Üfer éeVmynW). HANDWERKEN Schoolkinderen Over opvoeding VOOR DE VROUW No. 22, VRIJDAG 6 JUNI 1930 „JOPIE" Ze was een klein, dik kleutertje. Ge weet wel: zoo'n rond snuitje, driehoeksmondie, kuiltjeskoontjea en glinsterende, bijna al tijd lachende oogjes. Een van die kinder tjes, waar de moeders zoo zichtbaar trotech mee kunnen zijn, die ze kleeden in lichte soepel ruime jurkjes met de dikke armpjes cn beentjes bloot een druk, beweeglijk snapstertje, met een klingelend klokke- sternmetje, waar je naar luisteren moest in kort: een leuk kindje., Lief en gehoorzaam, was ze óók wel, als je maar zorgde haar af en toe er aan 'te herinneren dat jezelf, en niet zij „de baas" was. Gevoelig voor het minst harde woord cu dadelijk rechtgezet, ook dadelijk blij met het kleinste harteiijkheidje, was ze gemak kelijk te regeercn. Zoodra er na het standje dat' ze 6oni6 woordje kwam, leefde het heele gezichtje hebben moést, weer even een vriendelijk subiet weer op, en als je niet al te boo6 geweest was, vleide ze dan heel zachtjes en aarzelend het kopje tegen je rokken aan als om de verzoening te bezegelen. Zóó heb ik haar in de school gekend hel was een „verwaarloosd* kindje, een kindje zonder wezenlijke vader en moeder. Kinderzorg had het onder haar bescher ming genomen, en van het Doorgangshuis was ze toen al drie jaar geleden —.ge komen bij een paar jonggetrouwden zonder kinderen. Och vertelde de pleegmoeder me eens, toen zij in de gang even aan mijn lokaaldeur, waar zij het kind kwam afha len, wat bleef napraten: zélf heb ik geen kinderen, nooit gebéd ook en Er lag een ontkenning, óók voor de toe komst in den droeven ernst, waarmee de rad-sprekende, zemjwdriftige vrouw deze verklaring langzaam-zacht uitsprak, de pau ze, die ze er op volgen liet. Ik knikte, begrijpende, en wat monterder ging ze toen verder: en ik houd juist zoo veel van kinderen, en mijn man is er óók zoo dol op. Nu troostte ik dit wordt toch ook erg eigen, als ze nu al zoo lang bij U is. En 't is toch juist zoo'n aardig kind oolc. O jn, maar tóch een, karaktertje, hoor juffrouw. Als je niet oppast speelt ze den baas over je, zoo klein als ze ie. Soms weet ik geen- raad met 'r; dan maak ik me drif tig en dan is ze gewoon brutóól. Maar verwent u ze niet wat te veel? vroeg ik. Och, zei ze, ik weet 't niet, juffrouw. Mn man misschien wèl, en de tantes en m'n moeder oyeral waar 'k met 'r kom. zijn ze even gek op 't kind. Maar i k heb 'r alleen de last van, als ze van die buien heeft, en dan voel je zoo, dut 't toch eigen lijk maar 'n vreemd kind is. Ja, zei ik, en dan wordt U al '6 gauw driftig, hè, o ja, *k kan 't me best begrij pen, maar dat is voor zoo^i kind juist het meest verkeerd. Zoo'n kind rnoet rus- lig aangepakt worden, maar zéker, en u moet niet den eench keer leuk vinden, wat den anderen keer niet mag. Want het ie 'n kind om altijd de heel© hand te probeeren als je 'n vinger geeft. Maar zoovéél kinde ren zijn zoo, w ij vinden dat wel aardig, maar pussen er op. Nog 'n paar „wijze" dingen zei ik er bij, maar ik voelde, terwijl ik praatte, al zoo, wat een dwaasheid 't toch eigenlijk was, er eenig heil van te verwachten. Hel goeie, hartelijke, maar driftige mensCh had juist liet minst geschikte karakter om. een kind' als dit op te voeden. En de ingeschapen intuïtie, die haar zou geholpen hebben, waar 't een eigen kind gold, en het gebrek aan inzicht kon hebben vergoed, werd van zelf bier óók gemist. Ik weet niet hoor, vervolgde ze einde lijk, minder tot mij, dan wel als dreigement tol 't kind, dat onder 't gepraat door haar vertier wel in de schoolgang vond, „me man zeg soms, dat 't zóó niet kan, dat ze dan maar weg mot, as ze mijn zoo dikkels boos maak, ik ga d'r heelemaal van streek van soms. Jopie lachte maar 's in 't. rond, bij haar spelletje, of ze dacht: ,,'t Zal zoo'n vaart niet loopen, je praat maar zoo wat", en rolde t zei ze, triomfantelijk, „dat hep me moe der gezèg! en 't nichie in de vierde klas ok!" Het broertje was een kind, nog in het Doorgangshuis, en waarvan de pleegmoe- in het begin me al dadelijk gevraagd had te zorgen, dat Jopie hem niet sprak of zag. Zij gaf schoolgeld, zoodat Jopie in de betalende afdeeling, „de nette school" kon zitten, en nu moest ze Doorgangshuis alles wat 'r bij hoorde broertje ook maar zoo gauw mogelijk vergeten, t'e hebben heel wijs gezegd, het hoofd ik, dat dat moeilijk ging, dat 't eigen lijk niet goed was ook maar toch kon 'k me zoo begrijpen, dat de hunkerende vrouw, die zoo graag dit kind wilde bezit ten als iets héél eigens, zelfs de herinne ringen van het vroolijke, jonge ding aan geen anderen gunde. En nü mocht Jopie dat broertje kaak jes gaan brongen. Gelukkig-onbewust van de groote. moeilijke concessie van 'r pleeg moeders kant, aJléén blij-verrukt om het feit zélf vertelde ze het me, telkens weer I flOl de Ik begreep pleegmoeder z jes spraken w te verzachten noemde ik to< het knikkertje over don u li eerlij k-leege schoolgang uit, dat ze al vaak haar had hooren praten. Zacht- nu door. Om het geval wat ti bij manier van trocs-t, wat goede dingen van het zoo hartelijk, zoo prettig- vroolijk, en frisch-gezond. Zeker, het waren soms moeilijke karak tertjes, die kinderen, uit de verwnarloozing gered. Maar kon zij dan niet doen, als die andere pleegmoeder wij kenden haar beiden die ook een kindje van Kinder zorg, héél jong al, tot zich genomen had 011 gezegd: „ik ontvang het in liefde, zal doen wat ik kan, en al de rest in vertrou wen overlaten aan God". Och, ze moest toch niet zoo zorgen, tob ben en bezorgd zijn, heusch meer durven vertrouwen. Ik had op school haast geon last van het kind. Ze bleek toen licusch wel gezeggelijk, als ze maar een maal wist dat ze geen loopje met je nemen kon, dat je je hield aan je eigen woord. Nu, dat zou ze dan nog eens probeeren, verklaarde de moeder, maar met een ge zicht van: ja jullie kun goed praten. Jullie hebt 'r veel meer slag van dan wij, je zit altijd in de kinderen. - „Och de tobber, ze moest eens weten lioe wij soms tobben", dacht ik in stilte. Dat halen en brengen, aan het klaslokaal Jeerde de pleegmoeder intusechcn wel gauw af. Dat d-oen ze allemaal, de eigen inoedeis ook. cn bepalen zich dan later op z'n best tot een wachten aan de groote poort buiten. En zoo zag ik Jopie's moeder weinig meer. Een enkele maal kwam er nog wel eens een tante of opoe naar binnen, ook de pleeg moeder zelf wel eens, als ze uitgingen, rnaar veel woorden werden er niet meer gewisseld, het was een geval als vele andere Maar heel duidelijk staat mo nog voor dm geest die ecne laatste keer. Het dikkertje was jarig! stralend van geluk, zoo dol, dólblij als dk liaar nog nooit gezien had, kwam ze 's morgens naar binnen, met den grooten zak kaakjes in de ecne hand, het reepje „sjokkeia voor de juf" in de andere. Wat later mocht zo rondgaan. „Me broertje mag 'k ook wat brenge", Alle kinderen kaakjes! èn het broertje, èn het nichtje, èn 't meisje uit de straat dat haar wel 's thuisbracht. O, 't was héérlijk. Alles aan het gulle kind juichte van blijdschap de glimmend-warme koo nen, de 'splinternieuwe, helroode „haar- strik voor d'r verjaardag", de nieuwe schort en óverstralend al die uiterlijke dingen was de innige, blijde glans der tin telende oogjes. Heel den morgen scheen dat zonnejte in m'n klas. En toen om 11 uur de gansche vroolijke getracteerde troep wegging en daar in de gang het pleegmoedertje stond, rènde het kind haar tegen, sprong als 'n jong hondje tegen haar op met 'n gilletje van blijdschap, knellend de dikke armpjes om moeders hals. Het moedertje, dat „nooit kinderen gehad had, en 'r toch zoo dol op was", hield éven den blijden schat in haar armen gekneld, en ik hoefde me niet te schamen, dat m'n oogen vochtig werden de hare waren het ook. Het was zoo heerlijk spontaan, zoo innig-echt, die gulle liefdesbetuiging van het kind. Een paar weken later vroeg ik „Waarom bracht je broerjte je hier, cn waarom zei hij: ik kom je om FILETPATRONEN Hierbij geven we op verzoek nog eens een paar, nu wel eenvoudige, filetpatronen, die toch de sierlijke ronde lijnen hebben, welke de filetpatronen zoo vaak kenmerken. Ze laten zich gemakkelijk genoeg nawer ken als men bij de randen maar let op hetgeen daaromtrent in dit nummer onder correspondentie wordt meegedeeld. Het ovaal is misschien wel het gemakke lijkst te werken door het dwars te leggen, en, aan een der zijkanten opzettende, te beginnen met de smalle toeren. hfaKaaonesiBBRC^BaaBaisaiBl ■■■■■■iBBGGBUGflCBHBBBBBBaïaiVl VM|IIIMMMHCE:nflBaBNBiinBBGBGGBB::Gpt;n::GGBBBB|BB BBBBG;:;:c:;uaaau::Bc:GRBBBMaBS]sa:]GGL2L:-jBBat;;:B'j:3aBHaaBBB BBBiBflC.-BnGBCUGaGHUUGBBKaSBBailGGBGGBrTTJGaGBGGGBBnBBB BimiMHHc[):tiiiuui;QUBHaiHMaaam3auiunuaJum BBBjnBBHGBÜBSBnGGBCIGGBBBOBBGGBBBGBBOBHGL.'iaBGUJMBBBB SaUBBBinBUnUBBBCnBBUaUUBBgDSaBBQBUUUHBaBBiSBaCBBB ■■■nBBTCpiiBBBaaaaaaBUBat:aaacaBanLja»aaaaaBaaa£Ba:?Rn ■■■■BBRCQnnBKBBSBBBHnGaBeHaBG.'.-GCaCBBGaHBBBaBGIJBBHB BBBBBBBBUBBBBCTBBBBBBBCBBSBBBHBBBCBBBtDGBBEBBQBUBBBB ■■■plBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBCBBBaBBBBBIIBaBBBBBBBB BBiBBBBBflUBBBBBaBBBBBBBBBBBBBflaaBBBaaBBBBBBaBBaBBa BCfJBafflllHIIBliïIGUBBagBBBBHBCjGGBBBBBBBBGyGBMBBBnBBBBüB PATROON VOOR SCHILDERIJTJE IN KRUISSTEEKWERK Eveneens op verzoek, zullen we nu ook I onder de lezeressen die er niet naar vroe- eens een schilderijtje in kruissteek opne gen en niet zooiets van plan waren, er nog cn kiezen daarvoor met opzet een niet zijn, die het nu ook eens gaan probeeren. te groot of te bewerkelijk, dan zullen allichtDe eerste afbeelding geeft als foto er eenig uur halen? Je kan toch niet met hem mee gaan, dat weet je wel". Ja ik mot wèl met 'm mee het ge zichtje betrok' ik ben weer in dat huis! Ik herinnerde me, dat zij gewoon was van het Doorgangshuis te spreken als van „dat huis". Hè? vroeg ik in het huis? en je moeder dan? Ik bin nie meer bij me moeder. Ik bin zoo stout geweeshet leuke lachmondjp hing nu siap naar beneden, en de traantjes begonnen al te dreigen, toen zij verder ging en nou moe' ik naar dat huis toe Wanneer wós het? vroeg ik, nog maar half begrijpend. Gistere! en toe kwam me tante me uit school hale, en die broch me gelijk naar dat huis toe en dieper zakte het lipje naar benee. Toen begreep ik. En probeerde te troosten: nu, daar is het toch ook prettig, daar zijn veel kin deren. Voor even weer opgewekt, ging het leuke snapstemmetje verder: Ja, d'r is 'n tuin en 'k mag al me speelgoed meeneme van me moeder, en me haar mag 'k ok houive, het de zuster gezeg, als het maar schoon gewassche is, en me moeder, die hep het altijd goed gewassche,- en nou hoef ik nie geknip te worre, en 'k hep me strikke en al me speulgoed van me moeder magge Wat is dat lief van je moeder, zei dk, is het dan nou niet leuk? 'k Wil toch nog liever weer naar me moeder toe zei ze nog heel zachtjes, maar met nadruk en toenkwamen de. lang-ingehouden traantjes toch door breken. En zóó smeekend keek het in-bedroefde gezichtje naar me op, of zij vast geloofde, dat i k daar wel eens een goed woordje voor zou kunnen doen. Maar ik dacht aan de andere, zoo on eindig veel droever en troosteloozer tra hen, die daar zouden geschreid zijn door hetf moederhart, éér ze er eindelijk toe over girig het „op te geven". Nee, dat begreep ik wel, dót had ze niet zélf kunnen doen, daar had een tante voor moeten komen, om 't kind naar het doorgangshuis, waar ze met Iiaa» derde jaar vandaan gehaald was, weer terug te brengen. En voor een oogenblik was mijn hart mèt de tobbende vrouw, die wel veel te kort geschoten was, maar van wie ook hét voor hóór onmoge lijke was gevergd. En in m'n groote epijtgevoel zelf onrede lijk nu tegen het kind, zei ik: „Och waar om ben je dan oo-k maar niet zoet geweest, Jopie, waarom wès je dan stout. Je moeder was zoo lief". „Meschien" en met de onsterfelijke hóóp, die leeft in èlk blij kinderhart, be gon ze, even de traantjes wegvegende: „mesfchien mag 'k weer naar me moeder terug, as 'k-zoet worddat hëp ze ge zèg/' „Meschien mag ik weer naar me móeder", en dat zei een kind, een kleuter van zes jaar! OcH Ja, één van Kindèrzorg, „nietwaar? dat Js zoo iets gewoons. De meesten daar zullen 'wèl nooit zoo'n goed thuis gehad hebbenJ ate zij" zegt men dan. Maar och, denk u toch 's in, denk u 's éven in: één van dóe leuke, kleine vriend jes of vriendinnnetjes, die neefjes of nicht jes van zesjarige kleuters, die voor straf van „moeder" óf moest. Moeder, die wel is waar soms wat driftig uitval len kon, en door haar tobbende, ziekelijke gestel niet de gescbikste vrouw wezen kón, om 'n vroolijk, dartel kind te leiden maar die toch zooveel lieve, hartelijke zorg voor 't kindje had. En nu staat er om elf uur en om vier uur geen tante of moeder meer gereed voor Jopie om hóór alleen, zooals andere kinde- ecn eigen moeder hebben, en zooals zij er ook een „gekregen" had, toen ze pas kort in „dat huis" geweest was. Nu staat er een groepje van 'n stuk of zes kinderen, o ja, méér stumperdjes, die allen hétzelfde lot treftmaar ik kende deze ééne met haar warm-gevoelige hartje; begrijp het daarom van me, dat ik maar van deze eene spreek. Ze nemen haar bij de hand, en dan gaat het in groep naar „het huis". Vaak komen ze onderweg al „de zuster" tegen, jong meisje nog met 'n vriendelijk-ernstig ge zichtje, één, die weet wat ze wil, en heel rustig-kalm dat doorzet. O, Jopie is veel beter daar. Is ze niet juist een van dié karaktertjes, die zoo héél zorgvuldig opgevoed moeten wördèn, om dat ze zoo heel licht verkeerd gaan? Ik wéét het, ik weet het allemaal wel! M'n verstand geeft het toe! en tóch klaagt het in me: och, waarom is er nu niet een goede pleegmoeder voor zoo'n kind, een zieltje, dat zóóveel zonneschijn behoeft. En 'k vraag mezelf af, of daar in zoo'n doorgangshuis, waar de kinderen „be waard" worden tot er 'n paar bereidwillige menschen gevonden wórden, die voor meer of minder vergoeding een kind willen „ver zorgen" of daar wel liefde en warmte, wel zonneschijn genoeg kón zijn voor zóó veel kinderen, of ze er niet een beetje in elkanders schaduw zullen komen te 6taan. Maar Jopie huppelt al weer weg met de andere kinderen, die het zoo gewichtig vinden „weer een nieuwe d'r bij", en die elkaar verdringen om hóór 'n handje te ge ven, en altijd gretig hooren naar haar ver- idée van, hoe het werkstukje er uit zal zien, als alles klaar is. Op 't groote type pa troon vindt men duidelijk de werkwijze aan gegeven. Het klcurcnlijstjo wijst verdorden weg. 1 We vonden deze patronen In het Bevers handworkboek Kruissteek, uitgave van Wees en Weis, Zeist—Amsterdam en nemen met toestemming daaruit over. GASTVRIJHEID Men beschouwt het maar al te gaarne als een teeken des tijds, wat het natuurlijk ook wel is, dat tegenwoordig zoovele kin deren op betrekkelijk zèpr jongen leeftijd al, van hun thuis genoeg hebben. „O wat was dat alles vroeger anders", klagen de ouderen dan, maar vergeten daarbij dat vroeger ook de ouders anders deden en waren; dat het gezinsleven anders wóé. Wie wil hebben dat zijn groote kinderen thuis blijven, moet zorgen dat zij hun vrien den thuis kunnen brengen, d.w.z. dat die. vrienden het er ook prettig en gezellig kun nen hebben, en dit nu juist kan men niet pas gaan beginnen als de kinderen daar al groot genoeg voor zijn. Wie niet van begin af, gastvrijheid, ge zellige behoorlijke conversatie betracht, geen kring van hartelijke belangstellenden heeft weten te vormen, waarin de kinderen in tegenwoordigheid en onder leiding van hun ouders menschenkennis kunnen opdoen, die moet zich vooral niet verbeelden, dat hij daarmee altijd later nog kan gaan begin nen. Hij zal de kunst niét meer léeren ver staan, den rechten toon niet weten te tref fen. Het heeft me vaak getroffen, hoe tal van huismoeders, die prat gaan op hun plichts gevoel en degelijke huiselijkheid, netheid, enzoovoort, schijnen te denken, dat het er verder niet op aankomt, en in de verste, verte geen idee hebben van gastvrouw plichten. „Weet U", zei me eens iemand, „we leven toch maar in een duren tijd. Je hebt allp- bei je handen noodig, om 't hoofd boven water te houden, en de kinderen een goede opvoeding, te geven daarbij, ze moeten toch allemaal studeeren ook nietwaar, en nu blijven we maar zooveel mogelijk onder ons. Mijn man zegt ook: visitè's, wel 't is maar thee en suiker en "bonbons of zooiets er bij; logé's 't kost allemaal geld en is alle maal maar voor een ander en 't maakt het leven duur zonder dat je er zélf wat aan hebt". En zoo waren die jonge menschen bezig een gezin te vormen waar de kinderen in gierigheid opgevoed later voor elkan der cn hun ouders niets over hebben, waar ze, omdat er weinig is dat hen trekt, bij de eerste gelegenheid al met plezier uit trekken, om hun eigen weg te vinden, waar een massa geld wordt uitgegeven voor stand, kleeding, studie enz. en de kinde ren omdat ze weinig menschenkennis. kon den opdoen in hun jeugd, te laat mét harde en dure ervaringen, door schade en schande som3, pas levenswijs gaan worden. Waax ze, omdat er op de kleine dingen thuis vroeger te hard bezuinigd werd, niet léér- den, en nu in de groote kwestie's: liefdé en huwelijk, beroepskeus enz^ veel meer fouten maken, dan de minder-eng opgévoe- den gewoonlijk doen. En als dan de slot- rekening opgemaakt werd, zou heel vaak blijken, dat juist in dezen zoozeer de zuinig heid de wijsheid bedriegt, en de schraal heid het duurst betaald werd. Want hoe gaat het in een gier|j gezin? Slechts een enkele gast wil er nog komen, en die er komen voelen toch direkt het ge mis van een hartelijken gullen toon en uiten zich daardoor ook niet zelf. En zoo leert men in die sfeer zijn bezoekers zelfs moeilijk kennen en is het voor de kinderen heele- maal moeilijk ervaring van menschen op te doen. Ja, wèl buitenshuis en harde ervaring vaak, maar de indrukken die kinderen in huis opdoen, en door de oordeelen en ver klaringen der ouders kürtnen worden aan gevuld, zijn van heel wat meer waarde. En hoe oneindig veel beeft het voor, als uw kinderen hun kómeraden kunnen zoo ken onder de kinderen van .pw huisvrien den, wat alleen bestaanbaar is als ge een niet te klein en te nauw kringetje gemaakt hebt. Maar zegt men Ik wil juist niet zooveel kennissen hebben, niet omdat ik gierig ben, o nee, maar omdat ik er niet van houd en het niet noodig of nuttig achi; ik wil niet hebben zoo' huisje van zoeten inval waar je telkens van die losse kennis sen hebt maar hecht alleen aan ware vrien den. Ik móet de menschen eerst leeren ken nen, weten of ze mijn sympathie, mijn gast vrijheid wel waard zijn, of het mij wel de moeite waard is in hun huis als gast te gaan. Heusch ik bon niet gierig, en als ik Ja ik geloof dat wel maar ik geloof óók wel, dat men met zoo'n redeneering toch heerlijk lang dc hand op den zak, en de portemonnaie dicht houden kan. Nu wordt ge boos, en zegt: als u wist halen van de moeder, waar ze zooveel van kreeg, en die 'r altijd uit school halen weer naar toe mag „als ik En de groote menschen glimlachen en weten, dat ze er nooit meer komen zal. ,,'t Kind zal 't daar in 't huis óók wel schikken", zegt m'n collega, als we van uit de schoolpoort het groepje nóstaren. „Wel schikken" och ja, dat geloof ook Ik. Maar of 't geen droefheid zal blijven ge ven, stil leed misschien? Vraag dat nooit aan kinderen. Ze weten het niet. Pas als ze groote menschen geworden zijn en oud zich voelen, vraag dan hun, wat en hoe ze als kind geleden hebben. Want het groote levensleed is: het ge mis, dat men, als kind onbewust ondergaan z'n heele later leven meesleept als een lee- ge herinnering. hoeveel ik aan de. kerk en aan de arm! geefNee, dat weet ik natuurlijk niet, dat is maar goed ook. Anders zoudt gij loon daarvoor al wèg hebben. Of w iemand anders het? Niemand dan gijzel] Maar gijzelf weet het dan toch wel hei goed nietwaar? Uw rechtei èn uw hand. En misschien hebt ge 't nu al uitgerekend en op een akkoordje gegoó met uw geweten: Zóóveel gegeven, genoeg, het is veel! „In orde". Ja, dat is het mooie en gemakkelijl daarvan. Daarom zijn we er altijd nog* voor te vinden, soms van die afgepaste dragen te geven voor dit of dat. Daar houden we ons zelfrespect als Christen nietwaar? Laten we dan maar vergéten het vi beeld uit het Oude Testament van i maaier, die de aren „vallen liet". Want losweg „laten vallen", zie, dat is het jui waar we zoo op tegen hebben. Een bundel aren samenpakken, een beet losjes liefst dat 't niet te weinig lijkt, dan aan een comité afdragen, of als zóóveel ophef toch niet willen, voor de men g v e n, dat we zelf weten ,dat goed terecht komt, ja dat willen we w Maar wat aren, wat veel aren, bij het menbinden, zóó maar verliezen, expres - liezen, en heelemaal niet omzien, wie opraapt, of het wordt opgeraapt, zie is te veel van onze degelijkheid gevergd. F.n daarom doen we 't maar op. onze m nier en geven met regelmaat. Daarom zoeken we ook zorgvuldig on gasien uit, wij gelooven niet dat we' 0 wetend wel eens engelen zouden kunni herbergen, daj. durven we niet aan Gód ovi laten. We vertrouwen liever op on: schenkennis, ach ja, wij, die niet eens on zei ven kennen. CORRESPONDENTIE Van twee kanten ontving ik bericht op vraag naar het schilderij in kruissteek. Een lezeres vertelt dat zij het in heeft en dé vraagster gaarne zal ontvang indien deze eens wilde komen kijken is 'echter in een andere stad) welk beric ik met adres zal doorzenden, intussch onze lezeres dankzeggende. Het wa vlug antiVoord. Hét andere bericht geeft een adres, men tegelijk patronen in voorraad heel yoor verhuur, hiermee is men wellicht hi best geholpen en. indien er andere leze» sen zijn die zich voor dit werk interesse ren, kunnen zij het adres ook bekomen. M heeft 'er niet: Ruth op de akker van Boe maar Ruth afscheid nemende van Naomi midden van korenvelden. Orpa c achtergrond. 40 steken breed en 80 ha ongeveer. Misschien is dit wel het bedoelt Verder heeft men aan hetzelfde adres andere verschillende Bijbelsche onderwei pen voor kruissteek. Het adres van den manufacturier deeli we op verzoek wel mee. Een andere lezeres was zoo vriendel; even de bewerking uit te schrijven van verspringende randen bij filethaakwerk, volgt: Daar waar voor het vermeerderen grondlaag ontbreekt, werkt men na laatste stokje afwisselend lossen, en driedubbel stokje. Het eerste driedubbi stokje grijpt in de grondsteek waarin laatste gewone stokje werd gewerkt, de v gende drievoudige stokjes in het twee lussenpaar van de vorige drievoudige stc jes. Is de toer klaar dan wordt met loss voor de volgende toer gemeerderd. Men kent-Voor elk blokje drie losse, vijf voor kééren. Nu het minderen: Van het stokje, wa; boven de nieuwe toer beginnen moet, hou men de twee laatste lussen op de haakp en werkt voor elk volgend leeg blokj driev. stokje waarvan slechts twee luss worden afgewerkt, de overige lussen hou men op de haakpen. Aan het einde van d toèr met elke twee lussen ten slotte de la ste drie lussen tezamen afwerken. Dan vijf losse keeren voor den nieuwen to Ook deze lezeres onzen hartelijken d ook voor het bijgevoegde patroontje. DAMES! laat Uw wasch vakkum behandelen in Sloomwassclierij „DE ZWAD Lieve Verschuierstr. 53 Tel. 36429 Rotterdi MEVROUW. Doet Uw voordeel LAAT WASSCHEN PER Kil Vraagt onze uiterst co curreerende tarieven STOQMWASSCHERIJ „DE BI ümniidlthutr 13, ROTTERDAM, Tilil. WELLNER Vepëischt deen ^ronderhoud L. A, BROEKHUIZEN, Lange Hilleweg 38, Rotteidam COMPLETE WELLNER ZILVER EN ALI ACCA COLLECTIE,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 12