j^ond van Jongelings-Vereenigingen op Gereformeerden Grondslag DE BONDSDAG TE UTRECHT VRIJDAG 30 MEI 1930 DERDE BLAD PAG. 9' OVER ZOMERKAMPEN EN JEUGDHERBERGEN OVERWELDIGENDE BELANG STELLING DE OUDE STRIJD DIE NU BIJ DE RADIO WEER GESTREDEN WORDT „DeVrijzinnigen weten het zoo goed en hebben de cultuur en de beschaving" Enorme belangstelling. De duizenden jongelingen zijn ditmaal opgekomen naar Utrecht om hun toogdag te hebben. Reeds Woensdagavond begon het toen de huishoudelijke vergadering zou plaats vinden, maar Donderdag, dè groote dag was de belangstelling enorm en viel het duidelijk in de straten van de oude Bis schopsstad te merken, dat de Gereformeer de Jeugd Utrecht „ingenomen" had. De po litie had zeer uitgebreide maatregelen geno men om het verkeer te regelen. Er waren verschillende autoparkeerterreinen inge richt, terwijl op het Paardenveld autobus een en touringcars werden gestationneerd. Iedere auto, die de stad kwam inrijden en naar Tivoli of Oosterkerk moest, kreeg een door de politie geteekend kaartje, waarop precies de route aangegeven stond om het parkeerterrein te bereiken. Voor de honder den fietsers was plaats in de rijwielberg plaats bij het station, naast de Oosterkerk en in den tuin van Tivoli. De leden der re gelingscommissie hebben zich zeer verdien stelijk gemaakt door den geheelcn dag op post te zijn. Alles liep gesmeerd. DE HUISHOUDELIJKE VERGADERING. Drak bezoek. i Woensdagavond vond te zes uur in de Oosterkerk de huishoudelijke vergadering plaats. Men kortte zich den tijd met het lingen van nationale liederen, die door den organist werden begeleid op het orgel. De Jrsrk was met palmen versierd. Toen het fondsbestuur binnenkwam, klonk een luid applaus op uit de vergadering, die het ge- heele kerkgebouw vulde. De opening. De Bondsvoorzitter, de heer A. Z ij 1 s t r a, deed zingen twee coupletten van het Bonds lied en ging voor in gebed. Als plaats van den Bondsdag in 1931 wordt aangewezen Dordrecht. Vervolgens worden de verschillende voorstellen aan de orde gesteld. Allereerst het voorstel van het Bondsbe- stuur, om in art. 48 enkele woorden te schrappen, waardoor het niet meer noodig wordt, het jaarlijksch verslag van den Bondsring bij den Bondsseoretaris in te zen den, daar deze inzending in onbruik was geraakt. Zonder bespreking werd dit voorstel aan genomen. Daarna werd het woord gevoerd door de afgevaardigden van den ring 's-Gravenhage (Duinvard)Scheveningen, den Ring Leiden en de J.V. te Heemstede ter toelichting van de door hen ingediende voorstellen. D.e Voorzitter achtte het gevvenscht, alvo rens over de voorstellen te beslissen, alge- ene beschouwingen te houden over rle k, die hier aan de orde is, n.l. de regle mentaire saamstelling van het Bondsbe- etuur. Tai van afgevaardigden voerden hier over het woord. Nadat de heer Joh. T. de Lange het standpunt van het B.B. had verdedigd, werd met groote meerderheid besloten, geen wij ziging in het Bondsreglement aan te bren gen. Het Bondsbestuur verklaarde zich te zullen beraden over de motie der Zuid-Hol- landsche afdeeling. Het voorstel van den Bondsring Rotter dam-Centrum, inhoudende art. 42 van het Bondsreglement zoo te wijzigen, dat behal over personen ook over voorstellen en amendementen schriftelijk wordt gestemd, werd verworpen. Eveneens de motie van de J.V. Samuel te Hilversum, welke bedoelde, de conclusies der Contact-Commissie inzake kerkelijk en interkerkelijk niet te aan vaarden. Namens de commissie tot nazien van de administratie rapporteerde de heer H. d e Ruig, dat alles in orde werd bevonden. De jaarverslagen van secretaris en pen ningmeester werden na enkele vragen en opmerkingen goedgekeurd. Een matia over de kwestie leidraad of schetsvorm werd aan de Methodiekcommiseie doorgezonden. Om des tijds wille werd een uitspraak over het ontvangen deel in de opbrengst der ge- luktelegrammen -tot de volgende Bondsver gadering uitgesteld. Sluiting. De vergadering zong daarna: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen, waarna Dr. K. Dijk in dankgebed voorging. DE BONDSDAG IN TIVOLI. Een groote schare stroomde reeds lang voor den aanvang naar Tivoli. Langzamerhand vulde zich de groote zaal, De pianist bracht op den vleugel tal van liederen ten gehoore. Terwijl het dooi de zaal dreunde van „Alle man van Neer land» stam. voelen zich der vaadr'en zonen" trad het Bondsbestuur binnen. Een geest driftig applaus klonk op. De opening. De Voorzitter van don Bond, de heer A. Zijl 6 tra, las het EvangeliegedeeJtc, waar in do Hemelvaart beschreven wordt, ging „Revolutie of Reformatie" Revolutie, aldus spr. heeft een geestelijken oorsprong. Zij beduidt het wegzinken van de geestelijke grondslag van het leven. In zulk een revolutie heeft Europa nu bijna twee eeuwen geleefd. Nu zien we verval van Europa, hoewel het stoffelijk technisch vooruitgaat Vooral in deze tijden moeten we onzd* roeping verstaan. De weg der revolutie is geen korte. ZIJLSTRA, l Eerste Voorzitter van den Bond van J. V. op G. G. Ei* zijn "drie étappen in te bespeuren, nl.: de eerste die van de souvereiniteit van het verstand, de rede. De tweede is die van de religie, de souvereiniteit van den wil, het gevoel en de mystiek, waarop wij ons thans bevinden. En de derde periode teekent zich reeds aan de horizont af: die der sou vereiniteit van het onverstand en van den moedwil. In het midden der 18e eeuw vroeg de rede de eereplaats. De mensch weigerde het Ge loof en stelde zijn denken op de eerste plaats. Eerst naast het Geloof, daarna boven het Geloof. De vrijheid werd ingewacht de slavernij kwam. Allengs kwam de tweede periode. Het mis verstand week niet, omdat het onbekeerde hart een uitweg zocht, tot blijvende glorie van den zichzelf verlossenden mensch. Naar religie kwam weer vraag. Maar niet naar den dienst van den leven den God. De wil zal nu alles goed maken. Gij zult begeeren, wordt de wet van het leven, dat aan alle eischen straks voldoet. De heiligen dezer nieuwe cultuur van den wil worden de bioscoopsterren en de sport helden. De derde periode zien we reeds verwezen lijkt in Rusland, het eindpunt der revolu- tionnaire cultuur. Wat goed is, heet kwaad. Wat goede zede is, misverstand. Ziehier het eindput der Chr. beschaving, die van den Christus afviel en den Satan ten buit wordt Tenzij er bekeering komt. Daar is het pad der reformatie. In dc Roomsche litteratuur leeft de be- ering op, als zou de revolutie niet anders zijn dan consequentie der reformaties. De Roomsche schrijvers maken echter een caricatmir van de Calvinistische reformatie. Het Calvinisme grondt zich niet op het individualisme en hot proclameert niet de souvereiniteit. van het misverstand, zij het van het geloovig verstand maar het onderwerpt den mensch aan het Woord, ter- ijl de Roomsche hem onderwerpt aan dè Kerk. Doordat het Woord in de Roomsche Kerk op den achtergrond kwam, verviel de Kerk haar hooge standpunt en daardoor dreig de vóór de reformatie in Europa zeer sterk het gevaar der revolutie. De reformatie bracht terug de heerschappij van het Woord. Daarin ligt ook de kracht van het Calvi nisme. Het tast de revolutie in den wortel aan door tegenover haar te stellen de Sou vereiniteit Gods. De Souvereiniteit Gods te genover de souvereiniteit van het mensche- lijk verstand en den menschelijken wil. Tweede gedachte van het Calvinisme is de .-ereiniteit in eigen kring. Daarna komt ook de souvereiniteit van den naar Gods beeld geschapen en wedergeboren mensch. Dan kan de mensch weer zijn profeet, pries- er on koning. Ten slotte de roeping van de Calvinisti- iche jeugd. Zij eerbiedigt de souvereiniteit Gods in eigen kring. Daartoe moet zij dc deningen Gods kennen. Allereerst den weg Gods in Zijn Kerk ,den weg Gods in het Staatsleven, in dat der maatschappij, der schelijke persoonlijkheid, der litteratuur Tot die roeping moet de Gereformeerde jeugd zich blijmoedig en vol geestdrift voor bereiden. mededeelingen den gedaan, o.a. dat was ingekomen van den West-Duitschen Jongelingsbonrl een schrijven met gelukwensch, evenals een te legram van de aangesloten J.V. „Calvino" Argentinië. De uitslag der verkiezing was, dat de Bondsvoorzitter wa6 herkozen. Verzonden telegrammen. Besloten werd telegrammen te verzenden, in H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Ju liana, aan Ds. J. E. Vonkenberg, Diacones- senhuis, Rotterdam, en aan Z.Exc. den Mi nister van Staat, den heer H. Colijn. Afgevaardigden. Medegedeeld werd, dat de navolgende or ganisaties waren vertegenwoordigd: het Ned. Jongelingsverbond door Ds. B. C. Koolhaas, van Utrecht; de Bond voor Geref. Jeugdorganisatie door den heer Joh. C. Francken en mej. Van Oversteeg de Geref. Bond van Meisjesvereen. door mej. J. Oskam, van Nleuwerkerk aan d n IJssel, Aan de orde was daarna het referaat van den heer E. H. Timmerman, secr. afd. Overijssel over het onderwerp: „Zomerwerk". Na een korte uiteenzetting van den in houd van het Zomerjeugdwerk, dat voorna melijk de lichamelijke ontspanning wil die nen, gaat spr. na of de uitvoering van dit werk zich met het doel en karakter der Jeugdorganisatie vereenigt. Wel is dit het geval bij andere Jeugdbonden. (Spr. toont dit aan bij het N.J.V. en de A.J.C.). De Ned. Bond van J.V. op Geref. grondslag heeft eohter ten doel uitsluitend aan de geeste lijk-zedelijke vorming van den jongeling te arbeiden door middel van de Jongel.ver. De Bond bestaat niet uit jongelingen, maar uit Vereenigingen. Daarmee is niet gezegd, dat aan den jongeling het zo mergenot bij wijze van ontspanning moet worden ontzegd. Het kan jonge menschen goed doen als ze eens een volle week mogen genieten van de frissche buitenlucht. Laten ze gerust eens probeeren of ze evenals de Hollandsche jongen uit Hildeforans tijd driemaal over het hoofd kunnen buitelen zonder duizelig te worden. Dit zomergenot moet eohter bewerkt worden door een lan delijke organisatie huiten den Bond om. Het ds steeds de kracht van den Bond ge weest, de lijnen strak getrokken en de gren zen nauwkeurig bepaald te houden. Tegen het kampeeren heeft spr. geen bezwaar, in dien de inrichting van het kamp geen con trast vormt met het Geref. huisgezin cn de leiding in goede handen is. De vermanende stem „Waakt en bidt, opdat gij niet in ver zoeking komt", moet heel het kampleven heli eersohen. De Jeugdherberg is, zooals ds. v. d. Vliet in de „Reformatie" schreef, de nieuwste creatie op het genotsterrein der moderne jeugd. Spr. wil aannemen, dat al de lof uitingen in de propagamda-geschriften goed bedoeld zijn. Ook zal hij niet ontkennen het nut, dat er in het reizen en trekken gelegen is. De gevaren zijn echter grooter dan de weldaden. Zelfs de warmste voorstanders kunnen de bezwaren niet loochenen. De geest, in de neutrale jeugdherberg wijkt ge heel af van die in een Chr. huisgezin, ook al zou men de jongelui gelegenheid voor bidden en Bijbellezen geven. Ook van Chr. jeugdherbergen is spr. geen voorstander. Zij zullen de zucht tot reizen en" trokken, welke een majnie wordt, onder onze jonge men schen doen toenemen. Het grootste gevaar is gelegen in het ongecontroleerde reizen en trekken van jonge menschen en dat terwijl de hedendaagsehe jeugd door een vloedgolf van gevaren wordt bedreigd. Bovendien wordt het gezin, een der grondzuilen van het maatschappelijk leven, nog meer ondermijnd dan reeds het geval is. We moeten onze jonge menschen weer te rugbrengen naar het gezin. In verband met de regeling van vacantiedagen op kantoren en in fabrieken zal er des zomers wel iets voor dc jeugd gedaan moeten worden. De geest en de leiding der in te richten zomer verblijven kan den Bond niet onverschillig zijn. Daartoe wende hij zijn invloed aan om deze zoo goed mogelijk te doen zijn. Spr. wekt tenslotte de jongelingen op, om als de wereld hun een onbeperkt genot van hef schijnsohoone presenteert te denken aan het woord dat een man Gods tot Amasia sprak: De Ileere heeft meer dan dit om te geven. Uit de bespreking bleek, dat de debaters het niet met den referent eens waren. Men was van oordeel, dat het noodig zal zijn, dat op ander wijze aandacht aan het zomer werk geschonken worde, dan de referent het wil. De heer Joh. C. Francken zeide, dat door dit referaat het werk van den Bond voor Geref. Jeugdorganisatie (knapen- en meisje6kamp) en van den Meisjesbond fz.o- merhuis) wordt afgekeurd. Prof. W a t e- rink zeide, dat aJ zouden we als Bond aan dit werk gaan doen, dit nog niets af zou doen van ons Gereformeerd beginsel. Deze spr. was van oordeel, dat er wat gebeuren moet. (Daverend applaus). Hiertegenover stelde zich de heer J. Schouten, die zei de, dat de structuur van het leven thans zoo is, dal men gaat in de richting van levens- verbreeding. Daardoor kan ontstaan bewust zijnsverenging -en levensvervlakking en om dit te voorkomen moeten we vooral de cen trale gedachte blijven vasthouden. Spr. ont ried aan kampwerk te beginnen en het rei n en trekken te bevorderen. (Applaus). De referent, de sprekers beantwoordend, zeide, dat hij bedoeld bad dat de Bond aan jeugdherbergen niet mee moet werken en ook geen taak heeft ten opzichte van het kampwerk. Te half een werd de vergadering ge schorst MIDDAGVERGADERING. De middagvergadering werd geopend met het zingen van Gezang 3:1, waarna d af gevaardigden van de verschillende jeugd organisaties hun gelukwenschen over brachten. Ds. Koolhaas, van Utrecht, wenschte namens het Ned. Jongelingsverbond den Geref. Jongelingsbond Gods zegen toe. Mej. T. Kok, van Utrecht, deed dit na- ens den Gerf. Meisjesbond. Eveneens kwamen gelukwenschen binnen in den Bond voor Geref. Jeugdorganisaties Dr. Dijk dankte deze afgevaardigden, en las vervolgens een gelukstelegram voor van den beer H. C o 1 ij n. „Oorlog en Ethiek", waaraan wij het volgende ontleenen: Nadat spr. eerst de begrippen ethiek en >rlog nader had gedefinieerd, en daardoor zijn onderwerp scherper begrensd, kwam hij tot de principieele vraag, of oorlogvoering het Woord Gods al of niet gooor- d i s. Spr. meende deze vraag zoo te moeten verstaan, dat ze geldt den wil Gods niet alleen voor de volken in hun Overheden, doch ook voor elk der onder danen, met name voor den geloovige. in ge val hij door zijn hooge Overheid wordt op geroepen tot wapendienst- Deze vraag naar het geoorloofde van oor logsvoering (buiten beschouwing gelaten nu, of de oorlog een aanvals- of een verdedi gingsoorlog is. moet beide t©n aanzien van VOOR „TIVOLI" TE UTRECHT. Wijlen Bs. Brummelkamp, 'éerelid van den Rond, zong eens: „'Geen zaal biedt ruimte aan getal, waar Uw gelederen samenstroomen", Hoe bleek 't gisteren weer te Utrecht. de hooge Overheid en van haar onderdanen individueel, op positieve zoowel als op negatieve gronden, be vestige beantwoord worden. In heel de Heilige Schrift is geen enkel uitdrukkelijk verbod of veroordeeling van den oorlog aan te wijzen; ook niet in Schriftuurplaatsen, die ten bewijze van tegendeel gedurig worden aangevoerd, zoo als wat het Oude Testament betreft het zesde gebod van de Wet Gods. Bovendien hebben de godsdienstige man nen onder Israel, als leider of als koning, ook zonder dat het hun van Godswege werd opgedragen, oorlogen gevoerd. Verder wordt God de Heere vaak sprekend ingevoerd, tot den oorlog oproepend en zelf zich in den oorlog mengend, aanvurend, lei dend, medestrijdend, tot de overwinning voe rend* en de gedachtenis eraan in de Schrift doende vereeuwigen. Hij heeft ook de Over heid ingesteld, met macht en last om onder alle volk niet alleen naar bi n n e n, maar ook naar buiten, tot in het wreken van alle onschuldig vergoten bloed met den dood het menschelijk leven te beschermen. Dit alles als slechts Oud-Testamentisch, alle normatieve beteekenis te ontzeggen, is een aanranding van de objectiviteit der Oud- Testamentische Openbaring. Ook het Nieuwe Testament spreekt niet van eenig verbod tegen den oorlog, niet in Bergrede en evenmin in Schriftuurplaatsen als Rom. 12:19-21, uitspraken die niets voor of tegen het recht van oorlog beslissen, wijl ze niet gelden de gedragingen der Overheid maar die van de geloovigen individueel. Het Nieuwe Testament predikt dit recht ook positief en nadrukkelijk in wat het leert van de Goddelijke instelling der Overheid, in aansluiting aan Gen. 9, en van haar roe ping om, desnoods met het zwaard, het recht Gods tp handhaven ten goede van haar volk. Te leeren. dat deze macht en deze roeping der Overheid slechts naar binnen gekeerd zijn (politioneel en justitioneel) en niet naar buiten (het recht van oorlog) is in strijd met het licht waarin heel de Schrift haar voor ons plaatst, ontneemt ook de rechtsbasis aan alle pogingen om door wet matige regeling der internationale verhou ding, den vrede te beschermen, en maakt met het nationale ook het sup nationale leven schut- en weerloos. vraag naar de rechtvaardigheid van een oorlog waarin zijn dienst wordt gevor derd, mag daarbij zeker niemand, den ge loovige allerminst, onverschillig laten, doch beslissen over zijn al of niet gehoorzamen aan den oproep tot het opnemen der wape nen, doet daarbij ten slotte niet zijn eigen oordeel, maar dat zijner Overheid, op wie ook de verantwoordelijkheid voor do oorlog voering rust. Een groot aantal leden stelden vragen, welke Ds. Fernhout voor een deel in het Bondsorgaan bespreken zal. „Het paard Zijnor Majesteit". Deze titel ontleende spr. aan Zach. 103: „En Hij zal ze stellen gelijk het paard Zij ner Majesteit". Deze vergelijking, aldus spr., ordt ontleend aan het oorlogsbedrijf. Met het paard is bedoeld een Arabisch strijdpaard. zooals Job ons schildert. En het blijkt, dat het hier menschen geldt. Hier wordt niet bedoeld, wie roepen voor cn waarde en zeggen: groot is de mensch, aar Gods volk. Hij maakt zijn machtelooze schapen al6 het paard Zijner Majesteit. Als God zao doet, dan gebeuren er wonderen in Israël. Zooals het vroeger was, denk aan ilen schoolstrijd, is het ook nu in den radio- strijd. Die vrijzinnigen doen het alleen goed i wanneer het niet goed gaat, dan moet ge maar stilhouden en i.. naam van de vrij heid, denk aan de schoolstrijd, in naam van de beschaving, denk aan de protestvergade ring der AVRO te Amsterdam over den zendtijdverdeeling (daverend applaus), on in naam van welke voortreffelijkheden zij ook mogen bezitten, wordt on6 het licht in de oogen niet gegund. Dit volk is echter het paard Zijner Ma jesteit, en het zal overwinnen. Dan is de dood weg en God in hun midden. Wij zijn gewassen in dit land, maar nu niet op vleesch betrouwd, want Paulus zegt: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Daarom moeten wij onvoorwaardelijk bui gen onder Gods Woord. Debatteerzucht ver- dringe niet het ernstig biddend onderzoek en ga op heilige wijze met de heilige din gen om. De vergadering zong tot 6lot: „Dankt, dankt nu allen God", waarna Ds. Fern hout voorging in dankgebed. IN DE OOSTERKERK De drukte op straat. Daar Tivoli den grooten stroom van be zoekers niet kon bevatten, was een ncvrn- ergadering belegd in de Oosterkerk. Ook beersehte reeds lang voor den aanvang een groote drukte. Uit alle deelon van ons land kwamen de autobussen aansnorren. Uit Friesland zagen we zelfs een autobus „De twa Wylpen", die 's morgens heel vroeg ver trokken was. Voor den aanvang werd het „Op broeders op gezongen" en „Eén in geest en streven" door de feestgangers gezongen. Met daverend applaus en luide toejuichingen werden de bond6bestuurders bij het betreden van het podium begroet. Hier presideerde de tweede Bondsvoorzit ter, Dr. K. Dijk, van Den Haag, die deed zingen Psalm 68:9, las Handelingen 1:4— 11 en voorging in gebed. Daarna hield hij zijn Openingsrede getiteld: „Hebben en zijn". Spr. begon met zijn blijdschap er over uit te spreken, dat het Bondsid aal zijn bezie lenden invloed op de harten der jongeren nog niet heeft verloren. Dit ontslaat Dr. K. DIJK, Tweede Voorzitter van den Bond van J. V. op G. G. niet van de plicht tot zelfbezinning, vooral waar men ons geestelijke armoede verwijt, en over die zelfbezinning wil spr. handelen, waarom hij tot de jongeren sprak over: Hebben en zijn". Het hoogste zijn is in God. Daarvan i6 ook een afglans in den monsch. In zijn hart is de eeuw igheid en hij mag in volle activiteit leven. Maar I j kan alleen zijn in den vollen zin des woords, wanneer bij de liefde heeft, die hem verbindt aan zijn Schepper. Hij wees op de denkers cn machtigen etc., die veel z ij n op de aarde, maar toonde dan uit de Schrift aan, dat do Christen waarlijk is. Dat ware leven mo-ït het ideaal zijn van onze Gereformeerde jeugd. Dit kan ook, wanneer men zijn god delijke roeping vervult. Daartoe is noodig dat men heeft. Een Christen moet de zal ving van Christus hebben. Maar ook de ken nis en kracht der beginselen wil hij waar lijk Gereformeerd zijn. Tot dat bezit wil de arbeid der J.V. voeren, en dit ideaal mo.'t worden vastgehouden tegen allerlei subjec tivistische invloeden. In dit verband be sprak Dr. Dijk de organisatie van de „drie hoeksmeisjes" en „vierkantsjongens", die hij aan scherpe critiek onderwierp. F.r is ook een hebben zonder zijn. Daarom hebben wij onszelf te onderzoeken: Wie heeft, dien zal gegeven worden; wie niet heeft, dien zal ontnomen worden, ook wat hij heeft. Maar van uw hebben en zijn, komt alleen Gode te eer toe, want wat gij hebt, hebt ge ont vangen, en door genade Gods, zijn we, die we zijn. En in die afhankelijkheid gaan wij verder, maar tevens in de heilige handha ving van de gelofte, dat wij het pand, ons toevertrouwd, niet loslaten. Hot zomerwerk. De heer E. K i e f t. voorzitter der afd. Drente, sprak over „Zomerwerk". Aan zijn referaat ontleenen we het volgende: Spr. begon met een omschrijving te ge ven, wat onder Zomerwerk is te verstaan. Hoofdzakelijk: Lichamelijke ontspanning. In korte trekken werd nagegaan welke plaats dit jeugdwerk inneemt hij de ver schillende jeugdorganisaties. Verschillende panningen wekken de behoefte tot ontspan ning. En hoewel de waarde erkend moet worden, heeft onze Bond daarin geen taak. Geen oiganisatie van Zomerkampen Onze arbrid is zuiver van principieelen aard en alleen de geestelijk-zedelijke opvoe ding vraagt a! onze tijd en kracht. Spr. pleitte voorts, op deze doelstelling te blij ven staan en de beproefde Bondsideo ook voor de toekomst te handhaven. Komende tot de jeugdherbergen, toetste spr. de l»epin- selen die aan deze beweging ten grondslag liggen. De jeugdherberg is voor onze Geref. jeugd niet te aecepteeren. Op principieele practische gronden wees spr. deze bewe ging af. or Zomerwerk, vallende binnen -den Bondsarbeid, wees spf. eenige lijnen aan. waarlangs bij gebleken behoefte. <ir ontwik keling zich zou kunnen ontplooien. (Zomer verblijf, conferenties). Er volgde een geanimeerde bespreking. De Knoppers zou er geen bezwaar in zipn als door de Chr. Vakbeweging Chr. jeugd herbergen werden opgericht. De heer A 1 g r a lid van het hoofdbestuur, was van meening, dat het verenigingswerk den heelen zomer moet doorgaan, en geen vacant ie gegeven kan worden. In zijn beantwoording zeide de referent, dat toch, al worden Chr. jeugdherbergen op gericht door C.N.V. en Patrimonium, wij toch voorzichtig moeten zijn. Er bestaat geen controle, dat is het bezwaar. Daarna werd de vergadering geschorst. De MIDDAGVERGADERING „Het v van het Communisme". Hij noemde het Communisme een reactie tegen de dreigende hoorigheid der arbeideis in de negentiende eeuw in de industrie centra. Het grootste deel der socialisten tracht door zich af te wenden van het Marxisme, het socialisme te behouden. Het andere deel, voorzoover het zich van het socialisme afscheidde, zijn de commu nisten. Spr. zegt, dat Lenin de geestelijke zoon van Marx is. Marx en Lenin zijn heiden aanhangers van het materialisme. Zij kennen eigenlijk maar één faculteit: die der natuurw ei«n- schap. maar één wet: die van de werking van stof op stof. Bij Lenin is de hoon o\er alles wat godsdienst heet. in het woord d it hij spreekt, in het schrift dat hij schrijft, verdubbeld in vergelijking met Marx. Het materialisme van Lenin en Marx is eocinil- materialisme. De arbeid van den leider en van den geringsten proletariër zijn tot de zelfde kwaliteit herleid. Het bezit der arbeidsmiddelen geeft den kapitalist gelegenheid méérwaarde te ver krijgen. De kapitalist is de poliep die steeds groeit; de arbeider het slachtoffer wien steeds meer wordt afgetapt. T tdat de pro ductiemiddelen aan den Staat zullen behoo- ren. Hier is het knooppunt tueechen het Marxisme cn volksbeweging. liet centrale leerstuk van het Communris- me is het geloof in den nieuwen collectie ven mensch, in de mas^a, geleid door de agi tatoren die daarvan de meesters zijn. Spr. gaf daarvoor voorbeelden aan. Het allerbelangrijkste is echter de v r- houding van den mensah tot God. Het Com munisme heeft de Chr. feestdagen wegge vaagd, patriarchen en pooes vermoord, maar het bijt zich de tanden stuk, want ook in de Grieksohe kerkstaat is de Christelijke Kerk en daarachter staat Jrzus Christus, die toegezegd heeft, dat Hij mot ons zal blij ven tot de voleinding der wereld. Komend tot een beoordeeling van iiet Communisme, zeide spr. dat liet van nile bewegingen der eeuwen is diegene die h.»t meest den dolk riclit op het hart van het Christendom. Het Communisme als levensleer van den collectieven mensch kan getypeerd worden als het wegzinken der zieL Het scheurt het Christendom het hart uit het lijf. Er staat geschreven dat de ergernissen moeten ko men. maar wee degenen door w ie de er gernissen komen. Nooit mag vergeten dat de toestanden toen Marx zijn bitterheden neerschreef, schrikkelijk waren. Moge uw organisatie eraan meewerken, dat gij steeds meer gaat verstaan, dat wij niet alleen hebben te bewaren wal ons van de vaderen is overgeleverd, maar moeten begrijpen, dat het leven voortschrijdt en wij moeten begrijpen den nood van den tijd, don nood van dit leven om dat loven te dwingen naar de lijnen van Gods Woord. (Applaus). Op liet referaat volgde een geanimeerde bespreking. Dr. J. II n e k. van Den Haag, sprak ver volgens over liet onderwerp: ..Davidische Jeugd". Hot beeld .dat do Schrift ons toekent van Da\ids jeugd, aldus spr., is van boeiende schoonheid. David wist, wat schoonheid is. Heel zijn jonge ziel stond voor haar open. Hij was kunstonaar hij de gratie %dv Mu sicus en dichter tegelijkertijd. ZooaU He- lèno Swarth in haar bundel „Avonddauw" zingt: il God alleen uw late liedjes gg. ven", zoo zong David reeds in zijn jeugd zijn vroege verzen tot Gods eer. Die verzen zijn dc Psalmen. De zachte muziek van den herdersjongen werd door God gebruikt otn den Koning in zijn vlagen van waanzin tot bedaren te brengen. Door weelderige muziek w ulpschen zang worden slechts boot* geesten wakker gemaakt. Zoo zij alle kunst en alle sohoonhoid»- ïtroering ook onder ons alleen om God en strekke ter verlusticing in de schoevne uit straling van Zijn Naam, die heerlijk is op de ganse he aarde. Een tweede trek uit David's Jeugd, die bli ndere actualiteit bezit, is zijn verhouding g. Hoe heeft David zijn vader i en met liefdevolle toewlj- tot het i ding voor hem gezorgd. Zijn ceibied oor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9