GEREFORMEERD SCHOOLVERBAND TOPS VRIJDAG 30 MEI 1930 DERDE BLAD PAG. 10 het gezag komt echter in 't bijzonder uit in zijn gedrag tegenover koning Saul. Tegenwoordig is de strooming groot, die zich keert tegen alle gezag. Het revolutio nair getij komt al hoogcr op. De commu nistische cellen worden ook daar gevonden, waar men ze niet vermoeden zou. De lang zame, maar zekere ondermijning van de Christelijke grondslagen van ons volksleven zal voortgaan en eindelijk ovenvinnen, ten zijdegenen, die buigen „voor Godes Woord geprezen" waken en bidden en in de kracht des Heeren pal staan. Een derde punt, waarop David ten voor beeld kan worden gesteld, is zijn helden- strijd tegen Goliath, die de slagorden van don levenden God hoonde. Het smarte hem diep, dat zijn God ge hoond werd. En het vuur van den helden moed laaide al hooger in hem op. De helden moed van het geloof. Wanneer wij in geloof optrekken, dan is groote, uitwendige krachtsontplooiing niet noodig. Dan zijn slinger en steen voldoen de, want God bestiert het. Kennis, ontwik keling. vereenigingsarbeid zijn kostelijke middeien. Ze zijn volstrekt noodig, onder schat ze niet. Maar overschat ze ook niet. Zonder geloof zijn ze niets. Ge moet uw kennis, bijzonder van Schrift en Belijdenis, u waarlijk eigen maken, zoodat ze uw ziels eigen bezit zijn. Dit kaïn alleen door het ge loof in Jezus Christus, den grooten Zone Davids. Sluiting. De Bondsvoorzitter, de heer A. Zij Ie tra. die in deze middagvergadering de leiding had, sprak enkele woorden van dank, waar na Dr. Hoek voorging in dankgebed. Terwijl de kerk leegstroomde speelde de organist de melodie van: „Ach blijf met Uw genade, Heer Jezus, ons nabij". DE ONTSPANNING. In en om de stad. De regelingscommissie had verschillende gelegenheden gemaakt tot ontspanning voor de bondsvrienden. Zoo was de Domtoren eenige uren langer opengesteld voor bezich tiging, namelijk van acht tot tien ('s mor gens), van vijf tot zeven uur 's avonds. Of daar een druk gebruik van gemaakt is! Verder was gezorgd voor een gelegenheid om een ochtendwandeling te maken, waar op men de bezienswaardigheden van Utrecht kon bewonderen. Om den inwendigen mensch te verster ken was een koffietafel aangericht in De Plompetoren, waarvan een druk gebruik ge maakt werd. Carlllonbespeling. Tussóhen de pauze gaf de heer Joh. Wagenaar een bespeling op het Dom- carillon. Daarbij werden o.m. ten gehoore gebracht het Bondslied van den Geref. Jon- gelingsbond en van den Geref. Meisjesbond. Een groet uit den hooge aan jong Calvinis tisch Nederland BESLUIT. Tusschen vijf en zes uur vertrok de groo te stroom bezoekers weer naar Noord en Zuid, naar Oost en Weet. Want hoe goed het is, op een Bondsdag te toeven, bet thuis wenkt na afloop ervan en biedt weer zoo veel, dat de bezoekers gaarne de gastvrije stad den rug toewenden. Wij meenen te mogen zeggen, dat deze Bondsdag uitstekend geslaagd genoemd mag worden, waaraan zoowel de gunstige weersgesteldheid als de goede regeling zeer ,veel hebben bijgedragen. HET SCHOOLARTSENVRAAGSTUK DE LICHAMELIJKE OEFENING OP DE LAGERE SCHOOL Woensdag kwam liet Geref. Schoolver band1 in algemeene vergadering bijeen. Bij ontstentenis van den voorzitter Prof. Dr. T Hoekstra werd de vergadering geleid door Prof. Dr. A. Noordtzij, die in z" BINNENLAND. BIBLIOTHEEKCONGRES TE LEEUWARDEN Dinsdagmiddag is te Leeuwarden het achtste bibliotheekcongres door den voor zitter, den heer J. E. van der Pot, geopend, nadat de congressisten in de ochtenduren de stad, de provinciale 'bibliotheek, de open bare leeszaal, de Buma-bibliotheek, hel Friesche museum, enz. hadden bezichtigd. Spr. weidde verder uit over het ambt der bibliothecarissen en het bibliotheekwezen. Op zijn voorstel werd aan dr. J. Th. do Visser een telegram verzonden ter gelegen heid van zijn jubileum. Vervolgens sprak mr. Plemp van Duyve- iand, oud-voorzitter van den Nederland- schen Journalistenkring, over de ontwikke ling van de pers in de laatste halve eeuw Vervolgens sprak dr. P. C. Molhuysen over iden centralen catalogus. Ten stadhudze werden de congressisten 'door het College van B. en W. officieel ont vangen. Den dag werd besloten met een maaltijd en een feestavond, welke een Friesch karakter droeg. BEHOUD VAN NATUURSCHOON AANKOOP VAN HET WESTERBOSCH Met algemeene stemmen heeft de gemeente- raad van Bergen (N.H.) besloten, van den oud-burgomeester den heer J. van Peenen het grootsche hoschcomplex met duinzand omvattend het Westerbosch, ter grootte van 73.46.45 H.A., aan te koopen voor 99.246. openingswoord ken, niet om men schen te tooncn, maar om neer te loggen aan Troon van Hem, Wien Ps. 13S zingt het zingep van de heerlijkheid van den oneindigen God. Wat het Geref. Schoolver band is, dat is het door Hem, Die ons Zijn trouw en barm hartigheid bewezen ITot.- hpcf( Da{ prof Dr Waterink nu als ge woon hoogleeï-aar binnen het kader der Vrije Universiteit is opgenomen, is een bewijs van de waardeering die zijn werk als bui tengewoon hoogleeraar ondervonden heeft. Wij hopen dat hij daarin ook met groote vrucht moge werkzaam zijn. (Applaus). Gedenkboek. De secretaris, 'de heer v. d. Waal s. deelde mee dat het volgend jaar een ge denkschrift zal verschijnen, ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum. Jaarverslag. Het Jaarverslag èn de rekening en ver antwoording worden goedgekeurd. Commissie van Uitvoering Tot lid der Commissie van Uitvoering wordt in de plaats van Dr. T. Hoekstra benoemd Dr. C. B o u m a te Den Haag. De contributie wordt bepaald op f 4 per onderwijzer (es) van wie(n) vergoeding van rijk of gemeente genoten wordt. Schoolartsenvraagstnk. 'Aan de orde kwam het rapport inzake het Schoolartsen vraagstuk. De heer R o o r d a vindt dat het niet op den weg der Schoolvereeniging ligt school artsen aan te stellen; de lichamelijke ver zorging der kinderen behoort bij de ouders De heer Dam (Wildervank) vraagt, als dit rapport wordt aangenomen of de Com missie van Uitvoering dan komt met maat regelen om het instituut uitgaande van d< schoolvereenigingen mogelijk te maken. De heer Oldenhuis (Bierum) ver klaart zich geheel tegen den schoolarts en ziet er een gevaar in. De heer De Wit (DelfShaven) heeft wei nig bezwaren tegen het instituut De school arts behoeft toch niet bepaald iemand! van onze beginselen te zijn. De heer Bakker (Enumatll) zegt, dai we in elk geval buiten de handen der Over heid moeten blijven. De Voorzitter zegt, dat de Schrift spreekt van: iwij zijn levende zielen; niet: wij hebben een ziel, maar wij zijn zielen. En door de scheiding die wij gemaakt heb ben tusschen ziel en lichaam hebben we het lichaam wel eens verwaarloosd Door het samenzijn van kinderen in de school wor den ook lichamelijke invloeden teweegge bracht. Hoe stelt men het zich voor dat een huisarts zou optreden? De schoolarts moet aanvullend optreden. Men zegt: er is go- vaar. Maar er is geen terrein op onze zon dige wereld waarin geen gevaar is. Laat de vergadering het rapport aanvaarden en aan (Te Commissie van Uitvoering opdragen in dit loopende vereenigingsjaar een practi- sche regeling te ontwerpen ter uitvoering dezer zaak. Prof. Waterink zegt, dat, als we de zaak van den principieelen kant bezien, de gezinnen die saam een school -vormen elk iets van hun eouvereiniteit afstaan. Het be stuur eener schoolvereepiging heeft zich te overtuigen dat besmettingsgevaar door be paalde kinderen mensehelijkerwijze niet of zeer weinig aanwezig is. Het moet een vrij willige verbintenis der oudters zijn. Daarna wordt gepauzeerd. MIDDAG VERGADERING. In de Middagvergadering wordt de be handeling van het rapport inzake school artsen voortgezet. Met 16 stemmen tegen wordt het rapport aangenomen. Daarna kwam aan de orde het referaat van Prof. Dr. Wat e rink, Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, over „Onze hou ding tegenover het vak „Lichamelijke Oefe ning" op de Lagere School". Referaat Prof. Dr. J. Waterink. Ref. vangt zijn betoog aan met een histo risch overzicht van de lichamelijke oefening, waarbij hij terug gaat tot op de Grieken. De wet-1920 maakt de eisch van lichamelijke oefening algemeen. Vóór de 19e eeuw is er van zooiets als een leerplan voor de lichame lijke oefening op school geen sprake. Bij de wet van 1878 voelde men in ons land nog niets voor het verplicht stellen van de oefe ningen voor ieder kind op school. Langza merhand is echter in ons land de opvatting geboren, dat de school de taak heeft te gen voor de lichamelijke oefening van kinderen. Na enkele gronden voor de voering van de lichamelijke oefening, die hij jn de litteratuur vond, te hebben gememo reerd, merkte ref. op, dat ieder moet gevoe len dat het hier gaat om de groote vraag, Prof. Dr. J. WATERINK wat onder een school moet worden venstaan. Wanneer in de kringen van het Chr. Onder wijs niet gehandhaafd wordt de gedachte, dat de school van de ouders is, dan verlie zen we, aldus spr., onze school. Aan de hand van het door den heer T. v. d. Kooy voor enkele jaren op Geref. Schoolver band gehouden referaat over het typeeren de de Geref. School en van Bavinck's „Pae- dagogische Beginselen", toont ref. aan, dal de opvoeding ook ten aanzien van de licha melijke opvoeding een taak heeft. Maar in onzen tijd dreigt het niet gering gevaar, dat men de school maken wil tot een „manusje alles", en de vraag moet gedaan, of men niet eindelijk den moed hebben moet, beslist „halt" aan den gang van zaken toe te roepen. De lagere school moet allereerst gezien als de inrichting, die als hulpmiddel voor de opvoeding, speciaal als instituut voor onderwijs, de kinderen voorbereidt voor hun levenstaak in de omgeving waar ze door God zijn gesteld. Het ideaal lijkt ref. dat de lagere school blijft de school, die zóó opleidt, dat ze geheel op het leven is ingesteld. De vraag wat er op school moet worden gedaan, wordt bepaald door deze twee fac toren: A. Wat vraagt het leven in een be paalde omgeving, dat de ouders zelf niet aan hun kinderen kunnen geven? B. Wat brengt het feit, dat vele kinderen in de meenschap samenkomen, als eisch school vanzelf mede? De school heeft in de samenleving altoos m dienende functie. Met het poneeren van de stelling, dat lichamelijke oefening noodig ter afwisseling van het gewone werk op school, zijn we gekomen op het terrein van de physiologische psychologie. Spr. stond daarbij nog nader stil om vervolgens op te merken dat het vak j op school niet mag worden gebruikt als een middel om de jonge menschen eens een oogenblik een aangename en nuttige gelegenheid te bieden om wat uit te rusten en om hun vermoeidheid te doen overwinnen. Spr. ging vervolgens na of er ten aanzien in de vraag of de lichamelijke gezondheid der kinderen gedurende de schoolajren bij zondere maatregelen eischt, belangrijke ver schillen bestaan tusschen de verschillende volksgroepen. Concludeerende merkte refe rent op, dat veilig mag aangenomen dat het gevaar voor de lichamelijke gezondheid van onze kinderen op de school niet zoo onrust barend groot is. Daarnaast komt de vraag op, hoe staat het met de behoefte aan stel selmatige en systematische lichamelijke oefe ning hij onze kinderen? Ook hier heeft men ongetwijfeld meermalen overdreven. Voor zichtige en verstandige voorstanders van de lichamelijke oefening hebben trouwens steeds de noodige omzichtigheid betracht bij het aanbevelen van deze opvoeding op de lagere school. in zijn referaat gestelde vraag beant woordend, stelt referent allereerst vast, dat hot de roeping der ouders is, de lichamelijke opvoeding van hun kinderen niet te ver- waarloozen. Voor de school blijft over, te ge ven het noodige aan lichamelijke ontspan ning als tegenwicht tegen de lichamelijke spanning en inspanning. Daarbij heeft de school leiding te geven aan al datgene, dat gemeenschappelijke handeling is en wel zóó, dat het kind leere zich in de gemeenschap te gedragen, zooals het naar de eischen voor hot sociale behoort Daarom mag, ja moet de school leiding geven bij het gemeenschap pelijk spel. Zooveel mogelijk beperke de school haar bemoeiingen met de lichamelijke opvoeding tot dit leiding geven aan het wat wilde spel der kinderen, het beste mid del is voor de lichamelijke oefening. Met dit vrije spel geeft de school ongetwijfeld een voldoende en een juist tegenwicht tegen dat gene, wat de school bij dc gewone les aan de kinderen onthoudt aan lichaamsbeweging, aan vrijheid van ademhaling en dergelijke. Neemt de school als regel voor het lichame- Jijke-oefeningsprogram, het gewone spel op de speelplaats, dan kan voor de regendagen gereserveerd blijven het vrij zich bewege het gymnastieklokaal; laten ook daar, t al met de jongere kinderen, geen opzettelijke oefeningen worden gedaan! Voor kinderen, die een lichamelijke afwij king hebben, heeft de school geen andere taak, dan de ouders opmerkzaam maken op het bestaande gebrek. Stricto sensu doet de school dit echter niet als school, maar de onderwijzers als medemcnschen c.q. mede christenen van de ouders. Ref. komt dan ook tot de volgende conclu sies: In het jaar 1936 zullen wij, met inachtne ming van uitdrukkelijk gegeven wettelijke vooi-schriften, zooveel mogelijk art. 195 zóó opvatten, dat wij onder „lichamelijke oefe ning" verstaan, het vrije (niet op voor eenig kind hinderlijke wijze) gecontroleerde spel der kinderen op de speelplaats dei- school; wij zullen het e.g. gymnastieklokaal alleen gebruiken uit nood, en dan nog zóó, dat bij het werken aan de versohillende werktuigen, de kinderen zoo groot mogelijke vrijheid genieten, en alles, wat er geschiedt, spel voor hen blijft waarbij niet-hinderlijke leiding het nuttig effect der beweging kan verhoogen; wij zullen zooveel mogelijk met onze licha melijke oefening een gaan in de riohting van de overdreven sportvereering vermijden; wij zullen, indien eenige wet of eenig Kon. besluit ons mocht binden om het vak „lichamelijke opvoeding" op school anders op te vatten, dan boven is omschreven, al het geoorloofde doen, dat de betrokken be palingen gewijzigd, of ingetrokken worden. Bespreking Prof. Waterink. De heer N a u t a (Amsterdam) zegt, dat het platteland wel tegen zal zijn maar de groote steden wel voor lichamelijke oefe ning zullen zijn. Spr. vindt dat er onder de gronden door prof. Waterink aangeroerd, vele zijn die maar zijn aangeroerd om de li chamelijke oefening tegen de vlakte te smij ten. Wel lichamelijke ontspanning maar geen lichamelijke oefening, zegt de profes sor. Maar is dat dan een principieel ver schil of een zeer gering gradueel verschil. Als de ouders vragen om het vak lichame lijkc oefening op de school te onderwijzen, hoe denkt de professor er dan over. De heer Raap van Schdldwolde vindt noodig, dat de zaak wordt overgelaten aan de schoolbesturen en vak j facultatief blijft De heer De Vries (Rotterdam) is van oordeel, dat prof. Waterink verkleind heeft de waarde van opzettelijke systematische oefening voor het kind van zes tot tien jaar. Prof. Waterink is tegenstander van vak j op de lagere school. Spr. zegt, dat nog nooit iemand op principieele gronden aan getoond heeft, dat men vrijstelling van het onderwijzen van dit vak vroeg omdat het vak in strijd zou zijn met het Geref, karak ter der school. Dat zou niet kunnen. De taak der Geref. School is de kinderen op te voeden tot menschen Gods. En daar hoort ook bij het lichaam. Spr. hoopt, dat hel Geref. Schoolverband ertoe zal meewerken om de wet in 1936 goed uit te voeren. De heer Lantermans (Rottendam) vindt dat prof. Watertak de beteekenis van •het vak lichaamsoefening niet begrepen •heeft en zijn conclusies onjuist zijn. ;De heer De Munk (Oldekerk) zegt, dat het district Zuidhom van meening is, dat de plattelandssoholen veel teveel op de leest der groote steden geschoeid worden. Er zijn thans reeds zooveel vakken, dat de 22 uren droevig noodig zijn. Door invoering van het vak j zullen de geiwone vakken nog meer in het gedrang bomen; ook is er het finan cieel bezwaar. De heer Zuidmeer (Rotterdam) wil de meening der school-best ur en vertolken. Het referaat heeft 9pr. en diens schoolbestuur niet bevredigd. Wanneer het vak Lichame lijke oefening moet zijn het vrije ongecon troleerde spel der kinderen dan zullen de besturen zeggen: dat gebeurt niet. Want dan wordt het een janboel. De heer Haverkamp (Maasland) weet dat er ten plattelande een tegenstand is te gen het vak lichamelijke oefening. En daar om moeten de scholen dat vak niet behoe- an. in te voeren. De heer Ron da (Oudeschip) ontwikkelt principieele bezwaren. Het vak moet facul tatief gesteld blijven. De heer Boot (Appingedam) zegt, dat het geestelijke voorop gaat. De school is in stituut allereerst voor de ontwikkeling van den geest; het vak moet facultatief gesteld worden. Beantwoording. Prof. Waterink beantwoordt de spre kers en zegt vanuit één centraal punt richt lijnen te hebben getrokken voor het Gere formeerde schoolleven. Het opvoeden is de kinderen te maken tot menschen Gods maar de opvoeding gesohiedt toch niet al leen op de school; de school is allereerst on derwijsinstituut. Daaruit volgt dan ook, dat de school wel degelijk een taak heeft voor de lichamelijke oefening; eerstens om daar door de gevaren van het samen-zijn in de scholen te neutraliseeren en tweedens om dat de kinderen moeten worden eigen ge maakt met de sociale sfeer der school. Het gaat er niet om dat door de invoering vao het vak lichamelijke oefening een Geref. i CALVINISTISCHE JURISTEN- VEREENIGING PROF. RUTGERS CONSTATEERT BLOEI OVERHEID EN GODSLASTERINC Woensdag 27 Mei kwam de Calvinistische Juristen Vereeniging in jaarlijksche alge meene ledenvergadering bijeen, als vanouds te Amersfoort in het wondermooi gelegen „Berghotel". De openingsrede. Om 11 uur opende de Voorzitter, Prof. Mr. V. H. Rutgers, de vergadering, ging voor in gebed en las Psalm 98. In zijn openings woord constateert spr. over het algemeen in het afgeloopen jaar bloei. De Vereen, steeg in ledental van 90 tot 104. Ook op ander terrein constateert spr .toename van Calvi- Prof. Mr. V. H. RUTGERS, nistische levensuiting. Parallel daarmee ziet hij ook de jubilea der professoren Anema en Diepenhorst en de benoeming van Prof. Gerbrandy. In rechtsgeleerde e.a. periodieken verschenen allerlei publicaties van de hand der Calvinistische juristen. In de rechter lijke macht nam hun aantal toe. Aan hel hoofd van Justitie staat nog steeds onze Minister Donner. Spr. releveert in dit verband de disquall- ficatie die prof. Simons in het Weekblad van het Recht gaf van de juristen, die opgeleid werden aan een bijzondere Universiteit- Spr. wijst met enkele woorden op de onjuistheid daarvan. In elk geval kan een dergelijke uitlating van eng exclusivisme bij een voor man in de rechterlijke wereld den Minister temeer aanleiding geven, van voordrachten af te wijken, die van dien geest misschien doortrokken zijn. Bij alle bloei wil spr. toch de kracht van het Calvinisme op dit terrein ook niet af meten naar aantal en bezetting van amb ten. Want geestelijk toch is de strijd, die op alle gebied van menschelijke kennis en actie gevoerd wordt, ook op 't gebied van 't recht In 't uitwendig leven openbaart het recht zich door den sterken arm die- het onrecht keert, in laatste Instantie door de executie van uitspraken. Maar het we zen van het recht ligt niet in het geweld waardoor het zich kan doen gelden, maar in het hooger gezag, waardoor het voor de conscientiën bindend ls. De luister van het recht die afstraalt op zijn dienaren, waar voor ook de gemeene man eerbied heeft, is, dat het heerscht, is de band aan het hoog ste staatsgezag, is, dat het wel niet aan het zwaard zijn aanzijn dankt maar over 't zwaard beschikt om onrecht te breken- Voor ons heeft het te hooger luister ln zijn Godde lijk karakter, omdat het is ordening onder de menschen, die haar gezag ontleent aan Goddelijke ordinantie. Door God3 genade spreekt die majesteit school haar Gereformeerd karakter zou ver liezen maar wel hierom of de invoering van dat vak ook kan verdedigd worden met een beroep op de Gereformeerde school gedachte. En daarvoor kan geen beroep op de Geref. sohoolgedachte worden gedaan. Voor de lichamelijke oefening heeft de lagere school niet meer te geven dan dat er manco is tengevolge van de geestelijke inspanning op school, aangevuld door de noodzakelijkheid om de kinderen te doen aanpassen aan de sociale sfeer der school Men kan het vak bulten de schooluren hou den b.v. op een vrijen middag. Wil men aan een school een gymnastiekcursus dan is daar niets tegen, mits men het maar niet doet met een 'beroep op de Geref. schoolge- dachte; een ander kan een cursus in Espe ranto willen enz. Spr. wil niet het facultatief stellen maar het vak beperken zooals hij het ln zijn re feraat aangaf. Besloten wordt, na de replieken, dat de afgevaardigden de zaak nog eens in hun districten zullen ter sprake brengen om dan in een volgende vergadering tot een uit spraak te komen; de Commissie van Uit voering zal dan een voorstel voorbereiden. Na rondvraag volgde sluiting. i van het recht ook tot hen, die Hem en Zijn ordeningen niet kennen, langs den eenigen weg. dien Hij gesteld heeft in Christus om tot Hem te komen. Ook als Calvinisten kun nen wij trotsch zijn op 'n lichtend voorbeeld als Papinianus in het staan voor het recht Ook de wetenschap en dienst van het recht hebben hun wolk van getuigen. Wat ons kan neerdrukken, is, dat in die wolk van getuigen te weinig zijn te onderscheiden de mannen, die evenals wij willen buigen voor God en Zijn Woord- Van velen, van grooten onder de rechtsgeleerden is bekend, dat zij aan geleerdheid persoonlijke vroom heid paarden. Het ten onrechte aan Luther toegeschreven spreekwoord „Juristen böse Christen" is niet meer gangbaar. Bij velen echter, zooals Von Savigny, draagt de reli gie een overwegend piëtistisch karakter, wel voor de binnenkamer, maar niet van in vloed voor de wetenschap. Maar er zijn er ook te noemen, onder de grootsten, die niet alleen,in eigen hart aangeraakt waren door de wondere macht van het Evangelie, maar die ook door het Woord van God waren gebracht tot de zuivere belijdenis der waarheid, die in het Calvinisme als wereldveroverende macht is opgetreden. En van hen met name moeten wij te dikwijls vragen: waar is hun Calv. spoor in de rechtswetenschap? Calvinisten, die rechtsgeleerden waren, ja! die den Bar- tholomeüsnacht verduurden, land, huis en bibliotheek om hun geloof verlaten moesten en wilden. Maar die Calvinisten, die de gè- schiedenis kent als rechtsgeleerden, magi straten, staatslieden, in allerlei kring en ambt, er zijn er zoo weinig, (en dan nog dikwijls onder 't stof der eeuwen) waarin doordachtelijk, methodisch de beginselen doorwerken. Zal God misschien in onze eeuw aan ons en onze kinderen geven, om de beteekenis van het Calvinisme voor staats en rechtswetenschap tot uiting te brengen? Moge Hij ons allen daartoe bezielen met die eerbiedige bewondering, met die vurige lief. de voor het recht, dat overschoone weefsel Zijner handen, waarin wij ons arbeidsveld vinden; en met de vreeze Zijns naams, het beginsel aller wijsheid; die ook in het recht niet de macht en het kunnen der menschen, waar de ordening Gods zien; die ook irn de wereld van 't recht zoeken naar de ver lossing, die onze verhoogde Heer en Heiland gebracht heeft voor heel het leven der men- schen. (Applaus), P1 Huishoudelijke zaken. Daarna werden de notulen gearresteerd, de rekening 1929/'30 goedgekeurd en de be. grooting 1930/'31 vastgesteld met de contri butie van f7.50. De heer B. Kramerte Amersfoort, druk ker der bekende keurig verzorgde uitgaven de Vereen., verraste de aanwezigen met een prachtige, groote linodruk van „de Koppel- poort" van Amersfoort. De heeren H. Co 1 ij n en Prof. Dr. J. Rid derbos, uitgenoodigd in verband met het referaat, waren door ambtsbezigheden ver. hinderd. Aanwezig waren 42 leden. Besloten werd. volgend jaar als proef te vergaderen op 10 Juni. De niet-herkiesbare aftr. bestuursleden werden vervamgen: Prof. Rutgors, als voorzitter door Prpf. Mr. A. Anema, Prof, Gerbrandy door Mr. S. de Vries Czn. Referaat Mr. J. W. Noteboom. Hf* ma werd behandeld het referaat van Mr. J. W. Noteiboom over „Oveiheid en Godslastering". Deze lichtte dit eerst nog mondeling toe- Hij heeft het bekende rap port-Ridderbos hier en daar gecorrigeerd en aangevuld. Aan de bespreking namen deel de heeren J. Wede ven, rechter te Wirw schoten, S. de Vries Czn., oud-Min. vaU Mr, 7. W. NOTEBOOM. Financiën, Prof. P. 8. Gerbrandy, 5e», Hoogleeraar V.U., W. H. Hovy, oud-bur gemeester, P. J. E. Vonkenberg. griff. Kt. Ger. Sliedrecht, J. J. de Waal Male- f ij t, Voorz. R. v. Ber. (O.) Arnhem, E. J, E. G. Vonkenberg, adv. en proc. te Go- richem, J. Donner, Minister van Justitie en de Voorzitter. Ter sprake kwamen daaibij aa. de heilig- schennis bij de rechtsbehandeling van vloek- verboden; het karakter van „goede zeden"; de omvang der conscientievrijheid; de aard der bepaling in Israel; de volle consequent ties t.a.v. de ontheiliging van Gods naam; de principieele juistheid of verwerpelijkheid van dit soort Overheidsoptreden, enz. enz. Na een zeer mooien dag, een geanimeerde vergadering, sloot de Voorzitter deze te kwart over vijf. nadat Mr. Noteboom in dankzegging was voorgegaan. FEUILLETON Vrij naar het Engelsch, door P. W. J. J. „Zal ik je haar soms metaem even was- Bchen?" vroog meneer Clipsham. „Hoort dat?" vroeg Tops. „Nu, doet u het dan, als je blieft. Geeft u het maar een goede beurt". Tops had nog nooit zoo genoten van zoo iets als van dat haarwasschen. Het speet haar. toon ze klaar was. Toen zc weer in den winkel terugkwam, wist de vrouw van den kapper niet, wat ze zag. „Wat een ander gezicht", zei ze. „Hoeveel is het?" vroeg Tops, terwijl ze ln haar zak voelde. „Vind je een kwartje genoeg, of had je op meer gerekend?" „Ik had op niets gerekend, voor ik van huis ging, want ik wist niet, dat u het zou knippen. Heeft u dan geen vaste prijzen, eooals bij ons in den winkel? Spek zooveel, suiker zooveel, soda zooveel, kaarsen zoo veel". Meneer Clepsham wachtte, tot Tops uit gepraat had, toen zei hij: „Ik wou geen geld voor het haarknippen hebben. Ik dacht, dat je gold verwnchtto voor dat laatste restje van je lianr. Knippen en wassc'nen heb je .Voor niets". „O, wat is dat lief van u; dan mag u toch wel gerust dat restje met de haarspelden voor niets hebben". Juffrouw Clipsham hield daarop nog even een praatje met Tops. Tops vertelde haar van juffrouw Alford en het zwarte pak, dat zij eerstdaags zou krijgen. „Waar wou je je geld dan voor gebrui ken?", vroeg zij. „Dat weet ik eigenlijk nog niet zoo pre cies. ik zal heel wat noodig hebben, om er heelemaal netjes uit te zien", antwoordde Tops. „Ik moet boezelaars hebben, knappe schoenen, kraagjes en ondergoed en latei mutsjes, als mijn haar weer aangegroeid is. Ik denk, dat ik het eerst schorten zal moe ten koopen". Nu was juffrouw Clipsham dien middag juist naar een bazaar geweest in do wijk van dominee Malcolm en had daar onder anderen ook een paar nette witte linnen schorten gekocht. „Die moest ik maar aan het kind geven", dacht zij bij zich zelf. „Wacht even", zei ze en ze ging ze daarop van boven halen en pakte er nog een paar lage schoenen bij in, die ze toch niet meer droeg. „Loop nu zoo hard je kunt naar juffrouw Gubbins terug," zei ze. „Je bent hier bijna een uur geweest Thuis kun je wel zien, wat er in liet pakje zit". HOOFDSTUK XIII. Kranten-als deken. Ondertusschen voelde Toby Hatchett zich heelemaal niet op zijn gemak, dat Tops zoo uit was r 'nopen, zo; der te - ggo:i, waar zij hee* ging en nu duuronuunog zoo lang uitbleef ook. Toen de klok tien uur sloeg, begon hij te vreezen, dat hij zich mis schien toch nog in haar vergist had. Het sloeg juist half elf tien zij eindelijk terug kwam. Zij zei niet waar zij heen geweest was, en dat verontrustte Toby nog des te meer. Hij begon bang te worden, dat hij haar mis schien niet had moeten recommandeeren aan juffrouw Gubbins. „Hoe gaat het nu met haar?" fluisterde Tops, terwijl ze in de richting van de keu kendeur keek. „Daar heb je je toch zeker niet erg be zorgd over gomaakt te oordeelen naar den tijd, dat je weg bent gebleven", antwoordde Toby bijna knorrig. „Dat heb ik wel. Ik dacht niet, dat Ik zoo lang weg zou blijven". „Dat is 't gewone excuus, Tops. De men schen meenen het nooit, als ze iets ver keerds doen", antwoordde Toby op gestren- gen toon. Tops staarde Toby verbaasd aan. Zoo had hij nog nooit tegen haar gesproken. Wat kon hij bedoelen? „Ik heb, zoover ik weet, niets gedaan, dat ik niet doen mocht, Toby", zei ze. „Om den eersten den besten avond al uit te loopen, dat doei niet denken aan een fat soenlijk dienstmeisje antwoordde Tobv. ,'t M as juist, opdat ik er wat fatsoenlijker zou uitzien, dat ik er op uit ben gegaan, toen ik eenmaal bezig was, heb ik liet maar een beetje degelijker in orde la ten brengen". „Wat bedoel je? Waar heb je het over?" „Nu, als je het dan weten wil, dan zal ik het je van het begin af vertellen. Toen ik uitging, was ik van plan naar meneer Clips ham toe te gaan. Ik wou hem de rest ook geven, als ik het eraf had genomen, om bij het andere te doen, omdat het er natuurlijk precies bijkwam". Waar ter wereld had Tops het nu toch over? Toby begreep er niets van, maar hij besloot te wachten, totdat zij uitgepraat had en haar niet in de rede te vallen. Dus ging zij voort: „Toen ik daar kwam, zei meneer Clips ham tot mijn verbazing, dat hij het er zelf af wou nemen, en hij nam me mee naar een kamer, zooals je hem nog nooit gezien hebt, Toben; allemaal spiegels en waschkom men en borstels en haarwateren en oudeur. Je kunt niet gelooven, hoe mooi het er was. Toen zei hij, dat ik moest gaan zitten en toen ging hij naar een groote kast en haalde er een grooten, witten mantel uit en sloeg dien om mij heen. Ik daoht: wat zal dat worden? Hij begon me toen te knippen. Ik •as bang, dat ei- nooit een eind aan zou ko- icn. Eindelijk zei hij „Je bent klaar, of je moest nog gcwasschcn willen worden". En dat wasschen wr« gewoonweg heerlijk. Je het niet k -n gelooven, en toen ik mijn oogen opc. ed, zag ik er zóó uit!" En triomfantelijk trok Tops de muts van haar hoofd, opdat Toby het wonder zou kun non aanschouwen. „Wei, heb ik ooit!", was al, wat hij zeggen kon. Juffrouw Gubbins was eindelijk wakker geworden van al het gepraat „Ik geloof, dait jij er veel te veel praatjes op nahoudt, meidlief", riep ze. Tops schrikte en liep zaohtjes naar haar toe. Juffrouw Gubbins merkte dadelijk het verschil op en had bijna haar goedkeuring j er over uitgesproken. Ze zei echter alleen: „Dat is wed .een beetje beter, maar vergeet niet „mooi is, die mopi doet". Het wordt wel tijd, dat je me wat avondeten geeft, en Toby moet noodig zijn kop chocolade hebben". Tops haastte ziah, om gauw wat klaar te maken voor juffrouw Guibbins en daarop gaf ze Toby zijn kop chocolade. Toen ze daarna den boel had afgewassohen, deed ze alles wat ze kon, opdat juffrouw Gubbins gemak kelijk zou liggen. Daarop moesten ze over leggen, waar zij zelf slapen zou. „Ik heb geen andere slaapplaats voor Je, dan de canapé op mijn slaapkamer", zei juf- brouw Gubbins aarzelend. „Die is tocih veel te goed voor mij", Tops. „Ja, ik voel er. ook niet veel voor", juffrouw Gubbins, „maar je moet toch er gens liggen. Wees vooral voorzichtig met al les. In de kast ligt een deken, maar onder de toonbank liggen nog wat kranten, neem die mee en leg die eerst over je heen en den deken daar bovenop." „Ja, juffrouw", zei Tops. „Ik zal overal goed voor zorgen". Toen ze dien nacht daar op de canapé lag, toegedekt met couranten, liep haar hart over van dankbaarheid, dat ze een bedek king gevonden had, en ze voelde nog eens naar het gouden medaillon. „Och, Heer", bad ze. „geeft U, als je blieft, dat ik mijn grootvader en grootmoeder en vader en moeder nog eens tot eer mag strek ken, en helpt U mij lief en verdraagzaam te zijn tegenover juffrouw Gubbins". Toen bedacht zij, dat zij het pakje, dat juffrouw Chpshara haar gegeven had, in den winkel had laten liggen en dat zz nog niet eens wist, wat er in zat Ze had grooten lust, om stilletjes naar beneden te sluipen, om het te halen, maar ze was bang, dat ze juffrouw Gubbins storen zou, als ze het deed. Ze kon echter den slaap niet vatten. Opeens hoorde zij juffrouw Gubbins kreu- nen. „Och heden", daoht ze, „zou ze zoo"n pijn hebben! Ik zal maar eens even naar beneden gaan en zien, of ik iets voor haar doen kan. Misschien kan ik dan mijn pakje meteen .mee naar hoven nemen". Ze schoot gauw haar kleeren aan en liep naar beneden, en hoorde van juffrouw Guö bins, dat zij werkelijk enge pijn had. Tops stak het lioht aan en keerde het kus sen van de zieke om. „Zou u niet ergena trek in hebben?" vroeg zij vriendelijk. „Hoe komt het, dat je mij hebt hooren kreunen?" vroeg juffrouw Gubbins. „Sliep je dan niet? Ik dacht, dat die canapé nog al zaoht was". „Het is alles even heerlijk daar boven op f kamer, daar moest ik maar aldoor aan denkén en daarom sliep ik nog niet". Juffrouw Gubbins dacht weer aan haar nette slaapkamertje en hoopte, dat Tops het vertrek ook netjes zou houden. „Bedoel je, dat de canapé zoo gemakke lijk lag, dat je daardoor niet slapen kon? Dat is een vreemd verhaal. Gewoonlijk ia het, hoe zachter het bed, hoe gauwer je slaapt"; en ze zuchtte, toen ze dacht aan de mooie doken, die ze al jarenlang bespaard had en werd1" dat kind Van Wells 8cbruikt „Ik lag best. Ik had me goed toegedekt mat ae kranten, zooals u gezegd had." V j„ h- ?eker dnni' dc deken over heea gelegd zei juffrouw Gubbins snibbig. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10