FRANS HALS
Gemengd Nieuws.
Uit Oost-Indië
DONDERDAG 3 JULI 1930 i
TWEEDE BLAD PAG. 7
Een ontmoeting met Van Dijck
TIJDEN VAN BITTERE ARMOEDE
WAT MEN THANS VOOR HEM
BETAALT....
n
Xnthony van Dijck, die zelf een
keer verdienstelijk portretschilder was,
prijst zijn tijdgenoot en kunstbroeder Frans
Hals ten zeerste van wege zijn buitenge
wone eigenschappen als portretschilder
Houbraken vertelt in verband hiermede de
volgende
anecdote,
(waarvan de betrouwbaarheid door sommi
gen in twijfel wordt getrokken), die ik in
des schrijvers eigen taal weergeef:
„Anthony van Dycky de fenix van zijn
tijd, als hij in dienst van Karei den eer
sten naar Engeland zoude overschepen,
wat verlangende om hem (Frans Hals)
vooraf te zien, kwam te Haarlem, en ging
aan zijn Huis. Maar 't had zijn werk in
('t kostte moeite) hem in de bierkroegen
op te zoeken, daar hij niet eer uit kwam,
voor hij zijn pintje geleegd had. Inmiddels
stont van Dyck met veel gedult te wagten,
die zig voor hem bedekt hield (die zich
niet bekend maakte), zeggende alleen tegen
hem, dat hij een vreemdeling was, die geen
anderen tijd had, als den tegenwoordigen.
en egter begeerte had van zijn Pourtret
door hem te laten schilderen, 't geen Frans
Hals zonder verder navragen hem inwil
ligde. Hij nam een doek, zoo goed en zoo
kwaad, als hij toen maar aan de hand had,
en begon aan 't werk te vallen.
Van Dyck maakte weinig tusschenspraak
met hem. onder 't zitten, om niet bekent of
ontdekt te worden, 't Was in korten tijd
gedaan, en Frans verzocht hem op te staan,
om te zien of het dus naar zijn behagen
was. Van Dyck prees het, en maakte toen
met hem eenige zamenspraak, dog zoo, dat
hij niets merken konde. Onder andere reden
zeide hij: gaat het schilderen zoo
in zijn werk? Zou ik het ook niet
ltonnen doen? vatte voort een ledigen
doek, dien hij daar zag staan, zette dien op
den Ezel, en verzocht hem neder te zitten.
Frans zag haast aan 't aanvatten van 't
palet, en pencelen, dat dit de eerste mnal
niet was. en dat de vermomde Ulysses zig
van zelf wel ontdekkeij zou, dog had geen
bedenken op Van Dyck, maar besloot dat
het de een of de ander potzigc Schilder
moest wezen, die zig door een staal van
zijn Konst te toonen. wilde doen kennen,
't Leed niet lang of van Dyck belastte hem
op te staan, om t' werk te zien. Zoo haast
als hij 't bezag, zeide hij: Gij z ij t van
Dyck, want geen menscli anders
kan zulks doen. viel hem om den
Halsen kustehem. Van Dyck nam zijn
Pourtret nat voor zig mee, bedankte hem.
en stopte zijn kinderen daar rijkelijk wat
voor in de hand. daar zij niet lang kassiers
van bleven .want Frans die buitckans voort
op de lippen nam" (dadelijk verdronk).
Do> laatste woorden doen ons zien wat
HoubïoKefl reeds eerder uitsprak, dat hij
Yrans Hals deed kennen als een, die zich
moax al te gaarne te buiten ging in het
.fijruik \an alcoholische dranken.
De schildersloopbaan
van Frans Hals heeft zich uitgestrekt over
meer dan een halve eeuw. Schilderijen van
vóór zijn 31c jaar zijn niet bekend, maar
op zijn S3e of 8ie jaar maakte hij
gelijk ik reeds heb opgemerkt nog een
regentenstuk voor het Oude-mannenhuls, en
zelfs toen was zijn toets nog krachtig, ver
raadde zijn hand niet de minste aarzeling,
was de voorstelling van zijn modellen nog
even levendig "als vroeger maar 't was
of de grauwe kleur, die hij aan zijn beelden
gaf, een afspiegeling was van de droevige
en treurige omstandigheden waarin de oude
kunstenaar verkeerde. Inderdaad was de
geldnood, waarin hij zich bevond, zoo hoog
gestegen, dat hij geen geld had om zijn
contributie voor het Lucas-gilde te betalen,
zoodat hem die werd kwijtgescholden. Zoo
arm had hij het, dat hij zich in 1662 om
onderstand moest wenden tot het stadsbe
stuur van Haarlem. Den 9 September van
dit jaar besloot dit college hem een gift te
schenken van 50 carolusgulden en hem met
ingang van 1 October voor één jaar een toe
lage te verlcenen van 150 carolusgulden, in
vier termijnen te betalen. Toen hij drie
termijnen gebeurd had, werd de toelage
verhoogd tot 200 gulden en werd bepaald,
dat hij die som jaarlijks ontvangen zou zoo
lang hij zou leven.
In den winter van 1664 had hij*
geen brandstof in buis
en zag hij zich genoodzaakt zich weer bij
het gemeentebestuur aan te melden om
hulp. Ook had hij geen geld om de huis
huur te betalen. Èn zoo besloot dan de ste
delijke regeering den 17 Januari van dat
jaar om den stokouden kunstenaar drie
wagens turf te laten thuis brengen en te
zorgen, dat in de kosten van zijn huishuur
zou worden voorzien. En toen tegen den
herfst van dit jaar de winter weder voor
de deur stond en daarmede het vooruitzicht
-an zonder brandstof te zitten en koude te
moeten lijden, wendde de vrtraw van Frans
Hals zich opnieuw tot de overheid der stad,
die aan het arme echtpaar weder drie wa
gens turf schonk.
Toen hij ongeveer 60 jaar oud was, stond
hij wel op het hoogtepunt van zijn kunnen,
gelijk bliikon kan uit zijn in J641 vervaar
digd schilderij, dat de regenten van het St.
Elizabeths-gasthuis voorstelt, en dat als
een kunststuk van den eersten rang wordt
geprezen.
Maar niet alleen als portretschilder, ook
als
genreschilder
heeft Frans Hals uitgeblonken, - en hij alle
werken van dezen aard kwam zijn humo
ristische geest, zijn levenslust, zijn vroo-
lijke natuur tot uiting. Zoo ook bij zijn
karakterbeelden uit het volksleven, 't Zij hij
vischmeisjes of straatjongens, rommelpot
spelers, jonge brassers, vroolijke fluitspe
lers,. soldaten of herbergbezoekers afbeeld
de, overal trad de humor aan het licht, en
de lach in zijn verschillende schakeeringen
heerscht in al zijn schilderijen. Daarbij zijn
zijn figuren uit het leven gegrepen. zooals
de schilder ze zag, en op meesterlijke wijze
trouw en onvervalscht weergegeven.
Frans Hals werkte veel en snel. Men kent
ruim 300 schilderijen, waarvan het vast
staat, dat ze door hem zijn geschilderd, en
meer dan de helft hiervan 1 .windt zich in
particulier bezit. Teekeningen of etsen zijn
van hem niet hekend. Van zijn schilderijen
zijn er 63 in Duitschland, 59 in de Vereenig-
de Staten. 54 in Engeland 40 in Frankrijk
en slechts 28 in Nederland. Maar tegen
over hét feit, dat er zoo weinig van 's mees
ters werken in zijn vaderland7 aanwezig
zijn, staat dat Haarlem de schitterendste
en meest indrukwekkende stukken van
dezen kunstenaar bezit; daar alleen zijn
zijn groot.e portretgroepen en gildestukken
te zién. Maar de drie grootste genrestukken,
die hij ooit geschilderd heeft, bevjnden zich
weer in Amerika. Als een bewijs welke
schatten de Amerikanen voor de Halsen
over hebben moge dienen, dat een schil
derij van Frans Hals „De lachende Gitaar
speler" in 1924 door J. R. Thompson, eige
naar van een groot aantal kruidenierswin-
DE SPELLINGSSTRIJD
VERHEVIGD
V. S. IN 'T GEWEER
MICHELS CONTRA VAN CORKOM
Gelijk we indertijd onze lezers hebben ge
meld, is ProL Dr. Jac. van Ginneken te
Nijmegen Lo.z. der spelling onzer taal „ge
draaid". Aanvankelijk 6tond van Ginneken
min of meer als een voorstander van de
vereenvoudigde spelling bekend: „Ik heb
schreef hij meer dan eens in het algemeen
adhaesie betuigd, dat ik de Kollewijnspellins
van wetenschappelijk oogpunt verkieslijk
achtte boven De Vries en Te Winkel." Maar
in een reeks artikelen in De Maasbode, be
ginnende 28 Februari j.l. deelde hij mee, dat
nieuwe taalwetenschappelijke boeken hem
gronden aan de hand hadden gedaan, welke
hij moet aanwenden tegen de „Kollewijnschc
spellingvereenvoudiging".
Naar aanleiding van deze „wending"
schreef Dr. Mr. L. J. C. van Gorkom in De
Tijd van 3 Mei '30 een artikel, onder 't op
schrift: „Krijgt Kollewijn een kans?", wa
hij de ziensverandering van Van Ginneken
benevens een opstel van C. J. J. Westerman
in De Gids benut om op te roepen tot waak
zaamheid „vóórdat op eenig vloekwaardig
moment een minister van onderwijs, kunsten
en wetenschappen uit den kring van de Kol
lewijnschc taaivereenvoudiging of onder
pressie van dezen, het besluit provoceert, dat
spreektaal, waarin de buigings-n niet r
wordt gehoord, basis behoort te zijn van
grammaticale regeling in de toepassing
de buigings-uitgangen bij het schrijven"
lijk Wcsterman formuleert).
Dr. van Gorkom is overigens optimistisch
gestemd inzake het z.i. gezond verstand
het betrokken departement, want hij
trouwt dat ook ddar „zal genoegzaam
wezig zijn de stille kracht van den onuit-
sprekelijken weerzin der spraakmakende ge
meente tegen hetgeen tenslotte toch waarlijk
taalverarming, slechte smaak en wanbegrip
moet worden genoemd".
Men behoefde geen profeet te zijn ot
voorspellen, dat de actie van Ginneken—van
Gorkom zou worden gevolgd door
een tegen-actie.
Strikt genomen behoefde dit niet. Alle be-
houcVzuchtigcn ten spijt, wint de nieuwe
spelling het onvoorwaardelijk. Het nieuwe
wint het altijd. De Middeleeuwsche spelling
heeft het veld moeten ruimen aan latere
spellingen en telkens weer Is do eene ver
andering de andere gevolgd. Dat is krachten;
de wet der taalontwikkeling der door- en
voortgaande evolutie der gedachten. Het
aantal vooruitstrevenden wordt al grooter,
het aantal voorstanders van vereenvoudiging
neemt hand over hand toe, het geslacht der
conservatieven sterft straks uit. Men behoeft
kels te Chicago, gekocht is voor 50.000
pond sterling of 600.000 gulden.
Niet talrijk zijn
de levensbijzonderheden.
die van Frans Hals bekend zijn. Op jeug
digen leeftijd reeds te Haarlem gekomen,
is hij in deze stad zijn leven lang blij'
wonen en hij is er ook overleden. Omstreeks
160S trouwde hij met Anneke t
mans. Men heeft wel beweerd, dat dit
huwelijk zeer ongelukkig was, omdat een
zekere Frans Hals den 20 Februari 1616
van burgemeesters en schepenen een
risping opliep wegens mishandeling van
zijn vrouw, maar latere onderzoekingen wij
zen er op, dat dit niet onzen schilder gold
maar een naamgenoot van hem, Frans
Cornelisz. Hals gehecten. I-Ioe dit zij, kort
is dit huwelijk wel geweest, want den IS
September 1616 was Anneke reeds ove
leden; hij had toen nog één kind, Ha
men genaamd, in leven. Den 12 Februari
1617 ging hij een tweede huwelijk aan
met Lijsbeth Reinicrs dochter van
Sparen dam, die toen omstreeks 23 jaar oud
was. Zij schijnt van geringe afkomst ge
weest te zijn, want zij J*on niet eens schrij
ven en toekende altijd met een figuurtje
In het Rijksmuseum is een schilderij, door
Frans Hals vervaardigd, dat naar men ver
moedt den schilder met zijn tweede vrouw
voorstelt.
Hij hoeft te Haarlem verscheiden? huizen
bewoond; nu eens betrok hij oen huis in
tie Peuzelaarsteeg. dan weer in de Kleine
Houtstraat op de Oude Gracht, op don hoek
van de Nobelstraat of in 't Groot lloili.
land. In lajjtstgonoomdo straat bevindt
zich nu het museum, dot zoovele van zijn
kunstwerken herbergt. Dit gebouW wn
de dagen van onzen schilder Ouoj man
huis; het bleef als zoodanig in gebruik tot
het jaar 1800, kreeg toon de bestemming
van weeshuis en werd in 1DÓS door de ge
meente Haarlem aangekocht on ingericht
als Frans Halsmuseum. 'Hoc .ve;n, g z il de
schilder vermoed hebben, zoj dikwijls hij
dit mooie gebouw voorbijkwam, lat he'
eenmaal zijn naam zou >Jrnj?r., zijn roem
zou uitstralen en vele van rijn wi rken a's
kostbare kunstschatten zou bewaren!
E. D. J. DE JONGH Jr.
geen oogenblik aan te twijfelen: de ver
andering (of dat het Kollewijn zal worden
of niet) zal eenmaal komen.
Maan het is de vraag wanneer? Hoe lang
rullen de tegenstanders de invoering van
een gezonder schrijfwijze der taal nog tegen
houden? Zie, daarom is het goed, dat de
vereenvoudigers voortdurend paraat zijn en
elke aanval met een flinke tegen-aanval be
antwoorden. Daarom verheugt het ons, dat
ook de geruchtmakende publicatie's van Van
Ginnekenvan Gorkom onmiddellijk zijn on
derhen ten genomen in het vlugschrift van
Drs. L. C. Michels. V. S. in 't Geweer, (uit
geverij de Kempen, Tilburg), juist versche
nen. We betreuren eenerzijds dat Drs Michels
alleen het artikel van Van Gorkom kritiseert
plaats dat hij de argumenten van Van
Ginneken tracht te ontzenuwen, we bevelen
anderzijds zijn brochure als een staal van
pittige, waardige en deskundige polemiek
met nadruk aan, aan ieder die in de spel
lingskwestie belang stelt.
Het is een feit, dat verreweg het grootste
deel van het Nederlandsche volk, ondanks
ons prachtige lager- en mulo-onderwijs,
schatten worden besteed,
„In ronde cijfers uitgedrukt zegt Drs.
Michels is er niemand, die de spelling van
het Woordenboek der Ned. Taal korrekt kan
toepassen".
Ook de hartstochtelijkste voorstanders van
het stelsel De Vries en Te Winkel niet. Men
kan elke Nederlander een klein dictée op
geven, zóódanig, dat hij voor zijn Neder-
landsche taal of beter uitgedrukt: zijn Ne-
derlandsche letters een absoluut onvoldoend
cijfer behaalt.
Schrijver dezes is dagelijks bezig het ge
zond taai-inzicht in jeugdige hersenen te
bederven en het is hem een kwelling des
geestes, een marteling bij oogenblikken, zijn
leerlingen wijs te maken dat de namen
bergen mannelijk en die van rivieren vrou
welijk zouden zijn e.d. Een marteling ook
hierom, omdat het monnikenwerk is, hon
derden kostelijke en kostbaro uren per jaar
worden er vermorsd aan spellings-onbenul-
ligheden. aan futiliteiten, die in het leven
geen naRelschrapseltje beteekenis hebben.
Ik gebruikte daar de uitdrukking: I
gezond taalinzicht der kinderen bederven.
En ik laat die zin nog eens cursief drukken.
Want dat is inderdaad zoo. De geslachtson
derscheiding in de taal tusschen „ma
lijk" en „vrouwelijk" is
onnatuurlijk en kunstmatig.
Dat een man, een stier, een hengst i
nelijk zijn, zal niemand ontkennen. En dat
men nu de woorden, dus de zichtbare
duiding dezer wezens op papier, hun na
ook mannelijk noemt, kunnen wij tot zekere
hoogte billijken, ofschoon we het als onjuist
aanvoelen.
Bezit een woord, dus de naam van een
ding, dezelfde eigenschappen als het ding
zelf? Een toren is hoog, is het woord toren,
dus de naam van het ding, nu ook hoog?
Een leeuw is sterk, is het woord leeuw, dus
de naam van het beest, nu ook sterk? Maar
waarom gaan nu honderd-en-een eigenschap
pen van het ding niet over op de naam en
de geslachtseigenschap wel?
Maar kom aan! Laten we dan nu maar
even als redelijk aannemen dat de gealachts-
eigenschap van de persoon man overgaat op
het woord man. Doch hoe nu met woorden,
welke de naam zijn voor dingen die geen
geslachtsonderscheiding bezitten? Of is het
geen nonsens aan dc kinderen tc loeres, dat
de jas van een jongen vrouwelijk en de
tel yan een meisje mannelijk is? Dat een
jongen een vrouwelijke pet op heeft en
meisje een mannelijke hoed draagt? Dat ze
thuis op een mannelijke stoel zitten c:
scliobi in een vrouwelijke bank?
Waarop grondt zich dat alles? Laten dc
voorstanders vah De Vries en Te Winkel dat
nu eens aannemelijk maken. Het is
pyramldale nonsens.
lei, spons, griffel, bank, pet. vrouwelijke
woorden te noomen. Dat is één Maar zegt
men verder: we bedoelen daarmee eigenlijk
dat de naam van deze dingen behoort tot
een tcoordklasse die in de spraakkunst
vrouwelijk genoemd wordt, dan antwoorden
we: met welk recht trekt ge die deellijn door
de groote massa Nederlandsche woorden zóó
als gij dat gedaan hebt? Waarom laat ge
lei, spons en bank links van die lijn vallen
en hoed en mantel rechts? Dat is dan toch
een autoritair, eigenmachtig en willekeurig
omspringen met dc taal. dat door niets ge
rechtvaardigd wordt? Kunt u, vooratander
van De Vries, mij aannemelijk maken, de
gronden noemen, waarop u hoed bij de man
nelijke woordklasse indeelt en pet bij dc
vrouwelijke woordklasse?
Zoo vrage ik. Maar dat kunt u niet, daar
van ben ik verzekerd. En daarom herhaal 'k
ten dorden male: het tegenwoordig spellings
onderwijs bederft in kinderhoofden hel ge
zond taalinzicht van meet-af. Ook hierom
wijl het gebazel over één c en twee e's, d,
dt, en t, de on den zooveel tijd rooft, dat er
voor werkelijk taalonderwijs geen tijd over
blijft
Dat dit zoo is, valt nader te bewijzen uit
de practijk. Het staat daarmee zóó, dat met
de beste methode zelfs, slechte een klein
percent der leerlingen zonder grove taalfou
ten loert schrijven, wel te verstaan hij ern
stig, voortdurend elke dag weer opnieuw
voor-kauwen, maar dat ook de beste leerlin
gen, indien zij geen voortgezet onderwijs
ontvangen, in minder dan de helft van de
tijd, die er in de school aan het zuiver-
leeren-sahrijven is besteed, heel de inge-
pomote wijsheid kwijt zijn en alle mogelijke
vormen en wijzen en tijden en uitgangen op
een al leroneerbied igste manier door elkaar
haspelen.
We op 6chool over buigings n, dubbele e's
a o's spreekt,
sticht voor altijd verwarring.
Want hij kan te dezen opzichte geen in
zicht aanbrengen, omdat men de zaken tegen
natuurlijk heeft verwrongen! Daarom hebben
de leerlingen geen houvast «n verliezen ze
alle steun op het uur, els ze de school uit
stappen. Ze hebben gehoord dat er nu eens
de, dan weer den, nu eens d. dan weer t ge
schreven moet worden maar het leeft voor
hen niet, het is doode letterknechterij ge
bleven. en een dag nadat ze de zevende
klas der L s. hebben verlaten schrijven ze:
poes heb dorst, den man is vermoart.
Ziehier het glorieuze resultaat van het uit-
nemendste van des Nederlandschen school
meesters vlijt...
Ja, de begaafden, die later dóórleeren, die
krijgen straks de spellingsmoeilijkheden
wat onder de knie, die leeren Koenen en van
Dale gebruiken en ja, dan gaat het Of
schoon. het ook dan nog vaak gebeurt naar
?n Michels cnlongs overkwam: hij ont
ving een briefje van een gestudeerd man
met een drietal „den" 's d-p zelfs aan Dr.
van Gorkom niet zouden behagen; van die
drie was er één door de schriiver tijdig
corrigeerd, waaruit tc hesluiten viel. dat de
beide andere hem steekhoudend voorkwamen
sloeg de bliksem in dc boerderij van het
Kroondomein, bewoond door den landbou
wer Ederveen. Een schuur ging in vlammen
op. Op de weide staand hooi werd door den
bliksem getroffen en verbrandde.
Taalverarming
Dr. van Gorkom verwijt de vereenvoudigen
o.m. taalverarming te bevorderen. Jan Lict-
hart antwoordde op dit verwijt reeds: „Het
is een dwaling te meenen, dat men de taal
verarmt met het prijsgeven van hetgeen zij
vallen laat, zoo min als men de boom
armt, wanneer men de verdorde bladeren
laat wegteren, 't Jonge groen komt immers
aan alle kanten voor den dag". „Laat de
wegstervende taaldeeltjes dan vrij verdwij
nen, al schijnt dit ook nog zoo onredelijk,
overal verkwikken ons de frisse, jonge spruit
jes weer". En Prof. de Vooys merkte terecht
op: „Van een dode tak plukt men geen
vrucht".
Indien het nu eens waar mocht zijn dat de
dichters de buigings-n welluidendheidshalve
niet konden missen, waarom zouden nu
millioenen Nederlanders moeten veroordeeld
worden om de buigings-n te gebruiken ter-
wille van deze enkele schrijvers? Maar
de ware dichters (het staat hun né do
voering der vereenvoudigde ook bovendien
nog vrij „den" te gebruiken, als zij dat
noodig oordeelen voor de klankwaarde van
hun vers), laten door deze z.g. taalverarming
hun poëzie niet verkommeren: „Het schijnt
zegt Michels vol ironie dat naar het
algemeen gerucht een zekere Shakespeare
het klaar gespoeld heeft, om met zijn zo
gruwelik veraarde en onttakelde Engels de
grootste treurspeldichter der verblindende
mensheid teworden".
Natuurlijk gaan wel enkele mogelijkheden
verloren bij spellingvereenvoudiging (waar
om zouden we dat niet erkennen?), maar dat
deze wansmaak cn wanbegrip zou bevorde
ren kan geen bestrijder waar maken.
„De schrijver heeft de uitgever niet
keud"? Goed, dat is onduidelijker dan: „Dc
schrijver heeft den uilgever niet gekend".
Maar hoe dan met: „De schrijfster heeft de
uitgeefster niet gekend"? En als men hier
aan gewezen is op het verband, dan kan men
toch bij de eenste zin daarmee ook volstaan?
En wanneer men nu zoo buitengewoon
gesteld is op direktc onderscheidingen in de
spelling uitgedrukt, vraagt Michels terecht,
waarom onderscheidt men dan niet: „Zij
zetten den wagen neer", tegenw. tijd van
„zij zetten den wagen neer" verleden tijd?
„Hetgeen een boos vermoeden bevestigt, dat
ik uitspreek met alle openhartigheid, maar
zonder eenige boosaardigheid, het vermoeden
namellk, dat het meer om het houden
men heeft te doen is, dan orn de heerlik
heid der onderscheidingen".
Inderdaad, veler tegenstand tegen wijzi
ging der verouderde spelling is louter con
servatisme.
Tij des het hevig onweer, dat Woensdag
middag heeft gewoed, zijn verscheidene hui
zen afgebrand.
Te Schaik bij Grave is de boerderij ven
De Louw door den bliksem getroffen en al-
gebrand.
Te He>rpcn bij Oss (N.-Br.) verbrandde de
boerderij van v. d. Wcoide, en te Ottersum
bij Gennep (L.) is de boerderij van Hen-
drikscn door het hemelvuur getroffen en "n
prooi der vlammen geworden.
DOOB DEN BLIKSEM GEDOOD.
Te Lierop <N.-Br.) sloeg de bliksem op de
electrischc geleiding. De landbouwer J. Vlem-
mix die met het gezin zat te bidden en juist
onder een schakelaar zat, werd op slag ge
dood-
Te Wessem (N.-Br.) sloeg het hemelvuur
in de woning van den landbouwer L. Een
gedeelte van het dak werd weggeslagen. Een
neefje van L- werd door den bliksem tegen
den grond geslagen, doch kwam met den
schrik vry.
Te Katwijk bij Cujjk (N.-Br.) zjjn twee
runderen in de weide door den bliksem gedood
BIJ HET ZWEMMEN VERDRONKEN.
In de Waal bij Nijmegen is Woensdag
middag de 20-jarige fabrieksarbeider Bos
man bij het zwemmen verdronken.
AUTO TEGEN EEN WINKELHUIS.
UR Vaaseen wordt gemeld:
Hedenmorgen te half 10 is te Enst een
auto, komende uit de richting Apeldoorn,
tegen het winkelhuis van den haar P. d.
Veer gereden. De bestuurder van de auto
moest uitwijken voor een wielrijder die uit
een zijweg kwam en reed dientengevolge
tegen het huis. De winkelpui werd inpe-
drukL De auto kreeg schade Persoonlijke
ongevallen hadden niet plaats.
ZWAAR WEER BOVEN DE
OVER-BETUWE
HOFSTEDEN IN VLAMMEN
Uit Etet wordt gemeld:
Boven de Over-Betuwe heeft gisteravond
een hevig onweder, gepaard gaande met
grooten regenval, gewoed. Er hadden eenige
kleine ongevallen plaats, terwijl op eenige
plaatsen vee in do weide werd gedood.
In I-Iuisscn sloeg de bliksem in twee groo
te hofsteden, bewoond door de gezinnen
Baptist en Lontjes. Dc hofsteden gingen in
vlammen op, terwijl het niet mogelijk was
iets van den inboedel te redden.
Onder Genth sloeg de bliksem in de boer
derij van den heer Hutmacher. Ook deze
behuizing brandde tot den grond toe af.
Een jonge man uit het naburige Haalde-
ren, die bij dc blussching assistentie ver
leende, wordt vermist. Men vreest dat hij
onder de puinhoopen is gekomen. Een onder
zoek hiernaar is in vollen gang.
In Huissen aan de overzijde van den Rijn,
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN
BATAVIA, 2 Juli. (Aneta.) Bij de gemeen
teraadsverkiezingen werden alle 5 Candida-
ten der Vnderlandsche club gekozen, terwijl
voor de 15 overige candidaten (van do ver
bonden partijen) herstemming noodig bleek.
Het kies quotient was 1339.
Mr. CORNELIS, 2 Juli. (Aneta! Alhier
werden gekozen een CS.P.-cr en 3 I.K.P.-er»
SOEKABOEMI, 2 Juli (AneLah Alhier wer
den gekozen 5 I.B.V.-ers, 1 I.K.P.-er en 1
CSP.-er.
.MAKASSER, 2 Juli. (Aneta.) Het I.E.V.
heeft hier beslag gelegd op alle 10 zetels.
PADANG, 2 Juli. (Aneta.) Alhier werden
gekozen 5 I.E.V.-ers, 2 I.K.P.-ers, 2 leden
van de Vaderlandsche Club cn een wilde.
SEMARANG. 2 Juli. (Aneta) Alhier wer
den gekozen 5 I.E.V.-ers, I K.P.-ers, 2
C.S.P.-ers en 5 leden van de V. C.
DE BRAND IN HOTEL BELVEDERE.
Tvh personen v-rmlr.i
MEDAN, 2 Juli. (Aneta). Omtrent de brand
in Holt» Belvedère te Brastagi wordt g«>
meld, dat een logeergast den brand ontdek
te, en alarm sloeg. Verschillende gaeren
vluchtten naar het dak on werden langs een
bamboe lad der gered. Eén de" dames, mevr.
Linibung, eprong van 5 Meter hoogle naar
beneden, en werd daarbij vrij ernstig ge
wond. Een andere dame raakte lidht g<s-
wond. Een buboe en een hotelboy worden
vermist. Beiden zijn naar alle waarechijn-
Ujkheid omgekomen. Het nagloeien van d«
overblijfselen betel een ondorzoek. De totale
schade kon nog niet worden opgegeven. Het
verzekerd bedrag bedraagt IVj ton, terwijl
de eigenaar vier dagen tevoren een bedrtjfs-
verzekering had gesloten.
MEDAN, 2 Juli (Aneta) In aansluiting op
het bericht inzake afbranding van Hotel
Belvedère te Brastogi, wordt nog gemeld,
dat de brand vermoedelijk ontsUan ie achter
het buffet in de groote zaal. Het vuur greep
snel om zich heen zoodat het grootendeols uu
hout opgetrokken hoofdgebouw spoedig een
vuurzee geleek. De bijgebouwen, de garag*
en de keuken bleven gespaard door het door
kappen van de verbindingsgang. Een logeer
gast. de heer Tiesrond, ontdekte den brand
's morgens om half 5 en sloeg alarm, waait)ff
hij een 10-tal medegasten wekte.
De bagage der gasten is geheel verbrand
zoodat zij slechts beschikten over hun nacht*
gewaad. Bluschmateriaal ontbrak. Tal van
gasten waren juist den vnrlgcn dag vertrok»
kon, in verband met het eindigen dor schoo*
vacantia.
SOERABAYA, 2 Juli (Aneta). In aanslui
ting op het bericht inzake den brand bij het
Radio-Verkoopknntoor Akiz Radio-Holland,
wordt nog gemeld, dat de oorzaak van den
brand onbekend is. Do brandweer die ener
giek aanpakte, slaagde er in het vuur na
V/2 meester to worden.
VOOR HONDERD JAAR
door S. VAN WOUDEN
(18
Plotseling echter verdween deze hoop.
Op voordracht van 's Konings financieel en
raadsman, Appellius, werd hot Algemeen
Belastingstelsel ingevoerd, geheel zooals de
Belgen dit hadden gewenscht! Dit stelsel
werd doorgedreven, 'hoe ook 't Noorden hier
tegen ook protesteerde, hoe ook door man
nen als Van Hogendorp, Kemper, Van Al
phen en anderen, werd gewaarschuwd te
gen de gevolgon, die thans dreigden. Tever
geefs! Appelius had ditmaal zijn oor naar
het Zuiden gewend en met hem luisterde
Koning Willem I mee!
Het Noorden had den strijd tegen 't Zui
den verloren. MaarVan Hegendorp en
al de anderen werden door de uitkomst in
het gelijk gesteld: de vreemde linnenhandel
was vernietigd; de Zweedsche ijzerhandel
geknakt; do fabrieken aan de steenkolenmij
nen cijnsbaar; de veenderijen attn het be
lang der kooldel vingen grootendeols opge
offerd (Groen van Prinstercr). En tegen
over deze nadoelen strmd geen onkel voor
deel, want de wetten van Appelius stel
den, wat de vermeerdering van 's lands in
komsten betrof, te leur.
Toch: Appehus (of laat het maar rond
weg worden gezegd: de Koning) ging stijf-
hoofdrig voort op den ingeslagen weg. Een
nieuwe belasting werd voorgesteld, waar
door inzonderheid de handel in koffie en
kolken", die twee hoofdtakken van den groo
ten handel, weid getroffen.
Thans was de verontwaardiging in het
Noorden ten top gestegen. Openlijk, doelt
Groen mee, vloekte men er de Voreoniging!
De nieuwe belastingwet werd aangeno
men, zij het dan ook, dat niet minder dan
40 van de 96 aanwezige loden in de Kamer
hadden tegen gestemd. Doch hiermee was
voor het Noorden de zaak niet afgedaan. Tot
groote verontwaardiging van don Koning
bleef men or. togen deze ontoelaatbare }>e-
voorreohtiing van het Zuiden protesteoren.
I-Iet was tijdens deze crisis, dat Willem I
tot een daad kwam, die hom in Noord-No-
derland zwaar aangerekend wend; een daad
die hem inderdaad heeft onteerd.
Gijshert Karei van Hogendorp, hoewel
geen Minister meer, had zich in 's lands be
lang geroepen geacht zich togen deze nieu
we heffing te verzetten. Toen de Koning,
beu van de oppositie, 21 November 1819 dc
Staten-Generaal voor gesloten verklaarde,
vaardigde hij tegelijkertijd een besluit uit,
waarbij hij motu proprio uit eigen be
weging nan Van Hogendorp den rang cn
de titel van Minister van Staat ontnam!...
Twee jaren later, in 1821, zwichtte de Re
geering voor den aandrang van het Noor
den. Ze stelde thans een belastingstelsel
voor, dat in velerlei opzichten don handel
tegemoet kwam. Maar hoe nu de Belgen
klaagden en schreeuwden! Over brooder-
moord riepen ze en van Alva's afpersingen
spraken /e! Ten gerieve van Amsterdam,
beschuldigden ze de Regeering, en van en
kele schraapzuchtige kooplieden, werd heel
het lnnd ten verderve gebracht!
Ik deel ook den strijd van 1821 mee, om
dat bij deze gelegenheid opnieuw gebleken
is, dat de Koning, hoewel hij ontegenzegge
lijk een groot man is geweest, soms zeer
klein kon doen.
In de Tweede en Eerste Kanier hadden op
eon enkele uitzondering na alle Bedgisehc
leden tégen dc wet gestemd. Onder die te
genstemmers waren acht Kamerheeren
Welnu, alle acht ontvingen even daarna 't
bericht, dat den heeren verzocht werd tot
nader order niet aan het Hof to komen!
Even dient nog de vraag besproken, of
de Belgen recht hebben gehad Willem I be
voorrechting van het Noorden te verwijten.
Ten stelligste moet dit worden ontkend,
evenals ook de beschuldiging onwaar is,
dat dc Koning geen open oog 011 warm hart
had voor dc belangen van handel en nij
verheid van heel het land.
Ik schreef reeds, dat onder Appelius mééi
op de belangen van het Zuiden is gelet dan
op die van het Nooixkn. Welnu, in 1824
hieek, dat Willem I indeitlaad ook voor liet
Zuiden als een vader waakte. Toen werd
daar opgericht de „Naamlooze Maatschappij
tot begunstiging van Volksvlijt", een tegen
hanger \an de „Maatschappij van Weldadig
hejd". die in 1821 in het Noorden was op
gericht Waar Ijet mogelijk was zorgde Wil
lem I
Vele grieven der Belgen zijn vermeende
grieven geweest. Ze waren gelukkig in het
vinden van stokken, om den hond, dien ze
slnnn wilden, te treffen.
De geschiedenis is daar, om te bewijzen,
dat de Regeering steeds er naar gestreefd
heeft van Zuid-Nederland e«n welvarend go
bied te maken.
Maar door de geestelijkheid eerst en door
liberalen cn Roomsch-Katholieken te zamen
later, is een geest van verzet gepredikt te
gen Noord-Nederland cn tegen don Koning
persoonlijk.
De veiveuiging van Noord en Zuid is als
een gedwongen huwelijk geweest, waarin dc
liefde totaal ontbrak. Én zeer zeker zou het
vcor het Noorden beter zijn geweest, nis het
de eer van deze echtverbintenis had afge
wezen. De jaren van de vereeniging zijn niet
de gelukkigste geweest voor ons land.
En het is in dc éérste plaats België, dat
de schuld treft voor al het leed, dat er in
de jaren '14 tot '30, cn nog lang daarna, ge
leden is
HOOFDSTUK IX.
De Belgische Liberalen.
In paragraaf 1016 \an zijn „Handhoek"
stolt Groen tegenover den adel en de gees
telijkheid in België de „voorstanders van
vrijheid en gelijkheid", waarmee hij de libo
ralon bedoelt.
In de „Nedcrlandsche Gedachten", Deel
III. gaat tiij dieper op de woorden „libe
raal" cn „liberulismus" in. Onomwonden
zegt hij in het nummer van 21 Mei 1831, dat
liberaal is, in den grond cn bij de uit
komst. hetzelfde als revolutionair en het
Mberall&mus (is) niet tegen eenlgen rege
ringsvorm in liet bij zon dor gerigt, maar
eigenlijk tegen hot wezen van elk gezag.
Maar 10 Juni d.a.v. gaf hij van 't woord
„liberal ismtis" een omschrijving, die schitte
rend doordacht kan worden genoemd en
zoowel het stelsel der Belgische liberalen als
dat van hun naneven in de 20ste eeuw kort
en bondig uiteenzet
Het woord „liheralismus" wordt ieder
oogenblik door iedereen gebruikt; en dc
meeaten evenwel zouden verlegen zijn, in
dien hun naar do beteekenis wierd ge
vraagd. Het hoofdkenmerk ligt hierin-dat
men den oorsprong van wetenschap en
van graag, in plaats van in God, in den
mensch, in menschelijk verstand en tn
inenschelijko toestemming en overeen
komst heeft gestold. Zoo wordt het be
ginsel van geloof en onderwerping, dut
ook als bron van verlichting cn als waar
borg van vrijheid noodzakelijk Js, vervan-
vangen door een beginsel van twijfelanj
en woderspannigheid, dat tevens brengt
meer barbnarsohheid en slavernij. Voor
den grondslag van maatschappelijke ver
ecniging, de erkentenis van een boven der
menschcn willekeur verheven gezag,
treedt een beginsel van maatschappelijke
ontbinding op. Zoodra aan de Rede de
oorrang boven do Openbaring toegekend
wordt, zijn alle redelijke wezens vrij, ge
lijk cn staan op zich zelf: peen band of
lietrekking dan die, door dwang of cigen-
l>elang gelegd, straks door geweld en
baatzucht verbroken of opgelrat wordt- Fn
daar alzoo de oorsprong van het llbern-
lisnras in het weten in de bedorven
beid van den menschelljken nonleg moet
worden gezocht, blijkt hieruit reeds dat de
werking van dit kwaad alle voorwerpen
van kennis en handeling'omvat.
Reeds in 1831 was Groen de dappere, on
vervaarde Xvangelie-belijder, die kloek durf
do zeggen, dat alleen door het Christendom
kan met vrucht gestreden worden tegen de
liberale theorie.
Deze bekende stelling poneerde hij, nadat
hij had uiteengezet, dat het liberale beginsel
algemeen ook m Nederland werd gevolgd.
Een uiteenzetting, waaruit ik nog enkele
gedeelten overneem, omdat daardoor tege
lijk met de Noord-Nedcrlamtsche ook de Bel
gische liberalen worden geteekond.
Dit Rijk bedoeld wordt Nederland nk
do Vereeniging in het bijzonder is ge-
hool naar liberale gixaidstellingen ge
vormd. Het lag in den geest eener libe
rate diplomatie innig en volkombn te wil
len vereenigen, hetgeen uit zijn aard op
>lle wijs oiivoreenlgbaar was. De minach
ting of wellicht meer nog de vrees voor
Adel 011 Geestelijkheid, die in <MMCor.su-
tutie niet kan worden miskend/wë^ ten
nanxlon van België een overtuigend be
wijs dat de Staatsregeling naar één model
met alle revolutionaire Staatsregelingen
ingerigt werd. Het is ook van de Neder-
landen, door Frankrijk gerevolutioneerd en
ovarheerd, volkomen waar. omtrent
Frankrijk aangemerkt Is, dat de Instellin
gen van de restauratie htfna gelijk n>
ren aan die ran het Keizerrijk, rel\» bij
na getiik aan die van de Republiek Ook
in Holland kwamen de mate Hingen van
1813 in den grond met die van 1 s 11
von 1795 overeen, en de veranderingen
van regeringsvorm waren verschillend#
phases van de heerschappij den elf de nood
lollige liberale leer.
'(Wordt vervolgd.]