor de taak die Hij haar had op de schou ders celegd. Ruim acht jaren duurde het broze geluK, vier kinderen had zij haar man geschonken toén knakte de teere stenge-1, en ging Annje de Heerlijkheid in. Tine had het niet over zich kunnen ver- krijgen het gezin van haar zwager in den steek te. laten, zij voelde zich zóó een ondeelbaar er mee, en had al zoolang feitelijke verantwoordelijkheid er van zich voelen rusten, dat het als in den gang der zaken besloten scheen te liggen, toen enkele jaren na den dood van het zacht' zwakke kind-vrouwtje, dat hij nog steed in teere herinnering gedacht, Jan Heemstra zijn schoonzuster vroeg, meer dan tot dusver zijn leven te deelen cn de moeder van zijn kin deren te worden. Er was maar één bedenking geweest het oudste kind, een meisje van acht jaar, een stug en moeilijk karaktertje, dat zich van 't begin af aan de moedor gehecht van de tante afgewend had Zij alleen had volle rijkdom der hartelijke innig-teere zovi, van de eigen moederliefde gekend. Toen de andere kwamen was de moeder reeds te zwak en door haar vele rusten tc zeer buiten liet gewone drukke gezinsleven on de tante ook reeds zóó ingeburgerd, dat dc kleintje, meer aan tante dan aan moeder wenden F.n zoo had hot stugge, minst-aantrckkclljke kind zich instinctmatig naar de rnocdor blij ven keeren, die daardoor ook in het gezin de eer kreeg, van alleen met Willie te kunnen omgaan. Toen zij was heengegaan, gebeurde niei, wat Tine in stilte hoopte, dat het kind nu door haar zou kunnen worden gewonnen. En bij al zijn waardecring en dankbaar hoid. die Jan Heemstra voor zijn schoon zuster koesterde, het volle vertrouwen dat hij in haar stelde en ten slotte uitte in de groote vraag: of zij wilde trachten bij hem en de kinderen nog meer dan het nu mogelijk was, de gestorvene te vervangen, hinderde hem soms de gedachte aan hot kind, dat, nu reeds zoo eenzelvig, zich stei- ig geheel van hem afkeeren zou. wanneer zij meende, dat moeder zou worden vergoten Ook voor Tine was dity eerst de eenige be de arm dde op den steen rustte. Zacht kwam nader, zette zidh naast het slapende kind neer en toen het even later wat heen en draaide, instinctmatig een gemakkelij ker houding zoekend, trok ze voorzichtig bij de schoudertjes het slapende kind naar zich toe, en het hoofdje op haar schoot. En stil geduldig wachtte zij in de warme zonnehitte; op het ontwaken van het arme eenzame kindje, dat zichzelf zoo hard was en toch zoo trouw gebleven. Eens, moeder was nog maar enkele da gen heen, had Willie haar op een nacht in den droom weergezien, en van dat oogen blik af had het fan tas tis dh - aangeil eg d e kind dat lééfde op die eene heerlijke herinnering, dagelijks een vurig gebod opgezonden, om eens weer, ail was 't maar éénmaal, moeder terug te zien Wéér zooals toen in haar droom, te mogen liggen met het hoofd in moeders schoot. En hoe vuriger en hee- ter dat verlangen door den tijd werd, hoe zij met cle levende gedachte aan moe- s zachte handen, de liefkoozingen van de tante had geweerd. Door de hitte overmand, had ze dezen middag moe in het gras zich uitgestrekt, én toen ze de slaap voelde komen, was nog even in haar geweest de vage hoop, dal misschien mi Ze sloeg de oogen op waar was ze - bloemen, zonneschijn sliep ze dan nog? Wat voelde ze? een zachte warme schoot Moeders handen om haar schouders sneJ Sloot ze de oogen weer om het droombeeld niet te verliezen. „O moeder, moesje", juichte ze heel zacht en dieper borg ze het magerè gezichtje in den schoot van de stief moeder, die haar innig omvatten bleef. Ze durfde haar stem niet te laten hooren, nóch op andere wijze de illusie van het kind te verstoren, maar het werd later het zou eenmaal moéten, ze sidderde. O, dat God haar bijstaan zou „Moes praat weer tegen me" kwam zacht het stemmetje. Toen kon Tine niet meer en begon te 6nikken. Dadelijk riohtte het kind zich op „O! kreet ze hevig verschrikt „O tan telt Maar tante hield nog den arm om haar heen en liet haar niet los. „Kind, zei ze, heb je zóólang op je moe der gewacht, en „Hoe ben U gekomen? lioe kómt het dat U hier ben? vroeg het meisje aarzelend, want ze voelde nog de zachte handen van de tante, die zij nooit moeder had willen noemen, om haar heen, en aides leek haar zoo wonderlijk. „God heeft me gestuurd", zei de ander ernstig. „God dat en Ik heb Hem ge vraagd, of Moeder terugkwam en heeft Hij U toen gestuurd, is het heusch waar? heb U het Hem gevraagd?" „Ja", bevestigde de moeder ernstig, „ik hem Hem gevraagd, welke weg ik gaan moe6t. waar ik jou zou vinden en toen heeft Hij me dezen weg gewezen." De kinderoogen werden vochtig en groot van de opwellende tranen, en snel legde zij zich weer neer en dook het kopje in de zachte sohoot, O, het was dus niet wat zij had gevraagd, maar dit was toch wat God wilde, en daarom zou moeder het nu ook wel goed vinden. Moeder was een engel nu. en die had misschien zeif de boodschap van God aan tante gebracht Stil liet Tine het kind liggen, tot ze einde lijk zich zelf oprichtte en zei „moeten we niet naar huis gaan Moeder?" denking. Maar juist het feit dat ze ii opzicht dezelfde schroom koesterden, en geen van tweeën de bezwaren van de ander licht lelde, deed hen tenslotte het vertrouwen den moed vinden, om met Gods hulp de taak te ondernemen. Maar gemakkelijk was het uiet, het kind werd brutaal en ongehoorzaam, steeds on handelbaarder en er kwamen soms oogen- blikken dat de stiefmoeder zich afvroeg, of ze niet te lichtvaardig over het bezwaai waren heengestapt' indertijd. Maar toen ze eens op een mocden avond, na veel tobben cn geharrewar om het kind dat haai- persé niet scheen to willen ge hoorzamen, dat evenmin vriendelijkheid van haar aanvaarden kon als straf deze vrees tegenover haar man uitte, sprak hij haar zeer beslist tegen. Wc hebben het toch ondernomen in Gods kracht We hebben toch nooit verslapt in gebed nee toch Tine? zij knikte en daarom zal Ifij op Zijn tijd ter hulp komen en het ijs doen smelten. Laten wij maar rechtvaardig blijven, dat is het eerst nood zakelijke. Als je hear dan niet durft tc straffen, zal ik het wel doen, misschien is dat ook beter. Maar het werd-niet beter .Steeds sterker besefte Tine, dat ze totaal geen vat had op liet kitnd dat zich ook van den nu strengen vader hoe langer hoe meer ging afkeeren Hecle middagen,, als do anderen buiten «peelden en Tine niet beter wist of ook Willie was daarbij bleek ze verdwenen, niemand wist wa a ril een. Nagaan was on mogelijk, want het schrandere kind zorg de dan wel. dat zij op een dwaalspoor leid de ook vreesde Tine bij ad'le dingen dit het meest, dat zij het wantrouwende kind nog meer zou verbitteren dan zij onbewust reeds 6chcen te hebben gedaan. Maar vaak vroeg ze zich in stilte af, wat het toch zon wezen, dat het kind zoo voort durend van huis trok. Tot ze op een goeden dag toevallig van iemand cle zij bij kon nissen ontmoette, en die vlak over de be graafplaats woonde, moest vernemen, dat WiQ.Lie, het leed geen twijfel niemand an- deirs kon het aoht-jarige meisje zijn dat do vreemde beschreef bijna eiken middag op de begraafplaats kwam cn soms meer dan een uur bleef zitten op de lage gladde steen die het graf van haar moeder dekte. Het ontroerde Tine. DAt was nu het kind dat zij bij haar geregelde Zondag6Ghe bezoe ken, aan het graf der moeder nooit had kunnen meekrijgen. Toen had ze die vreem de. tot het uiterste doorgedreven stugheid niet kunnen begrijpen, nu zag ze het opeens in klaar licht; het was bet kind te heilig geweest, te smartelijk ook. Maar nu wist ze haar weg. Even later stapte ze op en ging naar huis. NA de koffie, toen VV i LI ie weer verdwenen was, ging Mevrouw Heemstra, zonder iemand haar plan te hebben mee gedeeld, naar het kerkhof. Het was een drukkend warme dag. AU es leek Tine zoo vreemd en ongewoon op de zen tijd, hoeveel stiller en rustiger was het er nu dan op den Zondag. Zaoht liep zij voort, tot ze kwam aan het bekende graf, waar ze zag bot al van ver het kind op het gras leg te slapen, met het hoofd in HUISHOUDING EN KEUKEN. iok. Strooi er onder :m Sn en blijf het roeren, tot het ule ur. Werk door hel jok de ka puit (of vor t-lepels) kiel ■olijke hoopjes dee tenpurle UBsehcn. GEVULDE BOTERKOEK. Voor het deeg: 250 gram bh 200 gram suiker. Voor het vulsel: 150 grn (gepeld). 100 gram geconfij helft op een beboterd bakblik uitstrijken, daa op het vulsel gelijkelijk verdoelen. Nu de twee de helft van het deeg er op strijken. De bc venste laag van het deeg mot melk bevochtigd In een warmen oven licht bruin laten bakkoi i con bak. het deeg t nog uitbreiden met rozijnei schil: men kan do gember lsei, door een Frlescho lezer PRACTISCHE WENKEN Kleuren die afgeven kan men wel eena horstellen door het klee- dlngstuk te Bpoelen In een 5% alulnoplosslng. Niet altUd helpt dit echter. Soma la er aan het Inktvlekken uit eikenhout ichuurlïnnen' afschuurt De Vale' plekken "moe- w«4 gezet worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 6