j^ond van Jongelings-Vereenigingen
op Gereformeerden Grondslag
DE BONDSDAG TE UTRECHT
VRIJDAG 30 MEI 1930
DERDE BLAD PAG. 9'
OVER ZOMERKAMPEN EN
JEUGDHERBERGEN
OVERWELDIGENDE BELANG
STELLING
DE OUDE STRIJD DIE NU BIJ DE
RADIO WEER GESTREDEN WORDT
„DeVrijzinnigen weten het zoo goed
en hebben de cultuur en de
beschaving"
Enorme belangstelling.
De duizenden jongelingen zijn ditmaal
opgekomen naar Utrecht om hun toogdag
te hebben. Reeds Woensdagavond begon het
toen de huishoudelijke vergadering zou
plaats vinden, maar Donderdag, dè groote
dag was de belangstelling enorm en viel het
duidelijk in de straten van de oude Bis
schopsstad te merken, dat de Gereformeer
de Jeugd Utrecht „ingenomen" had. De po
litie had zeer uitgebreide maatregelen geno
men om het verkeer te regelen. Er waren
verschillende autoparkeerterreinen inge
richt, terwijl op het Paardenveld autobus
een en touringcars werden gestationneerd.
Iedere auto, die de stad kwam inrijden en
naar Tivoli of Oosterkerk moest, kreeg een
door de politie geteekend kaartje, waarop
precies de route aangegeven stond om het
parkeerterrein te bereiken. Voor de honder
den fietsers was plaats in de rijwielberg
plaats bij het station, naast de Oosterkerk
en in den tuin van Tivoli. De leden der re
gelingscommissie hebben zich zeer verdien
stelijk gemaakt door den geheelcn dag op
post te zijn. Alles liep gesmeerd.
DE HUISHOUDELIJKE VERGADERING.
Drak bezoek.
i Woensdagavond vond te zes uur in de
Oosterkerk de huishoudelijke vergadering
plaats. Men kortte zich den tijd met het
lingen van nationale liederen, die door den
organist werden begeleid op het orgel. De
Jrsrk was met palmen versierd. Toen het
fondsbestuur binnenkwam, klonk een luid
applaus op uit de vergadering, die het ge-
heele kerkgebouw vulde.
De opening.
De Bondsvoorzitter, de heer A. Z ij 1 s t r a,
deed zingen twee coupletten van het Bonds
lied en ging voor in gebed.
Als plaats van den Bondsdag in 1931
wordt aangewezen Dordrecht.
Vervolgens worden de verschillende
voorstellen aan de orde
gesteld.
Allereerst het voorstel van het Bondsbe-
stuur, om in art. 48 enkele woorden te
schrappen, waardoor het niet meer noodig
wordt, het jaarlijksch verslag van den
Bondsring bij den Bondsseoretaris in te zen
den, daar deze inzending in onbruik was
geraakt.
Zonder bespreking werd dit voorstel aan
genomen.
Daarna werd het woord gevoerd door de
afgevaardigden van den ring 's-Gravenhage
(Duinvard)Scheveningen, den Ring Leiden
en de J.V. te Heemstede ter toelichting van
de door hen ingediende voorstellen.
D.e Voorzitter achtte het gevvenscht, alvo
rens over de voorstellen te beslissen, alge-
ene beschouwingen te houden over rle
k, die hier aan de orde is, n.l. de regle
mentaire saamstelling van het Bondsbe-
etuur. Tai van afgevaardigden voerden hier
over het woord.
Nadat de heer Joh. T. de Lange het
standpunt van het B.B. had verdedigd, werd
met groote meerderheid besloten, geen wij
ziging in het Bondsreglement aan te bren
gen. Het Bondsbestuur verklaarde zich te
zullen beraden over de motie der Zuid-Hol-
landsche afdeeling.
Het voorstel van den Bondsring Rotter
dam-Centrum, inhoudende art. 42 van het
Bondsreglement zoo te wijzigen, dat behal
over personen ook over voorstellen en
amendementen schriftelijk wordt gestemd,
werd verworpen. Eveneens de motie van de
J.V. Samuel te Hilversum, welke bedoelde,
de conclusies der Contact-Commissie inzake
kerkelijk en interkerkelijk niet te aan
vaarden.
Namens de commissie tot nazien van de
administratie rapporteerde de heer H. d e
Ruig, dat alles in orde werd bevonden.
De jaarverslagen van secretaris en pen
ningmeester werden na enkele vragen en
opmerkingen goedgekeurd. Een matia over
de kwestie leidraad of schetsvorm werd
aan de Methodiekcommiseie doorgezonden.
Om des tijds wille werd een uitspraak over
het ontvangen deel in de opbrengst der ge-
luktelegrammen -tot de volgende Bondsver
gadering uitgesteld.
Sluiting.
De vergadering zong daarna: Zijn Naam
moet eeuwig eer ontvangen, waarna Dr. K.
Dijk in dankgebed voorging.
DE BONDSDAG
IN TIVOLI.
Een groote schare
stroomde reeds lang voor den aanvang naar
Tivoli. Langzamerhand vulde zich de groote
zaal, De pianist bracht op den vleugel tal
van liederen ten gehoore. Terwijl het dooi
de zaal dreunde van „Alle man van Neer
land» stam. voelen zich der vaadr'en zonen"
trad het Bondsbestuur binnen. Een geest
driftig applaus klonk op.
De opening.
De Voorzitter van don Bond, de heer A.
Zijl 6 tra, las het EvangeliegedeeJtc, waar
in do Hemelvaart beschreven wordt, ging
„Revolutie of Reformatie"
Revolutie, aldus spr. heeft een geestelijken
oorsprong. Zij beduidt het wegzinken van
de geestelijke grondslag van het leven.
In zulk een revolutie heeft Europa nu
bijna twee eeuwen geleefd. Nu zien we
verval van Europa, hoewel het stoffelijk
technisch vooruitgaat Vooral in deze tijden
moeten we onzd* roeping verstaan.
De weg der revolutie is geen korte.
ZIJLSTRA, l
Eerste Voorzitter van den Bond van
J. V. op G. G.
Ei* zijn "drie étappen in te bespeuren, nl.:
de eerste die van de souvereiniteit van het
verstand, de rede. De tweede is die van
de religie, de souvereiniteit van den wil,
het gevoel en de mystiek, waarop wij ons
thans bevinden. En de derde periode teekent
zich reeds aan de horizont af: die der sou
vereiniteit van het onverstand en van den
moedwil.
In het midden der 18e eeuw vroeg de rede
de eereplaats. De mensch weigerde het Ge
loof en stelde zijn denken op de eerste
plaats.
Eerst naast het Geloof, daarna boven het
Geloof. De vrijheid werd ingewacht de
slavernij kwam.
Allengs kwam de tweede periode. Het mis
verstand week niet, omdat het onbekeerde
hart een uitweg zocht, tot blijvende glorie
van den zichzelf verlossenden mensch.
Naar religie kwam weer vraag.
Maar niet naar den dienst van den leven
den God. De wil zal nu alles goed maken.
Gij zult begeeren, wordt de wet van het
leven, dat aan alle eischen straks voldoet.
De heiligen dezer nieuwe cultuur van den
wil worden de bioscoopsterren en de sport
helden.
De derde periode zien we reeds verwezen
lijkt in Rusland, het eindpunt der revolu-
tionnaire cultuur. Wat goed is, heet kwaad.
Wat goede zede is, misverstand. Ziehier het
eindput der Chr. beschaving, die van den
Christus afviel en den Satan ten buit wordt
Tenzij er bekeering komt.
Daar is het pad der reformatie.
In dc Roomsche litteratuur leeft de be-
ering op, als zou de revolutie niet anders
zijn dan consequentie der reformaties.
De Roomsche schrijvers maken echter een
caricatmir van de Calvinistische reformatie.
Het Calvinisme grondt zich niet op het
individualisme en hot proclameert niet de
souvereiniteit. van het misverstand, zij het
van het geloovig verstand maar het
onderwerpt den mensch aan het Woord, ter-
ijl de Roomsche hem onderwerpt aan dè
Kerk.
Doordat het Woord in de Roomsche Kerk
op den achtergrond kwam, verviel de Kerk
haar hooge standpunt en daardoor dreig
de vóór de reformatie in Europa zeer sterk
het gevaar der revolutie. De reformatie
bracht terug de heerschappij van het Woord.
Daarin ligt ook de kracht van het Calvi
nisme. Het tast de revolutie in den wortel
aan door tegenover haar te stellen de Sou
vereiniteit Gods. De Souvereiniteit Gods te
genover de souvereiniteit van het mensche-
lijk verstand en den menschelijken wil.
Tweede gedachte van het Calvinisme is de
.-ereiniteit in eigen kring. Daarna komt
ook de souvereiniteit van den naar Gods
beeld geschapen en wedergeboren mensch.
Dan kan de mensch weer zijn profeet, pries-
er on koning.
Ten slotte de roeping van de Calvinisti-
iche jeugd. Zij eerbiedigt de souvereiniteit
Gods in eigen kring. Daartoe moet zij dc
deningen Gods kennen. Allereerst den weg
Gods in Zijn Kerk ,den weg Gods in het
Staatsleven, in dat der maatschappij, der
schelijke persoonlijkheid, der litteratuur
Tot die roeping moet de Gereformeerde
jeugd zich blijmoedig en vol geestdrift voor
bereiden.
mededeelingen
den gedaan, o.a. dat was ingekomen van
den West-Duitschen Jongelingsbonrl een
schrijven met gelukwensch, evenals een te
legram van de aangesloten J.V. „Calvino"
Argentinië.
De uitslag der verkiezing was, dat de
Bondsvoorzitter wa6 herkozen.
Verzonden telegrammen.
Besloten werd telegrammen te verzenden,
in H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Ju
liana, aan Ds. J. E. Vonkenberg, Diacones-
senhuis, Rotterdam, en aan Z.Exc. den Mi
nister van Staat, den heer H. Colijn.
Afgevaardigden.
Medegedeeld werd, dat de navolgende or
ganisaties waren vertegenwoordigd: het
Ned. Jongelingsverbond door Ds. B. C.
Koolhaas, van Utrecht; de Bond voor
Geref. Jeugdorganisatie door den heer Joh.
C. Francken en mej. Van Oversteeg
de Geref. Bond van Meisjesvereen. door
mej. J. Oskam, van Nleuwerkerk aan d n
IJssel,
Aan de orde was daarna het referaat van
den heer E. H. Timmerman, secr.
afd. Overijssel over het onderwerp:
„Zomerwerk".
Na een korte uiteenzetting van den in
houd van het Zomerjeugdwerk, dat voorna
melijk de lichamelijke ontspanning wil die
nen, gaat spr. na of de uitvoering van dit
werk zich met het doel en karakter der
Jeugdorganisatie vereenigt. Wel is dit het
geval bij andere Jeugdbonden. (Spr. toont
dit aan bij het N.J.V. en de A.J.C.). De Ned.
Bond van J.V. op Geref. grondslag heeft
eohter ten doel uitsluitend aan de geeste
lijk-zedelijke vorming van den jongeling te
arbeiden door middel van de Jongel.ver. De
Bond bestaat niet uit jongelingen,
maar uit Vereenigingen. Daarmee is
niet gezegd, dat aan den jongeling het zo
mergenot bij wijze van ontspanning moet
worden ontzegd. Het kan jonge menschen
goed doen als ze eens een volle week mogen
genieten van de frissche buitenlucht. Laten
ze gerust eens probeeren of ze evenals de
Hollandsche jongen uit Hildeforans tijd
driemaal over het hoofd kunnen buitelen
zonder duizelig te worden. Dit zomergenot
moet eohter bewerkt worden door een lan
delijke organisatie huiten den Bond om.
Het ds steeds de kracht van den Bond ge
weest, de lijnen strak getrokken en de gren
zen nauwkeurig bepaald te houden. Tegen
het kampeeren heeft spr. geen bezwaar, in
dien de inrichting van het kamp geen con
trast vormt met het Geref. huisgezin cn de
leiding in goede handen is. De vermanende
stem „Waakt en bidt, opdat gij niet in ver
zoeking komt", moet heel het kampleven
heli eersohen.
De Jeugdherberg is, zooals ds. v. d. Vliet
in de „Reformatie" schreef, de nieuwste
creatie op het genotsterrein der moderne
jeugd. Spr. wil aannemen, dat al de lof
uitingen in de propagamda-geschriften goed
bedoeld zijn. Ook zal hij niet ontkennen het
nut, dat er in het reizen en trekken gelegen
is. De gevaren zijn echter grooter dan de
weldaden. Zelfs de warmste voorstanders
kunnen de bezwaren niet loochenen. De
geest, in de neutrale jeugdherberg wijkt ge
heel af van die in een Chr. huisgezin, ook
al zou men de jongelui gelegenheid voor
bidden en Bijbellezen geven. Ook van Chr.
jeugdherbergen is spr. geen voorstander. Zij
zullen de zucht tot reizen en" trokken, welke
een majnie wordt, onder onze jonge men
schen doen toenemen. Het grootste gevaar
is gelegen in het ongecontroleerde reizen en
trekken van jonge menschen en dat terwijl
de hedendaagsehe jeugd door een vloedgolf
van gevaren wordt bedreigd.
Bovendien wordt het gezin, een der
grondzuilen van het maatschappelijk leven,
nog meer ondermijnd dan reeds het geval is.
We moeten onze jonge menschen weer te
rugbrengen naar het gezin. In verband met
de regeling van vacantiedagen op kantoren
en in fabrieken zal er des zomers wel iets
voor dc jeugd gedaan moeten worden. De
geest en de leiding der in te richten zomer
verblijven kan den Bond niet onverschillig
zijn. Daartoe wende hij zijn invloed aan om
deze zoo goed mogelijk te doen zijn. Spr.
wekt tenslotte de jongelingen op, om als de
wereld hun een onbeperkt genot van hef
schijnsohoone presenteert te denken aan
het woord dat een man Gods tot Amasia
sprak: De Ileere heeft meer dan dit om te
geven.
Uit de bespreking bleek, dat de debaters
het niet met den referent eens waren. Men
was van oordeel, dat het noodig zal zijn,
dat op ander wijze aandacht aan het zomer
werk geschonken worde, dan de referent het
wil. De heer Joh. C. Francken zeide, dat
door dit referaat het werk van den Bond
voor Geref. Jeugdorganisatie (knapen- en
meisje6kamp) en van den Meisjesbond fz.o-
merhuis) wordt afgekeurd. Prof. W a t e-
rink zeide, dat aJ zouden we als Bond aan
dit werk gaan doen, dit nog niets af zou
doen van ons Gereformeerd beginsel. Deze
spr. was van oordeel, dat er wat gebeuren
moet. (Daverend applaus). Hiertegenover
stelde zich de heer J. Schouten, die zei
de, dat de structuur van het leven thans zoo
is, dal men gaat in de richting van levens-
verbreeding. Daardoor kan ontstaan bewust
zijnsverenging -en levensvervlakking en om
dit te voorkomen moeten we vooral de cen
trale gedachte blijven vasthouden. Spr. ont
ried aan kampwerk te beginnen en het rei
n en trekken te bevorderen. (Applaus).
De referent, de sprekers beantwoordend,
zeide, dat hij bedoeld bad dat de Bond aan
jeugdherbergen niet mee moet werken en
ook geen taak heeft ten opzichte van het
kampwerk.
Te half een werd de vergadering ge
schorst
MIDDAGVERGADERING.
De middagvergadering werd geopend met
het zingen van Gezang 3:1, waarna d af
gevaardigden van de verschillende jeugd
organisaties hun gelukwenschen over
brachten.
Ds. Koolhaas, van Utrecht, wenschte
namens het Ned. Jongelingsverbond den
Geref. Jongelingsbond Gods zegen toe.
Mej. T. Kok, van Utrecht, deed dit na-
ens den Gerf. Meisjesbond.
Eveneens kwamen gelukwenschen binnen
in den Bond voor Geref. Jeugdorganisaties
Dr. Dijk dankte deze afgevaardigden, en
las vervolgens een gelukstelegram voor van
den beer H. C o 1 ij n.
„Oorlog en Ethiek",
waaraan wij het volgende ontleenen:
Nadat spr. eerst de begrippen ethiek en
>rlog nader had gedefinieerd, en daardoor
zijn onderwerp scherper begrensd, kwam hij
tot de principieele vraag, of oorlogvoering
het Woord Gods al of niet gooor-
d i s. Spr. meende deze vraag zoo te
moeten verstaan, dat ze geldt den wil Gods
niet alleen voor de volken in hun
Overheden, doch ook voor elk der onder
danen, met name voor den geloovige. in ge
val hij door zijn hooge Overheid wordt op
geroepen tot wapendienst-
Deze vraag naar het geoorloofde van oor
logsvoering (buiten beschouwing gelaten nu,
of de oorlog een aanvals- of een verdedi
gingsoorlog is. moet beide t©n aanzien van
VOOR „TIVOLI" TE UTRECHT. Wijlen Bs. Brummelkamp, 'éerelid van den Rond, zong eens: „'Geen zaal biedt ruimte aan getal,
waar Uw gelederen samenstroomen", Hoe bleek 't gisteren weer te Utrecht.
de hooge Overheid en van haar onderdanen
individueel, op positieve zoowel als op
negatieve gronden, be vestige
beantwoord worden.
In heel de Heilige Schrift is geen enkel
uitdrukkelijk verbod of veroordeeling van
den oorlog aan te wijzen; ook niet in
Schriftuurplaatsen, die ten bewijze van
tegendeel gedurig worden aangevoerd, zoo
als wat het Oude Testament betreft het
zesde gebod van de Wet Gods.
Bovendien hebben de godsdienstige man
nen onder Israel, als leider of als koning,
ook zonder dat het hun van Godswege werd
opgedragen, oorlogen gevoerd.
Verder wordt God de Heere vaak sprekend
ingevoerd, tot den oorlog oproepend en zelf
zich in den oorlog mengend, aanvurend, lei
dend, medestrijdend, tot de overwinning voe
rend* en de gedachtenis eraan in de Schrift
doende vereeuwigen. Hij heeft ook de Over
heid ingesteld, met macht en last om onder
alle volk niet alleen naar bi n n e n, maar
ook naar buiten, tot in het wreken van
alle onschuldig vergoten bloed met den dood
het menschelijk leven te beschermen.
Dit alles als slechts Oud-Testamentisch,
alle normatieve beteekenis te ontzeggen, is
een aanranding van de objectiviteit der Oud-
Testamentische Openbaring.
Ook het Nieuwe Testament spreekt niet
van eenig verbod tegen den oorlog, niet in
Bergrede en evenmin in Schriftuurplaatsen
als Rom. 12:19-21, uitspraken die niets voor
of tegen het recht van oorlog beslissen, wijl
ze niet gelden de gedragingen der Overheid
maar die van de geloovigen individueel. Het
Nieuwe Testament predikt dit recht ook
positief en nadrukkelijk in wat het leert
van de Goddelijke instelling der Overheid,
in aansluiting aan Gen. 9, en van haar roe
ping om, desnoods met het zwaard, het recht
Gods tp handhaven ten goede van haar volk.
Te leeren. dat deze macht en deze roeping
der Overheid slechts naar binnen gekeerd
zijn (politioneel en justitioneel) en niet
naar buiten (het recht van oorlog) is in
strijd met het licht waarin heel de Schrift
haar voor ons plaatst, ontneemt ook de
rechtsbasis aan alle pogingen om door wet
matige regeling der internationale verhou
ding, den vrede te beschermen, en maakt
met het nationale ook het sup
nationale leven schut- en weerloos.
vraag naar de rechtvaardigheid van
een oorlog waarin zijn dienst wordt gevor
derd, mag daarbij zeker niemand, den ge
loovige allerminst, onverschillig laten, doch
beslissen over zijn al of niet gehoorzamen
aan den oproep tot het opnemen der wape
nen, doet daarbij ten slotte niet zijn eigen
oordeel, maar dat zijner Overheid, op wie
ook de verantwoordelijkheid voor do oorlog
voering rust.
Een groot aantal leden stelden vragen,
welke Ds. Fernhout voor een deel in het
Bondsorgaan bespreken zal.
„Het paard Zijnor Majesteit".
Deze titel ontleende spr. aan Zach. 103:
„En Hij zal ze stellen gelijk het paard Zij
ner Majesteit". Deze vergelijking, aldus spr.,
ordt ontleend aan het oorlogsbedrijf.
Met het paard is bedoeld een Arabisch
strijdpaard. zooals Job ons schildert.
En het blijkt, dat het hier menschen geldt.
Hier wordt niet bedoeld, wie roepen voor
cn waarde en zeggen: groot is de mensch,
aar Gods volk.
Hij maakt zijn machtelooze schapen al6
het paard Zijner Majesteit. Als God zao
doet, dan gebeuren er wonderen in Israël.
Zooals het vroeger was, denk aan ilen
schoolstrijd, is het ook nu in den radio-
strijd. Die vrijzinnigen doen het alleen goed
i wanneer het niet goed gaat, dan moet ge
maar stilhouden en i.. naam van de vrij
heid, denk aan de schoolstrijd, in naam van
de beschaving, denk aan de protestvergade
ring der AVRO te Amsterdam over den
zendtijdverdeeling (daverend applaus), on
in naam van welke voortreffelijkheden zij
ook mogen bezitten, wordt on6 het licht in
de oogen niet gegund.
Dit volk is echter het paard Zijner Ma
jesteit, en het zal overwinnen. Dan is de
dood weg en God in hun midden.
Wij zijn gewassen in dit land, maar nu
niet op vleesch betrouwd, want Paulus zegt:
Als ik zwak ben, dan ben ik machtig.
Daarom moeten wij onvoorwaardelijk bui
gen onder Gods Woord. Debatteerzucht ver-
dringe niet het ernstig biddend onderzoek
en ga op heilige wijze met de heilige din
gen om.
De vergadering zong tot 6lot: „Dankt,
dankt nu allen God", waarna Ds. Fern
hout voorging in dankgebed.
IN DE OOSTERKERK
De drukte op straat.
Daar Tivoli den grooten stroom van be
zoekers niet kon bevatten, was een ncvrn-
ergadering belegd in de Oosterkerk. Ook
beersehte reeds lang voor den aanvang een
groote drukte. Uit alle deelon van ons land
kwamen de autobussen aansnorren. Uit
Friesland zagen we zelfs een autobus „De
twa Wylpen", die 's morgens heel vroeg ver
trokken was.
Voor den aanvang
werd het „Op broeders op gezongen" en „Eén
in geest en streven" door de feestgangers
gezongen. Met daverend applaus en luide
toejuichingen werden de bond6bestuurders
bij het betreden van het podium begroet.
Hier presideerde de tweede Bondsvoorzit
ter, Dr. K. Dijk, van Den Haag, die deed
zingen Psalm 68:9, las Handelingen 1:4—
11 en voorging in gebed. Daarna hield hij
zijn
Openingsrede
getiteld: „Hebben en zijn".
Spr. begon met zijn blijdschap er over uit
te spreken, dat het Bondsid aal zijn bezie
lenden invloed op de harten der jongeren
nog niet heeft verloren. Dit ontslaat
Dr. K. DIJK,
Tweede Voorzitter van den Bond van
J. V. op G. G.
niet van de plicht tot zelfbezinning, vooral
waar men ons geestelijke armoede verwijt,
en over die zelfbezinning wil spr. handelen,
waarom hij tot de jongeren sprak over:
Hebben en zijn". Het hoogste zijn is in God.
Daarvan i6 ook een afglans in den monsch.
In zijn hart is de eeuw igheid en hij mag in
volle activiteit leven. Maar I j kan alleen
zijn in den vollen zin des woords, wanneer
bij de liefde heeft, die hem verbindt aan
zijn Schepper. Hij wees op de denkers cn
machtigen etc., die veel z ij n op de aarde,
maar toonde dan uit de Schrift aan, dat do
Christen waarlijk is. Dat ware leven mo-ït
het ideaal zijn van onze Gereformeerde
jeugd. Dit kan ook, wanneer men zijn god
delijke roeping vervult. Daartoe is noodig
dat men heeft. Een Christen moet de zal
ving van Christus hebben. Maar ook de ken
nis en kracht der beginselen wil hij waar
lijk Gereformeerd zijn. Tot dat bezit wil de
arbeid der J.V. voeren, en dit ideaal mo.'t
worden vastgehouden tegen allerlei subjec
tivistische invloeden. In dit verband be
sprak Dr. Dijk de organisatie van de „drie
hoeksmeisjes" en „vierkantsjongens", die
hij aan scherpe critiek onderwierp. F.r is ook
een hebben zonder zijn. Daarom hebben wij
onszelf te onderzoeken: Wie heeft, dien zal
gegeven worden; wie niet heeft, dien zal
ontnomen worden, ook wat hij heeft. Maar
van uw hebben en zijn, komt alleen Gode te
eer toe, want wat gij hebt, hebt ge ont
vangen, en door genade Gods, zijn we, die
we zijn. En in die afhankelijkheid gaan wij
verder, maar tevens in de heilige handha
ving van de gelofte, dat wij het pand, ons
toevertrouwd, niet loslaten.
Hot zomerwerk.
De heer E. K i e f t. voorzitter der afd.
Drente, sprak over „Zomerwerk". Aan zijn
referaat ontleenen we het volgende:
Spr. begon met een omschrijving te ge
ven, wat onder Zomerwerk is te verstaan.
Hoofdzakelijk: Lichamelijke ontspanning.
In korte trekken werd nagegaan welke
plaats dit jeugdwerk inneemt hij de ver
schillende jeugdorganisaties. Verschillende
panningen wekken de behoefte tot ontspan
ning. En hoewel de waarde erkend moet
worden, heeft onze Bond daarin geen
taak. Geen oiganisatie van Zomerkampen
Onze arbrid is zuiver van principieelen
aard en alleen de geestelijk-zedelijke opvoe
ding vraagt a! onze tijd en kracht. Spr.
pleitte voorts, op deze doelstelling te blij
ven staan en de beproefde Bondsideo ook
voor de toekomst te handhaven. Komende
tot de jeugdherbergen, toetste spr. de l»epin-
selen die aan deze beweging ten grondslag
liggen. De jeugdherberg is voor onze Geref.
jeugd niet te aecepteeren. Op principieele
practische gronden wees spr. deze bewe
ging af.
or Zomerwerk, vallende binnen -den
Bondsarbeid, wees spf. eenige lijnen aan.
waarlangs bij gebleken behoefte. <ir ontwik
keling zich zou kunnen ontplooien. (Zomer
verblijf, conferenties).
Er volgde een geanimeerde bespreking. De
Knoppers zou er geen bezwaar in zipn
als door de Chr. Vakbeweging Chr. jeugd
herbergen werden opgericht. De heer A 1 g r a
lid van het hoofdbestuur, was van meening,
dat het verenigingswerk den heelen zomer
moet doorgaan, en geen vacant ie gegeven
kan worden.
In zijn beantwoording zeide de referent,
dat toch, al worden Chr. jeugdherbergen op
gericht door C.N.V. en Patrimonium, wij
toch voorzichtig moeten zijn. Er bestaat
geen controle, dat is het bezwaar.
Daarna werd de vergadering geschorst.
De
MIDDAGVERGADERING
„Het v
van het Communisme".
Hij noemde het Communisme een reactie
tegen de dreigende hoorigheid der arbeideis
in de negentiende eeuw in de industrie
centra.
Het grootste deel der socialisten tracht
door zich af te wenden van het Marxisme,
het socialisme te behouden.
Het andere deel, voorzoover het zich van
het socialisme afscheidde, zijn de commu
nisten.
Spr. zegt, dat Lenin de geestelijke zoon
van Marx is.
Marx en Lenin zijn heiden aanhangers
van het materialisme. Zij kennen eigenlijk
maar één faculteit: die der natuurw ei«n-
schap. maar één wet: die van de werking
van stof op stof. Bij Lenin is de hoon o\er
alles wat godsdienst heet. in het woord d it
hij spreekt, in het schrift dat hij schrijft,
verdubbeld in vergelijking met Marx. Het
materialisme van Lenin en Marx is eocinil-
materialisme. De arbeid van den leider en
van den geringsten proletariër zijn tot de
zelfde kwaliteit herleid.
Het bezit der arbeidsmiddelen geeft den
kapitalist gelegenheid méérwaarde te ver
krijgen. De kapitalist is de poliep die steeds
groeit; de arbeider het slachtoffer wien
steeds meer wordt afgetapt. T tdat de pro
ductiemiddelen aan den Staat zullen behoo-
ren. Hier is het knooppunt tueechen het
Marxisme cn volksbeweging.
liet centrale leerstuk van het Communris-
me is het geloof in den nieuwen collectie
ven mensch, in de mas^a, geleid door de agi
tatoren die daarvan de meesters zijn. Spr.
gaf daarvoor voorbeelden aan.
Het allerbelangrijkste is echter de v r-
houding van den mensah tot God. Het Com
munisme heeft de Chr. feestdagen wegge
vaagd, patriarchen en pooes vermoord,
maar het bijt zich de tanden stuk, want ook
in de Grieksohe kerkstaat is de Christelijke
Kerk en daarachter staat Jrzus Christus,
die toegezegd heeft, dat Hij mot ons zal blij
ven tot de voleinding der wereld.
Komend tot een beoordeeling van iiet
Communisme, zeide spr. dat liet van nile
bewegingen der eeuwen is diegene die h.»t
meest den dolk riclit op het hart van het
Christendom.
Het Communisme als levensleer van den
collectieven mensch kan getypeerd worden
als het wegzinken der zieL Het scheurt het
Christendom het hart uit het lijf. Er staat
geschreven dat de ergernissen moeten ko
men. maar wee degenen door w ie de er
gernissen komen. Nooit mag vergeten dat
de toestanden toen Marx zijn bitterheden
neerschreef, schrikkelijk waren.
Moge uw organisatie eraan meewerken,
dat gij steeds meer gaat verstaan, dat wij
niet alleen hebben te bewaren wal ons van
de vaderen is overgeleverd, maar moeten
begrijpen, dat het leven voortschrijdt en
wij moeten begrijpen den nood van den tijd,
don nood van dit leven om dat loven te
dwingen naar de lijnen van Gods Woord.
(Applaus).
Op liet referaat volgde een geanimeerde
bespreking.
Dr. J. II n e k. van Den Haag, sprak ver
volgens over liet onderwerp:
..Davidische Jeugd".
Hot beeld .dat do Schrift ons toekent van
Da\ids jeugd, aldus spr., is van boeiende
schoonheid. David wist, wat schoonheid is.
Heel zijn jonge ziel stond voor haar open.
Hij was kunstonaar hij de gratie %dv Mu
sicus en dichter tegelijkertijd. ZooaU He-
lèno Swarth in haar bundel „Avonddauw"
zingt: il God alleen uw late liedjes gg.
ven", zoo zong David reeds in zijn jeugd
zijn vroege verzen tot Gods eer. Die verzen
zijn dc Psalmen. De zachte muziek van den
herdersjongen werd door God gebruikt otn
den Koning in zijn vlagen van waanzin tot
bedaren te brengen. Door weelderige muziek
w ulpschen zang worden slechts boot*
geesten wakker gemaakt.
Zoo zij alle kunst en alle sohoonhoid»-
ïtroering ook onder ons alleen om God en
strekke ter verlusticing in de schoevne uit
straling van Zijn Naam, die heerlijk is op
de ganse he aarde.
Een tweede trek uit David's Jeugd, die bli
ndere actualiteit bezit, is zijn verhouding
g. Hoe heeft David zijn vader
i en met liefdevolle toewlj-
tot het i
ding voor hem gezorgd. Zijn ceibied
oor