Over opvoeding
HANDWERKEN
willie'S droom
VOOR DE VROUW, No. 26
DAMES!
laat Uw wascli vakkundig
behandelen in
oloomwassclierij JE ZWAAH''
Lieve Verschuierstr. 53a-b
Tel. 36429 Rotterdam
MEVROUW,
Doet Uw voordeel en
LAAT WAüSCHtN PtR KILO
STOOMWASSCHERIJ „DE BIJ"
Ommoordschsstr. 13, ROTTERDAM, Telef. 1CS33
iiniTDiJiiiMiinDniiniiniiiniiiiiRinniniMiiBiinniniininnnninaiinnniiiiiifjnibiiniuiiininniiiMTiiininiiDraiiiffnMnmnaniiiiiiHiiWiniRiiiiiiniiiJifflin!!!
Waarheid in de opvoeding.
Een tijd geleden vroeg een moeder mij,
om in onze vrouwenpagina, in de artikelen
,,/Over Opvoeding", ook eens te willen be
handelen het lastige probleem van het „<lu
waarheid-zeggen."
Juist kwam mij nu dezer dagen in het
boekje „Brieven aan ouders" (uitgave van
het ^luseum voor Ouders en Opvoeders, 's-
Gravcndijkwal 2G, Rotterdam) een brie!
van Mevr. Sirks—Harmeycr onder de
oogen, die over doze kwestie handelt, on
waarin zoo duidelijk juiste en rake dingen
gezegd worden. We zullen beginnen mei
daaruit een uittreksel aan te halen en
daarna er zelf nog wat meer over zeggen.
De schr. merkt o.a. op:
Het is een eigenaardig verschijnsel, dat
er onder de zedelijk-wél-bewustcn zoovelcn
xijn, die ofschoon zij de waarheidsplicht
in 't algemeen ten volle erkennen toch,
waar zij het kind tegenover zich vinden,
in vele gevallen er zich van ontslagen
achten. DóAr wordt meestal halt gemaakt;
daar wordt niet meer zoo grif ook theo
retisch niet de waarheidseisch aan
vaard.
En dan zie ik duidelijk deze twee catego
rieën naast elkaar:
lo. de opvoeder, die 't wel noodig vindt,
om strikt eerlijk zijn antwoord aan 't kind
te formuleercn, waar 't om gewichtige vra
gen gaat, maar die het als overdreven cn
zwaar op de hand voelt om op elk moment,
hij elke reactie er nu zoo precies op te let
ten, of do waarheid misschien eens een
beetje meer of minder in het gedrang komt.
Als 't kind maar voor 't moment is te
vreden gesteld en „niet verder zanikt."
2o. de opvoeder, die bijna precies anders
om redeneert, die 't niet moeilijk vindt
waarschijnlijk van uit een eigen schoono
gewoonte van zeer correct spreken en
zuiver formuleeren op eiken kleinen
vraag 't aanpassend en afdoend antwoord
te geven, maar die ernstig meent, dat wer
kelijk de opvoedingsplicht vaak het niet-
waarheid spreken voorschrijft in de groote
levensvragen, die, naar zijn meening, door
't kind worden aangeroerd of zonder eigen
lijk diep wetens-begeeren, óf zonder dat de
mogelijkheid er zou wezen, hem een vol
ledig antwoord te laten begrijpen. Deze
zeer bewuste paedagoog meent op zulke
momenten aan het kind de waarheid to
moeten onthouden en als er hem naar die
waarheid gevraagd wordt, geeft hij die dus
niet en dwingt zich zelf, vaak misschien
met pijn om deze vermeende onvermij rlc-
Jijkheid, tot de onwaarheid, die. in hoe1
lichte bewoordingen ook gevat, zwaar dan
valt tusschen den mcnsch. die vroes cn den
mensch, die niet gaf en voorgoed misschien
een struikelblok wordt voor elke volgende
nadering. En zoo kunnen die blokken
zich opstapelen, torenhoog, tot eindeliil;
heel de weg versperd is, die toch bedoeld
was open tc liggen: een wijde weg van ver
trouwen tusschen opvoeder en kind.
Waar nu het ernstigst misdreven wordt
daar, waar dc kleine momenten versto
ken blijven van de waarheid of waar juist
de groote vragen gesmoord worden in dpn
leugen? Het is niet zoo eenvoudig uit tc
maken. Het eerste lijkt wellicht 't onschul
digst en minst ver-strekkend in zijn gevol
gen, maar dit zou waarschijnlijk toch een
al te oppervlakkige bcoordeeling zijn: de
opvoeding is één groot, organisch geheel en
géén moment staat er, los van de andere,
op zich zelf; wellicht is in laatste instantie
dan ook géén moment belangrijker dan
een ander; Alles bc.-invloedt Mies en alleen
de ongeschonden trouw aan de waarheid,
overal, wekt het onschendbare vertrouwen
in wie de durende moed heeft haar steeds
to belijden.
En nu is mijn eigen wondere ervaring
dcce, dat, hoe diep ernstig cn van verant
woordelijkheid zwaar de opvoedingstaak
mij altijd is, deze opgaaf van liet waar-zijn
cn waarheid-spreken mij, nadat ik een-'
maal haar onafwijsbaarheid had ingezien,
licht eigenlijk is geworden én altijd moge
lijk om te volbrengen.
De moeilijkheid ligt geheel in het lccron
inzien der noodzakelijkheid, dat wc ten al
len tijde cn onder alle omstandigheden
waar zijn dat wij, als we spreken, de
waarheid moeten spreken jegens ons kind
en haar ook kunnen spreken en dat we zoo
ons kind altijd beter dienen dan met <1h
meest liefdcvol-samengestclde leugen.
Zoodra „iets" wat dan ook zich aan
meldt in 't bewustzijn van ons kind, hetzij
als vraag, hetzij als feit, boteekent dat, dat
't oogenblik gekomen is, waarop hij in
waarheid en naar waarheid er over hooren
of van ervaren moet.
De liefdevolle leugen, met zijn s-ihijn van
zachtheid en bescherming, is dc grooto
vijand van ons en ons kind. Duizendvoudig
zijn zijn wisselende gestalten cu ik weet,
hoe verlokkend zijn taal soms klinkt:
„Iaat ik 't een beetje verzachten 't is
anders Al te erg voor mijn kind
J.nnt ik maar een deel verzwijgen hij
XAn 't niet dragon nng".
„Lont hij 't nog maar niet weten, 't
Jeed komt vroeg genoeg".
t alles smartelijk verleidelijk
en toch 't mAg niet.
Soms en hiermee zijn we op veel voo-
zer terrein draagt 't leugengezicht de lee
Iijke grijns van de gemakzucht:
„Kom, even de zaak een beetje, erger ge
maakt dan schrikt hij en doet 't wel".
O, en dan de vele maskers, die 't zich
voor kan binden en die alle gevormd zijn
naar dit ééne type: doen alsof, doen, alsof
men alles weet doen alsof men alles be
grijpt, doen alsof men de angst niet kent
noch den nood der verslagenheid in
één woord: doen, alsof men alles kan. wat
het kind niet kan, 'het arme kind, dat. oni-
daan en vernietigd, den quasi-volmaaktcn
opvoeder tegenover zich ziet en zich afge
weerd en wéggeduwd voelt in eigen dom
heid en kleinheid, inplaats van de trouwe
hand te mogen grijpen van den rustig-eer-
lijken mensch, die hem vertellen zou van
wat hij ook zelf nog niet heeft kunnen be
reiken.
Zoo zou ik door kunnen gaan:' de voor
beelden stormen in dichte rijen op me af:
droeve en meer en erger dan dat: misdadi
ge voorbeelden van de leugcn-in-de-opvoe-
ding, die in zijn vérstrekkende nawerking
soms heelc menschenlevcns te verwoesten
dreigde.
De leugen is de meest aan den levens i
gang vijandige daad, want de levensgang
is ordening en de leugen beteckent verwar
ring en hiermee is zijn absolute veroor
deeling vastgelegd.
Ik heb zoo pas gezegd, dat waar-zijn cn
waarheid spreken makkelijk was en een
voudig, ja, zoo vind ik 't ook, maar dal
sluit niet uit, dat 't soms zéér wijde ge
volgen meedraagt, die we goed doen orn
onszelf van te voren wèlbowust van te
worden, opdat ze ons niet meer verschrik
ken kunnen op 't oogenblik, dat wij zelf
aan hun heerschappij ons onderwerpen
moeten.
Als voorbeeld noem ik U, wat ik zoopas
al even aanduidde: Wie waar wil wezen in
zijn opvoeding, moet volkomen bereid zijn
te erkennen, iets niet te kunnen, niet te
weten, schuld te dragen, ja. te hebben ge
zondigd, én hij moet zijn bekentenis
vreesloos doen jegens zijn kind. Er is ook
geen reden voor de angst, dat de liefde of
het natuurlijk ontzag erbij zouden ingeboet
worden: De waarheid', in eenvoudigen
ootmoed gegeven, wordt bijna zeker (en in
een zuivere verhouding heelemaalZeker)
in eerbied ontvangen cn eerbied bindt,
zooals de waarheid bindt het is alleen
de leugen, die ontbindt, alles ten slotte
ook cn zelfs de hechte verhouding tusschen
ouder en kind.
RAFFIA TAFELMATJES
Op de vele vragen naar nog wat raffia-
werk zullen we eens antwoorden met de
beschrijving van aardige, origine el e, tafel-
matjes in modellen van boombladeren.
Men kan zoo'n mi del zeil knippen naar
een of ander blad, anders maar een vergroo
ling teekenen van wat we hier latei', zien.
Het eerste en kleinste geeft het heel» blad
motief te zien en zullen we nu eerst maar
uitvoerig beschrijven.
De grootere worden gemaakt uit de sa
menvoeging van de enkele motieven. Voor
het langwerpige neomt men twee bladeren
waarvan de benedenste deelcn weggelaten
zijn, het grootste i6 een groepeering van
d'i-i e motieven met een tusschen vu iling in
BORDUURMOTIEF
Het randmotief, dot we hier laten zien,
kan zoowel voor kleedjes, wallen gordijnen
enz. gebruikt worden, als voor garneering
van kleeding.
Men werkt het met wol in groen, oranje,
zwart cn korenbloemblauw. Do teekening
warde liefst iels vergroot, zoodat de rand
ongeveer 10 cM. breed wordt.
Daar men uitsluitend 6paneteken gebruikt
is het een gemakkelijk en vlugopsohietend
patroon, wanneer men de teekeniug eenmaal
heeft slaan.
Voor bepaalde doeleinden vooral bij het
ganneeren van kleeding (bijv. vestje) ook
voor hoeken van kussens zou men het
De kleine matjes zijn het meest geschikt
voor lunchschoteis. Voor de middagtafel zal
men de dubbele langwerpige cn de grootere
noodig hebben.
Om nu met het kleine matje te beginnen:
teeken liet blad uit op papier, leg het daar
na op het gaas, werk in groen raffia de om
trekken met lange en korte spansteken,
.Neem nu een gekleurde draad en werk de
nerven der bladeren alsook de scheidings
lijnen tusschen de verschillende bladdeelen.
Dan wordt niet groen raffia in korte ci
lange «leken liet lieele blad gevuld, waarbi
men de dunne lijnen voor nerven vrijlaat
leder, die wol eens niet r f'in gewerkt heeft
weet wol, hoe dit gaa-t, we kunnen het di*-
maal niet weer uitvoerig gaan beschrijven
Als alles vol is, perst men het blad goed
het midden.
Men heeft noodig: wat bosjes groen raffia
een enkel strengetje bruin en verder wat
grof handwerkgaas met evenveel satinet
voor de voering.
u:t r.o di-li .erschlsdhcn kont. knipt olb
lo-. o I wat al, slaat de rafelranden
naar bimi. n. en voert het eel dan met
satinet, die langs de randen wordt tegen
gezoomd.
voornaamste motief uit den rand, het hort-
of bladmotief, ook afzonderlijk kunnen ge
bruiken, dus niet als r a n dteekening. In
dat geval kan men desnoods de bovenhoe
ken afronden, waar er nu de rechtlijnige mo
tieven in vallen, en deze laatste weglaten.
KLEINE KLEEDJES VOOR
WASCHTAFEL E.D.
Om een paar keurige vroolijke kleedjes
te maken voor de wasohtafel, kan men een
voorbeeld nemen aan nevensgaande af
beelding.
De aardige ronde kleedjes zijn hier ge
maakt uit wiit vilt, maar men zou natuur
de bladeren, bruin voor dn nerven, en een
bal haakzijde in de kleur van de vruchtjes
of hier mooi bijkomend, om de randen te
haken.
Hiertoe wordt het ronde lapje eeTst met
de hand omgefestonneerd met de gekleurde
zijde. De 6teken niet te dicht of te wijd ne
men, een goede maat is: de 6teken van el
kaar iets meer dan de breedte van een
steek is, men zorge vooral, dat men niet in
trekt.
Op die festonsteken kan nu een toer hal
ve vasten gehaakt worden, één steek in
iedere festonsteek, daarna sluit men de toer
keert om en werkt weer een h. vasten toer,
op die manier komen er vijf ha.lve-vaston-
toeiren boven elkaar. Steeds een weinig los
ser hakende kan men een volkomen plat
vlak krijgen zonder te hoeven meerderen.
Nu brengt men de figuur over op de stof,
knipt vruchten en bladeren uit de getkleur-
lijk ook wit linnen of een andere stevige
zware stof kunnen nemen, gaan badstof.
Knip de vereischte grootie eerst uit. Voor
af kan men knipmodellen maken langs cir
kelvormige voorwerpen, schotels, borden of
zoo iets. Teeken dan het appliqué motief
iets vergroot na, en knip het uit andere stof
de bladen van groen, de vruchtjes u<it een
andere kleur (voor de pruimen kan uien
goud-groen of geel nemen, ook donker rood
blauw kan mooi zijn) en dan hebt ge verder
nog noodig een strengetje groene zijde voor
de lappen, en heoht deze op de plaats met
kleine, speldjes of rijgsteekjes. Ook kan men
ze hechten door (alleen in het midden) een
klein smeertje gluton te geven, daarna
pas als het droog is gaat men de ran
den met zijde in kleur, netjes opfe6tonnee-
ren, de nerven worden geborduurd met
Iidhter groen of met het bruin van de tak
ken, deze laatste werkt men in steelsteek.
ZooaJs men op de teekening ziet, wordt
voor de kleine kleedjes maar een deel ge
bruikt van bet groote versieringsmotief.
Het was een heel ding geweest voor Tine,
toen haar eenige zuster trouwde en zij alleen
achterbleef.
Maar toen Annie reeds na het eerste
kindje heed lang zeik en sukkelend bleef,
en het getob met vreemde hulp, die in dezen
tijd zoo veeleischend werd, haar een voort
durende zorg bleek, die wel in staat was,
haar steeds verder van streek te brengen,
toen zwichtte Tine, die al heel .dikwijls was
ingevallen om te helpen, voor den hartelijkcn
aandrang van Jan en Annie, en nam voor
goed haar intrek in het (vriendelijke en on
danks dc zwakke gezondheidstoestand van
de meesteres, toch zoo vroolijke huis. En loen
het kindertal wies, maar de moeder steeds
zwakker en teerder werd, zoodat Jan, die
haar op de handen droeg, ten slotte al vrees
de als hij haar maar een werkje zag opne
men, leerde Tine, die in vroeger jaren wel
tobbend tegen haar eenzame, nuttelooze toe-
komstleven aangestaard bad, God clanken
voor de taak die Hij haar had op de schou
ders celegd.
Ruim acht jaren duurde het broze geluK,
vier kinderen had zij haar man geschonken
toén knakte de teere stenge-1, en ging Annje
de Heerlijkheid in.
Tine had het niet over zich kunnen ver-
krijgen het gezin van haar zwager in den
steek te. laten, zij voelde zich zóó een
ondeelbaar er mee, en had al zoolang
feitelijke verantwoordelijkheid er van
zich voelen rusten, dat het als in den gang
der zaken besloten scheen te liggen, toen
enkele jaren na den dood van het zacht'
zwakke kind-vrouwtje, dat hij nog steed in
teere herinnering gedacht, Jan Heemstra zijn
schoonzuster vroeg, meer dan tot dusver zijn
leven te deelen cn de moeder van zijn kin
deren te worden.
Er was maar één bedenking geweest
het oudste kind, een meisje van acht jaar,
een stug en moeilijk karaktertje, dat zich
van 't begin af aan de moedor gehecht
van de tante afgewend had Zij alleen had
volle rijkdom der hartelijke innig-teere zovi,
van de eigen moederliefde gekend. Toen de
andere kwamen was de moeder reeds te
zwak en door haar vele rusten tc zeer buiten
liet gewone drukke gezinsleven on de tante
ook reeds zóó ingeburgerd, dat dc kleintje,
meer aan tante dan aan moeder wenden
F.n zoo had hot stugge, minst-aantrckkclljke
kind zich instinctmatig naar de rnocdor blij
ven keeren, die daardoor ook in het gezin de
eer kreeg, van alleen met Willie te kunnen
omgaan.
Toen zij was heengegaan, gebeurde niei,
wat Tine in stilte hoopte, dat het kind nu
door haar zou kunnen worden gewonnen.
En bij al zijn waardecring en dankbaar
hoid. die Jan Heemstra voor zijn schoon
zuster koesterde, het volle vertrouwen dat
hij in haar stelde en ten slotte uitte in de
groote vraag: of zij wilde trachten bij
hem en de kinderen nog meer dan het nu
mogelijk was, de gestorvene te vervangen,
hinderde hem soms de gedachte aan hot
kind, dat, nu reeds zoo eenzelvig, zich stei-
ig geheel van hem afkeeren zou. wanneer
zij meende, dat moeder zou worden vergoten
Ook voor Tine was dity eerst de eenige be
de arm dde op den steen rustte. Zacht kwam
nader, zette zidh naast het slapende kind
neer en toen het even later wat heen en
draaide, instinctmatig een gemakkelij
ker houding zoekend, trok ze voorzichtig
bij de schoudertjes het slapende kind naar
zich toe, en het hoofdje op haar schoot.
En stil geduldig wachtte zij in de warme
zonnehitte; op het ontwaken van het arme
eenzame kindje, dat zichzelf zoo hard was
en toch zoo trouw gebleven.
Eens, moeder was nog maar enkele da
gen heen, had Willie haar op een nacht in
den droom weergezien, en van dat oogen
blik af had het fan tas tis dh - aangeil eg d e kind
dat lééfde op die eene heerlijke herinnering,
dagelijks een vurig gebod opgezonden, om
eens weer, ail was 't maar éénmaal,
moeder terug te zien Wéér zooals toen in
haar droom, te mogen liggen met het hoofd
in moeders schoot. En hoe vuriger en hee-
ter dat verlangen door den tijd werd, hoe
zij met cle levende gedachte aan moe-
s zachte handen, de liefkoozingen van
de tante had geweerd.
Door de hitte overmand, had ze dezen
middag moe in het gras zich uitgestrekt, én
toen ze de slaap voelde komen, was nog
even in haar geweest de vage hoop, dal
misschien mi
Ze sloeg de oogen op waar was ze -
bloemen, zonneschijn sliep ze dan nog?
Wat voelde ze? een zachte warme schoot
Moeders handen om haar schouders sneJ
Sloot ze de oogen weer om het droombeeld
niet te verliezen. „O moeder, moesje",
juichte ze heel zacht en dieper borg ze het
magerè gezichtje in den schoot van de stief
moeder, die haar innig omvatten bleef. Ze
durfde haar stem niet te laten hooren, nóch
op andere wijze de illusie van het kind te
verstoren, maar het werd later het
zou eenmaal moéten, ze sidderde. O, dat
God haar bijstaan zou
„Moes praat weer tegen me" kwam zacht
het stemmetje. Toen kon Tine niet meer en
begon te 6nikken.
Dadelijk riohtte het kind zich op „O!
kreet ze hevig verschrikt „O tan telt
Maar tante hield nog den arm om haar
heen en liet haar niet los.
„Kind, zei ze, heb je zóólang op je moe
der gewacht, en
„Hoe ben U gekomen? lioe kómt het dat
U hier ben? vroeg het meisje aarzelend,
want ze voelde nog de zachte handen van
de tante, die zij nooit moeder had willen
noemen, om haar heen, en aides leek haar
zoo wonderlijk.
„God heeft me gestuurd", zei de ander
ernstig. „God dat en Ik heb Hem ge
vraagd, of Moeder terugkwam en heeft Hij
U toen gestuurd, is het heusch waar? heb
U het Hem gevraagd?"
„Ja", bevestigde de moeder ernstig, „ik
hem Hem gevraagd, welke weg ik gaan
moe6t. waar ik jou zou vinden en toen
heeft Hij me dezen weg gewezen."
De kinderoogen werden vochtig en groot
van de opwellende tranen, en snel legde zij
zich weer neer en dook het kopje in de
zachte sohoot, O, het was dus niet wat zij
had gevraagd, maar dit was toch wat
God wilde, en daarom zou moeder het nu
ook wel goed vinden. Moeder was een engel
nu. en die had misschien zeif de boodschap
van God aan tante gebracht
Stil liet Tine het kind liggen, tot ze einde
lijk zich zelf oprichtte en zei „moeten we
niet naar huis gaan Moeder?"
denking. Maar juist het feit dat ze ii
opzicht dezelfde schroom koesterden, en geen
van tweeën de bezwaren van de ander licht
lelde, deed hen tenslotte het vertrouwen
den moed vinden, om met Gods hulp de taak
te ondernemen.
Maar gemakkelijk was het uiet, het kind
werd brutaal en ongehoorzaam, steeds on
handelbaarder en er kwamen soms oogen-
blikken dat de stiefmoeder zich afvroeg, of
ze niet te lichtvaardig over het bezwaai
waren heengestapt' indertijd.
Maar toen ze eens op een mocden avond,
na veel tobben cn geharrewar om het kind
dat haai- persé niet scheen to willen ge
hoorzamen, dat evenmin vriendelijkheid van
haar aanvaarden kon als straf deze vrees
tegenover haar man uitte, sprak hij haar zeer
beslist tegen.
Wc hebben het toch ondernomen in Gods
kracht We hebben toch nooit verslapt in
gebed nee toch Tine? zij knikte en
daarom zal Ifij op Zijn tijd ter hulp komen
en het ijs doen smelten. Laten wij maar
rechtvaardig blijven, dat is het eerst nood
zakelijke. Als je hear dan niet durft tc
straffen, zal ik het wel doen, misschien is
dat ook beter.
Maar het werd-niet beter .Steeds sterker
besefte Tine, dat ze totaal geen vat had op
liet kitnd dat zich ook van den nu strengen
vader hoe langer hoe meer ging afkeeren
Hecle middagen,, als do anderen buiten
«peelden en Tine niet beter wist of ook
Willie was daarbij bleek ze verdwenen,
niemand wist wa a ril een. Nagaan was on
mogelijk, want het schrandere kind zorg
de dan wel. dat zij op een dwaalspoor leid
de ook vreesde Tine bij ad'le dingen dit
het meest, dat zij het wantrouwende kind
nog meer zou verbitteren dan zij onbewust
reeds 6chcen te hebben gedaan.
Maar vaak vroeg ze zich in stilte af, wat
het toch zon wezen, dat het kind zoo voort
durend van huis trok. Tot ze op een goeden
dag toevallig van iemand cle zij bij kon
nissen ontmoette, en die vlak over de be
graafplaats woonde, moest vernemen, dat
WiQ.Lie, het leed geen twijfel niemand an-
deirs kon het aoht-jarige meisje zijn dat do
vreemde beschreef bijna eiken middag
op de begraafplaats kwam cn soms meer
dan een uur bleef zitten op de lage gladde
steen die het graf van haar moeder dekte.
Het ontroerde Tine. DAt was nu het kind
dat zij bij haar geregelde Zondag6Ghe bezoe
ken, aan het graf der moeder nooit had
kunnen meekrijgen. Toen had ze die vreem
de. tot het uiterste doorgedreven stugheid
niet kunnen begrijpen, nu zag ze het opeens
in klaar licht; het was bet kind te heilig
geweest, te smartelijk ook. Maar nu wist ze
haar weg. Even later stapte ze op en ging
naar huis. NA de koffie, toen VV i LI ie weer
verdwenen was, ging Mevrouw Heemstra,
zonder iemand haar plan te hebben mee
gedeeld, naar het kerkhof.
Het was een drukkend warme dag. AU es
leek Tine zoo vreemd en ongewoon op de
zen tijd, hoeveel stiller en rustiger was het
er nu dan op den Zondag. Zaoht liep zij
voort, tot ze kwam aan het bekende graf,
waar ze zag bot al van ver het kind
op het gras leg te slapen, met het hoofd in
HUISHOUDING EN KEUKEN.
iok. Strooi er onder
:m Sn en blijf het
roeren, tot het ule
ur. Werk door hel
jok de ka
puit (of vor
t-lepels) kiel
■olijke hoopjes dee
tenpurle
UBsehcn.
GEVULDE BOTERKOEK.
Voor het deeg: 250 gram bh
200 gram suiker.
Voor het vulsel: 150 grn
(gepeld). 100 gram geconfij
helft op een beboterd bakblik uitstrijken, daa
op het vulsel gelijkelijk verdoelen. Nu de twee
de helft van het deeg er op strijken. De bc
venste laag van het deeg mot melk bevochtigd
In een warmen oven licht bruin laten bakkoi
i con bak.
het deeg
t nog uitbreiden met rozijnei
schil: men kan do gember
lsei, door een Frlescho lezer
PRACTISCHE WENKEN
Kleuren die afgeven
kan men wel eena horstellen door het klee-
dlngstuk te Bpoelen In een 5% alulnoplosslng.
Niet altUd helpt dit echter. Soma la er aan het
Inktvlekken uit eikenhout
ichuurlïnnen' afschuurt De Vale' plekken "moe-
w«4 gezet worden.