TOPS ZATERDAG 7 JUNI 1930DERDE BLAD PAG. 9 DOOR DE BINNENLANDEN VAN DE ALBLASSERWAARD BOCHTIGE. KROMME. SMALLE WEGEN DE POLDER IN AFZONDERING de^ai"sdva^ zo op éénrichtingsverkeer aangewezen schij nen te" zijn. Ze zijn zóó smal, dat ge waant door een korenveld te rijden (want het gras staat ongekend welig en de hooiwagens staan al klaar) en als ge een hand naar buiten steekt, kunt ge de halmen plukken.. We probeerden ons voor te stellen, dat ons ergens op den weg, waar geen huizen staan, een voer hooi tegenkwam, waarvan de flan- „Kom eens over", ken breeduit over den wegberm hangen. Dan zou de boer tzijn paard achter den wagen moeten spannen om een eind terug bij een huis een verbreeding te vinden, waar wijken mogelijk is; of onze auto zou, met de rivier aan de eene en het boezemwater aan de andere kant met groote correctheid terug zoo luidde het foontje van mijn vriend Piet van Rees, die in Papendrecht den scepter zwaait (nadat hij uit den krijgsdienst is afgezwaaid) en bekijk met mij eens. de wegen in de Alblasserwaard. Met mij waren nog vijf andere journalis ten uitgenoodigd en daar persmcnschen. in den regel zeer mec-gaand zijn als er iets te zien en te hooren valt, ontbrak 'er niemand, op het appèl. De wegen in de Waard bekijken? Wel, dat is zeer eenvoudig. Ge neemt uw staf ter hand cn begint de pelgrimage bij de veerpont Dordrecht—Papendrecht, de Zuid-Westelijke hoekpunt van het groote „eiland", dat in gesloten wordt door, Merwede, Noord en Lek. Doch. zoo zou het niet gaan. Fiets- en auto-band hebben dengordel van den pel grim vervangen en dus werden onS de ver-, moeienissen van een wandeling over stof fige wegen gespaard. Onder hoog, burge- mecsterlijk geleide van de burgemeesters Van Rees, Papendrecht; Fortuyn, Nieuw- poort; Van de Rovaart, Nieuw-Lekkerland en de heer de Haas van Dorsser, secretaris van Sliedrec-ht, werden we per auto door de binnenlanden van de Waard gevoerd; Het was: een karretje op een zand\veg reed; de zon scheen helder; (doch niet:) de weg was breed. Neen, dat was wel het grootste mankement, wat ons opviel. Doch, aldus 's middags onze oude vriend Rijsdijk: de weg met negentig kronkels was nu op zijn Zondagsch. Ge hadt hier eens moeten komen als het geregend of gedooid had, want dan komen er nog verticale kronkels bij ook. Kijk eens, we hebben van tien tot half 3 behalve een kort oponthoud in de auto ge zeten en hebben in dien tijd de volgende route gemaakt: Papendrecht, over de Noord- dijk, Alblasserdam, langs de Lekdijk, Nieuw- Lekkerland, de polder in' over de Zijdcweg, Oud Alblas, langs de Graafstroom: Bleskens- graaf, Molenaarsgraaf, Vuilendam, Ottoland, Goudriaan, Meerkerk, langs het Zederikka- naal, Noordeloos, Arkel, Gorkum, Giessen- dam, Sliedreoht. Dat lijkt heel wat, omdat de dorpen, meestal in lintbebouwing; gezaaid langs de wegen liggen; doch een auto, ja zelfs een Fordje, zou zich schamen en trillen van verontwaardiging, als hij altijd in zoo'n suk- keldrufje liep; om van de chauffeurs, die kramp in handen en ai-men, en „zinkens" het hoofd krijgen, maar niet te sproken. En de weg op zich zelf; de weg als zoo danig? Och, als de collega's je den voorrang geven en je zit in de eerste auto, zoodat ge voor de stofwolken uit rijdtr-dan gaat het uj al. Maar o wee, als je tweede of derde inde rij bent; dan wordt de zon verduisterd rail hot overal doordringende stof en speel, hetthuis zonder electrolux, niptkla^r. Doch* stel u nu eens voor, dat hèt stof - r ln modder verkeert; van die edhte, sappige poldermodder, kleve rig en klonterig klodderend aan de wielen of krinkelend voortjagend door de lucht; zou het dan ook een pretje zijn om voort te glijden oyer den glihberigen weg, waar achter het hooge bruggetje de grilligste kronkeling verrast? lelies en vele andere veld- en slootgewassen. Maar die rijke flora verhoogt het gevaar en als ergens plotseling een rustiek bruggetje hoog oprijst, dan is het zaak om boven op even stil te staan en te onderzoeken hoe men de vlak-voorliggende bocht kan nemen. Van Meerkerk naar Gorkum loopt de oude Napoleontische weg: hij getuigt van breeden blik, waarmee de heerscher de dingen zag. De weg van Amsterdam naar Parijs mocht geen smal kronkelpaadje zijn, zooals men na hem weer gemaakt heeft. Wil men de Waard uit zijn onbehoorlijk en onverdiend isolement helpen, dan zal er heel veel moeten gebeuren. Dan zijn er vaste oeververbindingen noodig, doch evenzeer nieuwe, flinke, breede wegen, waar althans twee voertuigen elkaar kunnen passeeren en fietsers en wandelaars niet steeds in levensgevaar verkeeren. Verbetering van de wegen is zonder een nieuw tracé bijna nergens morgelijk: de lint bebouwing schoof de huizen zoo ver moge lijk naar voren. Er zal dus werk op groote en grootsche schaal moeten gebeuren en we verstaan de CASPAR VAN DER HEYDEN De sieraden van het Hollandsche landschap. Ook molens van oudere modellen ziet men op rijen staan. moeten rijden tot een wijkplaats bereikt Veel gemakkelijker dan dit drama konden we ons voorstellen, dat automobilisten van elders liever een elfstedentocht maken dan deze gevaarlijke dijken en wegen te berijden. Het trof bizonder, want juist bij eenige boerenhuizen moesten ons eenige wagens, karren en fietsen pas seeren en het gaf dus weinig oponthoud. Midden in 't land veroorzaakt het passeeren van elkander een nuttelooze tijdpasseering. We zagen een hooimachine naderen. Zoo'n ding zal ruim 2 M. breed zijn. De weg haalt de breedte niet, want de wielen gingen door het bermgras. Wij wachtten even bij een mooie inham voor een boerenerf en toen kon het gevaarte ons precies passeeren. De fietsers langs den weg zijn wel zeer te beklagen. Als zand de maag schuurt; dan is binnen schoonmaak onnoodig. Maar als hun leven hun lief is, dan stappen ze tijdig af, leggen hun fietsen tegen den schuinen walkant en houden zichzelf aan de stevige grashalmen vast om niet van de wal in de sloot te glijden. Zóó zijn de provinciale wegen in de Alblas serwaard, waar men slechts met een veer pont komen kan, omdat de overbrugging der groove rivieren ten behoey.e van het door gaande verkeer Noord-Zuid en West-Oost (Arasterdam en RotterdamDuitsohland) nog steeds een punt van nauwgezette studie uitipaakt, O, de omlijsting van den weg is, prachtig mooi; vooral nu: mooi, lang gras met op sommige plaatsen kweekerijen van distels, die niet op tijd gehakt zijn, 't land elders bezaaid met koekoeksbloemen, water- In de Waard vindt men oude sloten, bij Ottoland en Noorde- loos, maar ook aardige dorps kerkjes, zooals hierboven een afgebeeld is. klacht: Waarom gebeurt elders zoo heel veel en hier zoo lieelcmaal niets. Geef de Waard wat hij dubbel en dwars waard is: een goede verbinding, wat het hoofdverkeer betreft en een goed wegennet over dit mooie, vrucht bare eiland, met een bevolking, welke de schoonste tradities van onze natie zorgvuldig bewaart. Alog een typische oud-Hollandsche molen. Een auto-weg over de Lek bij Vreeswijk: een prachtige oeververbinding, doch welke slechts zeer sporadisch voorkomt en dus MAN DES GELOOFS. DIENAAR DES EVANGELIES REEDS JONG EEN ZWERVER DOOR DE WERELD Lid der gemeente van Antwerpen ZIJ.V ORDENING TE EMBDEN TOT PREDIKER N 't 400 jaar geleden is, dat Gaspar van der Heyden geboren werd willen de door een kort artikel de aandacht vestigen op deze edele en beminnelijke figuur, die zooveel gedaan heeft om de Refonnatie tot uitbreiding en de Nederlandsche Gerefor meerde kerken tot bloei te brengen. Niet door geschriften heeft hij zich een naam verworven. Slechts enkele kleine hoewel niet onbelangrijke geschriften gaf hij uit. Maar als weinigen heeft hij geijverd vooi de belangen van Gods Koninkrijk en, zich zeiven vergetende, de kerken gediend mei de volle toewijding van zijn mild en nederig hart. Zijn tijdgenooten ook mannen als Mar nix varw St Aldegonde en Prins Willem van Oranje zijn vol lof over hem. Op onderscheiden kerkelijke vergaderin gen nam hij een invloedrijke plaats in. en bleek zijn geestverwantschap met Calvijn Dr. M. F. van L e n n e p schetst zeer juist zijn beteckenis (in het Proefschrift over hem, waaraan wij vele gegevens ontlecnen): De lof die hem toekomt is, dat hij zich zeiven geheel en al ten offer gebracht heeft in den dienst van het evangelie en van de kerk.' Van het oogenblik af, waarop hem de oogen open gingen voor de dwalingen van Rome, en hij van harte der nieuwe leer werd toegedaan, tot aan zijn dood, die bijna 40 jaren later plaats vond, was zijn geheele leven één toewijding aan de zaak, die hem thans boven alles ter harte ging. Ternauwernood, aan het hac-he- lijkst doodsgevaar ontkomen, moest hij jaren lang als balling in den vreemde ver toeven, maar ook daar vergat hij zijn kerk niet cn bleef haar belangen getrouw hehar tigen. En later in het vaderland terugge keerd, bleef het zijn ijverig streven, om die kerk mede te helpen opbouwen en in bloei te doen toenemen. Te voren had reeds W. te Water zijn leven beschreven (in 175-1) en hem geëerd met de hooggestemde woorden, dat hij zich door zijn godvruchtig gedrag, geregelden ijver tot dienst van Gods kerken, vaak ge paard met het grootste levensgevaar cn door wrochte kennis der Goddelijke Bijbelwaar heden, een onsterfelijken roem had ver worven. Gaspar was niet een man uit het volk maar behoorde tot de meer aanzienlijke ge slachten van die dagen. Zijn vader wilde hem tot Roomsch geestelijke opleiden. Hier is evénwel niets van gekomen, omdat.Gas par op 16 h 17-jarigen leeftijd tot de over tuiging kwam, dat Rome dwaalde en het gezuiverde Evangelie Ln de kerken der Re formatie gepredikt werd. Door zijn vader uit huis gedreven (de familie woonde toen te Mechelen) ging 't op Antwerpen aan, waar hij, omdat hij zon der middelen was en toch moest leven, knecht bl] een schoenmaker t'erd. In Antwerpen was toen (1547) reeds een Gereformeerde Kruisgemeente, waartoe een betrekkelijk groot getal leden behoorde. Onder leiding van Jan van Ostende werden in het geheim de godsdienstoefeningen ge houden. God beschikte *t zoo dat Gaspar leerling werd van een schoenmaker, die zelf ook de nieuwe religie was toegedaan. Te Water schrijft, dat Gaspar „slapende op den zolder, merkte dat zijn baas alle nachten met eene kaars op dien zolder kwam, en eene kist ontsloot, daaruit een boek nemende, 't welk was de Bijbel, in welken hij geruimen tijd las; hierop ontdekte hij zig aan zijn baas en werd dus een lid der vervolgde gemeente" Van der Heijden werd nu een trouw bezoe ker van de geheime gemeentelijke samen komsten en stond spoedig bij alle leden in hooge achting. Toen de Antwerpsche 1 eeraar Jan van Ostende als ketter verbrand, en de gemeente dus van haar dienaar beroofd was, viel het oog op Van der Heijden, die een van de meer ontwikkelde gemeenteleden was, en vond men hem bereid als voorganger op te treden Hiertoe behoorde moed, want, indien hij ont dekt werd, wachtte hem hetzelfde lot als zijn vroegeren leeraar. De samenkomsten werden ten huize vaD een der gemeenteleden gehouden. 1) De maand van geboorte ls niet Op denzelfden Zondag, waarop 's avonds de ledeh zouden samenkomen, werd de plaats van vergaderen zoo geheim mogelijk gebood schapt Van der Heijden bleef ook zijn hand werk uitoefenen. Zoo stond hij vrijer tegen over de gemeente, en kon hij zich gemak kelijker verborgen houden. Noodeloos wilde hij zich niet in gevaar be geven: „Christus beveelt ons s-erpentische voorzichtigheid te gebruyken in ons doen" De gemeente drong er echter bij hem op aan, dat hij zijn handwerk zou laten varen zij zou he mdan onderhouden, en hij kon' zich geheel aan zijn geestelijk werk p.-ven Van der Heijden vroeg den Kerkeraad van Embden om raad. Embden was in die dagen het toevluchtsoord voor de vervolgden. Bo vendien wendden velen zich tot haar om raad en hulp, omdat ze als een soort „moe dergemeente'' beschouwd werd. Embden gaf hem het advies zijn arbeid in Antwerpen voort te zetten en het verzoek van de gemeente in te willigen. Daartoe ging hij nu eerst zelf naar Embden om daar tot zijn ambt bevestigd te worden Ondertusschen nam te Antwerpen Adriaan Haemstede zijn plaats in Met dezen wél ij ve rigen, maar niet taetischen man heeft de ge meente nog al moeite gehad. Hij verwaur loosde zei men de gemeente door overal predikatiën te houden buiten de samenkom sten der eigen kerk om. Hij moest zich toch aan zijn belofte houden en herder der kudde Anderzijds beklaagde van Haemstede zich dat de gemeente niet goed voor hem zorgde. Om deze klacht te begrijpen moeten wc ons de omstandigheden indenken. Opdat de plaats waar de predikanten zich ophielden, door de vijanden niet zou ontdekt worden, werden zij bij gemeenteleden uitbe steed. De Antwerpsche gemeente had besloten, dat van Haemstede „soude wesen een maendl in d'een van den Dienaers huysen, die daer gelegentheit toe hadden, ende een maendt in eens anders desgelyx". Evenwel van Haemstede had dit niet gewild. „Hij en wilde svn boeken nyet soo dicwijlen verhuysen". Hij schijnt 't ook niet getroffen te hebben, want „op d'eene plaetse hadde hij weech luysen gezien; opt ander plaetse en stondt hem dat volck van den huvse niet ane; opte derdde was het wijf hem te vreemdt". Van der Heijden trachtte na zó'n terug- komset uit Embden. dienaar en gemeente met elkander te verzoenen. De verhouding tusschen hemzelf en de ge meente sch-jnt bizonder goed gebleven te zijn. Hij was dan ook een herder met grooten IJver die over de kudde waakte. Zijn verantwoor delijkheid kon hem wel eens drukken. Dan schreef hij, dat hij de gemeente diende „met grootcr beswaringe synder hertten, want het is geen cleyn sake voor Godt rekenschap te geven voer de gantze gemeynte, wclckei bloet Godt van der laren handen heys- schen zal".. Ook begonnen de vervolgingen weer in he vigheid toe tc nemen. Als door een wonder ontsnapte Van dei Heyden eens aan het gevaar. Een vrouw had aan de vervolgers het huis aangewezen, waar hjj in dien tijd verblijf hield. Plotseling weid de woning door den markgraaf Jan van Immerseele, „een bl -tgierich mensche" bezet De man, bij wien van der Heyden inwoonde, werd gevan gen genomen, terwijl helaas ook de papieren der gemeente (waaronder een naamlijst der dienaren en ouderlingen) den vijand in handen vielen. Hoe ontkw,nu Van der Heyden? Te Water geeft er de volgende levendige beschrijving van: „De wonderbare wijze zijner verlossinge is deze geweest, dat hij. zig verborgen hebbende op eene geheime plaats, de deur van binnen vast toe deedt, zoodat de schout of markgrave die niet kon- IXGEZONDEN MEDEDEELINGEN MIJNHARDTS's Hoofdpijn-Tabletten 60cl- Laxeer-Tabletten 60 rt- Zenuw-Tabletten 75 ct Staal-Tablctten 90 et Maag-Tabletten 75 c' Bij Apoth. en Drogisten WAT EENS OP 7 Juni GEBEURDE Op 7 Juni 1905 kwam het tot een staats» greep in Noorwegen. De volksvertfegenwoor* diging verklaarde eenstemmig dat de ver» eeniging tusschen Noorwegen on Zweden had opgehouden te bestaan. De ZweedscltU regeering weigerde eerst de Xoorsche regce- ring te erkennen. Maar "eindelijk billijkta koning Oscar de scheiding en liet een ple» bisciet onder het Nocjsche volk houden. Da volksstemming had plaats van 13 tot "I Augustus en de allergrootste meerderheid verklaarde zich voor de scheiding. Een republiek wilden de Noren niet en op 18 Nov. 1905 werd prins Karei van Denemar ken onder den naam van Haakon VII uit geroepen tot koning van Noorwegen WAARSCHUWING In het Alg. Politieblad waarschuwt de bur gemeester van Aalten tegen de praktijken van Engelina Maria Dibbets, wonende aan den Haartschcnweg aldaar en hij geeft iedec alvorens met haar over verhuren en afgifte van goederen in relatie tc treilen, in over weging zich tot hem om inlichtingen td wenden. ALLESZINS BEGRIJPELIJK! Waaraan schrijft u toe, dat u zulk eert hoogen ouderdom hebt bereikt? vroeg men een honderdjarige, De eerste zeventig jaar van mijn leven waren er geen auto's en de laatste dertig jaar was ik niet meer in staat om op straat tp loopen, was fret antwoord. de openen,-maar een zijner dienaren be lastte op het dak te klimmen en de pannen af te ligten, 't welk als hij deedt, zag hij Van der Hyden op zijn knieën loggende en God biddende, doch door eene wonderlijke bestieringe van God, met deernis bewogen, verzekerde hij den schout dat er niemand in was, en ontkwam aldus het doodsgevaar". Van der Heyden meende nu niet langer in Antwerpen te moeten blijven. De overheid had een prijs van 300 gulden op het hoofd van een predikant en van 50 gulden op dat van een ouderling of diaken gesteldl Een bijeenkomst van Gereformeerden buite n de wallen van Antwerpen. FEUILLETON Vrij naar het Engelsch door P. W. J. J. (17 Tops met haar witte schort voor en haar nutsjc op, zag er keurig netjes uit, en To- iy's gelaat straalde van geluk. De bezoekers ven echter niet lang, en Tops liet hen uil ,Je ziet er nu echt als een dienstmeisje, lit", zei juffrouw Alford. ,,Ja", zei Tops, „en vindt u niet, dat het nij netjes staat? Ik had zóo gehoopt, dat k nu gauw een mutsje zou kunnen opzetten lk had juist gister tegen tante Amelia ge- egd, dat ik het op uw trouwdag zou pro- «eren, of het ging, maar vanmorgen zei ze, lat ik, zoolang ik bij haar was, geen muts nocht dragen, omdat ik nu haar nichtje fas". -Arme Tops, dat zal een teleurstelling voor i geweest zijn; maar als je nooit grootero teleurstellingen krijgt in je leven, dan ben Ie toch nog niet zoo heel erg te beklagen. Er ijn ongelukkig tegenwoordig niet veel meis les meer, die een muts willen dragen. Nu ot Zondag Tops, dan hoop ik je weer op de Sondagsschool te zien". •Ik denk niet, dat we nog eenige kans hebben, Tops ooit bij ons op de pastorie te zien, Hugh," zei juffrouw Alford, toen zij en de dominéé weer buiten waren. Als tante Amelia haar niet meer noodig zou hebben, dan zullen toch zeker de groot vader en de grootmoeder haar bij zich wil len hebben. Maar hoe vond je het, dat ze onzen trouwdag had uitgekozen, als haar eerste dag met een mutsje op? Wat dunkt je, zouden we haar ook soms vragen, om onze meisjes te komen helpen de volgende week Donderdag?" „Ik denk, dat ze dat wel graag zal willen doen". „Nu, dan vraag ik aan haar tante, of ze haar dien dag missen kan, en dan kan ze tenminste eens in haar leven een echt mbteje op hebben". Toen het tijd werd voor de kinderen, om naar huis te gaan, waren ze bijna niet te bewegen daartoe. Dickie begon haa6t te hui len, cn Annie vroeg ook, of ze nog niet wat blijven mocht, maar Tops durfde hen niet goed langer te houden. Ze zette Albertje dus weer in den kinderwagen en zij aanvaard den de terugreis. Toon ze bij hun woning waren, zag Tops door het raam, dat juffrouw Wells bij het vuur zat te 6lapen. Ze bracht dus heel zacht jes de kinderen in de kamer en keerde on gemerkt naar huis terug. HOOFDSTUK XX Thomas Dawlish en zijn vrouw zaten aan weerszijden van den haard. Zij hadden vroeg gegeten, en terwijl Thomas zijn pijp je zal te rooken, had zijn vrouw een brei werk ter hand genomen. „Rat-a-tat-tatI" ging de klopper op de oude, eikenhouten de>ur. Thomas en rijn vrouw sprongen op, want ze waren alle twee bijna in den dut. Dawlish stond op, om de brieven aan te pakken. „Ik heb er twee voor u vandaag", zei de postbode. „Fred, je bent royaal voor ons. Me dunkt, ik moest dan ook maar wat terugdoen," zei Dawlish en hij zocht in zijn vestzak naar wat klein geld. Eindelijk haalde hij een gulden te voorschijn. „Ik. had je twee kwart jes willen geven," zei hij, „maar je bent zoo gul voor mij, ik wil duö ook niet bij je achteretaan". „Dank u, meneer", zei de postbode. Dawlish keerde naar het plaatsje bij den haard terug en legde de brieven bij zijn vrouw neer. „Twee brieven, Thomas? Waar zouden die vandaan komen?" zei ze. Dawlish nam de brieven op en bekeek het stempel. „Ze schijnen alle twee uit Manchester te komen, Susan." Nu nam zijn vrouw ze op. „Ik ken de hand van geen van beide", zei ze. „We zullen ze maar gauw openmaken" zei Thomas, „dan behoeven we er niet lan ger naar te raden, van wie ze komen". „Dat is goed", zei zijn vrouw, en Thomas haalde zijn mes uit zijn zak en sneed den brief van dominéé Malcolm open. Hij bekeek de onderteekening. „Hugh Malcolm", las hij. „Hé, wat kan die mij te schrijven heb ben?" mompelde hij. „Je weet toch wie het ls, niet waar, moe der? Van den zomer ls hij onze boerderij komen bekijken met meneer Nesborough". „Ja, ik weet het nog best", antwoordde Susan. „Geachte meneer Dawlish", las Thomas. „Ik heb een groote verrassing voor u en uw goede vrouw. Ik heb juist gemerkt, dat uw zuster Amalia, die mij alleen bekend was als juffrouw Gubbins, in mijn wijk woont. Haar adres ie Postle Street 6, Manchester. Zij zal u binnenkort ook schrijven en zij heeft grooter nieuws voor u. Met de beste wenschen voor een Gelukkig Nieuwjaar. verblijf ik hoogachtend, HUGH MALCOLM.. Juffrouw Dawlish Liet haar breiwerk op dén grond vallen. „Wel, Thomas," zei ze, „wie zou dat ge dacht hebben?" „Ja, wie zou dat gedacht hebben? Onze lang verloren Amalia! Arme meid, ze was trotsch en koppig, toon ze wegging, maar ik had toen niet gedacht, dat ze het zoo lang vol zou houden. Och, och, ze is nu ook niet jong meer, want ze is nog twee jaar ouder dan ik." „Het is een goed ding, dat je toen nog met dien dominéé er over gesproken hebt. anders hadden we misschien nooit meer iets van haar gehoord". „Ik wil er liever Gods hand in zien, Susan", zei Thomas. „Natuurlijk. Hoe kon ik dat vergeten?' zei zijn vrouw. „Zal ik den tweeden brief ook maej on»n maken?" vroeg hij, toon de koeien hem door hun geloei herinnerden, dat hij niet te lang meer moest wachten; „of zal ik het maar uitstellen, totdat ik weer binnen kom?" „Als hij van Amalia is, dan wil ik hem liever nu meteen maar hooren", zei zijn vrouw. Thomas sneed den tweeden brief dus ook open, maar hij kon dezen niet zoo vlug ontcijferen als den eerste, want de hand van juffrouw Gubbins was niet zoo heel vast meer. Zij had den brief geschreven, terwijl Tops de kinderen wegbracht op Kerstavond. Zij begon met haar broer eerst over haar zelf te vertellen en haar hulpeloosheid door het verstuiten van haar voet. Daarop ver telde zij hem, zoo goed en zoo kwaad als het ging, hoe zij ontdekt had. wie Tops was Ze meldde hem ook, dot haar vader pas overleden was, en dat het kind geen tehuis meer had behalve het hare. Juffrouw Gub bins was geen geoefende briefschrijfster, maar zij wist het toch alles duidelijk genoeg mee le deelen. „Wat ik zonder Tops had moeten begin nen", ging zij voort, „dat weet ik werkelijk niet, en ik kan het eigenlijk ook nu nog niet builen haar stellen; maar jullie hebben de grootste aanspraak op haar, cn ik za! het wel zien te schikken op de een of an dere manier, als zij weg is. Denk dan maar niet om mij. Ik zal haar sturen, zoodra jul lie schrijven, dal je haar ontvangen kunt. „Ik was eerst ver van vriendelijk tegen haar. ja zelfs hard en bits. maar Tops zoo'n lief kind en paf nooit een schero woord terbg. Zij heett mij een heel anderen bak op de dingen gegeven, en het is door haar. dat ik den Heiland gevonden heb, en ik vertrouw dan ook, dat Hij verder voor inij zorgen zal. Ze is jullie kleinkind, en ik weet dus, dat ik haar moet afstaan. Ze is een echt fatsoenlijk, net meisje. Julli» zullen zeker trotsch op haar zijn. „Door haar aan jullie af te staan, hoop ik eenigszins goed te kunnen maken, wat ik tegenover je misdaan heb. want ik heb je slecht behandeld. Thomas, lk ben nu ech ter niet meer de trotschc Amalia, die ik was toen ik jong was. Als Je Tops ziet, denk dan „door Amalia heb Ik haar terug gevonden" cn Vergeef haar, die nu is je üefh. Zuster Amalia" Wat loeiden die koeien! WaaroifrAndsn rij zich nu toch nog niet een oogeiiBOk «tu- houden, maar koeien gebruiken nu een maal geen consideratie. •Mary's kind, Mary s kind. nu eindelijk gBAonuen! was al wat Susan kon zeggen, l liomas zei niets, maar verborg het gelaat in de handen en schreide. De koeien bleven steeds doorgaan met loeien, en eindelijk nam hij zijn ouden slap- pen vilten hoed \an den haak en ging naar den koestal. Hij was toch nog niet in cloat eon woord te zeggen. Toen het melken afgeloopen vu, en de koeien voor den nacht bezorgd waren, ging nu weer naar binnen. Zijn vrouw zat nog net, zoals hij haar verlaten had. fluisterde zij, „wat ben je van erhen Wa kan iders doen, daa „Ja, maar Amalia dan?" (Wordt vervolgd.)'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9