TOPS
ZATERDAG 7 JUNI 1930DERDE BLAD PAG. 9
DOOR DE BINNENLANDEN
VAN DE ALBLASSERWAARD
BOCHTIGE. KROMME. SMALLE
WEGEN
DE POLDER IN AFZONDERING de^ai"sdva^
zo op éénrichtingsverkeer aangewezen schij
nen te" zijn. Ze zijn zóó smal, dat ge waant
door een korenveld te rijden (want het gras
staat ongekend welig en de hooiwagens staan
al klaar) en als ge een hand naar buiten
steekt, kunt ge de halmen plukken..
We probeerden ons voor te stellen, dat ons
ergens op den weg, waar geen huizen staan,
een voer hooi tegenkwam, waarvan de flan-
„Kom eens over", ken breeduit over den wegberm hangen. Dan
zou de boer tzijn paard achter den wagen
moeten spannen om een eind terug bij een
huis een verbreeding te vinden, waar wijken
mogelijk is; of onze auto zou, met de rivier
aan de eene en het boezemwater aan de
andere kant met groote correctheid terug
zoo luidde het foontje van mijn vriend Piet
van Rees, die in Papendrecht den scepter
zwaait (nadat hij uit den krijgsdienst is
afgezwaaid) en bekijk met mij eens. de
wegen in de Alblasserwaard.
Met mij waren nog vijf andere journalis
ten uitgenoodigd en daar persmcnschen. in
den regel zeer mec-gaand zijn als er iets te
zien en te hooren valt, ontbrak 'er niemand,
op het appèl.
De wegen in de Waard bekijken? Wel, dat
is zeer eenvoudig. Ge neemt uw staf ter
hand cn begint de pelgrimage bij de veerpont
Dordrecht—Papendrecht, de Zuid-Westelijke
hoekpunt van het groote „eiland", dat in
gesloten wordt door, Merwede, Noord en Lek.
Doch. zoo zou het niet gaan. Fiets- en
auto-band hebben dengordel van den pel
grim vervangen en dus werden onS de ver-,
moeienissen van een wandeling over stof
fige wegen gespaard. Onder hoog, burge-
mecsterlijk geleide van de burgemeesters
Van Rees, Papendrecht; Fortuyn, Nieuw-
poort; Van de Rovaart, Nieuw-Lekkerland
en de heer de Haas van Dorsser, secretaris
van Sliedrec-ht, werden we per auto door
de binnenlanden van de Waard gevoerd;
Het was: een karretje op een zand\veg
reed; de zon scheen helder; (doch niet:) de
weg was breed.
Neen, dat was wel het grootste mankement,
wat ons opviel.
Doch, aldus 's middags onze oude vriend
Rijsdijk: de weg met negentig kronkels was
nu op zijn Zondagsch.
Ge hadt hier eens moeten komen als het
geregend of gedooid had, want dan komen er
nog verticale kronkels bij ook.
Kijk eens, we hebben van tien tot half 3
behalve een kort oponthoud in de auto ge
zeten en hebben in dien tijd de volgende
route gemaakt: Papendrecht, over de Noord-
dijk, Alblasserdam, langs de Lekdijk, Nieuw-
Lekkerland, de polder in' over de Zijdcweg,
Oud Alblas, langs de Graafstroom: Bleskens-
graaf, Molenaarsgraaf, Vuilendam, Ottoland,
Goudriaan, Meerkerk, langs het Zederikka-
naal, Noordeloos, Arkel, Gorkum, Giessen-
dam, Sliedreoht.
Dat lijkt heel wat, omdat de dorpen,
meestal in lintbebouwing; gezaaid langs de
wegen liggen; doch een auto, ja zelfs een
Fordje, zou zich schamen en trillen van
verontwaardiging, als hij altijd in zoo'n suk-
keldrufje liep; om van de chauffeurs, die
kramp in handen en ai-men, en „zinkens"
het hoofd krijgen, maar niet te sproken.
En de weg op zich zelf; de weg als zoo
danig? Och, als de collega's je den voorrang
geven en je zit in de eerste auto, zoodat ge
voor de stofwolken uit rijdtr-dan gaat het
uj al. Maar o wee, als je tweede of derde
inde rij bent; dan wordt de zon verduisterd
rail hot overal doordringende stof en speel,
hetthuis zonder electrolux, niptkla^r.
Doch* stel u nu eens voor, dat hèt stof -
r ln modder verkeert;
van die edhte, sappige poldermodder, kleve
rig en klonterig klodderend aan de wielen
of krinkelend voortjagend door de lucht;
zou het dan ook een pretje zijn om voort
te glijden oyer den glihberigen weg, waar
achter het hooge bruggetje de grilligste
kronkeling verrast?
lelies en vele andere veld- en slootgewassen.
Maar die rijke flora verhoogt het gevaar en
als ergens plotseling een rustiek bruggetje
hoog oprijst, dan is het zaak om boven op
even stil te staan en te onderzoeken hoe men
de vlak-voorliggende bocht kan nemen.
Van Meerkerk naar Gorkum loopt de oude
Napoleontische weg: hij getuigt van
breeden blik, waarmee de heerscher de
dingen zag. De weg van Amsterdam naar
Parijs mocht geen smal kronkelpaadje zijn,
zooals men na hem weer gemaakt heeft.
Wil men de Waard uit zijn onbehoorlijk
en onverdiend isolement helpen, dan zal er
heel veel moeten gebeuren.
Dan zijn er
vaste oeververbindingen
noodig, doch evenzeer nieuwe, flinke, breede
wegen, waar althans twee voertuigen elkaar
kunnen passeeren en fietsers en wandelaars
niet steeds in levensgevaar verkeeren.
Verbetering van de wegen is zonder een
nieuw tracé bijna nergens morgelijk: de lint
bebouwing schoof de huizen zoo ver moge
lijk naar voren.
Er zal dus werk op groote en grootsche
schaal moeten gebeuren en we verstaan de
CASPAR VAN DER HEYDEN
De sieraden van het Hollandsche
landschap. Ook molens van
oudere modellen ziet men op
rijen staan.
moeten rijden tot een wijkplaats bereikt
Veel gemakkelijker dan dit drama konden
we ons voorstellen, dat automobilisten van
elders liever een elfstedentocht maken dan
deze gevaarlijke dijken en wegen te berijden.
Het trof bizonder,
want juist bij eenige boerenhuizen moesten
ons eenige wagens, karren en fietsen pas
seeren en het gaf dus weinig oponthoud.
Midden in 't land veroorzaakt het passeeren
van elkander een nuttelooze tijdpasseering.
We zagen een hooimachine naderen. Zoo'n
ding zal ruim 2 M. breed zijn. De weg haalt
de breedte niet, want de wielen gingen door
het bermgras. Wij wachtten even bij een
mooie inham voor een boerenerf en toen kon
het gevaarte ons precies passeeren.
De fietsers langs den weg zijn wel zeer
te beklagen. Als zand de maag schuurt; dan
is binnen schoonmaak onnoodig. Maar als
hun leven hun lief is, dan stappen ze tijdig
af, leggen hun fietsen tegen den schuinen
walkant en houden zichzelf aan de stevige
grashalmen vast om niet van de wal in de
sloot te glijden.
Zóó zijn de provinciale wegen in de Alblas
serwaard, waar men slechts met een veer
pont komen kan, omdat de overbrugging der
groove rivieren ten behoey.e van het door
gaande verkeer Noord-Zuid en West-Oost
(Arasterdam en RotterdamDuitsohland)
nog steeds een punt van nauwgezette studie
uitipaakt,
O, de omlijsting van den weg
is, prachtig mooi; vooral nu: mooi, lang gras
met op sommige plaatsen kweekerijen van
distels, die niet op tijd gehakt zijn, 't land
elders bezaaid met koekoeksbloemen, water-
In de Waard vindt men oude
sloten, bij Ottoland en Noorde-
loos, maar ook aardige dorps
kerkjes, zooals hierboven een
afgebeeld is.
klacht: Waarom gebeurt elders zoo heel veel
en hier zoo lieelcmaal niets. Geef de Waard
wat hij dubbel en dwars waard is: een goede
verbinding, wat het hoofdverkeer betreft en
een goed wegennet over dit mooie, vrucht
bare eiland, met een bevolking, welke de
schoonste tradities van onze natie zorgvuldig
bewaart.
Alog een typische oud-Hollandsche molen.
Een auto-weg over de Lek bij Vreeswijk: een prachtige oeververbinding, doch welke slechts zeer sporadisch voorkomt en dus
MAN DES GELOOFS.
DIENAAR DES EVANGELIES
REEDS JONG EEN ZWERVER
DOOR DE WERELD
Lid der gemeente van Antwerpen
ZIJ.V ORDENING TE EMBDEN TOT
PREDIKER
N 't 400 jaar geleden is, dat Gaspar
van der Heyden geboren werd willen de
door een kort artikel de aandacht vestigen
op deze edele en beminnelijke figuur, die
zooveel gedaan heeft om de Refonnatie tot
uitbreiding en de Nederlandsche Gerefor
meerde kerken tot bloei te brengen.
Niet door geschriften heeft hij zich een
naam verworven. Slechts enkele kleine
hoewel niet onbelangrijke geschriften gaf
hij uit.
Maar als weinigen heeft hij geijverd vooi
de belangen van Gods Koninkrijk en, zich
zeiven vergetende, de kerken gediend mei
de volle toewijding van zijn mild en nederig
hart.
Zijn tijdgenooten ook mannen als Mar
nix varw St Aldegonde en Prins Willem van
Oranje zijn vol lof over hem.
Op onderscheiden kerkelijke vergaderin
gen nam hij een invloedrijke plaats in. en
bleek zijn geestverwantschap met Calvijn
Dr. M. F. van L e n n e p schetst zeer juist
zijn beteckenis (in het Proefschrift over
hem, waaraan wij vele gegevens ontlecnen):
De lof die hem toekomt is, dat hij zich
zeiven geheel en al ten offer gebracht heeft
in den dienst van het evangelie en van de
kerk.'
Van het oogenblik af, waarop hem de
oogen open gingen voor de dwalingen van
Rome, en hij van harte der nieuwe leer werd
toegedaan, tot aan zijn dood, die bijna 40
jaren later plaats vond, was
zijn geheele leven één toewijding
aan de zaak, die hem thans boven alles ter
harte ging. Ternauwernood, aan het hac-he-
lijkst doodsgevaar ontkomen, moest hij
jaren lang als balling in den vreemde ver
toeven, maar ook daar vergat hij zijn kerk
niet cn bleef haar belangen getrouw hehar
tigen. En later in het vaderland terugge
keerd, bleef het zijn ijverig streven, om die
kerk mede te helpen opbouwen en in bloei
te doen toenemen.
Te voren had reeds W. te Water zijn
leven beschreven (in 175-1) en hem geëerd
met de hooggestemde woorden, dat hij zich
door zijn godvruchtig gedrag, geregelden
ijver tot dienst van Gods kerken, vaak ge
paard met het grootste levensgevaar cn door
wrochte kennis der Goddelijke Bijbelwaar
heden, een onsterfelijken roem had ver
worven.
Gaspar was niet een man uit het volk
maar behoorde tot de meer aanzienlijke ge
slachten van die dagen. Zijn vader wilde
hem tot Roomsch geestelijke opleiden. Hier
is evénwel niets van gekomen, omdat.Gas
par op 16 h 17-jarigen leeftijd tot de over
tuiging kwam, dat Rome dwaalde en het
gezuiverde Evangelie Ln de kerken der Re
formatie gepredikt werd.
Door zijn vader uit huis gedreven (de
familie woonde toen te Mechelen) ging 't
op Antwerpen aan, waar hij, omdat hij zon
der middelen was en toch moest leven,
knecht bl] een schoenmaker
t'erd.
In Antwerpen was toen (1547) reeds een
Gereformeerde Kruisgemeente, waartoe een
betrekkelijk groot getal leden behoorde.
Onder leiding van Jan van Ostende werden
in het geheim de godsdienstoefeningen ge
houden.
God beschikte *t zoo dat Gaspar leerling
werd van een schoenmaker, die zelf ook de
nieuwe religie was toegedaan. Te Water
schrijft, dat Gaspar „slapende op den zolder,
merkte dat zijn baas alle nachten met eene
kaars op dien zolder kwam, en eene kist
ontsloot, daaruit een boek nemende, 't welk
was de Bijbel, in welken hij geruimen tijd
las; hierop ontdekte hij zig aan zijn baas en
werd dus een lid der vervolgde gemeente"
Van der Heijden werd nu een trouw bezoe
ker van de geheime gemeentelijke samen
komsten en stond spoedig bij alle leden in
hooge achting.
Toen de Antwerpsche 1 eeraar Jan van
Ostende als ketter verbrand, en de gemeente
dus van haar dienaar beroofd was, viel het
oog op Van der Heijden, die een van de meer
ontwikkelde gemeenteleden was, en vond
men hem bereid als voorganger op te treden
Hiertoe behoorde moed, want, indien hij ont
dekt werd, wachtte hem hetzelfde lot als
zijn vroegeren leeraar.
De samenkomsten werden ten huize vaD
een der gemeenteleden gehouden.
1) De maand van geboorte ls niet
Op denzelfden Zondag, waarop 's avonds
de ledeh zouden samenkomen, werd de plaats
van vergaderen zoo geheim mogelijk gebood
schapt Van der Heijden bleef ook zijn hand
werk uitoefenen. Zoo stond hij vrijer tegen
over de gemeente, en kon hij zich gemak
kelijker verborgen houden.
Noodeloos wilde hij zich niet in gevaar be
geven: „Christus beveelt ons s-erpentische
voorzichtigheid te gebruyken in ons doen"
De gemeente drong er echter bij hem op
aan, dat hij zijn handwerk zou laten varen
zij zou he mdan onderhouden, en hij kon'
zich geheel aan zijn geestelijk werk p.-ven
Van der Heijden vroeg den Kerkeraad van
Embden om raad. Embden was in die dagen
het toevluchtsoord voor de vervolgden. Bo
vendien wendden velen zich tot haar om
raad en hulp, omdat ze als een soort „moe
dergemeente'' beschouwd werd.
Embden gaf hem het advies zijn arbeid in
Antwerpen voort te zetten en het verzoek van
de gemeente in te willigen. Daartoe ging hij
nu eerst zelf
naar Embden
om daar tot zijn ambt bevestigd te worden
Ondertusschen nam te Antwerpen Adriaan
Haemstede zijn plaats in Met dezen wél ij ve
rigen, maar niet taetischen man heeft de ge
meente nog al moeite gehad. Hij verwaur
loosde zei men de gemeente door overal
predikatiën te houden buiten de samenkom
sten der eigen kerk om. Hij moest zich toch
aan zijn belofte houden en herder der kudde
Anderzijds beklaagde van Haemstede zich
dat de gemeente niet goed voor hem zorgde.
Om deze klacht te begrijpen moeten wc
ons de omstandigheden indenken.
Opdat de plaats waar de predikanten zich
ophielden, door de vijanden niet zou ontdekt
worden, werden zij bij gemeenteleden uitbe
steed.
De Antwerpsche gemeente had besloten,
dat van Haemstede „soude wesen een maendl
in d'een van den Dienaers huysen, die daer
gelegentheit toe hadden, ende een maendt in
eens anders desgelyx".
Evenwel van Haemstede had dit niet
gewild. „Hij en wilde svn boeken nyet soo
dicwijlen verhuysen".
Hij schijnt 't ook niet getroffen te hebben,
want „op d'eene plaetse hadde hij weech
luysen gezien; opt ander plaetse en stondt
hem dat volck van den huvse niet ane; opte
derdde was het wijf hem te vreemdt".
Van der Heijden trachtte na zó'n terug-
komset uit Embden. dienaar en gemeente
met elkander te verzoenen.
De verhouding tusschen hemzelf en de ge
meente sch-jnt bizonder goed gebleven te
zijn. Hij was dan ook
een herder met grooten IJver
die over de kudde waakte. Zijn verantwoor
delijkheid kon hem wel eens drukken. Dan
schreef hij, dat hij de gemeente diende „met
grootcr beswaringe synder hertten, want het
is geen cleyn sake voor Godt rekenschap te
geven voer de gantze gemeynte, wclckei
bloet Godt van der laren handen heys-
schen zal"..
Ook begonnen de vervolgingen weer in he
vigheid toe tc nemen.
Als door een wonder ontsnapte Van dei
Heyden eens aan het gevaar.
Een vrouw had aan de vervolgers het huis
aangewezen, waar hjj in dien tijd verblijf
hield. Plotseling weid de woning door den
markgraaf Jan van Immerseele, „een
bl -tgierich mensche" bezet De man, bij
wien van der Heyden inwoonde, werd gevan
gen genomen, terwijl helaas ook de papieren
der gemeente (waaronder een naamlijst der
dienaren en ouderlingen) den vijand in
handen vielen.
Hoe ontkw,nu Van der Heyden?
Te Water geeft er de volgende levendige
beschrijving van: „De wonderbare wijze
zijner verlossinge is deze geweest, dat hij.
zig verborgen hebbende op eene geheime
plaats, de deur van binnen vast toe deedt,
zoodat de schout of markgrave die niet kon-
IXGEZONDEN MEDEDEELINGEN
MIJNHARDTS's
Hoofdpijn-Tabletten 60cl-
Laxeer-Tabletten 60 rt-
Zenuw-Tabletten 75 ct
Staal-Tablctten 90 et
Maag-Tabletten 75 c'
Bij Apoth. en Drogisten
WAT EENS OP
7 Juni
GEBEURDE
Op 7 Juni 1905 kwam het tot een staats»
greep in Noorwegen. De volksvertfegenwoor*
diging verklaarde eenstemmig dat de ver»
eeniging tusschen Noorwegen on Zweden
had opgehouden te bestaan. De ZweedscltU
regeering weigerde eerst de Xoorsche regce-
ring te erkennen. Maar "eindelijk billijkta
koning Oscar de scheiding en liet een ple»
bisciet onder het Nocjsche volk houden. Da
volksstemming had plaats van 13 tot "I
Augustus en de allergrootste meerderheid
verklaarde zich voor de scheiding.
Een republiek wilden de Noren niet en op
18 Nov. 1905 werd prins Karei van Denemar
ken onder den naam van Haakon VII uit
geroepen tot koning van Noorwegen
WAARSCHUWING
In het Alg. Politieblad waarschuwt de bur
gemeester van Aalten tegen de praktijken
van Engelina Maria Dibbets, wonende aan
den Haartschcnweg aldaar en hij geeft iedec
alvorens met haar over verhuren en afgifte
van goederen in relatie tc treilen, in over
weging zich tot hem om inlichtingen td
wenden.
ALLESZINS BEGRIJPELIJK!
Waaraan schrijft u toe, dat u zulk eert
hoogen ouderdom hebt bereikt? vroeg men
een honderdjarige,
De eerste zeventig jaar van mijn leven
waren er geen auto's en de laatste dertig jaar
was ik niet meer in staat om op straat tp
loopen, was fret antwoord.
de openen,-maar een zijner dienaren be
lastte op het dak te klimmen en de pannen
af te ligten, 't welk als hij deedt, zag hij
Van der Hyden op zijn knieën loggende en
God biddende, doch door eene wonderlijke
bestieringe van God, met deernis bewogen,
verzekerde hij den schout dat er niemand
in was, en ontkwam aldus het doodsgevaar".
Van der Heyden meende nu niet langer
in Antwerpen te moeten blijven.
De overheid had een prijs van 300 gulden
op het hoofd van een predikant en van 50
gulden op dat van een ouderling of diaken
gesteldl
Een bijeenkomst van Gereformeerden buite n de wallen van Antwerpen.
FEUILLETON
Vrij naar het Engelsch
door P. W. J. J.
(17
Tops met haar witte schort voor en haar
nutsjc op, zag er keurig netjes uit, en To-
iy's gelaat straalde van geluk. De bezoekers
ven echter niet lang, en Tops liet hen uil
,Je ziet er nu echt als een dienstmeisje,
lit", zei juffrouw Alford.
,,Ja", zei Tops, „en vindt u niet, dat het
nij netjes staat? Ik had zóo gehoopt, dat
k nu gauw een mutsje zou kunnen opzetten
lk had juist gister tegen tante Amelia ge-
egd, dat ik het op uw trouwdag zou pro-
«eren, of het ging, maar vanmorgen zei ze,
lat ik, zoolang ik bij haar was, geen muts
nocht dragen, omdat ik nu haar nichtje
fas".
-Arme Tops, dat zal een teleurstelling voor
i geweest zijn; maar als je nooit grootero
teleurstellingen krijgt in je leven, dan ben
Ie toch nog niet zoo heel erg te beklagen. Er
ijn ongelukkig tegenwoordig niet veel meis
les meer, die een muts willen dragen. Nu
ot Zondag Tops, dan hoop ik je weer op de
Sondagsschool te zien".
•Ik denk niet, dat we nog eenige kans
hebben, Tops ooit bij ons op de pastorie te
zien, Hugh," zei juffrouw Alford, toen zij
en de dominéé weer buiten waren. Als
tante Amelia haar niet meer noodig zou
hebben, dan zullen toch zeker de groot
vader en de grootmoeder haar bij zich wil
len hebben. Maar hoe vond je het, dat ze
onzen trouwdag had uitgekozen, als haar
eerste dag met een mutsje op? Wat dunkt
je, zouden we haar ook soms vragen, om
onze meisjes te komen helpen de volgende
week Donderdag?"
„Ik denk, dat ze dat wel graag zal willen
doen".
„Nu, dan vraag ik aan haar tante, of ze
haar dien dag missen kan, en dan kan ze
tenminste eens in haar leven een echt
mbteje op hebben".
Toen het tijd werd voor de kinderen, om
naar huis te gaan, waren ze bijna niet te
bewegen daartoe. Dickie begon haa6t te hui
len, cn Annie vroeg ook, of ze nog niet wat
blijven mocht, maar Tops durfde hen niet
goed langer te houden. Ze zette Albertje dus
weer in den kinderwagen en zij aanvaard
den de terugreis.
Toon ze bij hun woning waren, zag Tops
door het raam, dat juffrouw Wells bij het
vuur zat te 6lapen. Ze bracht dus heel zacht
jes de kinderen in de kamer en keerde on
gemerkt naar huis terug.
HOOFDSTUK XX
Thomas Dawlish en zijn vrouw zaten aan
weerszijden van den haard. Zij hadden
vroeg gegeten, en terwijl Thomas zijn pijp
je zal te rooken, had zijn vrouw een brei
werk ter hand genomen.
„Rat-a-tat-tatI" ging de klopper op de
oude, eikenhouten de>ur. Thomas en rijn
vrouw sprongen op, want ze waren alle
twee bijna in den dut. Dawlish stond op,
om de brieven aan te pakken.
„Ik heb er twee voor u vandaag", zei de
postbode.
„Fred, je bent royaal voor ons. Me dunkt,
ik moest dan ook maar wat terugdoen,"
zei Dawlish en hij zocht in zijn vestzak naar
wat klein geld. Eindelijk haalde hij een
gulden te voorschijn. „Ik. had je twee kwart
jes willen geven," zei hij, „maar je bent zoo
gul voor mij, ik wil duö ook niet bij je
achteretaan".
„Dank u, meneer", zei de postbode.
Dawlish keerde naar het plaatsje bij den
haard terug en legde de brieven bij zijn
vrouw neer.
„Twee brieven, Thomas? Waar zouden
die vandaan komen?" zei ze.
Dawlish nam de brieven op en bekeek
het stempel. „Ze schijnen alle twee uit
Manchester te komen, Susan."
Nu nam zijn vrouw ze op. „Ik ken de
hand van geen van beide", zei ze.
„We zullen ze maar gauw openmaken"
zei Thomas, „dan behoeven we er niet lan
ger naar te raden, van wie ze komen".
„Dat is goed", zei zijn vrouw, en Thomas
haalde zijn mes uit zijn zak en sneed den
brief van dominéé Malcolm open.
Hij bekeek de onderteekening. „Hugh
Malcolm", las hij.
„Hé, wat kan die mij te schrijven heb
ben?" mompelde hij.
„Je weet toch wie het ls, niet waar, moe
der? Van den zomer ls hij onze boerderij
komen bekijken met meneer Nesborough".
„Ja, ik weet het nog best", antwoordde
Susan.
„Geachte meneer Dawlish", las Thomas.
„Ik heb een groote verrassing voor u en
uw goede vrouw. Ik heb juist gemerkt, dat
uw zuster Amalia, die mij alleen bekend was
als juffrouw Gubbins, in mijn wijk woont.
Haar adres ie Postle Street 6, Manchester.
Zij zal u binnenkort ook schrijven en zij
heeft grooter nieuws voor u.
Met de beste wenschen voor een Gelukkig
Nieuwjaar.
verblijf ik hoogachtend,
HUGH MALCOLM..
Juffrouw Dawlish Liet haar breiwerk op
dén grond vallen.
„Wel, Thomas," zei ze, „wie zou dat ge
dacht hebben?"
„Ja, wie zou dat gedacht hebben? Onze
lang verloren Amalia! Arme meid, ze was
trotsch en koppig, toon ze wegging, maar
ik had toen niet gedacht, dat ze het zoo
lang vol zou houden. Och, och, ze is nu ook
niet jong meer, want ze is nog twee jaar
ouder dan ik."
„Het is een goed ding, dat je toen nog
met dien dominéé er over gesproken hebt.
anders hadden we misschien nooit meer
iets van haar gehoord".
„Ik wil er liever Gods hand in zien,
Susan", zei Thomas.
„Natuurlijk. Hoe kon ik dat vergeten?'
zei zijn vrouw.
„Zal ik den tweeden brief ook maej on»n
maken?" vroeg hij, toon de koeien hem door
hun geloei herinnerden, dat hij niet te lang
meer moest wachten; „of zal ik het maar
uitstellen, totdat ik weer binnen kom?"
„Als hij van Amalia is, dan wil ik hem
liever nu meteen maar hooren", zei zijn
vrouw.
Thomas sneed den tweeden brief dus ook
open, maar hij kon dezen niet zoo vlug
ontcijferen als den eerste, want de hand van
juffrouw Gubbins was niet zoo heel vast
meer. Zij had den brief geschreven, terwijl
Tops de kinderen wegbracht op Kerstavond.
Zij begon met haar broer eerst over haar
zelf te vertellen en haar hulpeloosheid door
het verstuiten van haar voet. Daarop ver
telde zij hem, zoo goed en zoo kwaad als
het ging, hoe zij ontdekt had. wie Tops was
Ze meldde hem ook, dot haar vader pas
overleden was, en dat het kind geen tehuis
meer had behalve het hare. Juffrouw Gub
bins was geen geoefende briefschrijfster,
maar zij wist het toch alles duidelijk genoeg
mee le deelen.
„Wat ik zonder Tops had moeten begin
nen", ging zij voort, „dat weet ik werkelijk
niet, en ik kan het eigenlijk ook nu nog
niet builen haar stellen; maar jullie hebben
de grootste aanspraak op haar, cn ik za!
het wel zien te schikken op de een of an
dere manier, als zij weg is. Denk dan maar
niet om mij. Ik zal haar sturen, zoodra jul
lie schrijven, dal je haar ontvangen kunt.
„Ik was eerst ver van vriendelijk tegen
haar. ja zelfs hard en bits. maar Tops
zoo'n lief kind en paf nooit een schero
woord terbg. Zij heett mij een heel anderen
bak op de dingen gegeven, en het is door
haar. dat ik den Heiland gevonden heb,
en ik vertrouw dan ook, dat Hij verder
voor inij zorgen zal. Ze is jullie kleinkind,
en ik weet dus, dat ik haar moet afstaan. Ze
is een echt fatsoenlijk, net meisje. Julli»
zullen zeker trotsch op haar zijn.
„Door haar aan jullie af te staan, hoop
ik eenigszins goed te kunnen maken, wat
ik tegenover je misdaan heb. want ik heb
je slecht behandeld. Thomas, lk ben nu ech
ter niet meer de trotschc Amalia, die ik
was toen ik jong was. Als Je Tops ziet,
denk dan „door Amalia heb Ik haar terug
gevonden" cn Vergeef haar, die nu is
je üefh. Zuster Amalia"
Wat loeiden die koeien! WaaroifrAndsn
rij zich nu toch nog niet een oogeiiBOk «tu-
houden, maar koeien gebruiken nu een
maal geen consideratie.
•Mary's kind, Mary s kind. nu eindelijk
gBAonuen! was al wat Susan kon zeggen,
l liomas zei niets, maar verborg het gelaat
in de handen en schreide.
De koeien bleven steeds doorgaan met
loeien, en eindelijk nam hij zijn ouden slap-
pen vilten hoed \an den haak en ging naar
den koestal. Hij was toch nog niet in cloat
eon woord te zeggen.
Toen het melken afgeloopen vu, en de
koeien voor den nacht bezorgd waren, ging
nu weer naar binnen. Zijn vrouw zat nog
net, zoals hij haar verlaten had.
fluisterde zij, „wat ben je van
erhen
Wa
kan
iders doen, daa
„Ja, maar Amalia dan?"
(Wordt vervolgd.)'