ZONDAIGSBLAD SCHAAKRUBRIEK. m m i WM i m i tk i m if i i A ïüjl i m m m i m B i L Si §5 m j a kijk. NIEUWE LEIDSCHE COURANT 1 1 1 - p.*l: iiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!i!iiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiii[iiiiiniiiiiiiiiiiiiuiu!iiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiniii:iiiii Redacteur: W J H. CARON, Haarlernmermeerstraat 168, Amsterdam-W lllllllllllllllllllllllllllllll!||lllll!ll!llllllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllll!llllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|||||||||||||||||||||!llllllllll|||||||||||||||||||||||||||||IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIliP Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. EINDSPELSTUDIE VAN W. STEINITZ Wit begint en wint Wit (4): Ke7, Lh4, pi.gG, h6 Zwart (2): Kg8, Thl Probleem no. 217 Van: M. M. BARULIN 1 IIP Ut a SS n H ia ;a: Q Wit begint en geeft mat m twee zetten Wit (9): Kbl, DgG, Tal, Th2, LaO, I.f2, Pd3, Pgl, pi.e3 Zwart (6): Kfl, Dd4, Pb2, pi.b3, el, h3 Oplossing van probleem no. 215 Van: S. LOYD Wit (7): Kal, D1.7, Thl, La2, Pb3, Pgl, pi.e2 Zw. (10): Kcl, Td2, Th8. Lg8, Pe8, pi.c2, c3, dl, e0,-fl Mat in twee zetten. Sleutelzet 1. e2—ell Oplossing van probleem no. 218 Van: A. HAJEK Wit (G): Kb8, Da8, Pa5, Pbl, pi.b2, gG Zwart (6): Kc5, pi.b3, b5, bG, eG, gö Mat in drie zetten Sleutelzet: 1. Da8—f3 Nu dreigt 2. Df3—c3f enz. Varianten: 1KcGXbl; 2. Df3—f8t enz.: 1Kc5dl; 2. Pa5—b7 enz.; 1Kc5dG ,(of e5); 2. Pa5-b7t enz. Goede oplossingen ontvangen van: E. Droppert (215, 210). Rotterdam; Ph. J. van der Linden (215), Lei den; L. Mol (215, 21G), Loosduinen; H. T. Nieuw huis (215, 216), Amersfoort; M. Opbroek (215, 210) en II. C J. Spier (215, 216), Den Haag; J. Praag man (215) Scheveningen. EEN NIEUWE OPENING In de „Wiener Schachzeitung" bespreekt een zekere Dr. Ralogh een eigenaardige opening. Meer malen reeds heeft hij haar als zwartspcier u>ege- past De kenmerkende zetten zijn: 1. c2—cl d7— 2. d2—d4 f7-f5 De beteeken is dezer zetten omschrijft Dr. Balogh aldus: ..De idóc pnat daarvan uit. dat Wit met I. c2—el den tegenstander in pion ei een uanvals object heeft gel loden. Naar de principes van Nim- aowitsch moet deze pion eerst geblokkeerd (d7—dfi) #n daarna aangevallen worden (f7-f5)." Er wordt ook een klein tabellarisch overzicht door hem gegeven, waaraan wij de volgende vari anten ontlcencn: of 5. dld5 G. elXfS Nog te onderzoeken is 6. f2- c7cO 7. DdlXd3 B. 3. clXf5 4. Lfl—<13 5. Ddl—h5f 6. Ld3Xf5 7. Dh5Xf5 of 5. Ld3Xf5 6. Pgl—f3 7. Lel—e3 8. c2c3 9. Pf3—<12 To onderzoeken 9. Db3 Pa5; f4 Pe5Xd3t; 7. c2Xd3! Pe5Xd3t Dd8—d7 Lc8Xf5 Dd8d7 g7—g6 Dd7Xf5 g6Xf5 enz. Dd7Xf5 Pb8c6 e7e5 e5el Stand na 9Pg8—f6 i I Wm 1up ijiiP mm Ongetwijfeld is deze opening do moeite van verdenken wel waard. Een nader onderzoek zal de theorie vooruit brengen, ook wanneer deze opening niet gunstig is voor zwart. Men ziet ook nu weer, dat de mogelijkheden van het schaakspel nog lang niet uitgeput zijn, ondanks de vrees van een grootmees ter als Capablanca voor den remise-dood. ITALIAANSCHE OPENING Onderstaande partij werd ons toegezonden door een paar lezers. We geven haar hier een plaats, daar de fouten op juiste wijze weerlegd worden, wat zeer leer zaam kan zijn. Wit: S. Zwart: O. 1. e2—cl e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Lfl—cl Dd8—fG? (Een kapitale fout Hier moest Lf8—c5 gespeeld, het eigenlijke antwoord in de Itaiiaansche partij of anders 3Pg8fG, waarna het „Twcepaar- denspcl in de nahand" ontstaat. Waarom de tekst zet zoo slecht Is, toont wit met zijn nu volgend ant woord. De Dame wordt aangevallen en wit wint zeer belangrijke tempi. In deze opening kan DfG wel ge speeld worden, indien eerst c2—c3 is gespeeld ca dus 't gevaarlijke Paard niet kan oprukken.) 4. Pblc3! Lf8—c5 (Nu is het een Itaiiaansche partij geworden, snaar met een zeer ox^nsug varinnv »oor zwart.) 5. Pc3d5 DfG—dG? (Ook niet goed. Do Dame had naar dS terug use- v £Olod. Nu blijft 1x8 opgesloten.) G. oo Pg8—fG 7. d2cl3 Pf6Xd5 8. c4Xd5 Pc6e7 9. c2c3! Pe7Xd5 10. Pf3Xe5! (dreigt PXf7 gevolgd door Df3) 10 DdGXcS? (onmiddellijk oo was wel het beste). 11. d3dl (of Tel met Damewinst) 11 De5—dG 12. dlXcö Dd6Xc5 13. LclXd5 14. Tfl—el Dc5d6? (Zwart verkwist zijn tempi) 15. Ddl—b3 Dd6gG 1G. Ld5e4 Tf8e8 17. f2—f3 Dg6h5 18. Le4Xh7f! Kg8-f8 19. TelXcSt (zeer juist) 19 Kf8XcS 20. Lh7e4 DL5c5f 21. Kgl—fl b7—bG! (Nu dreigt na eventueel LX&8 mat loor Labf bene vens Dc5gl—f2e2, maar wit pareert gemakkelijk)' 22. c3cl Ta8b8 23. Db3c3 bG—b5 24. b2b3 - f7—fG 25. Leled b5b47 26. Db3—<11 (of 26. LXc5 bXc;27 Ld4 met pionwinst). 26Dc5e5 27. Le3—f4 (mooi gespeeld, zwart mag niet nemen wegens LgGt en mat). 27. De5e7 28. Lc4güf Ke8—f8 29. DelXc7f Kf8Xe7 30. Tal—elf Ke7—f8 31. Tele8 mat. Een door den witspeler goed gespeelde partij. CORRESPONDENTIE J. J. H. te D.H. U was nog niet erg gelukkig, 't Bes te is even vol te houden. In den regel geeft men den moed te gauw op. Voor spelregels etc. kunt u een boekje raadplegen b.v. Den Hertog Euwe, Practischo Schaaklessen dl. 1, VanGoor, Gouda. Voor een dam- reglement moet u oij den Damredacteur zijn. Speel tijden worden voor iederen wedstrijd afzonderlijk vastgesteld. In den regel 15 18 zetten per uur, bv. 40 zetten in 2y2 uur. Ph. J. v. d. Linden. No. 214 1. Dh 2? Dhlf! Uw probleem heeft nevenoplossing door h5hG. J. P. te S. Zal uw probleem plaatsen. VARIA „KRUGER SE BESTE UITSPRAAK" Wij lezen in het maandblad „Zuid-Afrika": Krugcr was altyd gereed om met goeie advies 'a man uit 'n moeilikheid te help. Eenmaal kom daar 'n Boer by Pretoria en logeer by een van die hotelle. In uie gang sien hy 'n kennisgewing dat sö dat mens jou geld by die barman kan laat staan vir veilige be waring. Die ou kereld het 100 in sy sak en dog dat dit een goeie plan sou wees om gebruik to maak vaa die offer. Hy gee toe sy geld vir die barman. Maar too hy kom om die geld weer terug te kryf ontken die barman dat hy dit ooit ontvang het. Die ou Boer het geen getuienis nie en loop na Oom Paul met sy moeite. Oom Paul maak die volgende plan: Hy gee die Boer 'n ander 1U0 en sê vir hom om dit aan die barman oor te handig in die tcenwoordigheid van getuie. Die Boer doen dit ,Gaan vra hom nou vir daardie honderd pond, maar neem geen getuie saam met jou nie", sê Ooin Paul. Die boer doen dit ook, en kry die tweede 100 terug „Nou," sê Oom Paul, „vat jou getuie en vra hoin weer vir jou honderd pond". Weer gehoorzaam die Boer. Die barman vermoed dat daar 'n strik vir hom gclê is en gee die honderd pond terug. Iioofregter Kotze sê dat dit Kruger se beste uit* spraak was. EEN GEDENKTEEKEN VOOR DULCINCA. In de wijde vlakte van Ia Mancha, welke vlaktd door het meesterwerk van Cervantes onsterfelijk is geworden, ligt het dorpje El Toboso, het vaderland van Dulcinea, aan wie Don Quichotte, „de ridder van de droeve figuur" zijn liefde had gewijd. Slechts eenl- ge windmolens rekken hun naakte armen naar den heme! uit en herinneren aan een der heldendaden van den beroemden zoon van dit landschap. In deze vredige eenzaamheid zal men nu een groot gedenkteeken oprichten, hetwelk de herinnering aan Dulcinea van Toboeo zal bewaren. Het ontwerp is af komstig van den beeldhouwer Garci-Gonzalez. Het monument krijgt een geweldig voetstuk, waarin een klein Cervantes-museum zal worden ingericht Het is met een prachtig fries en met een beeld van den dichter versierd. Twee trappen voeren naar het eigen lijke monument, waarvan do soldeel met de figuren an Don Quichote, Sancho Pnnja en ccnige andera personen uit den roman versierd is, terwijl de ge- heele bouw wordt versierd door het standbeeld van Dulcinea, die niet wordt voorgesteld door een een- oudig boerenmeisje, zooals de wereld haar zag, maar la ean heldin, zooals haar gloeiende vereerder haar in tijn verbeeldingskracht had geschapen. ZATERDAG 17 MEI t ,.J N°. 20 - JAARGANG 1930 MIJ VOOREERST En Ella zelde tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan en breng mij dien hier uit: doch voor u en uwen zoon zult gij daarna wat maken. X Koningen 17 13. Was het niet wreed van den profeet Elia, aan de weduwe te Zarfat den eisch te stellen, dat zo van haar laatste meel en olie eerst voor hem nog een kleinen koek zou bakken? Eerst had hij haar een weinig water gevraagd. Toen zij het ging halen had hij haar achterna ge roepen om een bete broods erbij. Daarop had ze hem haar gebrek verklaard: nog een handvol meel en een weinig olie had ze in huis; het hout dat ze had bijeengegaard moest dienen om voor haar en haar zoon de laatste spijze te bereiden, en dan bleef hun niets anders over dan te sterven. En nu zegt de profeet: doe zooals gij zegt, maar maakt eerst voor mij een kleinen koek daarvan en breng mij dien hier, en daarna kunt go voor uzelf en uwen zoon wat maken. Is, zoo zoudt ge zeggen, ergerlijker egoïsme en wrecdcr spot denkbaar? Ja, als hij er niet op had kunnen laten volgen: Zoo zegt de Heere, de God Israels: het meel van de kruik zal niet verteerd worden en de olie der flesch zal niet ontbreken tot op den dag dat de Heero regen op deft aardbodem geven zal. Maar daarmee keert het nu ook op eens om. In plaats van oen wreede eisch is het nu een belofte van rijke en milde Goddelijke ontferming. Daarom heeft hij ook het pijnlijke dat er voor haar in zijn verzoek kon liggen vooraf ondervangen door haar aan te spreken: Vrees niet! Vrees niet, dat dit txw laatste spijze zijn zal en gij van honger zult moe ten sterven. Vrees niet, want ik hob u iets geheel andere te zeggen. En dan komt hij voor den dag met zijn vraag, eerst Zelf een kleinen koek van haar deeg te mogen hebben. Daarmede stelt hij haar geloof op de proef. Een Zware proef, die maar weinig verlicht wordt door zijn vraag om een klein stuk gebak. Doch zij heeft de proef doorstaan. En ze is niet beschaamd. Het geloof van deze vrouw is te meer verwonderlijk omdat ze niet uit Israël is. Zarfat behoorde tot Sidon, en uit Sidon was juist do Baülsdienst door Izcbel in het rijk der tien stammen overgebracht. En in Lucas 1 26 wordt deze weduwe genoemd in tegen stelling met de „vele weduwen in Israël" tot welke Elios niet gezonden word. Zij was dus een heidcnsche vrouw, maar die toch wel gehoord had van Israels God. Want Zarfat lag dicht genoeg bij de grens van den stam van Aser, die aan Fenicië paalde. Hoever haar kennis van den Hecre ging weten wc fciet Maar zooveel blijkt toch wel, dat zo onderscheid moest gezien hebben tusschen den dienst van Jehova en van BaSl. Al was do vcreering van Jehova ook vervalscht door den kalvcrdionst die ook te Dan in het Noorden des lands werd geoefend, zo was toch nog altijd iets anders dan de aanbidding van Ba&l. De Ba&lsdienst had haar blijkbaar teleurgesteld. En in bange vertwijfeling hoeft ze reed3 afgezien van Allo menschelijke en goddelijke hulp. En nu opeens, daar komt tot haar do man in de kemelsharen mantel, die haar In den naam van Israëls God aanzegt, dat zij geen gebrek zal hebben, dat zij op wonderdadige wijze In hot leven zal worden gehouden. En ja, dat woord gaat er bij haar In, zij grijpt het aan in het geloof dat die God van dat voor haar vreemde volk machtig Is te doen wat haar in zijn naam beloofd wordt. Zo is in dit geloof niet beschaamd. Zoo eenvoudig tvcg wordt het verhaald: „on zij ging hoen on deed naar het woord van Elia; zoo at zij en hij en haar huis vele dagen" (vs. 15). Tenvijl Israël onder den druk van Izebel gekluis terd is in de afgoderij en zijn eigen God verlaat en vergeet, wordt hier in het heidensche Zarfat de red dendo macht en trouwe ontferming des Heeren openbaar. En de profeet des Heeren, die uit zijn eigen land heeft moeten vluchten om zijns levens wil, mag hier in hot vreemde land leven uit de hand zijns Gods, die deze weduwvrouw heeft verkoren om zijn knecht in het leven te houden (vs. 9). Deze geschiedenis is beschreven tot beschaming van Israël. En al3 de Heere Jezus bij zijn eerste prediking in de synagoge te Nazaret deze geschiede nis in de herinnering terug roept met het gelijksoor tige voorbeeld van de reiniging van Na&man den Syriër waarbij de „vele melaatschen in Israël" wer den voorbijgegaan, dan waren allen in de synagoge met toorn vervuld (Lucas 4 25—28). De gehoorzaamheid van deze weduwe was een blijk van haar geloof in Israëls God en het woord van zijn profeet Zonder dat geloof zou ze het onmogelijk hebben kunnen doen. Hoe, haar laatste bete zou ze nog doelen met dezen vreemden man? Maar or is in haar binnenste geen twijfel. Ze doet wat haar gevraagd wordt. De eisch lijkt haar bij het uitzicht dat zijn belofte haar opent In het minst niet zwaar. De ruil was voordeelig: één kleine koek, en daartegenover wordt ze voor gebrek bewaard tot den dag toe, dat de Heere regen op den aardbodem geven zal en het land zijn vrucht zal geven. Zoo zag ze het door het geloof. Maar Israël had voor des Heeren almacht geen oog. Die eisch nu, waarmede Elia tot deze weduwvrouw kwam, is praktisch hetzelfde wat onze Heere Jezus eens uitsprak in dat bekende woord: Zijt niet bezorgd zeggende: wat zullen wij eten? of wat zullen wij drinken? of waarmede zullen wij ons kleeden? Want alle deze dingen zoeken do heidenenl want uw hemelsche Vader weet, dat gij allo deze dingen behoeft Maar zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid, cn alle deze dingen zullen u toegeworpen worden (Matth. 6 31—33). Zou daarom het voorbeeld van do weduwo van Zarfat ook ons niet wat hebben te zeggen? Zouden wij het ook als zij gewaagd hebben op het woord des Heeren onze laatste bete te doelen met. zijn knecht? Of, indien ge zulk een proef te zwaar mocht achten, durft ge het dan aan met het woord van Jezus uwen Hecre: zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid, en alle andere dingen zullen u toegeworpen worden? Let wel, niet of ge uw instemming betuigt met dit woord, maar of go als het er op aankomt in overeenstemming daarmede handelt. Er wordt dezer dagen veel geklaagd over achter uitgang in zaken. Met name de landbouw verkeert in nood. Het is nog wel niet zoover gekomen als met de weduwe van Zarfat, die aan haar laatste handvol meel en haar laatste scheut olie toe was. Daar is het zelfs nog verre van af. Die ongunst der tijden nu, is die niet telkens weer voor menigeen aanleiding om zijn steun voor de kerk en allerlei zaken van Gods koninkrijk in te krimpen? Niet alleen nu, maar ook vroeger. Terwijl maar, o zoo zelden voorspoed vanzelf tot milder geven beweegt. Daarom mogen we met de geschiedenis der weduwo van Zarfat voor oogen onszelven wol eens de vraag stellen: zou ik het er ook op gewaagd hebben? Allicht dat ge hierop antwoordt: O gewis, indien ik er maar even zeker van was als zij, dat. God het mij zou vergoeden. Doch ook dit laatste valt uit de handen. Want zeker, een belofte als die welke Elia aan de weduw vrouw te Zarfat deed wordt u niet gedaan. Maar hot woord van Jezus dan over het eerst zoeken van Gods koninkrijk? Laat ons het maar erkennen: het geloof van die heidcnsche vrouw maakt ons beschaamd. Haar daad staat gelijk met wat die andere weduwe uit het Nieuwe Testament deed, aan wie Jezus getuigenis gaf, dat zij van haar gebrek, al den leeftocht dien zij had, geworpen heeft in de schatkist (Lukas 21 4). Die erkenning moet u niet wrevelig maken. Ge moet het ook niet trachten na te doen. Want zulke daden zijn niet na te doen. Maar wel is er dit van: zoo ge bij de noodzaak van bezuiniging in do verzoeking mocht komen daar« mede te beginnen bij de zaken van Gods koninkrijk) dat go dan die verzoeking weerstaat Daarop beknib belen niet het eerst, maar hot allerlaatst Juist zooals Elia haar vroeg: Maak mij voorccrat een kleinen koek van wat ge hebt Rijker nog, zooals uw Heero zoido: Eerst het ko ninkrijk Gods, en het andere zal u niet ontbroken. Uw hemelsche Vader weet dat gij het bchooft. En Hij Is er goed voor. DE MEIMAAND. Do Meimaand, in zijn blij gewaad, wéér overal te blinken staat, v vol groene en versche blaren; o mcnsch, wat zal 't hierboven zijn, wat zal 't In 's homcis hoven zijn? Dat zal u, zal u varen 1 Vergeet toch uwen Schepper niet, f als g' hier Zijn schoone Meimaand ziet, 1 en tracht Hem niet te onteeren, V in woord of werk 't zij vroeg of laat. t i maar peinst hoe dat 't hierboven gaat, t in 't ecuwig huis des Ilceren! 't En duurt hier niets, hoe lief cn schoon 't mag hectcn; maar do homolkroon zal nimmermeer verslenzen: ontvangt dan dat gij hebben meugt des hemels onverwelkte vreugd ver boven do aardscho grenzen. GUIDO GEZELLE. j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 11