GEREFORMEERD
SCHOOLVERBAND
TOPS
VRIJDAG 30 MEI 1930
DERDE BLAD PAG. 10
het gezag komt echter in 't bijzonder uit
in zijn gedrag tegenover koning Saul.
Tegenwoordig is de strooming groot, die
zich keert tegen alle gezag. Het revolutio
nair getij komt al hoogcr op. De commu
nistische cellen worden ook daar gevonden,
waar men ze niet vermoeden zou. De lang
zame, maar zekere ondermijning van de
Christelijke grondslagen van ons volksleven
zal voortgaan en eindelijk ovenvinnen, ten
zijdegenen, die buigen „voor Godes
Woord geprezen" waken en bidden en in
de kracht des Heeren pal staan.
Een derde punt, waarop David ten voor
beeld kan worden gesteld, is zijn helden-
strijd tegen Goliath, die de slagorden van
don levenden God hoonde.
Het smarte hem diep, dat zijn God ge
hoond werd. En het vuur van den helden
moed laaide al hooger in hem op. De helden
moed van het geloof.
Wanneer wij in geloof optrekken, dan is
groote, uitwendige krachtsontplooiing niet
noodig. Dan zijn slinger en steen voldoen
de, want God bestiert het. Kennis, ontwik
keling. vereenigingsarbeid zijn kostelijke
middeien. Ze zijn volstrekt noodig, onder
schat ze niet. Maar overschat ze ook niet.
Zonder geloof zijn ze niets. Ge moet uw
kennis, bijzonder van Schrift en Belijdenis,
u waarlijk eigen maken, zoodat ze uw ziels
eigen bezit zijn. Dit kaïn alleen door het ge
loof in Jezus Christus, den grooten Zone
Davids.
Sluiting.
De Bondsvoorzitter, de heer A. Zij Ie tra.
die in deze middagvergadering de leiding
had, sprak enkele woorden van dank, waar
na Dr. Hoek voorging in dankgebed.
Terwijl de kerk leegstroomde speelde de
organist de melodie van: „Ach blijf met Uw
genade, Heer Jezus, ons nabij".
DE ONTSPANNING.
In en om de stad.
De regelingscommissie had verschillende
gelegenheden gemaakt tot ontspanning voor
de bondsvrienden. Zoo was de Domtoren
eenige uren langer opengesteld voor bezich
tiging, namelijk van acht tot tien ('s mor
gens), van vijf tot zeven uur 's avonds.
Of daar een druk gebruik van gemaakt is!
Verder was gezorgd voor een gelegenheid
om een ochtendwandeling te maken, waar
op men de bezienswaardigheden van
Utrecht kon bewonderen.
Om den inwendigen mensch te verster
ken was een koffietafel aangericht in De
Plompetoren, waarvan een druk gebruik ge
maakt werd.
Carlllonbespeling.
Tussóhen de pauze gaf de heer Joh.
Wagenaar een bespeling op het Dom-
carillon. Daarbij werden o.m. ten gehoore
gebracht het Bondslied van den Geref. Jon-
gelingsbond en van den Geref. Meisjesbond.
Een groet uit den hooge aan jong Calvinis
tisch Nederland
BESLUIT.
Tusschen vijf en zes uur vertrok de groo
te stroom bezoekers weer naar Noord en
Zuid, naar Oost en Weet. Want hoe goed het
is, op een Bondsdag te toeven, bet thuis
wenkt na afloop ervan en biedt weer zoo
veel, dat de bezoekers gaarne de gastvrije
stad den rug toewenden.
Wij meenen te mogen zeggen, dat deze
Bondsdag uitstekend geslaagd genoemd
mag worden, waaraan zoowel de gunstige
weersgesteldheid als de goede regeling zeer
,veel hebben bijgedragen.
HET SCHOOLARTSENVRAAGSTUK
DE LICHAMELIJKE OEFENING
OP DE LAGERE SCHOOL
Woensdag kwam liet Geref. Schoolver
band1 in algemeene vergadering bijeen. Bij
ontstentenis van den voorzitter Prof. Dr. T
Hoekstra werd de vergadering geleid
door Prof. Dr. A. Noordtzij, die in z"
BINNENLAND.
BIBLIOTHEEKCONGRES
TE LEEUWARDEN
Dinsdagmiddag is te Leeuwarden het
achtste bibliotheekcongres door den voor
zitter, den heer J. E. van der Pot, geopend,
nadat de congressisten in de ochtenduren
de stad, de provinciale 'bibliotheek, de open
bare leeszaal, de Buma-bibliotheek, hel
Friesche museum, enz. hadden bezichtigd.
Spr. weidde verder uit over het ambt der
bibliothecarissen en het bibliotheekwezen.
Op zijn voorstel werd aan dr. J. Th. do
Visser een telegram verzonden ter gelegen
heid van zijn jubileum.
Vervolgens sprak mr. Plemp van Duyve-
iand, oud-voorzitter van den Nederland-
schen Journalistenkring, over de ontwikke
ling van de pers in de laatste halve eeuw
Vervolgens sprak dr. P. C. Molhuysen over
iden centralen catalogus.
Ten stadhudze werden de congressisten
'door het College van B. en W. officieel ont
vangen. Den dag werd besloten met een
maaltijd en een feestavond, welke een
Friesch karakter droeg.
BEHOUD VAN NATUURSCHOON
AANKOOP VAN HET WESTERBOSCH
Met algemeene stemmen heeft de gemeente-
raad van Bergen (N.H.) besloten, van den
oud-burgomeester den heer J. van Peenen
het grootsche hoschcomplex met duinzand
omvattend het Westerbosch, ter grootte van
73.46.45 H.A., aan te koopen voor 99.246.
openingswoord
ken, niet om men
schen te tooncn,
maar om neer te
loggen aan
Troon van Hem,
Wien Ps. 13S zingt
het zingep van de
heerlijkheid van den
oneindigen God. Wat
het Geref. Schoolver
band is, dat is het
door Hem, Die ons
Zijn trouw en barm
hartigheid bewezen
ITot.- hpcf( Da{ prof Dr
Waterink nu als ge
woon hoogleeï-aar binnen het kader der Vrije
Universiteit is opgenomen, is een bewijs
van de waardeering die zijn werk als bui
tengewoon hoogleeraar ondervonden heeft.
Wij hopen dat hij daarin ook met groote
vrucht moge werkzaam zijn. (Applaus).
Gedenkboek.
De secretaris, 'de heer v. d. Waal s.
deelde mee dat het volgend jaar een ge
denkschrift zal verschijnen, ter gelegenheid
van het 25-jarig jubileum.
Jaarverslag.
Het Jaarverslag èn de rekening en ver
antwoording worden goedgekeurd.
Commissie van Uitvoering
Tot lid der Commissie van Uitvoering
wordt in de plaats van Dr. T. Hoekstra
benoemd Dr. C. B o u m a te Den Haag.
De contributie wordt bepaald op f 4 per
onderwijzer (es) van wie(n) vergoeding van
rijk of gemeente genoten wordt.
Schoolartsenvraagstnk.
'Aan de orde kwam het rapport inzake het
Schoolartsen vraagstuk.
De heer R o o r d a vindt dat het niet op
den weg der Schoolvereeniging ligt school
artsen aan te stellen; de lichamelijke ver
zorging der kinderen behoort bij de ouders
De heer Dam (Wildervank) vraagt, als
dit rapport wordt aangenomen of de Com
missie van Uitvoering dan komt met maat
regelen om het instituut uitgaande van d<
schoolvereenigingen mogelijk te maken.
De heer Oldenhuis (Bierum) ver
klaart zich geheel tegen den schoolarts en
ziet er een gevaar in.
De heer De Wit (DelfShaven) heeft wei
nig bezwaren tegen het instituut De school
arts behoeft toch niet bepaald iemand! van
onze beginselen te zijn.
De heer Bakker (Enumatll) zegt, dai
we in elk geval buiten de handen der Over
heid moeten blijven.
De Voorzitter zegt, dat de Schrift
spreekt van: iwij zijn levende zielen; niet:
wij hebben een ziel, maar wij zijn zielen.
En door de scheiding die wij gemaakt heb
ben tusschen ziel en lichaam hebben we het
lichaam wel eens verwaarloosd Door het
samenzijn van kinderen in de school wor
den ook lichamelijke invloeden teweegge
bracht. Hoe stelt men het zich voor dat een
huisarts zou optreden? De schoolarts moet
aanvullend optreden. Men zegt: er is go-
vaar. Maar er is geen terrein op onze zon
dige wereld waarin geen gevaar is. Laat de
vergadering het rapport aanvaarden en aan
(Te Commissie van Uitvoering opdragen in
dit loopende vereenigingsjaar een practi-
sche regeling te ontwerpen ter uitvoering
dezer zaak.
Prof. Waterink zegt, dat, als we de
zaak van den principieelen kant bezien, de
gezinnen die saam een school -vormen elk
iets van hun eouvereiniteit afstaan. Het be
stuur eener schoolvereepiging heeft zich te
overtuigen dat besmettingsgevaar door be
paalde kinderen mensehelijkerwijze niet of
zeer weinig aanwezig is. Het moet een vrij
willige verbintenis der oudters zijn.
Daarna wordt gepauzeerd.
MIDDAG VERGADERING.
In de Middagvergadering wordt de be
handeling van het rapport inzake school
artsen voortgezet. Met 16 stemmen tegen
wordt het rapport aangenomen.
Daarna kwam aan de orde het referaat
van Prof. Dr. Wat e rink, Hoogleeraar
aan de Vrije Universiteit, over „Onze hou
ding tegenover het vak „Lichamelijke Oefe
ning" op de Lagere School".
Referaat Prof. Dr. J. Waterink.
Ref. vangt zijn betoog aan met een histo
risch overzicht van de lichamelijke oefening,
waarbij hij terug gaat tot op de Grieken. De
wet-1920 maakt de eisch van lichamelijke
oefening algemeen. Vóór de 19e eeuw is er
van zooiets als een leerplan voor de lichame
lijke oefening op school geen sprake. Bij de
wet van 1878 voelde men in ons land nog
niets voor het verplicht stellen van de oefe
ningen voor ieder kind op school. Langza
merhand is echter in ons land de opvatting
geboren, dat de school de taak heeft te
gen voor de lichamelijke oefening van
kinderen. Na enkele gronden voor de
voering van de lichamelijke oefening, die hij
jn de litteratuur vond, te hebben gememo
reerd, merkte ref. op, dat ieder moet gevoe
len dat het hier gaat om de groote vraag,
Prof. Dr. J. WATERINK
wat onder een school moet worden venstaan.
Wanneer in de kringen van het Chr. Onder
wijs niet gehandhaafd wordt de gedachte,
dat de school van de ouders is, dan verlie
zen we, aldus spr., onze school.
Aan de hand van het door den heer T. v. d.
Kooy voor enkele jaren op Geref. Schoolver
band gehouden referaat over het typeeren de
de Geref. School en van Bavinck's „Pae-
dagogische Beginselen", toont ref. aan, dal
de opvoeding ook ten aanzien van de licha
melijke opvoeding een taak heeft. Maar in
onzen tijd dreigt het niet gering gevaar, dat
men de school maken wil tot een „manusje
alles", en de vraag moet gedaan, of men
niet eindelijk den moed hebben moet,
beslist „halt" aan den gang van zaken toe
te roepen. De lagere school moet allereerst
gezien als de inrichting, die als hulpmiddel
voor de opvoeding, speciaal als instituut
voor onderwijs, de kinderen voorbereidt voor
hun levenstaak in de omgeving waar ze door
God zijn gesteld. Het ideaal lijkt ref. dat de
lagere school blijft de school, die zóó opleidt,
dat ze geheel op het leven is ingesteld.
De vraag wat er op school moet worden
gedaan, wordt bepaald door deze twee fac
toren: A. Wat vraagt het leven in een be
paalde omgeving, dat de ouders zelf niet aan
hun kinderen kunnen geven? B. Wat brengt
het feit, dat vele kinderen in de
meenschap samenkomen, als eisch
school vanzelf mede?
De school heeft in de samenleving altoos
m dienende functie. Met het poneeren van
de stelling, dat lichamelijke oefening noodig
ter afwisseling van het gewone werk op
school, zijn we gekomen op het terrein van
de physiologische psychologie. Spr. stond
daarbij nog nader stil om vervolgens op te
merken dat het vak j op school niet mag
worden gebruikt als een middel om de jonge
menschen eens een oogenblik een aangename
en nuttige gelegenheid te bieden om wat uit
te rusten en om hun vermoeidheid te doen
overwinnen.
Spr. ging vervolgens na of er ten aanzien
in de vraag of de lichamelijke gezondheid
der kinderen gedurende de schoolajren bij
zondere maatregelen eischt, belangrijke ver
schillen bestaan tusschen de verschillende
volksgroepen. Concludeerende merkte refe
rent op, dat veilig mag aangenomen dat het
gevaar voor de lichamelijke gezondheid van
onze kinderen op de school niet zoo onrust
barend groot is. Daarnaast komt de vraag
op, hoe staat het met de behoefte aan stel
selmatige en systematische lichamelijke oefe
ning hij onze kinderen? Ook hier heeft men
ongetwijfeld meermalen overdreven. Voor
zichtige en verstandige voorstanders van de
lichamelijke oefening hebben trouwens steeds
de noodige omzichtigheid betracht bij het
aanbevelen van deze opvoeding op de lagere
school.
in zijn referaat gestelde vraag beant
woordend, stelt referent allereerst vast, dat
hot de roeping der ouders is, de lichamelijke
opvoeding van hun kinderen niet te ver-
waarloozen. Voor de school blijft over, te ge
ven het noodige aan lichamelijke ontspan
ning als tegenwicht tegen de lichamelijke
spanning en inspanning. Daarbij heeft de
school leiding te geven aan al datgene, dat
gemeenschappelijke handeling is en wel zóó,
dat het kind leere zich in de gemeenschap
te gedragen, zooals het naar de eischen voor
hot sociale behoort Daarom mag, ja moet
de school leiding geven bij het gemeenschap
pelijk spel. Zooveel mogelijk beperke de
school haar bemoeiingen met de lichamelijke
opvoeding tot dit leiding geven aan het
wat wilde spel der kinderen, het beste mid
del is voor de lichamelijke oefening. Met dit
vrije spel geeft de school ongetwijfeld een
voldoende en een juist tegenwicht tegen dat
gene, wat de school bij dc gewone les aan de
kinderen onthoudt aan lichaamsbeweging,
aan vrijheid van ademhaling en dergelijke.
Neemt de school als regel voor het lichame-
Jijke-oefeningsprogram, het gewone spel op
de speelplaats, dan kan voor de regendagen
gereserveerd blijven het vrij zich bewege
het gymnastieklokaal; laten ook daar, t
al met de jongere kinderen, geen opzettelijke
oefeningen worden gedaan!
Voor kinderen, die een lichamelijke afwij
king hebben, heeft de school geen andere
taak, dan de ouders opmerkzaam maken op
het bestaande gebrek. Stricto sensu doet de
school dit echter niet als school, maar de
onderwijzers als medemcnschen c.q. mede
christenen van de ouders.
Ref. komt dan ook tot de volgende conclu
sies:
In het jaar 1936 zullen wij, met inachtne
ming van uitdrukkelijk gegeven wettelijke
vooi-schriften, zooveel mogelijk art. 195 zóó
opvatten, dat wij onder „lichamelijke oefe
ning" verstaan, het vrije (niet op voor
eenig kind hinderlijke wijze) gecontroleerde
spel der kinderen op de speelplaats dei-
school; wij zullen het e.g. gymnastieklokaal
alleen gebruiken uit nood, en dan nog zóó,
dat bij het werken aan de versohillende
werktuigen, de kinderen zoo groot mogelijke
vrijheid genieten, en alles, wat er geschiedt,
spel voor hen blijft waarbij niet-hinderlijke
leiding het nuttig effect der beweging kan
verhoogen;
wij zullen zooveel mogelijk met onze licha
melijke oefening een gaan in de riohting
van de overdreven sportvereering vermijden;
wij zullen, indien eenige wet of eenig
Kon. besluit ons mocht binden om het vak
„lichamelijke opvoeding" op school anders
op te vatten, dan boven is omschreven, al
het geoorloofde doen, dat de betrokken be
palingen gewijzigd, of ingetrokken worden.
Bespreking Prof. Waterink.
De heer N a u t a (Amsterdam) zegt, dat
het platteland wel tegen zal zijn maar de
groote steden wel voor lichamelijke oefe
ning zullen zijn. Spr. vindt dat er onder de
gronden door prof. Waterink aangeroerd,
vele zijn die maar zijn aangeroerd om de li
chamelijke oefening tegen de vlakte te smij
ten. Wel lichamelijke ontspanning maar
geen lichamelijke oefening, zegt de profes
sor. Maar is dat dan een principieel ver
schil of een zeer gering gradueel verschil.
Als de ouders vragen om het vak lichame
lijkc oefening op de school te onderwijzen,
hoe denkt de professor er dan over.
De heer Raap van Schdldwolde vindt
noodig, dat de zaak wordt overgelaten aan
de schoolbesturen en vak j facultatief blijft
De heer De Vries (Rotterdam) is van
oordeel, dat prof. Waterink verkleind heeft
de waarde van opzettelijke systematische
oefening voor het kind van zes tot tien jaar.
Prof. Waterink is tegenstander van vak j
op de lagere school. Spr. zegt, dat nog
nooit iemand op principieele gronden aan
getoond heeft, dat men vrijstelling van het
onderwijzen van dit vak vroeg omdat het
vak in strijd zou zijn met het Geref, karak
ter der school. Dat zou niet kunnen. De
taak der Geref. School is de kinderen op te
voeden tot menschen Gods. En daar hoort
ook bij het lichaam. Spr. hoopt, dat hel
Geref. Schoolverband ertoe zal meewerken
om de wet in 1936 goed uit te voeren.
De heer Lantermans (Rottendam)
vindt dat prof. Watertak de beteekenis van
•het vak lichaamsoefening niet begrepen
•heeft en zijn conclusies onjuist zijn.
;De heer De Munk (Oldekerk) zegt, dat
het district Zuidhom van meening is, dat
de plattelandssoholen veel teveel op de leest
der groote steden geschoeid worden. Er zijn
thans reeds zooveel vakken, dat de 22 uren
droevig noodig zijn. Door invoering van het
vak j zullen de geiwone vakken nog meer
in het gedrang bomen; ook is er het finan
cieel bezwaar.
De heer Zuidmeer (Rotterdam) wil de
meening der school-best ur en vertolken. Het
referaat heeft 9pr. en diens schoolbestuur
niet bevredigd. Wanneer het vak Lichame
lijke oefening moet zijn het vrije ongecon
troleerde spel der kinderen dan zullen de
besturen zeggen: dat gebeurt niet. Want
dan wordt het een janboel.
De heer Haverkamp (Maasland) weet
dat er ten plattelande een tegenstand is te
gen het vak lichamelijke oefening. En daar
om moeten de scholen dat vak niet behoe-
an. in te voeren.
De heer Ron da (Oudeschip) ontwikkelt
principieele bezwaren. Het vak moet facul
tatief gesteld blijven.
De heer Boot (Appingedam) zegt, dat
het geestelijke voorop gaat. De school is in
stituut allereerst voor de ontwikkeling van
den geest; het vak moet facultatief gesteld
worden.
Beantwoording.
Prof. Waterink beantwoordt de spre
kers en zegt vanuit één centraal punt richt
lijnen te hebben getrokken voor het Gere
formeerde schoolleven. Het opvoeden is de
kinderen te maken tot menschen Gods
maar de opvoeding gesohiedt toch niet al
leen op de school; de school is allereerst on
derwijsinstituut. Daaruit volgt dan ook, dat
de school wel degelijk een taak heeft voor
de lichamelijke oefening; eerstens om daar
door de gevaren van het samen-zijn in de
scholen te neutraliseeren en tweedens om
dat de kinderen moeten worden eigen ge
maakt met de sociale sfeer der school. Het
gaat er niet om dat door de invoering vao
het vak lichamelijke oefening een Geref. i
CALVINISTISCHE JURISTEN-
VEREENIGING
PROF. RUTGERS
CONSTATEERT BLOEI
OVERHEID EN GODSLASTERINC
Woensdag 27 Mei kwam de Calvinistische
Juristen Vereeniging in jaarlijksche alge
meene ledenvergadering bijeen, als vanouds
te Amersfoort in het wondermooi gelegen
„Berghotel".
De openingsrede.
Om 11 uur opende de Voorzitter, Prof. Mr.
V. H. Rutgers, de vergadering, ging voor
in gebed en las Psalm 98. In zijn openings
woord constateert spr. over het algemeen in
het afgeloopen jaar bloei. De Vereen, steeg
in ledental van 90 tot 104. Ook op ander
terrein constateert spr .toename van Calvi-
Prof. Mr. V. H. RUTGERS,
nistische levensuiting. Parallel daarmee ziet
hij ook de jubilea der professoren Anema
en Diepenhorst en de benoeming van Prof.
Gerbrandy. In rechtsgeleerde e.a. periodieken
verschenen allerlei publicaties van de hand
der Calvinistische juristen. In de rechter
lijke macht nam hun aantal toe. Aan hel
hoofd van Justitie staat nog steeds onze
Minister Donner.
Spr. releveert in dit verband de disquall-
ficatie die prof. Simons in het Weekblad van
het Recht gaf van de juristen, die opgeleid
werden aan een bijzondere Universiteit- Spr.
wijst met enkele woorden op de onjuistheid
daarvan. In elk geval kan een dergelijke
uitlating van eng exclusivisme bij een voor
man in de rechterlijke wereld den Minister
temeer aanleiding geven, van voordrachten
af te wijken, die van dien geest misschien
doortrokken zijn.
Bij alle bloei wil spr. toch de kracht van
het Calvinisme op dit terrein ook niet af
meten naar aantal en bezetting van amb
ten. Want geestelijk toch is de strijd, die
op alle gebied van menschelijke kennis en
actie gevoerd wordt, ook op 't gebied van
't recht In 't uitwendig leven openbaart
het recht zich door den sterken arm die-
het onrecht keert, in laatste Instantie door
de executie van uitspraken. Maar het we
zen van het recht ligt niet in het geweld
waardoor het zich kan doen gelden, maar
in het hooger gezag, waardoor het voor de
conscientiën bindend ls. De luister van het
recht die afstraalt op zijn dienaren, waar
voor ook de gemeene man eerbied heeft, is,
dat het heerscht, is de band aan het hoog
ste staatsgezag, is, dat het wel niet aan het
zwaard zijn aanzijn dankt maar over 't
zwaard beschikt om onrecht te breken- Voor
ons heeft het te hooger luister ln zijn Godde
lijk karakter, omdat het is ordening onder
de menschen, die haar gezag ontleent aan
Goddelijke ordinantie.
Door God3 genade spreekt die majesteit
school haar Gereformeerd karakter zou ver
liezen maar wel hierom of de invoering van
dat vak ook kan verdedigd worden met een
beroep op de Gereformeerde school gedachte.
En daarvoor kan geen beroep op de Geref.
sohoolgedachte worden gedaan.
Voor de lichamelijke oefening heeft de
lagere school niet meer te geven dan dat
er manco is tengevolge van de geestelijke
inspanning op school, aangevuld door de
noodzakelijkheid om de kinderen te doen
aanpassen aan de sociale sfeer der school
Men kan het vak bulten de schooluren hou
den b.v. op een vrijen middag. Wil men aan
een school een gymnastiekcursus dan is
daar niets tegen, mits men het maar niet
doet met een 'beroep op de Geref. schoolge-
dachte; een ander kan een cursus in Espe
ranto willen enz.
Spr. wil niet het facultatief stellen maar
het vak beperken zooals hij het ln zijn re
feraat aangaf.
Besloten wordt, na de replieken, dat de
afgevaardigden de zaak nog eens in hun
districten zullen ter sprake brengen om dan
in een volgende vergadering tot een uit
spraak te komen; de Commissie van Uit
voering zal dan een voorstel voorbereiden.
Na rondvraag volgde sluiting. i
van het recht ook tot hen, die Hem en Zijn
ordeningen niet kennen, langs den eenigen
weg. dien Hij gesteld heeft in Christus om
tot Hem te komen. Ook als Calvinisten kun
nen wij trotsch zijn op 'n lichtend voorbeeld
als Papinianus in het staan voor het recht
Ook de wetenschap en dienst van het recht
hebben hun wolk van getuigen. Wat ons
kan neerdrukken, is, dat in die wolk van
getuigen te weinig zijn te onderscheiden
de mannen, die evenals wij willen buigen
voor God en Zijn Woord- Van velen, van
grooten onder de rechtsgeleerden is bekend,
dat zij aan geleerdheid persoonlijke vroom
heid paarden. Het ten onrechte aan Luther
toegeschreven spreekwoord „Juristen böse
Christen" is niet meer gangbaar. Bij velen
echter, zooals Von Savigny, draagt de reli
gie een overwegend piëtistisch karakter, wel
voor de binnenkamer, maar niet van in
vloed voor de wetenschap.
Maar er zijn er ook te noemen, onder
de grootsten, die niet alleen,in eigen hart
aangeraakt waren door de wondere macht
van het Evangelie, maar die ook door het
Woord van God waren gebracht tot de
zuivere belijdenis der waarheid, die in het
Calvinisme als wereldveroverende macht is
opgetreden. En van hen met name moeten
wij te dikwijls vragen: waar is hun Calv.
spoor in de rechtswetenschap? Calvinisten,
die rechtsgeleerden waren, ja! die den Bar-
tholomeüsnacht verduurden, land, huis en
bibliotheek om hun geloof verlaten moesten
en wilden. Maar die Calvinisten, die de gè-
schiedenis kent als rechtsgeleerden, magi
straten, staatslieden, in allerlei kring en
ambt, er zijn er zoo weinig, (en dan nog
dikwijls onder 't stof der eeuwen) waarin
doordachtelijk, methodisch de beginselen
doorwerken. Zal God misschien in onze
eeuw aan ons en onze kinderen geven, om
de beteekenis van het Calvinisme voor staats
en rechtswetenschap tot uiting te brengen?
Moge Hij ons allen daartoe bezielen met die
eerbiedige bewondering, met die vurige lief.
de voor het recht, dat overschoone weefsel
Zijner handen, waarin wij ons arbeidsveld
vinden; en met de vreeze Zijns naams, het
beginsel aller wijsheid; die ook in het recht
niet de macht en het kunnen der menschen,
waar de ordening Gods zien; die ook irn
de wereld van 't recht zoeken naar de ver
lossing, die onze verhoogde Heer en Heiland
gebracht heeft voor heel het leven der men-
schen. (Applaus),
P1 Huishoudelijke zaken.
Daarna werden de notulen gearresteerd,
de rekening 1929/'30 goedgekeurd en de be.
grooting 1930/'31 vastgesteld met de contri
butie van f7.50.
De heer B. Kramerte Amersfoort, druk
ker der bekende keurig verzorgde uitgaven
de Vereen., verraste de aanwezigen met een
prachtige, groote linodruk van „de Koppel-
poort" van Amersfoort.
De heeren H. Co 1 ij n en Prof. Dr. J. Rid
derbos, uitgenoodigd in verband met het
referaat, waren door ambtsbezigheden ver.
hinderd. Aanwezig waren 42 leden.
Besloten werd. volgend jaar als proef te
vergaderen op 10 Juni.
De niet-herkiesbare aftr. bestuursleden
werden vervamgen: Prof. Rutgors, als
voorzitter door Prpf. Mr. A. Anema, Prof,
Gerbrandy door Mr. S. de Vries Czn.
Referaat Mr. J. W. Noteboom.
Hf* ma werd behandeld het referaat van
Mr. J. W. Noteiboom over „Oveiheid en
Godslastering". Deze lichtte dit eerst nog
mondeling toe- Hij heeft het bekende rap
port-Ridderbos hier en daar gecorrigeerd en
aangevuld. Aan de bespreking namen deel
de heeren J. Wede ven, rechter te Wirw
schoten, S. de Vries Czn., oud-Min. vaU
Mr, 7. W. NOTEBOOM.
Financiën, Prof. P. 8. Gerbrandy, 5e»,
Hoogleeraar V.U., W. H. Hovy, oud-bur
gemeester, P. J. E. Vonkenberg. griff.
Kt. Ger. Sliedrecht, J. J. de Waal Male-
f ij t, Voorz. R. v. Ber. (O.) Arnhem, E. J,
E. G. Vonkenberg, adv. en proc. te Go-
richem, J. Donner, Minister van Justitie
en de Voorzitter.
Ter sprake kwamen daaibij aa. de heilig-
schennis bij de rechtsbehandeling van vloek-
verboden; het karakter van „goede zeden";
de omvang der conscientievrijheid; de aard
der bepaling in Israel; de volle consequent
ties t.a.v. de ontheiliging van Gods naam;
de principieele juistheid of verwerpelijkheid
van dit soort Overheidsoptreden, enz. enz.
Na een zeer mooien dag, een geanimeerde
vergadering, sloot de Voorzitter deze te
kwart over vijf. nadat Mr. Noteboom in
dankzegging was voorgegaan.
FEUILLETON
Vrij naar het Engelsch,
door P. W. J. J.
„Zal ik je haar soms metaem even was-
Bchen?" vroog meneer Clipsham.
„Hoort dat?" vroeg Tops.
„Nu, doet u het dan, als je blieft. Geeft u
het maar een goede beurt".
Tops had nog nooit zoo genoten van zoo
iets als van dat haarwasschen. Het speet
haar. toon ze klaar was.
Toen zc weer in den winkel terugkwam,
wist de vrouw van den kapper niet, wat ze
zag.
„Wat een ander gezicht", zei ze.
„Hoeveel is het?" vroeg Tops, terwijl ze
ln haar zak voelde.
„Vind je een kwartje genoeg, of had je op
meer gerekend?"
„Ik had op niets gerekend, voor ik van
huis ging, want ik wist niet, dat u het zou
knippen. Heeft u dan geen vaste prijzen,
eooals bij ons in den winkel? Spek zooveel,
suiker zooveel, soda zooveel, kaarsen zoo
veel".
Meneer Clepsham wachtte, tot Tops uit
gepraat had, toen zei hij: „Ik wou geen geld
voor het haarknippen hebben. Ik dacht, dat
je gold verwnchtto voor dat laatste restje
van je lianr. Knippen en wassc'nen heb je
.Voor niets".
„O, wat is dat lief van u; dan mag u toch
wel gerust dat restje met de haarspelden
voor niets hebben".
Juffrouw Clipsham hield daarop nog
even een praatje met Tops. Tops vertelde
haar van juffrouw Alford en het zwarte
pak, dat zij eerstdaags zou krijgen.
„Waar wou je je geld dan voor gebrui
ken?", vroeg zij.
„Dat weet ik eigenlijk nog niet zoo pre
cies. ik zal heel wat noodig hebben, om er
heelemaal netjes uit te zien", antwoordde
Tops. „Ik moet boezelaars hebben, knappe
schoenen, kraagjes en ondergoed en latei
mutsjes, als mijn haar weer aangegroeid is.
Ik denk, dat ik het eerst schorten zal moe
ten koopen".
Nu was juffrouw Clipsham dien middag
juist naar een bazaar geweest in do wijk
van dominee Malcolm en had daar onder
anderen ook een paar nette witte linnen
schorten gekocht.
„Die moest ik maar aan het kind geven",
dacht zij bij zich zelf.
„Wacht even", zei ze en ze ging ze daarop
van boven halen en pakte er nog een paar
lage schoenen bij in, die ze toch niet meer
droeg.
„Loop nu zoo hard je kunt naar juffrouw
Gubbins terug," zei ze. „Je bent hier bijna
een uur geweest Thuis kun je wel zien,
wat er in liet pakje zit".
HOOFDSTUK XIII.
Kranten-als deken.
Ondertusschen voelde Toby Hatchett zich
heelemaal niet op zijn gemak, dat Tops zoo
uit was r 'nopen, zo; der te - ggo:i, waar
zij hee* ging en nu duuronuunog zoo
lang uitbleef ook. Toen de klok tien uur
sloeg, begon hij te vreezen, dat hij zich mis
schien toch nog in haar vergist had. Het
sloeg juist half elf tien zij eindelijk terug
kwam.
Zij zei niet waar zij heen geweest was, en
dat verontrustte Toby nog des te meer. Hij
begon bang te worden, dat hij haar mis
schien niet had moeten recommandeeren
aan juffrouw Gubbins.
„Hoe gaat het nu met haar?" fluisterde
Tops, terwijl ze in de richting van de keu
kendeur keek.
„Daar heb je je toch zeker niet erg be
zorgd over gomaakt te oordeelen naar den
tijd, dat je weg bent gebleven", antwoordde
Toby bijna knorrig.
„Dat heb ik wel. Ik dacht niet, dat Ik zoo
lang weg zou blijven".
„Dat is 't gewone excuus, Tops. De men
schen meenen het nooit, als ze iets ver
keerds doen", antwoordde Toby op gestren-
gen toon.
Tops staarde Toby verbaasd aan. Zoo had
hij nog nooit tegen haar gesproken. Wat
kon hij bedoelen?
„Ik heb, zoover ik weet, niets gedaan, dat
ik niet doen mocht, Toby", zei ze.
„Om den eersten den besten avond al uit
te loopen, dat doei niet denken aan een fat
soenlijk dienstmeisje antwoordde Tobv.
,'t M as juist, opdat ik er wat fatsoenlijker
zou uitzien, dat ik er op uit ben gegaan,
toen ik eenmaal bezig was, heb ik liet
maar een beetje degelijker in orde la
ten brengen".
„Wat bedoel je? Waar heb je het over?"
„Nu, als je het dan weten wil, dan zal ik
het je van het begin af vertellen. Toen ik
uitging, was ik van plan naar meneer Clips
ham toe te gaan. Ik wou hem de rest ook
geven, als ik het eraf had genomen, om bij
het andere te doen, omdat het er natuurlijk
precies bijkwam".
Waar ter wereld had Tops het nu toch
over? Toby begreep er niets van, maar hij
besloot te wachten, totdat zij uitgepraat had
en haar niet in de rede te vallen. Dus ging
zij voort:
„Toen ik daar kwam, zei meneer Clips
ham tot mijn verbazing, dat hij het er zelf
af wou nemen, en hij nam me mee naar
een kamer, zooals je hem nog nooit gezien
hebt, Toben; allemaal spiegels en waschkom
men en borstels en haarwateren en oudeur.
Je kunt niet gelooven, hoe mooi het er was.
Toen zei hij, dat ik moest gaan zitten en
toen ging hij naar een groote kast en haalde
er een grooten, witten mantel uit en sloeg
dien om mij heen. Ik daoht: wat zal dat
worden? Hij begon me toen te knippen. Ik
•as bang, dat ei- nooit een eind aan zou ko-
icn. Eindelijk zei hij „Je bent klaar, of je
moest nog gcwasschcn willen worden". En
dat wasschen wr« gewoonweg heerlijk. Je
het niet k -n gelooven, en toen ik
mijn oogen opc. ed, zag ik er zóó uit!"
En triomfantelijk trok Tops de muts van
haar hoofd, opdat Toby het wonder zou kun
non aanschouwen.
„Wei, heb ik ooit!", was al, wat hij zeggen
kon.
Juffrouw Gubbins was eindelijk wakker
geworden van al het gepraat
„Ik geloof, dait jij er veel te veel praatjes
op nahoudt, meidlief", riep ze.
Tops schrikte en liep zaohtjes naar haar
toe.
Juffrouw Gubbins merkte dadelijk het
verschil op en had bijna haar goedkeuring j
er over uitgesproken.
Ze zei echter alleen: „Dat is wed .een
beetje beter, maar vergeet niet „mooi is, die
mopi doet". Het wordt wel tijd, dat je me
wat avondeten geeft, en Toby moet noodig
zijn kop chocolade hebben".
Tops haastte ziah, om gauw wat klaar te
maken voor juffrouw Guibbins en daarop gaf
ze Toby zijn kop chocolade. Toen ze daarna
den boel had afgewassohen, deed ze alles
wat ze kon, opdat juffrouw Gubbins gemak
kelijk zou liggen. Daarop moesten ze over
leggen, waar zij zelf slapen zou.
„Ik heb geen andere slaapplaats voor Je,
dan de canapé op mijn slaapkamer", zei juf-
brouw Gubbins aarzelend.
„Die is tocih veel te goed voor mij",
Tops.
„Ja, ik voel er. ook niet veel voor",
juffrouw Gubbins, „maar je moet toch er
gens liggen. Wees vooral voorzichtig met al
les. In de kast ligt een deken, maar onder
de toonbank liggen nog wat kranten, neem
die mee en leg die eerst over je heen en
den deken daar bovenop."
„Ja, juffrouw", zei Tops. „Ik zal overal
goed voor zorgen".
Toen ze dien nacht daar op de canapé
lag, toegedekt met couranten, liep haar hart
over van dankbaarheid, dat ze een bedek
king gevonden had, en ze voelde nog eens
naar het gouden medaillon.
„Och, Heer", bad ze. „geeft U, als je blieft,
dat ik mijn grootvader en grootmoeder en
vader en moeder nog eens tot eer mag strek
ken, en helpt U mij lief en verdraagzaam
te zijn tegenover juffrouw Gubbins".
Toen bedacht zij, dat zij het pakje, dat
juffrouw Chpshara haar gegeven had, in
den winkel had laten liggen en dat zz nog
niet eens wist, wat er in zat Ze had grooten
lust, om stilletjes naar beneden te sluipen,
om het te halen, maar ze was bang, dat ze
juffrouw Gubbins storen zou, als ze het
deed. Ze kon echter den slaap niet vatten.
Opeens hoorde zij juffrouw Gubbins kreu-
nen. „Och heden", daoht ze, „zou ze zoo"n
pijn hebben! Ik zal maar eens even naar
beneden gaan en zien, of ik iets voor haar
doen kan. Misschien kan ik dan mijn pakje
meteen .mee naar hoven nemen".
Ze schoot gauw haar kleeren aan en liep
naar beneden, en hoorde van juffrouw Guö
bins, dat zij werkelijk enge pijn had.
Tops stak het lioht aan en keerde het kus
sen van de zieke om. „Zou u niet ergena
trek in hebben?" vroeg zij vriendelijk.
„Hoe komt het, dat je mij hebt hooren
kreunen?" vroeg juffrouw Gubbins. „Sliep
je dan niet? Ik dacht, dat die canapé nog
al zaoht was".
„Het is alles even heerlijk daar boven op
f kamer, daar moest ik maar aldoor aan
denkén en daarom sliep ik nog niet".
Juffrouw Gubbins dacht weer aan haar
nette slaapkamertje en hoopte, dat Tops het
vertrek ook netjes zou houden.
„Bedoel je, dat de canapé zoo gemakke
lijk lag, dat je daardoor niet slapen kon? Dat
is een vreemd verhaal. Gewoonlijk ia het,
hoe zachter het bed, hoe gauwer je slaapt";
en ze zuchtte, toen ze dacht aan de mooie
doken, die ze al jarenlang bespaard had en
werd1" dat kind Van Wells 8cbruikt
„Ik lag best. Ik had me goed toegedekt mat
ae kranten, zooals u gezegd had."
V j„ h- ?eker dnni' dc deken over heea
gelegd zei juffrouw Gubbins snibbig.
(Wordt vervolgd.)