VRIJDAG 11 JULI 1930
DERDE BLAD PAG. 9
BERLIJN VOORHEEM EN THANS
RONDOM DEN ..ALEX"
BOUWWERK VAN ACHT ETAGES
(Van onzen Duitschen correspondent)
Zijn familiaire afkorting ,Alex" heeft de
Alexanderplatz, naar ik vermoed, te dan
ken aan het rood-steenen gebouw, waar
Zörgiebel en Weiss regeeren. Van hieruit
marcheert de Schupo op hun commando
naar alle deelen der wereldstad, om de van
allen kant bedreigde orde te handhaven.
Loopt het zoover, dat de groenen gedwongen
worden, om hun gummiknuppel te voor
schijn te halen, dan ziet men de politieke
demonstranten in de tallooze zijstraten van
den Alex in stormpas verdwijnen.
Maar ook al staat onze tijd in het teeken
der kloppartijen de verhouding tusschen
de politie en de bevolking is heel'wat be
ter dan voor den oorlog. Met huivering
denk ik terug aan den „Feldwebel", aan den
welgedanen Pruisisch en agent met de keizer
lijke snor, vervaarlijken helm en blauwe
uniform. Die werkte met zijn militair com
mando angstaanjagend en waren de kin
deren thuis stout, dan dreigde moeder met
een agent. Hoe ver de macht van het com
mando ging, heeft de Hauptmann von
Köpenick-zaliger in on verbeterlij ken vorm
aan de gansche wereld duidelijk gemaakt
Maar de jonge republiek wil, van die be
ruchte Pruisische „Schnauze" hoegenaamd
niets weten. Overwegend jonge menschen
doen dienst en de verkeersagent is iemand,
met wien ge over alles kunt praten. Hij
tikt aan zijn lichten helm. staat u correct
te woord en verstrekt u met voorkomend
heid alle gewenschte informaties. Men is
er sedert October 1929 op uit, om Alex een
nieuwe gedaante te geven. Net als den
Potsdammer Platz wil men ook dit plein
moderniseeren, het verkeer beter regelen,
door den aanbouw van nieuwe huizen dit
verfraaien. Men begon met het weghalen
van Berolina en dat wekte een storm van
verontwaardiging onder de velen, die voor
dit op zichzelf niet zeer artistieke stand
beeld nog wel wat over hadden. Tot nader
order ligt deze welgedane beschermvrouwe
der rijkshoofdstad opgeborgen en men is
benieuwd, of ze op den hervormden Alex
ooit zal terugkeeren. Daar moet dan de ge
meenteraad over beslissen. Voorloopig gaat
het erom, wat uit Alex gemaakt wordt, hoe
hij als Pheunix uit zijn asch zal herrijzen;
aanlokkelijk werkt hij in zijn tegenwoor
dige gedaante allerminst en voor den vreem
deling is hij met zijn talioize schuttingen
levensgevaarlijk. De huizen tusschen de
Neue Königstrasse en de Landsbergerstrasse
werden neergehaald tot aan den Georgen-
kirchplatz. Hierdoor kwam de Gcorgen-
kirche vrij te staan en kan men den slan
ken toren bewonderen als een nieuw pers
pectief in noordelijke richting. Het plein
•in zijn volle breedte werd do:v don Onder
grond in beslag genomen, want drie lijnen
van dit onderaardsch verkeersmiddel zullen
elkaar hier gaan kruisen. Dat neemt een
ruimte van het warenhuis Tietz tot aan het
presidium der politie in beslag. In meer
dere étages zal dit station, geheel voltooid,
niet slechts de oude route, die van den
Nordring naar het centrum voerde, maar
ook de verbinding tusschen Gesundbrunnep
en Neukölln en die tusschen Friedrichsfeld'e"
tot aan den Alex omvatten.
Onder leiding van Stadtbaurat Adler werd
voor het geheele plein
een nieuw ontwerp
aan den gemeenteraad ter keuring voorge
legd en goedgekeurd. Volgens dit plan wordt
het midden van den Alex in een tuin her
schapen, met een doorsnee van 100 Meter;
alleen de electrische tram die zich hoe
langer hoe meer als een belemmering van
het verkeer doet kennen -- komt over dit
grondstuk heen en al het verdere verkeer
wordt er omheen georganïseera.
De fundamenten zijn juist dezer dagen ge
reed gekomen en een heirleger van arbei
ders kwam aangemarcheerd onder controle
der staalconstructcuren. Alex gaat namelijk
een paar respectabele „Wolkenkratzer" te
gemoet. Het staalhuis wordt een machtig ge
bouw van 8 étages met onder den grond
twee étages kelderruimten. Het zal voor
een goed deel den linkervleugel van Alex
uitmaken. Het ontwerp is afkomstig van
den architect Peter Behrens, wiens naam
men voortdurend hoort noemen. Dit bouw
werk beslaat 48.000 M2- en de kosten zijn
VOOR ZESTIG JAAR!
Zestig jaar geleden werd Duitschland, als qevolg van den oorlog met Frankrijk, een
politieke eenheid. Ziehier de qroote figuren van destijds: Keizer Wilhelm I, Bismarck,
Moltke en Roon. (Deze laatste was toenmalig Minister van Oorlog.)
beraamd op 2.5 millioen mark. Men beweert,
dat het door Karstadt als bureau ingericht
zal worden. Voor warenhuis komt liet niet
in aanmerking, daar immers Tietz en Wcrt-
heim dit centrum vrijwel beheerschen.
Met den bouw van een nog veel groot-
sch,er ontwerp zal ongeveer terzelfder tijd
worden begonnen. Dat zal hét Aschinger-
blok worden, vis-d-vis het staalhuis. Ook
dit zal S étages krijgen, omvat echter een
terrein van 93.000 M2. en zal als het
hierbij blijft 5.5 millioen aan bouwkos
ten verslinden. Men beweert, dat alles bin
nen 9 maanden gereed zal komen, zoodat
Alex binnen een jaar in 'n nieuwe gedaante
voor ons zal herrijzen.
Kunst en Letteren.
DE LITERAIRE GIDS
Reconstructie.
Geschiedenis is reconstructie. Bij gebrek
aan de noodige gegevens trachten sommier
historici met hun fantasie 't ontbrekende
aan te vullen.
„Inderdaad schrijft De L. G.
kan het bij onze geschiedschrijvers der li
teratuur telkens opmérkep: het minde)
kende particuliere leven der auteurs lijkt
hun meer aan het hart te gaan dan hun
overgeleverd oeuvre, men geeft zich grooter
moeite hun leven tot in hoeken en gaten
na te vorschen en de' hiaten met de naiel-
ste veronderstellingen te vullen dan hun
overgeleverden arbeirï te analyseeren en
'een littérature comparé te schrijven, vooral
internationaal opgezet. Treedt men daarbij
nog op zijn manier op als psycholoog, kan
men geen verschijnsel waarnemen zonder
het in verband met een ander zichtbaar
gewordeh te brengen dan vormt zich van
zelf een geschiedenis der letterkunde in ze
ven deelen, waarin geen essentieele waar
den worden aangetroffen".
Met dat al blijven ICalff en Te Winkel
voor iedere literatuur-student en -minnaar
onmisbare handleidingen.
Gesteld een oogenblik, dat hun werken
niet bestonden, hoeveel waardevolle aan
wijzingen, overzichten en beschouwingen
zouden we niet missen, hoezeer zou de sy
stematische studie van de geschiedenis der
Nederlandsche letterkunde daardoor be
moeilijkt worden! Een buitengewoon des
kundig, ook door De Literaire Gids zeer ge
cerd auteur, pater J. van Mierlo S.J., spreekt
dan ook in de inleiding tot zijn geschiede
nis der Oud- en Middelnederlandsche Letter
kunde woorden van groote waardeering
INGEZONDEN MEDEDEELING.
over zoo eminente voorgangers als Jonck-
bloet, Kalff enz.
Een opmerkelijk verschijnsel ten opzichte
van de reconstructie der historische reali
teit stelt 't blad vast in deze zinsnede:
„het hineininterpretieren van eigen ideeën
(draagt) er niet weinig toe bij hoe het beeld
wordt gekleurd.
Maerlant is zoowel als oen strijder voor
verlichting beschouwd, als in specifiek ka
tholieke bloemlezingen opgenomen, als voor
een communist gehouden; Ruusbroec's ver
want Van Leeuwen is een Christen-demo
craat genoemd, Erasmus een heroïek vech
ter voor de geestelijke vrijheid èn een ar
men bange die vrede met alle partijen ver
langde te houden; Jan Luyken achtte d».
één een goed Gereformeerde te zijn, de an
der een nieuwlichter. In al deze gevallen
heeft men te cloen mot het reconstrueeren
van het zieleleven der auteurs; een andere
categorie vormt die, waar hun maatschap
pelijk leven weer wordt in elkaar gezet.
Meinsma heeft in deze afdeeling iets ge
durfds gegeven: om te verklaren waarom
Spinoza uit Amsterdam vertrok en zich te
Rijnsburg neerzette, spon hij de vervolging
van verre kennissen van den wijsgeer in die
stad uit, en dermate levendig is zijn schil
dering, dat men vergeet naar het bewijs of
de aanwijzing te vragen, dat Spinoza zich
inderdaad door die vervolging heeft laten
intimideeren".
De boekverkooper.
„Dat een man van zaken niet op de hoog
te zou zijn van den aard en de bijzonderhe
den van het artikel, dat hij verkoopt, klinkt
ongeloofwaardig. Toch leeft er zulk een ca
tegorie in ons land. Het is de boekverkoo-
persstand, de categorie die de slechtste wa-
renkennn heeft op haar eigen terrein, die
hot minst van allen leest. Aan een open
graf is dit nog juist uitgesproken door een
ter zake kundige, de voorzitter van het
boekverkooperscollege „Eendragt" te Utrecht
Hij zeido op 9 Juni j.l., dat de overledene
was „een man van den ouden stempel, die
niet alleen de boeken verkocht, maar ze ook
las". Deze officieele erkenning van den af
keer van het leeren kennen der artikelen
die men te koop aanbiedt, door het tegen
woordige boekverkoopersgilde, sluit in zich
de verklaring dat het, althans wanneer het
de litteratuur betreft, in het algemeen niet
in staat is, van voorlichting te dienen".
Het reccntie-wezen.
in Frankrijk en Italië staat, blijkens corres
pondenties in liet „Börsenblatt" op geen
hoog peil.
Stephen Valot vermeldt dat de Fransche
schrijvers zelf een groot aantal exemplaren
aan de critici zenden (200 A 300). Valot
meent, dat er te Parijs géén uitgever be
staat die oordeelkundig samengestelde lijs
ten van critici bezit en deze bijhoudt: men
vindt er oud-recensenten en overledenen,
benevens namen van lieden die in het ge
heel niet reccnseercn, op, cn vele vorige
adressen
Zeer vele besprekingsexemplaren gaan op
deze wijze verloren desniettemin bereikt
er 'een aantal zijn bestemming, cn zelfs zóó,
dat bekende critici in productieve perioden
gemiddeld 10 boeken per dag ontvangen.
Sommige periodieken publiceeren de titels
der niet besprokene, en verlangen daarvoor
een extra-exemplaar voor de redactie. Be
wijsnummers met of uitknipsels van het
aangekondigde of beoordeelde worden niet
verschaft* men dient zich daartoe bij een
knipselbureau te abonneeren.
Tot zoover de mededeelingen van Valot
betreffende dc Fransche uitgevers en
auteurs, welke duidelijk in 't licht stellen,
hoe allerbedroevendst het er dan in ons
land toch bijstaat Er is eenvoudig geen
sprake van dat 'een blad als het onze,
dat toch bewezen heeft aan de literaire voor
lichting behoorlijk aandacht te willen schen
ken, van de belangrijkste uitgaven op let
terkundig gebied aanstonds bij verschijnen
een bespreking-exemplaar zou ontvangen.
Het komt zelfs voor dat Christelijke uitge
vers n.b. wel hun uitgaven ter recensie in
zenden bij zoogenaamd neutrale dagbJ.'
den, maar hun geestverwanten voorbijgaan.
Dat alles bemoeilijkt het behoorlijk ver
vullen der voorlichtende taak van dc
krant ten zeerste. Hoe menigmaal vernemen
wij eerst via andere bladen of de Bi-
biiographie, weken na verschijnen soms, dat
een belangrijk werk het licht heeft gezien.
En vraagt men 1 t dan aan, dan duurt het
vaak nog gcruimen tijd, eer het komt, onge
rekend de gevallen, waarin de uitgever hee-
lemaal niets van zich laat hooren.
We kunnen ons begrijpen, dat de uitge
vers in een klein lancl als het onze, hun
boeken niet rondstrooien, te meer waar er
ook verscheiden critici zijn die recenseeren
met hef boek dicht, maar dat een uitgever
van een nïet-in-beperkte-oplaag-verschenen
werk een serieus blad eenvoudig naast zich
peerlegt, zonder zelfs 'even te berichten aan
het verzoek niet te kunnen of willen vol
doen, is een handelwijze die ieder welden
kend mensch zal veroordeelen.
Er zijn uitgevers, die helaas in de waan
schijnen te verkeeren, dat de moeite van
het lezen van een boek en het schrijven van
een weloverwogen beoordeeling ervan, sa
men 'n paar avonden in beslag nemend door
een ingenaaid recensie-exemplaar, waarvan
eerst zorgvuldig door een grof stempel de
economische waarde is vernietigd, ruim
schoots is vergoed. Maar ik beweer, dat
ieder in elk ander vak dan de journalistiek,
er vlakweg voor zou bedanken yoor een
dergelijke „belooning" te werken. Waarbij
dan nog komt, dat artikelen van eenige om
vang over literaire verschijningen in d»
meeste gevallen door de directie aan de me
dewerkers worden betaald. Artikelen, di*
voor de uitgevers dezelfde, neen meerder
waarde vertegenwoordigen dan een adver
tentie, welke door de bespreking overbodig
is geworden.
Zoo komen we dus tot dc conclusie, dat de
dagblad-directies feitelijk de propaganda
voor cle uitgevers betalen. En inplaats nu,
dat deze er tenminste blijk van geven dit te
waardeeren en mogelijk te maken, verhin
deren zij in meerdere gevallen deze propa
ganda voor hun uitgaven, door het niet-ver-
strekken van een recensie-exemplaar.
Dit soort uitgevers blijkt dus wel een
zonderling, avercchtsch idee-te hebben van
zakendoen cn van hun eigen belang.
Verdere inhoud:
Aart van der Leeuw's „De Opdracht" mist
ovenwicht. Jo van AmmersIvüller's „Vrou
wenkruistocht" is het slechtste dat zij ooit
gepubliceerd heeft. Art. over „De Sade", die
genoemd is „der Bluthustcn der europjii-
schen Kultur". Do oorls^auteur A. M. Frey
wordt toekomst toegekend. Dr. Huebner
wordt lukraak-schrijven verweten. Verder
veel buitenlandsch, informatie en kroniek..
BOEKPFIJZEN
nling een edjtjc.
•leans" verkocht
.In) .Pq,rijs werd op
van 'vollaire's „f'uéell' d'Orleans'
Vbor 365.000 francs, een vertaling van
Ovidius' „Metamorphosen" voor 325.000 frs.;
een uitgave van „Les Amours pastorales de
Daphnis et Chloë" van 1731 voor 281.000 fra.
GUIDO GEZELLE-PRIJS
Door het Gezelle comité is een oproep ge
daan om gelden bijeen te bréngen tot het
stichten van een Guido Gezellc-prijs voor
Vlaamsche letterkunde.
GUIDO GEZELLE
De „Nieuwe Gids" van Juli '30 opent met
een opstel van Elisabeth Augustin getiteld:
„Gezelle, der Westfliimisclie Dichter",
Leger en Vloot.
DIENSTPLICHT
EN VOLKSOPVOEDING
Bovenstaande titel is het onderwerp van
;n prijsvraag geweest, welke de Vereeniging
ter beoefening van de Krijgswetenschap heeft
uitgeschreven met het resultaat, dat het ant
woord, ingezonden door majoor P. W. Schar-
i van het reg. genietroepen met den prijs
bekroond.
Na te hebben gewezen op de gebreken in
is volkskarakter als daar zijn gebrek aan
vlotheid, gebrek aan voldoende gemeenschaps
zin, tuchteloosheid, gemis aan gevoel voor
eenvoud, orde en regelmatigheid, betoogt maj
Scharroo, dat in ons onderwijs lichaam en
karakter worden verwaarloosd tegenover den
geest en ook de persoonlijkheid weinig of niet
ontwikkeld wordt.
Volgens maj. Scharroo moet het leger een
van de belangrijkste instituten van de volks
opvoeding worden. Goed lichamelijk onder
richt is onmisbaar voor de opleiding tot sol
daat en daarom betreurt hij, dat de lichame
lijke oefening in het leger niet algemeen de
plaats inneemt, welke haar toekomt.
De dienstplichtigen moeten leeren alles wat
ze moeten doen, vlot te doen en geen oogen
blik mag in den dienst ongebruikt of nutte
loos voorbijgaan Het initiatief moet worden
aangewakkerd, het gemeenschapsgevoel ont
wikkeld door de menschen tot elkander te
brengen en door te zorgen, dat de dienst
plichtigen belangstelling en eehechtheid krij
gen voor het onderdeel waartoe ze behooren.
De officieren en onderofficieren moeten zich
meer met hen bemoeien buiten de diensturen
en een regelmatig contact met de ouders
onderhouden. Ook moet er een tucht on
derhouden worden, welke berust op overtui
ging en op begrpoen en vooral op opvoeding
maar deze vaderlijke tucht moet niets, ook
geen kleinigheden door de vingers zien. Een
zeer groote fout met het oog op het aan-
kweelcen van een juist gevoel voor orde en
regelmaat maakt het legerbestuur door aan
de dienstplichtigen zoo n slechte kleeding te
geven. Ingrijpen is in dit opzicht dringend
noodzakelijk. Ook moeten ze een behoorlijke
werkkleeding en sportkleeding krijgen. Bij 't
onderhouden van de tucht moet er goed be
dacht worden, dat prestige nooit kan worden
ontleend aan den rang alleen, wel aan een
persoonlijk overwicht.
Ter bevordering van de ontwikkeling van de
dienstplichtigen moeten bv. in de avonduren
lezingen door officieren en onderofficieren
worden gehouden over onderwerpen, welke de
algemeene ontwikkeling kunnen verhoogen en
elke gelegenheid moet worden aangegrepen
om den dienstplichtigen te leeren stelselmatig
te werken en elke opdracht logisch en op de
meest doelmatige wijze uit te voeren. Verder
moeten hun hygiënische begrippen worden bij
gebracht en gezorgd worden voor verfraaiing
van de kazarnegebouwen en woonvertrekken,
daar dit in hooge mate opvoedend en tucht-
bevorderend werkt.
De officieren en onderofficieren moeten
voor hun taak van opvoeder worden opgeleid
cn om dit te bereiken moeten de veelvuldige
dikwijls onnoodige overplaatsingen van het
beroepskader worden vermeden.
Op deze wijze kan het leger worden een
instituut voor volksopvoeding en de volks
kracht bevorderen, maar er moet snel gehan
deld worden en de bezwaren, welke zich zul
len voordoen, moeten overwonnen worden.
Uitstel beteekent strjjd met achteruitgang.
Gemengd Nieuws.
Een 12-jarig meisje van de familie Ver
hoeven te Geiclrop was gister tusschen de
neergelaten afsluithekken der spoorbaan ge
kropen, juist op het oogenblik dat twee trei
nen, een goederen- on een personentrein,
passeerden. Het meisje'liep achter den goe-
derentreaii om cn werd door den pere-oncn-
fcreim gegrepen en op slag gedood.
HET GEVAARLIJKE KRABBEN.
De 21-jarige v. S. te Capelle a. d. IJssel
krabde een wondje aa.n zijn gezicht stuk.
Er ontstond bloedvergiftiging en hij is aan
de gevolgen overleden.
BRANDEN.
Tc Marwijksoord onder Rolde is de boer
derij van den landbouwer J. D. Heidinga
afgebrand. De geheéle inboedel em het hooi
zijn verbrand. Ook een kalf is in de vlam
men omgekomen. De oorzaak is 'vermoede
lijk hooihroei. Gebouw en inboedel waren
verzekerd.
Radio Nieuws.
HUIZEX (298 M.. na 6 uur 1071 M.) KRO.
8.15—9 30 Morden concert. 11.80—12 GodidUn.-iig
Hu If uurtje door Pastoor L. H. Pcrquin. 12 Tijd
sein. 12—12.15 Gramofoon. 12.15—1.15 Lunch-
muzlek door het KRO.-Trio. 1.15—2 Nieuwst»
1 Jmmofoonplaten. 23-15 Kinderuurtje. F6 Pla
to Tüd-sem van de KKO.Klok. e.ni—
Dr
rüe blUh.
- Stei
in. Ond.
6.55—7.
in. 2 VAJtA-IledJes
Ichten. 12.16
- RA-klnde
ir-fotogrs
;un de Klepperman. 5.40 Gramo-
fchiedenla van den Radio-omroep
II). 6.30 Kinderuurtje. 7.30 Poll-
h weekoverzicht. 7-15 Polltle-be-
De landbouwwoning der weduwe B. Wie-
ring te Enumatil is een prooi der vlammen
geworden. Zoowel de inboedel als de ge
heele hooi-oogst viel aan het vuur ten of
fer. De oorzaak is hooibroea. Alles was ver
zekerd.
De landbiuwwoning van J. Heidinga
nabij Grollo, is iin vlammen opgegaan. Ook
de inboedel, benevens een kalf verbrandde.
Alles was verzekerd.
EEN REUZE-SNOEK.
Door den heer V. te Abwoude werd een
snoek van ruim 22 pond gevangen. Het mon
sterdier had een lengte van 1.10 AL en een
breedte van 23 C.M.
DOOR HET DAK GEVALLEN.
Te Overloon (N.-Br.) had een timmerman
het ongeluk door het dak van een pakhuis
te vallen, doordat een der asbest-platen ver
schoof. Hij kwam terecht op een motor cn
werd in bewusteloozen toestand cn hevig
bloedend opgenomen. De geneesheer consta
teerde een zware inwendige verbloeiing. Hij
werd in ernstigen toestand naar het zieken
huis vervoerd.
WONDERLIJK DRAMA.
Men meldt ons uit Rotterdam:
In bewaring is gesteld de 48-jarige dar
menbewerker C. v. D. uit de Isaac. Hubert-
straat, die op ernstige wijze zijn vrouw mie-
handelde.
Genoemd, man die reeds 26 jaar getrouwd
is, werd gistermorgen 5 uur wakker, verliet
zijn bed, liep op de tafel toe, nam van da in
een mes en bracht daarmede zijn 6lapende
vrouw een steek in 't hoofd toe.
Door 't gegil der vrouw werden de buren
wakker, die de politie waarschuw de-
Hevig bloedend is de vrouw naar het zie
kenhuis -aai den Coolsingel vervoerd. Haar
toestand moet bevredigend zijn.
De man herinnert zich wel wat er ge
beurd is, maar verklaart zelf niet te weten
wat heim tot deze daad heeft gedreven.
EEN AVONTUURLIJKE AUTORIT.
Op den Delftweg bij Rijswijk reed ccn auto
bestuurd door E. D. uit Den Haag tegen een
boom. Deze boom knapte af. Vervolgens rood
de auto tegen een anderen hoorn en toen
tegen een lantaarnpaal, welke werd vernield.
De auto vloog in brand en werd door voorbij
gangers in den Vliet gereden. De bestuurder
kreeg een lichte verwonding.
DE EZEL VAN MIJNHEER PIMPELMANS
(Nadruk verboden.
1H3H3ZSEF
63. Maar 't volgend oogenblik had de
sneeuwbal een bocht in de rivier bereikt.
Hij vloog den kant op, bom! tegen een boom
aan, zoodat de stukken sneeuw naar alle
kanten spatten. De arme slachtoffers kwa
men gelukkig in dc zachte sneeuw terecht
en mijnheer Pimpelmnns omhelsde van pure
blijdschap over zijn bevrijding den boom
stam.
6L Langs de rivier sukkelde mijnheer
Pimpelmans weer naar huis. De stakker 7ai
blauw van de kou. Ijskoude stralen sneeuw
water vloeiden krinkelend langs zijn rugge-
graat... Hoe gelukkig, dat hij thuis een
lieve, zorgzame vrouw bad, die hem lekker
tjes in de dekens pakte on hem met z'n voe
ten in het warmo water zette. „Om de kou
er uit te jagen", zei ze.
(Wordt Maandag vervolgd.)
EEN GELE NAPOLEON
door
ARTHUR K. SOUTHON.
.<2-4
Ja het soms om uw liefde voor Feribo, de Bloem van Kwandi?"
vroeg Tulasi.
„Toen hij dat zei, Nadu, weigerde mijn hart te kloppen, want
ik dacht, dat niemand dan jij en Feribo wisten van mijn liefde."
„Zoo zijn de mannen nu altijd", antwoordde zij met een
vluchtige glimlach. „Zij vergeten dat oogen welsprekender zijn
dan lippen, en dat ze den mensch verraden, nog voor hij ge
sproken heeft"
„Mogelijk, Nadu, Ik weet dat zoo niet, want ik ben onbedre
ven in de liefde. Ik ben steeds meer op mijn gemak geweest op
de jacht en in het gevecht dan als ik moest beuzelen met vrou
wen. Evenwel, toen Tulasi openlijk sprak van mijn geheim,
dacht ik, dat wat ge gezien had in den vuurvlam, op dat mo
ment werkelijkheid zou worden dat de Dood mij zocht en dat
de gele man mij in zijn armen zou werpen!"
„De goden liegen niet jegens degenen, die hen vreezon, zooals
Shango vreesde", antwoordde zij. „Mijn visioen was waarheid en i
dat je nog leeft ondanks het feit dat des konings toorn tegen je
is aangevuurd door dien vreemden man, dank je alleen aan de
gunst van Shango, die het goede met je voor heeft"
„Maar des konings toorn was niet ontstoken" schreeuwde hij.
„Eerst durfde ik niet opkijken. En toen ik 'udelijk keek, zag ik, i
dat hij glimlachte. Ik trachtte te antwoc.maar mijn tong j
stamelde als van een, die te veel heeft geproefd van de jenever j
van den blanken man."
„Ik geloof, dat we Makindi een nieuwen naam moeten geven,"
zei de koning. „We zullen hem Oniyadi, de Zwijger, noemen."
Toen keerde hij zich vriendelijk tot mij en zei: „Dacht je werke
lijk, dat niemand afwist van je liefde van mijn dochter, Makindi?
Er is geen vrouw in Kwandi, of ze weet het al maandenlang,
dat Feribo is als zon, maan en sterren aan jouw hemel."
„Wat zal mij dan nu overkomen," vroeg ik, bitter gestemd.
Moet ik den dood sterven, omdat mijn hart is uitgegaan naar de
Bloem van Kwandi? Zoo ja ik ben bereid want te leven
zonder haar is mij gelijk aan de groote woestijn in het Noorden,
leeg en verlaten."
„Niet alzoo, Makindi" antwoordde hij. De goden die den
leeuw paren aan de leeuwin, den adelaar aan de adelaar, en de
ram aan het ooi, ieder aan haar die voor hem bestemd is, hebben
Feribo en jou voor elkaar bestemd. Zij is de mooiste der dochteren
van Kwandi, zooals gij de dapperste harer zonen zijL"
„Maarik dacht dat zij vergeven was aan Tembue van
Bandjii" stamelde ik, want ik was buiten mijzelf door deze
verandering van den vorst, en ik verborg niet, wat ik dacht.
„Spreek mij van dien naam niet meer," donderde de koning,
met een boos gezicht. „Die man is mijn vriend niet meer, want
hij heeft kwalijk gesproken van Mimba-Karo, den grootsten der
goden en van Tulasi, zijn priester."
„Maar o koning, wees niet boos op Tembue, wees hem ge j
nadig," zei Tulasi op zacbton toon, hoewel ik zag dat zijn oogen
vlamden als die van Kinium, den leeuw, voordat hij zijn prooi j
bespringt. „Mimba-Karo heeft d woorden van dien vorst gehoord
cn hij zal op hein letten. Let op! Tembue zal dra sterven, op zoo j
vreeselijk wijze, dat zelfs de hyena's zijn karkas niet willen
vreten!"
„Voor die kwade lach in zijn oogen, Nadu, beefde mijn hart, J
zooals een kuiken beeft, als het kijkt in de oogen van den slang
Want nimmer te voren had ik zulke kwaadaardigheid in eens
menschen oog bespeurd. Maar om den inhoud van zijn woorden
was ik blij, want nu wist ik, dat Feribo eindelijk vrij was. In mijn
ziel beloofde ik zoo'n groot offer aan Shango, als nog nooit een
man in Kwandi beloofde, want, zekerlijk, Shango had mijn ge
bed gehoord."
„Zeg mij, Makindi, zoon van Olawunmi, begeert gc mijn doch
ter grootelijks?" vroeg de koning.
„En toen, Nadu, stamelden mijn lippen niet langer, en ze kon
den mij ook niet meer Oniyadi, den Zwijger, noemen. Al mijn
verlangen, dat zoo lang verborgen moest blijven, al mijn ver
wachtingen, die ik gekoesterd had, als de hoop ijdel scheen,
stroomden naar buiten in een stroom van woorden. Wat ik zei,
weet ik niet meer. Alleen weet ik dit, dat terwijl ik sprak van
mijn honger naar Feribo, des konings oogen wilder werden, en
een groote stilte over allen kwam.
Liefde sprak met mijn mond en de koning cn Olubi en Tinuola
dachten terug aan den tijd, toen ze nog jong waren cn droom
den van vrediger dingen dan een oorlog. Tulasi alleen keek
zuur en boos. Nadu, ik denk, dat dat een man is, die nooit de
roepstem der liefde gehoord heeft en wiens aderen nooit sneller
klopten op het hooren van de voetstap cener vrouw."
„Nogal glad," merkte Nadu grimmig op. „Liefde gaat nu een
maal niet hand in hand met den duivel, cn Tulasi weet meer
af van boozo geesten dan van do bekooring cencr vrouw."
„Daar kon je wel eens gelijk in hebben," antwoordde Makindi
nadenkend," anders zou zelfs zijn trotsche hart wol verloederd
zijn voor een wijle, toen de liefde ons zoo na was gekomen." i
„Maar vertel me, wat beduidt dit alles?" vroeg Nadu onge I
duldig. „Dat is iets nieuws; daarvan heb ik vroeger nooit ge
hoord en ik woon hier toch al vele jaren Koningen geven hun j
dochters niet aan minder aanzienlijken en Feribo is het Uclil
van des konings oogen. Jij bent de zoon van mijn oude hart, Ma
kindi, en in mijn oog is er geen man in Kwandi, als jij; zelfs
niet in heel Karumbana: en toch, hoewel mijn liefde voor jou
mijn oogen verlicht, zoodat ik jou mooier zie dan alle mannen,
zegt mijn verstand, datje voor den koning niet bent. die je voor
mij bent. Dit is een vreemde zaak, en ik heb het er niet op be
grepen. Zeker, je bont rijk in vergelijking met anderen, en toch
bon Je niet rijk genoeg om de bruidschat te betalen voor do
Bloem van Kwandi."
„Dat dacht ik ook,.zelfs toen mijn hart In mij opsprong als een
stoenbok op dc rotsen. Maar al kan ik vandaag dan die bruid
schat niet geven, ik kan wel iets geven, dnt de koning meer
begeert dan geiten en schapen of de schoonc kleederen, die ko
men uit der blanken land."
„Wat is dat dan?" vroeg Nadu benieuwd.
„Dit!" en hij strekte zijn sterken arm uit
„Dat kunnen andoren ook, mijn zoon, dat kunnen andere n ooi.
„Ja, maar niet zooals ik. Jo kent me genoeg om tc weten, dat
ik geen grootspreker ben; ik zal niet groote dingen beloven cn zo
niet nakomen. Dc koning had gelijk, toen hij sprak:
„Makindi, zoon van Olawunmi, jij ruit aanvoerder zijn van do
jongelingschap, nietwaar? Er zijn oudere oversten en rijker hoof
den in Kwandi dan jij. Daar is Tinuola, hier cn Olubi, die mijn
mannen dikwijls ter overwinning heeft gelei,1. Maar heden ls
Makindi meer voor Jo jonge mannen dun Olubi. Zelfs als ze den
oorlogsdans uitvoeren, vragen ze, wuar Makindi is. Waar jij hen
geleidt zullen zij volgen, ten doode of naar wat daarach? r ligt.
Is het niet zoo Tulasi?"
„Zeker zoo is het," ntwoorddo die, hoewel ik zag, dat het
Olubi en Tinuola niet beviel.
(Wordt vervolgd.)