EERSTE KAMER EEN GELE NAPOLEON ZATERDAG 12 JULI 1930 DERDE BLAD PAG. 9 WEGENWET CHEMISCHE EN BACTERIOLOGISCHE OORLOG Verschillende Wetsontwerpen Vergadering van 11 Juli 1930 Woensdagavond gingen we met 'een agen da van zes punten huiswaarts en werden gistermorgen verrast met een dagorde van 34 nummers. Plotseling waren nog 28 wetsontwerpen „in staat van wijzen", d. w. z. voor open bare behandeling gereed, gekomen. De voorzitter plaatste ze dus op de werklijst der Kamer. Daaronder was ook de goedkeuring van het protocol nopens den chemischen en bacteriologischen oorlog. De bedoeling is een strijdvoeren met chemische middelen en bacteriën'te voorkomen. Het gebruik van dergelijke stoffen wordt verboden. Dit wetsontwerp lag al enkelS weken op behandeling te wachten. Nu het op de agen da verscheen, bleek het tegen den zin van den heer v. Embden (v.d.) Na de opening der vergadering stelde hij voor het van de agenda af te voeren. Z. i. eischte het reglement van orde, dat het met name genoemd twee malen te voren had moeten zijn aangekondigd. Nu hegft hij zich niet kunnen voorbereiden op de behan deling. Dit laatste argument werd nog aangedikt door de soc.-dem. Oudegeest en Her mans. Meer dan de helft van hun fractie was afwezig en daaronder ook mevr. Pot huis, die de militaire specialiteite der roo- de fractie is. De Voorzitter en later ook de heer v. Lanschot (r.k.) wees er op, dat alle leden konden weten, dat het wetsontwerp in staat van wijzen was en dus viel ondei den term, die jaar en dag gebruikt is en ook nu voorkwam op de voorloopige agenda die voor bijna 14 dagen werd rondgezonden: Er is geen reden, dat de heer v. Embden geen genoegen zou kunnen nemen met de bekende sacramepteele woorden. Het uitstelvoorstel werd ten slotte met 20 tegen 12 stemmen verworpen. Voor uitstel verklaarden zich 5 s.d., 3 v.d., de katholieken de Bruyn, Serrarenu on Dobbelmann en de liberaal Smeenge. Hoe hol dit verzet van den heer v. Emb den was, bleek later op den middag, toen hij een formidabelen stapel papieren op ta fel wierp, waarop een zorgvuldig voorberei de redevoering ter bestrijding was opge schreven. Zoo zijn de manieren der ontwa pent] ars! Over de eerste elf wetsontwerpen sprak niemand. Daaronder waren: Regeling van den uitvoer van uien; Wijziging der W-aterstaatsbegrooting 1930 (Kosten nachtelijk luchtverkeer); Luchtvaartverdrag met Oostenrijk en het verdrag van Londen voor de beveili ging van menschenlevens op zee. Langdurig, onevenredig lang o.i., hield de behandeling van de z.g. Wegenwet, de wet die de „rechtspositie" der wegen re gelt, op. De heor v. Lanschot (r.k.) was de eerste spreker er over. De terminologie, der wet achtte hij niet duidelijk, zij laat ruimte voor diepgaande rneeningsverschillen omtrent de openbaar heid van een weg: Ook proclameert de wet veel te automatisch wegen tot openbare we gen. Voor de duizenden paadjes in bosch en veld en op de hei schept dat de grootste moeilijkheden. Moet overal permanent een bordje met „verboden toegang" worden ge plaatst? En wie krijgt het onderhoud dei- openbaar geworden wegen? De gemeenten? De hoer v. Lanschot wenschte op al deze vragen een antwoord van den Minister en wees erop, dat aan dien onderhoudsplicht niet onbelangrijke financieele consequenties verbonden kunnen zijn. Wanneer is de Minister voornemens de wet in te voeren? De eigenaars mogen dal wel weten en ook mag de minister wel eens vertellen wat op de afsluitbordjes moet staan: „Verboden toegang" of „eigen weg"? Dat de legger bewijskracht krijgt voor de openbaarheid, zag de heer v. Lanschot weer als een groot voordeel van de wet. In vel band met het onderhoud zullen ze echter te weinig beteckenis hebben. De wet zegt b.v. „dat de bei-men van den weg niet tot den weg behooron, maar er wel onder wor den begrepen. Dat is heel duister met het oog op den onderhoudsplicht en een stap achteruit bij den bostaanden toestand. De heer De Savornin Lohman (c.h.) maakte ook enkele opmerkingen over de openbaarheid van den weg, al was hij het grootendeels met den vorigen spreker 'eens. Het wetsontwerp proclameert elk paadje in bosch en hei tot weg, tot openbaren weg. Daardoor wordt den eigenaar voor ten groot deel de beschikking over zijn eigen dom ontnomen. De wet maakt „gedoogen" tot „bestemming" als openbare weg, iets waartegen de jurisprudentie zich steeds ver zet heeft. Eigenaars zullen er steeds op be dacht moeten zijn om de verjaring van hun eigendomsrecht te stuiten. Hoe moeten ze hun eigendom aanduiden? En hoe zal het ;iiets kwaads vermoedenden eigenaars gaan? Wil de Minister de inwerkingtreding der wet nog iy2 jaar uitstellen, teneinde den fatalen termijn van 1 jaar tot zijn recht te doen komen? Indien niet, dan zou de heer Lohman te gen de wet stemmen. Op het cardinale punt van het onderhoud is de wet voorts zeer onduidelijk, al meent den heer Lohman gevraagden termijn van eigendomsrecht zag verjaren, het slachtoffer zal zijn en opdraait voor het onderhoud. Na de pauze ontwikkelden de heeren v. Sasse v. ÏJsselt (r.k.) en v. Citters (a.r.) overeenkomstige bezwaren. De heer v. Sasse dreigde eveneens mot tegenstemmen, indien de Minister den door den heer Lohman gevraagd entermijn van U/2 jaar niet toezegt. Met kracht protesteerde de heer v. Cit ters ertegen, dat de Minister zich nu be roept op het indienen van het wetsontwerp in 1928, om te verdedigen dat hij het ge vraagde respijt voor de invoering der wet niet zoo voetstoots wil toezeggen. Ook het borden plaatsen onderwierp hij aan ernstige critiek. Het ontwerp roept op dit punt moeilijke en zonderlinge dingen in liet leven en veroorzaakt veel last, moeite en kosten. Die moeite en last is ook voor het publiek. De Minister late de wet niet voor 1 Jan'. 1932 in werking doen treden; dan is men van alle moeite af en de voordeden worden toch bereikt Tit dezelfde zakelijke conclusie als de vorige sprekers kwam de heer Haffraans (r.k.). Hij volstond daarom met deze ver klaring. De heer Michielsv. K e s s e n i c h (r.k.) zag in de wet een middel tot meer rechtsze kerheid. Hij was er dus wel voor en las er niet in, dat een eigenaar, die zijn eigendom* recht op een weg verliest, aansprakelijk blijft voor het onderhoud. Ook meende hij, dat het niet noodig is een Jaar lang een weg afgesloten te hebben om zijn eigen domsrecht te manifesteeren; één dag afslui ting zal z.i. voldoende zijn. Wat is, zoo werd gevraagd, de juiste b'eteekenis van art. 4? Mr. Rink (lib.) werd door de rede van den heer Michiels uit zijn tent gelokt. Hij meende, dat deze gelijk heeft, indien een eigenaar beoogt in de toekomst het publiek te weren van een weg, maar niet. indien hij bij gedoogen het publiek wil blijven toe laten. Wat de Minister wil, is iets nieuws op dit gebied en in strijd met het wegen- recht, dat van de Romeinen af gegolden heeft. De terugwerkende kracht is op een ongelukkigen dag door 's Ministers ambts voorganger in de. wet gebracht. Die terug werkende kracht diende geen enkel belang, maar bracht wel schade toe aan oude rech ten. Ook de heer Rink drong tenslotte op het stellen van een termijn aan. Daarna was het woord aan den Minis ter v. Waterstaat Deze somde eerst de voordeelen van het wetsontwerp op ten aanzien van wegenrecht, verkorte onteige ning en wegverbreeding on tollenopheffing. De Minister wilde in deze ingewikkelde materie liefst zoo weinig mogelijk authen tieke verklaringen geven. De oude leggers zullen de bron zijn voor de nieuwe. De bermen zullen in liet alge meen bij den weg begrepen zijn. Een aanwijzing tor plaatse zal voldoende zijn om het karakter van „eigen weg" (e constateercn. De verjaringstermijn van 30 jaar is hier genomen. De Minister was echter vah gevoe len, dat de verjaring van het eigendoms recht te stuiten was op de wijze als de heer Michiels v. Kesscnich had aangegeven. Als een weg één dag in de 30 jaren voorafgaan de aan de inwerkingtreding der wet afge sloten is geweest, kan hij niet tot openba re weg worden in den zin der wet. Want de 30 jaren moeten 30 achtereenvolgende jaren zijn en bij onderbreking met één dag wordt aan de voorwaarde van de wet niet voldaan. Een bordje zal een jaar gestaan moeten hebben. Het is niet de bedoeling iemand onver hoeds van zijn rechten te berooven. Met het oog op de rechtszekerheid wilde de Minister ten allen overvloede toezeggen, dat hij met de geopperde bezwaren rekening zal houden. Er zal zeker ruim een jaar ver strijken eer de wet na haar afkondiging in werking zal treden. De stemming werd aangehouden tot de volgende vergadering. Het quorum was er niet meer De goedkeuring van het protocol nopens den chemischen en bacteriologischen oorlog kwam vervolgens aan de orde. Prof. v. Embden (v.d.) had men lache niet ondanks zijn poging tot uit stel in den morgen, een kurrevracht papie- volgeschreven met een speech over het wetsontwerp. Hij betoogde, dat het gifgas nu een rechts positie heeft verkregen. Dit humaniseerings- streven is een stap achteruit, gevolg van het onderling wantrouwen. Want, zoo voorspelde de vrijz.-dem. pro feet, de chemische en bacteriologische oor log zal komen! En over alle burgers. Den Minister, die deze opvatting in de stukken bestreden had, werd verweten, dat het hem aan voorstellingsvermogen ont brak. Ons voorbehoud, dat indien anderen zich niet aan het tractaat houden, wat den che mischen oorlog betreft, wij ons ook niet ge bonden zullen achten, werd ontoelaatbaar geacht. Het geheele wetsontwerp heette een monster. heer Oudegeest (s.d.) vond het niet de moeite waard om over het wets ontwerp te praten. Prof. An erna (a.r.) zorgde voor een ver dediging er van, al overschatte hij de betee- kenis van het tractaat allerminst. Het gaat veel te ver om, gelijk de heer v. Embden deed, te zeggen, dat iedere poging tot ver- menschelijking van den oorlog, nutteloos is. Wat de heer v. Embden zeide over de ge maakte reserve omtrent den chemischen oorlog, is niets dan ijdel woordenspel. De Minister van Defensie, Dr. Deckers, zette eerst den heer v. Embden op zijn num- er, omdat deze zich veroorloofd had -:S inisters ernst in twijfel te trekken. Met nadruk verklaarde de Minister, dat het. niet aangaat bij voorbaat absoluut af stand te doen van het gaswapen Dat mogen e niet doen tegenover onze eigen bevol king. Het bacteriologisch strijdmiddel is echter van zoodanigen verstrekkenden aard, dat de Regeering liet niet aanvaardt, al 'eischt zij niet de wederkeerighcid. Tusschen het individueole geweten en dat der natie bestaat groot verschil. Men kan die twee niet op één lijn stellen, omdat al lerlei menschon aan het geweten een gansch anderen maatstaf aanleggen. De Minister zette daarna uiteen, dat het verdrag wel degelijk beteekenis heeft, ook al ontbreken sancties aan het protocol. Er bestaat vrij groote zekerheid, dat het chemische strijdwanan ovenrupel uitsluitend tegen de wederzijdsche strijdmachten zal worden toegepast. I-Iet verdra? bedoelt het gebruik van chemische strijdmiddelen zoo veel mogelijk tegen te gaan en in geen ge val de burgerbevolking er het slachtoffer van te doen worden. De oorlog is een verschrikkelijke, maar soms niet af te wenden plaag. Ook de Re geering heeft er een afkeer van, maar mag niet nalaten met de mogelijkheid van oor log te rekenen. D$t is /geen aansturen op oorlog, gelijk sommigen uit den kring der ontwapenaars valschelijk beweren. Ook de consequenties van dit standpunt' met betrekking tot den chemischen oorlog zijn absurd. In den oorlog zijn de chemi sche strijdmiddelen niet tegen de burger bevolking gebruikt. Het ging er toen om om materieele oorlogsmiddelen te vernieti gen. Er is geen reden om aan te nemen, dat het in de toekomst plotseling anders zal worden. De strijdenden zouden tegen hun eigen belangen handelen door derge lijke wanhoopsdaden. Door het hoofd in den schoot te leggen, keeren we den oorlog niet. Maar we mogen ook geen middel opbeproefd laten om hem tegen te gaan. De heerv. Embden (v.d.) repliceerde meende, dat de snelle behandeling van het ontwerp aan sommige leden de gelegen heid had ontnomen om hun taak naar be- hooren te vervullen. De Voorzitter merkte op, dat de heer v. Embden 14 dagen lang er op had aange drongen om het ontwerp spoedig af te doen. Dc stemming werd aangehouden 111 de volgende bijeenkomst. Bij het wetsontwerp tot wijziging van art. 106 der wet op do Inkomstenbelasting maakte Mr. de Veer (a.r.) enkele opmer kingen. Minister de Geer zeide, dat ook hij meent, dat er zekere verhouding moet be staan tusschen wio op provisie werken en degenen voor wie ze werken. Ook voor bij betrekkingen/van provislegenietenden moet door den provisiebctajer opgaaf worden ge daan. De heer De Voer meende, dat zekere af hankelijkheid tusschen de betrokkenen moet bestaan, wil do opgaaf van provisie ver plicht zijn. Voor incidentecle diensten kan de bepaling niet dienen. De Minister scheen dit laatste min of meer toe te stemmen. Z. h. s. werd het wetsontwerp goedge keurd, evenals alle andere ontwerpen, waaronder een aantal onteigeningen, een wijziging der Rivierenwet, douaneverdrag met China waarbij de heer v. Citters (a.r.) een korte opmerking maakte han delsverdrag met Bolivia, goedkeuring van het Internationaal Sanitair verdrag, vriend schapsverdrag met Perzië, arbitrageverdrag met Roemenië, de overeenkomst van Brus sel betreffende het geven van gelegenheid aan schepelingen ter koopvaardij om zich voor geslachtsziekten te doen behandelen voorts enkele suppletoirs begrootingen. De Kamer ging tot nader bijeenroeping huistoe. Dat zal vermoedelijk over 2 A 3 weken zijn. Het Suikerwetje zal dan nog worden afgedaan. WAT VOOR DRIE EEUWEN IN KAMPEN PLAATS HAD VUUR EN TEEKENEN UIT DEN HEMEL „MIRAKELEN" DIE STERKEN INDRl'K MAAKTEN! Onze Gouden Eeuw kenmerkt zidh als een tijdperk van groote daden en diepgeworteld geloofsleven, ben „kinderlijk" geloof zouden het wel kunnen noemen, zooals heel dde bloei-periode ons kinderlijk aandoet. Een gebeurtenis als de volgende liet dan ook niet na op onze voorouders een diepen indruk te maken, wat wij ons met onze „matcrialdet/isohe^ gedachten ik zeg niet „altijd goede" gedachten van de 20e eeuw niet al te best meer kunnen indenken. Het pamflet, dat wij hieronder naar den officieelen tekst afdrukken, behoeft geen nadere verklaring. Het kwam te voorschijn bij de ordening van de Gasthuis-archieven le Kampen. Een tweede exemplaar is ons niet bekend en ook nengens anders wordt deze gebeurtenis vermeld, wat de geschie denis wel heel zeldzaam maakt. Korte en Warachtige Beschrijvinghe... Beminde Le9er, dat den ioncketen daoh (in de welcke de Heere Jesus verschynen Bal als en Richten' over levendiglhe ende dooden) ophanden is, dat betuyoht ons overvioe- dioh da Heylighe Schriftuere ende oock meestendeel de teeckenen dde voorseyt syn ende volbracht moeten werden, soo ods dagihelicksche ervaringhe te kennen gheeft in welcke ons Godt den Heere soo veel sohrickel'icke teeckcns ende wonderwereken laet sien, dat alle degenen die meer druppel Christen bloefc in 't lijf heeft hem daer over verwonderen ende beven mach. Ende dewiille dat de werelt 6O0 godloos ende boos is encle soo verkeert, dat se in haer overvloedige 6onden, (soo van hoevend: sehenderiie, dronckcnscbap enda hoverddie die van Sodoma ende Gomorra te bover gaen) so dat wy de teeckens ende wonde ren die ons den Heere sien laet, als niet achten ende inden wint 6laen, slachtende die van Sodoma en de Gomorra, die mede gheen teeckenen ghelooven wilden, hoe schricke- liiick da Heere haer die verthoon.de, waar over Gods toorninghe roede haer strafte ende verdelehde, ende soodanighe, ia 6waerdar straffe hebben wy te venvaahten, so verre wy ons niet verootmoedigen ende af laten van alle onse meniohvulddghe son- den ende de solirickeliicke hoverdiiie ver werpen, dia een wortel van alle quaet is, daer den hoveerdigen Enghel met 6yn aen- hangh door in de uyterste duysternisse ge- comcn is, daerom laet ons den I-Ieere te voet vallen ende om vergiffenlsse bidden, dat hy van ons afwende syne roede ende laet ons met boetveerdigihe herten nae- dencken ende behertigihen de teeckenen ende wonderen die hy ons nu so onlangs vertihoont heelt in desen jaire 1610, binnen de stadt van Cam- pen int Stift van Over-Yssel, Soo veel het eerste aengaet van dit tee- cken end© wonder (dwelck binnen inde boven de stadt Campen besien is) hebben wy nae ons cranck vermoghen oock figuer- lyck hier voor op doen drucken, op dat bet de slechte de welcke int lesen niet geuseert syn, te beter verstaen moghen. Ende om te comen tot vermaninge van dit wonder teecken ende den Leser niet langhe op te houden, soo list dat men Anno 1610, den 7 Meept tot Campen heeft sian vallen dap per vyer uyt den Hemel, dwelck princlpael heeft gevallen inde oude straet en-de voorts door da heele stadt. Op da oude straet is een Jongh-man comcn gaan, ende dat vyer op hem gevallen, dat hy stont als oft hy een v lamme vyers ghestaen hadde ende hem gean 60hade ghedaen ende is voor hem als een cloot weder op gevlogen ende ver- dweenen, wat den almachtigen Godt hier mede te kermen wil geven, sal den tiit 1. ren. Dit geschiet synde des woensdaechs Radio Nieuws. l-zentkunst, tc HUv. 1 en J. 2. Gebed. 3 Schriftlezing: Matth ilm 3 "_en_8a. 0. V yHebben N.C.R.1 rui den ■j. C. - -.tniren. de.? Heeren naar Ext"" Pslam 25 5, C. Voorli 29. 7. Gel Predlkrui' d>ngSbn\ 14—20. 5. Zn 29. 7 Toe felspcl. 2. Zinper /ses; Be de. 9*. Bloemendaal. V Gercf. Pr*d. aid 2 en 4. 3. Min de 20 1—17. 5. Ztm >od. 8. Zingi bed. 11. Zin n: I's. d. Zin >r predl i 7J 12. 5.50. N.C.R.V. Kerkdici -ed. der Vrije Evi 1. Orgel- in 1 en 2. 1—14. 5.. lend (J. dc oor Da. M. eerlijkheid penb. 5 9. eider HJlv< »s. VV. J. iOo Orgeleon» 12.30 Tijdsein. 12.30—1.45 ii.t dc- Herat. Evang. Luth, il-.rburgival te Amsterdam, Kerk door d. 2.55—3.15 i Bussuin. 3.15—3.15 Cursus Knippen sieren. te^ge\en^ 4 Tijdsein. 4—5 .nd". doi wesende den savende Meert, heeft men noch des donderdaeahs wesende dan achtsten Meert in da lodht gesicn drie Sonnen met een reghenboghe verkeert, als in de Fi- guere die voorop stoet, te sien is. Dit ghe- sohi-ede also binnen twee dagen tilde, den eenen dach na den anderen. Daerom laet ons dalmachtighe God bidden, dat hy ons met syn gonade ende Geest by- stae, dat wy die teeckcn niat te lacht achten, want wy lesen in Matthei 2-1, dat in de laetsta daghen sullen teeckenen geschieden in Sonne en Mane, van criich en oorloch soude men hooren, deen stadt sal teg"n d'anid-er opstaein, het kirrt tegen de Vader, de suster tegen de Broeder "ende als dit sou-de geschieden, dat alsdan den dach des oordeels voor de deure eoude sidn. Nu 1 ert ons die dageiidoksohe ervarenlheyt dat dit al geschiet is ende noch dageliicx geschiet, so dat wy te rechte den Heere nog en bid den om vergiffenisse, dat hy sim plagen wil van ons wenden ende mat David seggen: Godt zyt my ghenadich nae iin goedertieren- heyt ende verdeloht myne sonden nae in groote barmhertdoheyt, wastmy van myne misdeat ende reynicht my van myne son den, d-welc one gunne den Vader, Soon enle Heylighe Geest Amen. JOH. DON, pchevi--.-. 3 en 21), Muzikule J. C. de Jager to F. Jurj uenz te Hll- Psalm 73:1 en 12. r.v.lm 7 3. 4. Eers Zlekenuurtje. te leiden door Ds. Geref. l'red. le Krallnget" ..Nu en daarna". (Psalm 73 Hilversum, zang"; versum, kerkorgel. 2. Gebed. 3. Schrl gedeelte der toespraak ...Hn" 5. Zin Heer No. 7 1 en 2 6 Tiroede gedeelte dor toe- alleen door 't leven"'. (Joh. de Heer No. 53 1 en 2). 5.— Tijdsein. 5—C Concert, to geven door het Utrcchtsch Plultkwarlot. bestaande uit de liee- i: P. v. d. Hurk. W. Clemens. 1L van Dappe- ..j. Joh. K< 6.30—6.40 Ki Tijdsein. 7.30S Spreki De Oude straat te Kampen, waar in 1610 h et hemel-t Land- en Tuinbouw. In de Raadsvergadering te Koedijk deed de voorzitter, burgemeester Kikkert, medc- deeling van een ingekomen adres van de commissie tot vaststelling van de schade door den hagelslag op 12 Juni veroorzaakt aain" de gewassen van kleine tuinders in Geestmcrambacht De commissie had in to taal de schade op f 59.239 geraamd cn het verzoek ingediend hiervoor een bijdrage te verleenen. Uit de besprekingen kwam naar voren, dat de werkelijke schade die geleden is ze ker 10 maal grooter is, dan de geraamde schade bij de kleine tuinders. A~angezien dc Rand van ooi-deel was, dat in ieder geval geholpen moest worden en verwacht mag worden, dat de Staten en het Rijk eerder steun zullen verleenen wam- neer de gemeentebesturen voorgaan, werd tenslotte hèt voorstel van B. en W. om een bedrag van f 2000 beschikbaar te stellen met algemeene stemmen aangenomen. AFSCHAFFING VLEESCHACCIJNS EN BESTRIJDING VEEZIEKTE. Door het Centraal Bestuur van de Provin ciale Bonden van Melkveehouders is aan de Landbouw-Crisiscommissie een adres gericht waarin er o. m. op wordt gewezen, dut af schaffing van den vleeschaccijns bijna, of in het geheel geen voordeel zal brengen aan de vetweiders en/of mesters, wijl niet te ver wachten is, dat daardoor do slachtvceprijzen 10 pet. zullen stijgen, doch wel dc prijzen in den detailhandel 10 pet zullen dalen. De Nederlandsche veehouderij zal echtci zéér gebaat zijn met een ernstige bestrijding van het mond- cn klauwzeer, tuberculose, uierziekte en dergelijke, welke goed uitge voerd, kan leiden tot een algemeen vcehou- Tljdsi .30 GrajuofoonplaU-n- 0S Spreker: Majoor Heils. Amsterdam. 8.— .astaande uit leerlingen der H. IJ. Scholen te Lrnhem. Hot geheel staat onder leiding van den loor P. Frequln. 9 Tijdsein. 9—11 Ultzend- .vond. Declamatie van den heer G. Kykenduyn. )cn Haag. Muzikale medewerking verleent het Draper-Kwartet", te Enschede, bestaande uit: Ie heer D. A. G. Dtxnvr. le viool. mej. Manna iraper. 2e viool: de heer Andrles Draper. alt_ Hooi: mevr. Agnes Loliul»Draper, cello. 9 1.15 Kwartet. 9.15—*.35 Declomatle. 9.35—9 5» Cwartet. 9 55—10.15 Declamatie. 10 15 Persbe- Icliten. 10.15—11 Kwartet. HILVERSUM. C187S M.J. Algemeen Trogram- na. Y.A.R-A- 12.— Politieberichten. 12.15 Gra- nofoonplatenconcert. 2Optreden van Bouw- •n dichters voor eest uit eigen :ert. 3.30 Voor c :elt. Sprookjes i Onderbreklr sender. 5.30 Cor 3— Nederlandse i Carl Ewald. u. De Ze eat. iten. 7.45 Politie! iet programma vi i door Hugo de ders- en landsbelang. Hoewel de ko9ten daarvan, mede door het verstrekken van gratis serum, nog al hoog zullen zijn, meent het Centraal Bestuur toch, dat daar het een zoo buitengewoon groot al gemeen belang raakt, door de algemeene kas (Staatskas) de kosten gedragen moeten wor den. Ten slotte wordt in ernstige overweging go geven, niet over te gaan tot afschaffing van den accijns, doch deze geltien in hun geheel aan te wenden tot bestrijding van bovenv<% melde veeziekten. INGEZONDEN MEDEDEELINGi door ARTHUR K SOUTHON. (25 VERKORTE INHOUD. Tulasl is do zoori van oen lnlandsche vrouw in West-Afrlka, terwijl zijn vader een blanke was. een cavalerie-offlclor. Deze laatste was om Rijn vele schulden gevlucht naar de binnenlanden en stierf kort daarop in de armoedigste omstandigheden. Eon zekere Grant nam de zaak ven den officier over en daarbij ook Tulasl en zijn moeder. Kort daarop sterft Grant en Tulasl en zijn moeder gaan dieper do bli 'v.u ander, In. naar Lagos. Hier vat Tulasl een bittere haat op tegen de blanken, dio hom slaan en verachten. i.Klcr komt Tulasl In Mperu. een nederzetting van allerlei lnlandscho misdadigers. Hoewel halfbloed, weet hij het vertrouwon dezer lieden tc- winnen. Hij wordt opperhoofd en importeert eon nieuwe godheid. Mlmba Karo cn weet Mperu met angstige vrecze voor dozen gud t» vervullen, Fune, do Engolsche Commissaris voor het woesto Karumbana- «Jlftrict in \1 est-Afrlka wordt aangegrepen door vrees, dut Tulasl al zlln well: zou afbreken. Die vrees was niet ongegrond. Tulasl was inuerciuad van plan zich op to werken tot opperhoofd van een groot Af-llcaanHch rijk. In het naburige Kwandl weet Tulasl ltonlng en onderdanen door zijn schrikaanjagende verschijning aan zich to I'cribo.'rto schoono dochter van den koning van Kwandl, Is verliefd on zekeren Makindl, maar durft zich niet verzotten tegen haar vader, die haar uitgehuwelijkt heeft aan den ouden Tembue. Maklndl's tante Nadu, opperpriesteres van den god Shango, adviseert hem eens tè offeren aan den nieuwen god Mlmba-Karo. Nadu haat Tulasl. den pt leste- dc nieuwe godheid, maar vreest hem tegelijk. On een zijner onderzoekingstochten is Fane getuige van een ont zettende cti'crplechtigheid, waarbij hij een man ziet liggen, vermoord °f,To meer 'verwonderde Fane zich hierover, omdat hU erin geslaagd was zooveel Invloed op den koning van Kwandl uit te oefenen, dat ln drie jaren tijds geen menschenoffcr was gebracht. Er moesten dus büzondero factoren in het spel zUn, dat thans opnieuw een menschenoffer gebracht was. Fane zond een zijner spionnon erop uit, om nadere Inlichtingen te bekomen. Zelf ging hit naar het palels van don koning, die hem niet zoo hoffelijk ontving als gewoonlijk. Tulasl. die zelf ook ln het palels tegenwoordig was, verborg zich In een der donkerste kamers van het paleis. Fano verweet den koning, dat h(j een menschenoffer toegelaten had en eischte, dat hl) uiterlijk den volgenden dag zou mcedeelen ,wio hem daartoe aangezet had. „Dit is dé reden, waarom ik je liet roepen," vervolgde de ko ning. „Luister, en zie, dat je Lot niemand van deze dingen spreekt voordat die groote dag is aangebroken of ik zal je tong uit je mond scheuren en den honden geven." „Ik luister, en mijn tong zal zoo zwijgzaam zijn als dergenen die naar de geestenwereld zijn gegaan." „Dit is het woord, dat Mimba-Karo had gesproken door den mond van zijn priester. De dag van mijn toorn is voorbijgegaan en nu ben ilc weer genadig gestemd jegens mijn kinderen. Ik heb gezien, dat de blanken uw land en uw bezittingen stalen en in mijn toorn liet ik het toe. Doch nu zal ik hen uit uw landpalen verdrijven cn Kwandi zal de speer zijn, waarmede ik hen uit werp. Andere stammen, talrijker dan het zand van de groote woestijn, zullen zich aan uw zijde voegen. Zij zullen de schou der zijn, maar Kwandi is het hoofd. De koning was de eerste, die mij vereerde en mij het menschenoffer bracht, waarop ik zoo lang heb gewacht Daarom zal ik hem eeren. Roep do jonge man nen van de nederzettingen en uit de dorpen in het oerwoud en laat hen een weck lang dansen. Dan zal mijn priester weer offeren, zooals ik dat wil en daarna zal de overwinning uwe zijn. Bevalt u dit woord, Makindi, zoon van Olawunmi?" „Het is zeer goed, o koning", mtwoordde ik. En mijn hart was vroolijk over zijn woorden". „En Feribo dan? Ik dacht, da\ je zooveel van haar hield?" zei Nadu met een sneer: „Maar zoo zijn de mannen nu een maal. Eerst de oorlog en dan pas hun vrouwen, als ze genoeg hebben van het moorden". „Stil, ik heb nog meer te zeggen, wan; de koning sprak: „„Nu dat woord goed is in je ooren, zuk ge ook de jongeling schap aanvoeren. Olubi zal de overste zijn over allen, maar gij zult dc tweede zijn na hem. En op den dag, als ge terugkeert in triumf na het dooden der blanken, zal Feribo in je hut komen." ,,„lk hoor des konings woord en het zal geschieden", ant woordde ik, mij buigend voor hem, die mij zoo zeer had geeerd. „„Goed dan. Zie toe, dat ge vanavond ten dans komt cn maak de harten der jonge mannen sterk en flink. Groote daden moeten verricht worden, voor Je de bloem van Kwandi plukktu kunt, Makindi." „Welnu, zeg eens, Nadu", besloot hij. „Is Tulasi niet mijp vriend, sinds hij zulk een ommekeer te weeg bracht in het hart des konings en mij don weg baande naar mijn groot geluk?" Maar Nadu zat zwelgend ter neer en een storm beroerde haar hart ITaar trots was geprikkeld en juist Makindi's vreugde en zijn totale onverschilligheid voor de wijze, waarop.zij was be handeld, brachten haar tot do uiterste woede. VoJr de komst van den halfbloed was zij nummer een geweest in'Kwandi, en zelfs de koning was bevreesd geweest voor haar toorn. Hij zou niets biutengewoons ondernomen hebben, zonder haar eerst te raadplegen, en zeker in iets zoo ernstigs als een opstand tegen de blanken. Maar nu was zo geheel gepasseerd. Op zich zelf beschouwd had dc opstand haar volle sympathie. Niemand had moer geleden onder Fane's beperkingen dan zij, want zij was gedwongen geworden te breken met haar levens gewoonten. Terugkeer naar de oude paden verheugde haar. en sedert lang had zij getoornd tegen des konings onderworpen heid aan den Commissaris. Dooh waar zij had gefaald, daar had de halfbloed,succes gehad. Ze haatte Fane, maar hem nog veel meer, met al de felheid harer ongetemde ziel. Nu had zij door list Makindi voor zich weten te winnen. Deze gedachte alleen al verhoogde (k#naijver van de verbitter de priesters tot de meest bittere jalouzic van een vrouwenhart. Eerst had Tulasi haar van de macht beroofd, en nu had hij haar beroofd van den ecnigen, dien zij liefhad. Dat was to veel. Zoo, gezeten voor het vuur, zwoer ze een duren eed aan Shango, dat ze zich op den halfbloed zou wreken, al kostte het dan ook haar leven. Eindelijk kreeg Makindi genoeg van haar zwijgen; hij sprong op en zei: „Welaan, Nadu, er zijn groote dingen op komst; ik moet nu gaan en mij voorbereiden voor mijn taak." Toen hij zich omkeerde om zijn hut te verlaten, hoorde hij een geritsel in het bladerendak. Het was als do brwepingfean een hagedis, een van dio klcjne „kinderen in huis", die in elko hut zijn. Ilij schonk er geen aandacht aan. Maar die „hagedis" was Balo, die het heelc gesprek had afgeluisterd, cn nu wegglipte naar dc poel om het Harley Fanc te rapporteeren, nog voordat Makindi het paleis had bereikt „Mooi zoo!", mompelde hij, toen hij door het bosch sloop, „To- rlbi ckun zal nu inderdaad „snel als een luipaard" moeten zijn, aLs hij den koning wil afhouden van zijn dwaasheid. Nadu had gelijk: die gele man is een duivel, want alleen een duivel kan zooveel onheil stichten in zoo korten tijd. Maar Teribi-ekun heeft almeer met duivels gevochten en mijn Orisha zegt me, dat hij dezen ook zal verslaan. Fijn! het zal een grootsch moment wor den als de blanke man den gelen hond ontmoet en hem dood trapt. F.n Balo van Ash ami, dc slimste der spionnen en de dap perste der soldaten, zal erbij zijn om het tc zien!" (Wordt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 7