Üfer éeVmynW).
HANDWERKEN
Schoolkinderen
Over opvoeding
VOOR DE VROUW No. 22,
VRIJDAG 6 JUNI 1930
„JOPIE"
Ze was een klein, dik kleutertje. Ge weet
wel: zoo'n rond snuitje, driehoeksmondie,
kuiltjeskoontjea en glinsterende, bijna al
tijd lachende oogjes. Een van die kinder
tjes, waar de moeders zoo zichtbaar trotech
mee kunnen zijn, die ze kleeden in lichte
soepel ruime jurkjes met de dikke armpjes
cn beentjes bloot een druk, beweeglijk
snapstertje, met een klingelend klokke-
sternmetje, waar je naar luisteren moest
in kort: een leuk kindje.,
Lief en gehoorzaam, was ze óók wel, als
je maar zorgde haar af en toe er aan 'te
herinneren dat jezelf, en niet zij „de baas"
was. Gevoelig voor het minst harde woord
cu dadelijk rechtgezet, ook dadelijk blij met
het kleinste harteiijkheidje, was ze gemak
kelijk te regeercn.
Zoodra er na het standje dat' ze 6oni6
woordje kwam, leefde het heele gezichtje
hebben moést, weer even een vriendelijk
subiet weer op, en als je niet al te boo6
geweest was, vleide ze dan heel zachtjes
en aarzelend het kopje tegen je rokken aan
als om de verzoening te bezegelen.
Zóó heb ik haar in de school gekend
hel was een „verwaarloosd* kindje, een
kindje zonder wezenlijke vader en moeder.
Kinderzorg had het onder haar bescher
ming genomen, en van het Doorgangshuis
was ze toen al drie jaar geleden —.ge
komen bij een paar jonggetrouwden zonder
kinderen.
Och vertelde de pleegmoeder me
eens, toen zij in de gang even aan mijn
lokaaldeur, waar zij het kind kwam afha
len, wat bleef napraten: zélf heb ik geen
kinderen, nooit gebéd ook en
Er lag een ontkenning, óók voor de toe
komst in den droeven ernst, waarmee de
rad-sprekende, zemjwdriftige vrouw deze
verklaring langzaam-zacht uitsprak, de pau
ze, die ze er op volgen liet.
Ik knikte, begrijpende, en wat monterder
ging ze toen verder: en ik houd juist zoo
veel van kinderen, en mijn man is er óók
zoo dol op.
Nu troostte ik dit wordt toch ook
erg eigen, als ze nu al zoo lang bij U is.
En 't is toch juist zoo'n aardig kind oolc.
O jn, maar tóch een, karaktertje, hoor
juffrouw. Als je niet oppast speelt ze den
baas over je, zoo klein als ze ie. Soms weet
ik geen- raad met 'r; dan maak ik me drif
tig en dan is ze gewoon brutóól.
Maar verwent u ze niet wat te veel?
vroeg ik.
Och, zei ze, ik weet 't niet, juffrouw.
Mn man misschien wèl, en de tantes en
m'n moeder oyeral waar 'k met 'r kom.
zijn ze even gek op 't kind. Maar i k heb
'r alleen de last van, als ze van die buien
heeft, en dan voel je zoo, dut 't toch eigen
lijk maar 'n vreemd kind is.
Ja, zei ik, en dan wordt U al '6 gauw
driftig, hè, o ja, *k kan 't me best begrij
pen, maar dat is voor zoo^i kind juist
het meest verkeerd. Zoo'n kind rnoet rus-
lig aangepakt worden, maar zéker, en u
moet niet den eench keer leuk vinden, wat
den anderen keer niet mag. Want het ie 'n
kind om altijd de heel© hand te probeeren
als je 'n vinger geeft. Maar zoovéél kinde
ren zijn zoo, w ij vinden dat wel aardig,
maar pussen er op.
Nog 'n paar „wijze" dingen zei ik er bij,
maar ik voelde, terwijl ik praatte, al zoo,
wat een dwaasheid 't toch eigenlijk was,
er eenig heil van te verwachten. Hel goeie,
hartelijke, maar driftige mensCh had juist
liet minst geschikte karakter om. een kind'
als dit op te voeden. En de ingeschapen
intuïtie, die haar zou geholpen hebben,
waar 't een eigen kind gold, en het gebrek
aan inzicht kon hebben vergoed, werd van
zelf bier óók gemist.
Ik weet niet hoor, vervolgde ze einde
lijk, minder tot mij, dan wel als dreigement
tol 't kind, dat onder 't gepraat door haar
vertier wel in de schoolgang vond, „me
man zeg soms, dat 't zóó niet kan, dat ze
dan maar weg mot, as ze mijn zoo dikkels
boos maak, ik ga d'r heelemaal van streek
van soms.
Jopie lachte maar 's in 't. rond, bij haar
spelletje, of ze dacht: ,,'t Zal zoo'n vaart
niet loopen, je praat maar zoo wat", en
rolde t
zei ze, triomfantelijk, „dat hep me moe
der gezèg! en 't nichie in de vierde klas
ok!"
Het broertje was een kind, nog in het
Doorgangshuis, en waarvan de pleegmoe-
in het begin me al dadelijk gevraagd
had te zorgen, dat Jopie hem niet sprak
of zag. Zij gaf schoolgeld, zoodat Jopie in
de betalende afdeeling, „de nette school"
kon zitten, en nu moest ze Doorgangshuis
alles wat 'r bij hoorde broertje ook
maar zoo gauw mogelijk vergeten,
t'e hebben heel wijs gezegd, het hoofd
ik, dat dat moeilijk ging, dat 't eigen
lijk niet goed was ook maar toch kon
'k me zoo begrijpen, dat de hunkerende
vrouw, die zoo graag dit kind wilde bezit
ten als iets héél eigens, zelfs de herinne
ringen van het vroolijke, jonge ding aan
geen anderen gunde.
En nü mocht Jopie dat broertje kaak
jes gaan brongen. Gelukkig-onbewust van
de groote. moeilijke concessie van 'r pleeg
moeders kant, aJléén blij-verrukt om het
feit zélf vertelde ze het me, telkens weer
I flOl
de
Ik begreep
pleegmoeder z
jes spraken w
te verzachten
noemde ik to<
het knikkertje over don
u li eerlij k-leege schoolgang
uit, dat ze al vaak haar
had hooren praten. Zacht-
nu door. Om het geval wat
ti bij manier van trocs-t,
wat goede dingen van het
zoo hartelijk, zoo prettig-
vroolijk, en frisch-gezond.
Zeker, het waren soms moeilijke karak
tertjes, die kinderen, uit de verwnarloozing
gered. Maar kon zij dan niet doen, als die
andere pleegmoeder wij kenden haar
beiden die ook een kindje van Kinder
zorg, héél jong al, tot zich genomen had
011 gezegd: „ik ontvang het in liefde, zal
doen wat ik kan, en al de rest in vertrou
wen overlaten aan God".
Och, ze moest toch niet zoo zorgen, tob
ben en bezorgd zijn, heusch meer durven
vertrouwen. Ik had op school haast
geon last van het kind. Ze bleek toen
licusch wel gezeggelijk, als ze maar een
maal wist dat ze geen loopje met je nemen
kon, dat je je hield aan je eigen woord.
Nu, dat zou ze dan nog eens probeeren,
verklaarde de moeder, maar met een ge
zicht van: ja jullie kun goed praten. Jullie
hebt 'r veel meer slag van dan wij, je zit
altijd in de kinderen.
- „Och de tobber, ze moest eens weten
lioe wij soms tobben", dacht ik in stilte.
Dat halen en brengen, aan het klaslokaal
Jeerde de pleegmoeder intusechcn wel
gauw af. Dat d-oen ze allemaal, de eigen
inoedeis ook. cn bepalen zich dan later op
z'n best tot een wachten aan de groote
poort buiten. En zoo zag ik Jopie's moeder
weinig meer.
Een enkele maal kwam er nog wel eens
een tante of opoe naar binnen, ook de pleeg
moeder zelf wel eens, als ze uitgingen,
rnaar veel woorden werden er niet meer
gewisseld, het was een geval als vele
andere
Maar heel duidelijk staat mo nog voor
dm geest die ecne laatste keer.
Het dikkertje was jarig!
stralend van geluk, zoo dol, dólblij als
dk liaar nog nooit gezien had, kwam ze
's morgens naar binnen, met den grooten
zak kaakjes in de ecne hand, het reepje
„sjokkeia voor de juf" in de andere.
Wat later mocht zo rondgaan.
„Me broertje mag 'k ook wat brenge",
Alle kinderen kaakjes! èn het broertje,
èn het nichtje, èn 't meisje uit de straat
dat haar wel 's thuisbracht. O, 't was
héérlijk. Alles aan het gulle kind juichte
van blijdschap de glimmend-warme koo
nen, de 'splinternieuwe, helroode „haar-
strik voor d'r verjaardag", de nieuwe
schort en óverstralend al die uiterlijke
dingen was de innige, blijde glans der tin
telende oogjes.
Heel den morgen scheen dat zonnejte in
m'n klas. En toen om 11 uur de gansche
vroolijke getracteerde troep wegging en
daar in de gang het pleegmoedertje stond,
rènde het kind haar tegen, sprong als 'n
jong hondje tegen haar op met 'n gilletje
van blijdschap, knellend de dikke armpjes
om moeders hals.
Het moedertje, dat „nooit kinderen gehad
had, en 'r toch zoo dol op was", hield éven
den blijden schat in haar armen gekneld,
en ik hoefde me niet te schamen, dat m'n
oogen vochtig werden de hare waren
het ook. Het was zoo heerlijk spontaan, zoo
innig-echt, die gulle liefdesbetuiging van
het kind.
Een paar weken later vroeg ik
„Waarom bracht je broerjte je
hier, cn waarom zei hij: ik kom je om
FILETPATRONEN
Hierbij geven we op verzoek nog eens een
paar, nu wel eenvoudige, filetpatronen, die
toch de sierlijke ronde lijnen hebben, welke
de filetpatronen zoo vaak kenmerken.
Ze laten zich gemakkelijk genoeg nawer
ken als men bij de randen maar let op
hetgeen daaromtrent in dit nummer onder
correspondentie wordt meegedeeld.
Het ovaal is misschien wel het gemakke
lijkst te werken door het dwars te leggen,
en, aan een der zijkanten opzettende, te
beginnen met de smalle toeren.
hfaKaaonesiBBRC^BaaBaisaiBl
■■■■■■iBBGGBUGflCBHBBBBBBaïaiVl
VM|IIIMMMHCE:nflBaBNBiinBBGBGGBB::Gpt;n::GGBBBB|BB
BBBBG;:;:c:;uaaau::Bc:GRBBBMaBS]sa:]GGL2L:-jBBat;;:B'j:3aBHaaBBB
BBBiBflC.-BnGBCUGaGHUUGBBKaSBBailGGBGGBrTTJGaGBGGGBBnBBB
BimiMHHc[):tiiiuui;QUBHaiHMaaam3auiunuaJum
BBBjnBBHGBÜBSBnGGBCIGGBBBOBBGGBBBGBBOBHGL.'iaBGUJMBBBB
SaUBBBinBUnUBBBCnBBUaUUBBgDSaBBQBUUUHBaBBiSBaCBBB
■■■nBBTCpiiBBBaaaaaaBUBat:aaacaBanLja»aaaaaBaaa£Ba:?Rn
■■■■BBRCQnnBKBBSBBBHnGaBeHaBG.'.-GCaCBBGaHBBBaBGIJBBHB
BBBBBBBBUBBBBCTBBBBBBBCBBSBBBHBBBCBBBtDGBBEBBQBUBBBB
■■■plBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBCBBBaBBBBBIIBaBBBBBBBB
BBiBBBBBflUBBBBBaBBBBBBBBBBBBBflaaBBBaaBBBBBBaBBaBBa
BCfJBafflllHIIBliïIGUBBagBBBBHBCjGGBBBBBBBBGyGBMBBBnBBBBüB
PATROON VOOR SCHILDERIJTJE IN KRUISSTEEKWERK
Eveneens op verzoek, zullen we nu ook I onder de lezeressen die er niet naar vroe-
eens een schilderijtje in kruissteek opne gen en niet zooiets van plan waren, er nog
cn kiezen daarvoor met opzet een niet zijn, die het nu ook eens gaan probeeren.
te groot of te bewerkelijk, dan zullen allichtDe eerste afbeelding geeft als foto er eenig
uur halen? Je kan toch niet met hem mee
gaan, dat weet je wel".
Ja ik mot wèl met 'm mee het ge
zichtje betrok' ik ben weer in dat huis!
Ik herinnerde me, dat zij gewoon was
van het Doorgangshuis te spreken als van
„dat huis".
Hè? vroeg ik in het huis? en je
moeder dan?
Ik bin nie meer bij me moeder. Ik bin
zoo stout geweeshet leuke lachmondjp
hing nu siap naar beneden, en de traantjes
begonnen al te dreigen, toen zij verder ging
en nou moe' ik naar dat huis toe
Wanneer wós het? vroeg ik, nog maar
half begrijpend.
Gistere! en toe kwam me tante me uit
school hale, en die broch me gelijk naar
dat huis toe en dieper zakte het lipje
naar benee.
Toen begreep ik.
En probeerde te troosten: nu, daar is
het toch ook prettig, daar zijn veel kin
deren.
Voor even weer opgewekt, ging het leuke
snapstemmetje verder: Ja, d'r is 'n tuin
en 'k mag al me speelgoed meeneme van
me moeder, en me haar mag 'k ok houive,
het de zuster gezeg, als het maar schoon
gewassche is, en me moeder, die hep het
altijd goed gewassche,- en nou hoef ik nie
geknip te worre, en 'k hep me strikke en
al me speulgoed van me moeder magge
Wat is dat lief van je moeder, zei
dk, is het dan nou niet leuk?
'k Wil toch nog liever weer naar
me moeder toe zei ze nog heel zachtjes,
maar met nadruk en toenkwamen
de. lang-ingehouden traantjes toch door
breken.
En zóó smeekend keek het in-bedroefde
gezichtje naar me op, of zij vast geloofde,
dat i k daar wel eens een goed woordje
voor zou kunnen doen.
Maar ik dacht aan de andere, zoo on
eindig veel droever en troosteloozer tra
hen, die daar zouden geschreid zijn door
hetf moederhart, éér ze er eindelijk toe over
girig het „op te geven". Nee, dat begreep ik
wel, dót had ze niet zélf kunnen doen,
daar had een tante voor moeten komen,
om 't kind naar het doorgangshuis, waar
ze met Iiaa» derde jaar vandaan gehaald
was, weer terug te brengen. En voor een
oogenblik was mijn hart mèt de tobbende
vrouw, die wel veel te kort geschoten was,
maar van wie ook hét voor hóór onmoge
lijke was gevergd.
En in m'n groote epijtgevoel zelf onrede
lijk nu tegen het kind, zei ik: „Och waar
om ben je dan oo-k maar niet zoet geweest,
Jopie, waarom wès je dan stout. Je moeder
was zoo lief".
„Meschien" en met de onsterfelijke
hóóp, die leeft in èlk blij kinderhart, be
gon ze, even de traantjes wegvegende:
„mesfchien mag 'k weer naar me moeder
terug, as 'k-zoet worddat hëp ze ge
zèg/'
„Meschien mag ik weer naar
me móeder", en dat zei een kind, een
kleuter van zes jaar!
OcH Ja, één van Kindèrzorg, „nietwaar?
dat Js zoo iets gewoons. De meesten daar
zullen 'wèl nooit zoo'n goed thuis gehad
hebbenJ ate zij" zegt men dan.
Maar och, denk u toch 's in, denk u 's
éven in: één van dóe leuke, kleine vriend
jes of vriendinnnetjes, die neefjes of nicht
jes van zesjarige kleuters, die voor
straf van „moeder" óf moest. Moeder,
die wel is waar soms wat driftig uitval
len kon, en door haar tobbende, ziekelijke
gestel niet de gescbikste vrouw wezen kón,
om 'n vroolijk, dartel kind te leiden maar
die toch zooveel lieve, hartelijke zorg voor
't kindje had.
En nu staat er om elf uur en om vier uur
geen tante of moeder meer gereed voor
Jopie om hóór alleen, zooals andere kinde-
ecn eigen moeder hebben, en zooals
zij er ook een „gekregen" had, toen ze pas
kort in „dat huis" geweest was.
Nu staat er een groepje van 'n stuk of
zes kinderen, o ja, méér stumperdjes, die
allen hétzelfde lot treftmaar ik kende
deze ééne met haar warm-gevoelige hartje;
begrijp het daarom van me, dat ik maar
van deze eene spreek.
Ze nemen haar bij de hand, en dan gaat
het in groep naar „het huis". Vaak komen
ze onderweg al „de zuster" tegen, jong
meisje nog met 'n vriendelijk-ernstig ge
zichtje, één, die weet wat ze wil, en heel
rustig-kalm dat doorzet.
O, Jopie is veel beter daar. Is ze niet
juist een van dié karaktertjes, die zoo héél
zorgvuldig opgevoed moeten wördèn, om
dat ze zoo heel licht verkeerd gaan?
Ik wéét het, ik weet het allemaal wel!
M'n verstand geeft het toe! en tóch klaagt
het in me: och, waarom is er nu niet een
goede pleegmoeder voor zoo'n kind, een
zieltje, dat zóóveel zonneschijn behoeft.
En 'k vraag mezelf af, of daar in zoo'n
doorgangshuis, waar de kinderen „be
waard" worden tot er 'n paar bereidwillige
menschen gevonden wórden, die voor meer
of minder vergoeding een kind willen „ver
zorgen" of daar wel liefde en warmte,
wel zonneschijn genoeg kón zijn voor zóó
veel kinderen, of ze er niet een beetje in
elkanders schaduw zullen komen te 6taan.
Maar Jopie huppelt al weer weg met de
andere kinderen, die het zoo gewichtig
vinden „weer een nieuwe d'r bij", en die
elkaar verdringen om hóór 'n handje te ge
ven, en altijd gretig hooren naar haar ver-
idée van, hoe het werkstukje er uit zal
zien, als alles klaar is. Op 't groote type pa
troon vindt men duidelijk de werkwijze aan
gegeven. Het klcurcnlijstjo wijst verdorden
weg.
1 We vonden deze patronen In het Bevers
handworkboek Kruissteek, uitgave van Wees
en Weis, Zeist—Amsterdam en nemen met
toestemming daaruit over.
GASTVRIJHEID
Men beschouwt het maar al te gaarne
als een teeken des tijds, wat het natuurlijk
ook wel is, dat tegenwoordig zoovele kin
deren op betrekkelijk zèpr jongen leeftijd
al, van hun thuis genoeg hebben. „O wat
was dat alles vroeger anders", klagen de
ouderen dan, maar vergeten daarbij dat
vroeger ook de ouders anders deden en
waren; dat het gezinsleven anders wóé.
Wie wil hebben dat zijn groote kinderen
thuis blijven, moet zorgen dat zij hun vrien
den thuis kunnen brengen, d.w.z. dat die.
vrienden het er ook prettig en gezellig kun
nen hebben, en dit nu juist kan men niet
pas gaan beginnen als de kinderen daar al
groot genoeg voor zijn.
Wie niet van begin af, gastvrijheid, ge
zellige behoorlijke conversatie betracht, geen
kring van hartelijke belangstellenden heeft
weten te vormen, waarin de kinderen in
tegenwoordigheid en onder leiding van hun
ouders menschenkennis kunnen opdoen, die
moet zich vooral niet verbeelden, dat hij
daarmee altijd later nog kan gaan begin
nen. Hij zal de kunst niét meer léeren ver
staan, den rechten toon niet weten te tref
fen.
Het heeft me vaak getroffen, hoe tal van
huismoeders, die prat gaan op hun plichts
gevoel en degelijke huiselijkheid, netheid,
enzoovoort, schijnen te denken, dat het er
verder niet op aankomt, en in de verste,
verte geen idee hebben van gastvrouw
plichten.
„Weet U", zei me eens iemand, „we leven
toch maar in een duren tijd. Je hebt allp-
bei je handen noodig, om 't hoofd boven
water te houden, en de kinderen een goede
opvoeding, te geven daarbij, ze moeten toch
allemaal studeeren ook nietwaar, en nu
blijven we maar zooveel mogelijk onder ons.
Mijn man zegt ook: visitè's, wel 't is maar
thee en suiker en "bonbons of zooiets er
bij; logé's 't kost allemaal geld en is alle
maal maar voor een ander en 't maakt het
leven duur zonder dat je er zélf wat aan
hebt".
En zoo waren die jonge menschen bezig
een gezin te vormen waar de kinderen
in gierigheid opgevoed later voor elkan
der cn hun ouders niets over hebben, waar
ze, omdat er weinig is dat hen trekt, bij
de eerste gelegenheid al met plezier uit
trekken, om hun eigen weg te vinden, waar
een massa geld wordt uitgegeven voor
stand, kleeding, studie enz. en de kinde
ren omdat ze weinig menschenkennis. kon
den opdoen in hun jeugd, te laat mét harde
en dure ervaringen, door schade en schande
som3, pas levenswijs gaan worden. Waax
ze, omdat er op de kleine dingen thuis
vroeger te hard bezuinigd werd, niet léér-
den, en nu in de groote kwestie's: liefdé
en huwelijk, beroepskeus enz^ veel meer
fouten maken, dan de minder-eng opgévoe-
den gewoonlijk doen. En als dan de slot-
rekening opgemaakt werd, zou heel vaak
blijken, dat juist in dezen zoozeer de zuinig
heid de wijsheid bedriegt, en de schraal
heid het duurst betaald werd.
Want hoe gaat het in een gier|j gezin?
Slechts een enkele gast wil er nog komen,
en die er komen voelen toch direkt het ge
mis van een hartelijken gullen toon en uiten
zich daardoor ook niet zelf. En zoo leert men
in die sfeer zijn bezoekers zelfs moeilijk
kennen en is het voor de kinderen heele-
maal moeilijk ervaring van menschen op te
doen.
Ja, wèl buitenshuis en harde ervaring
vaak, maar de indrukken die kinderen in
huis opdoen, en door de oordeelen en ver
klaringen der ouders kürtnen worden aan
gevuld, zijn van heel wat meer waarde.
En hoe oneindig veel beeft het voor, als
uw kinderen hun kómeraden kunnen zoo
ken onder de kinderen van .pw huisvrien
den, wat alleen bestaanbaar is als ge een
niet te klein en te nauw kringetje gemaakt
hebt.
Maar zegt men Ik wil juist niet
zooveel kennissen hebben, niet omdat ik
gierig ben, o nee, maar omdat ik er niet
van houd en het niet noodig of nuttig achi;
ik wil niet hebben zoo' huisje van zoeten
inval waar je telkens van die losse kennis
sen hebt maar hecht alleen aan ware vrien
den. Ik móet de menschen eerst leeren ken
nen, weten of ze mijn sympathie, mijn gast
vrijheid wel waard zijn, of het mij wel de
moeite waard is in hun huis als gast te
gaan. Heusch ik bon niet gierig, en als ik
Ja ik geloof dat wel maar ik geloof
óók wel, dat men met zoo'n redeneering toch
heerlijk lang dc hand op den zak, en de
portemonnaie dicht houden kan.
Nu wordt ge boos, en zegt: als u wist
halen van de moeder, waar ze zooveel van
kreeg, en die 'r altijd uit school halen
weer naar toe mag „als
ik
En de groote menschen glimlachen en
weten, dat ze er nooit meer komen zal.
,,'t Kind zal 't daar in 't huis óók wel
schikken", zegt m'n collega, als we van uit
de schoolpoort het groepje nóstaren.
„Wel schikken" och ja, dat geloof ook
Ik. Maar of 't geen droefheid zal blijven ge
ven, stil leed misschien?
Vraag dat nooit aan kinderen.
Ze weten het niet.
Pas als ze groote menschen geworden
zijn en oud zich voelen, vraag dan hun,
wat en hoe ze als kind geleden hebben.
Want het groote levensleed is: het ge
mis, dat men, als kind onbewust ondergaan
z'n heele later leven meesleept als een lee-
ge herinnering.
hoeveel ik aan de. kerk en aan de arm!
geefNee, dat weet ik natuurlijk niet,
dat is maar goed ook. Anders zoudt gij
loon daarvoor al wèg hebben. Of w
iemand anders het? Niemand dan gijzel]
Maar gijzelf weet het dan toch wel hei
goed nietwaar? Uw rechtei èn uw
hand. En misschien hebt ge 't nu al
uitgerekend en op een akkoordje gegoó
met uw geweten: Zóóveel gegeven,
genoeg, het is veel! „In orde".
Ja, dat is het mooie en gemakkelijl
daarvan. Daarom zijn we er altijd nog*
voor te vinden, soms van die afgepaste
dragen te geven voor dit of dat. Daar
houden we ons zelfrespect als Christen
nietwaar?
Laten we dan maar vergéten het vi
beeld uit het Oude Testament van i
maaier, die de aren „vallen liet". Want
losweg „laten vallen", zie, dat is het jui
waar we zoo op tegen hebben.
Een bundel aren samenpakken, een beet
losjes liefst dat 't niet te weinig lijkt,
dan aan een comité afdragen, of als
zóóveel ophef toch niet willen, voor de
men g v e n, dat we zelf weten ,dat
goed terecht komt, ja dat willen we w
Maar wat aren, wat veel aren, bij het
menbinden, zóó maar verliezen, expres -
liezen, en heelemaal niet omzien, wie
opraapt, of het wordt opgeraapt, zie
is te veel van onze degelijkheid gevergd.
F.n daarom doen we 't maar op. onze m
nier en geven met regelmaat.
Daarom zoeken we ook zorgvuldig on
gasien uit, wij gelooven niet dat we' 0
wetend wel eens engelen zouden kunni
herbergen, daj. durven we niet aan Gód ovi
laten. We vertrouwen liever op on:
schenkennis, ach ja, wij, die niet eens on
zei ven kennen.
CORRESPONDENTIE
Van twee kanten ontving ik bericht op
vraag naar het schilderij in kruissteek.
Een lezeres vertelt dat zij het in
heeft en dé vraagster gaarne zal ontvang
indien deze eens wilde komen kijken
is 'echter in een andere stad) welk beric
ik met adres zal doorzenden, intussch
onze lezeres dankzeggende. Het wa
vlug antiVoord.
Hét andere bericht geeft een adres,
men tegelijk patronen in voorraad heel
yoor verhuur, hiermee is men wellicht hi
best geholpen en. indien er andere leze»
sen zijn die zich voor dit werk interesse
ren, kunnen zij het adres ook bekomen. M
heeft 'er niet: Ruth op de akker van Boe
maar Ruth afscheid nemende van Naomi
midden van korenvelden. Orpa c
achtergrond. 40 steken breed en 80 ha
ongeveer. Misschien is dit wel het bedoelt
Verder heeft men aan hetzelfde adres
andere verschillende Bijbelsche onderwei
pen voor kruissteek.
Het adres van den manufacturier deeli
we op verzoek wel mee.
Een andere lezeres was zoo vriendel;
even de bewerking uit te schrijven van
verspringende randen bij filethaakwerk,
volgt:
Daar waar voor het vermeerderen
grondlaag ontbreekt, werkt men na
laatste stokje afwisselend lossen, en
driedubbel stokje. Het eerste driedubbi
stokje grijpt in de grondsteek waarin
laatste gewone stokje werd gewerkt, de v
gende drievoudige stokjes in het twee
lussenpaar van de vorige drievoudige stc
jes.
Is de toer klaar dan wordt met loss
voor de volgende toer gemeerderd. Men
kent-Voor elk blokje drie losse, vijf voor
kééren.
Nu het minderen: Van het stokje, wa;
boven de nieuwe toer beginnen moet, hou
men de twee laatste lussen op de haakp
en werkt voor elk volgend leeg blokj
driev. stokje waarvan slechts twee luss
worden afgewerkt, de overige lussen hou
men op de haakpen. Aan het einde van d
toèr met elke twee lussen ten slotte de la
ste drie lussen tezamen afwerken. Dan
vijf losse keeren voor den nieuwen to
Ook deze lezeres onzen hartelijken d
ook voor het bijgevoegde patroontje.
DAMES!
laat Uw wasch vakkum
behandelen in
Sloomwassclierij „DE ZWAD
Lieve Verschuierstr. 53
Tel. 36429 Rotterdi
MEVROUW.
Doet Uw voordeel
LAAT WASSCHEN PER Kil
Vraagt onze uiterst co
curreerende tarieven
STOQMWASSCHERIJ „DE BI
ümniidlthutr 13, ROTTERDAM, Tilil.
WELLNER
Vepëischt deen
^ronderhoud
L. A, BROEKHUIZEN, Lange Hilleweg 38, Rotteidam
COMPLETE WELLNER ZILVER EN ALI ACCA COLLECTIE,