L 148 weg niet open. Zoo vlug als haar oude boenen het haar toelieten, klom ze op den donkeren zolder, maakte het emmertje open en haalde den inhoud lit. We .kunnen begrijpen, hoe groot haar blijdschap vaa, toen al die mooie dingen voor den dag kwa- nen. Zij was nu de rijkste vrouw van het land. Met haar bevende vingers reeg ze de kralen aan ei draad en hing ze om haar hals. Ze dood gouden i alvcren ringen om haar armen; om haar boenen n haar 001x11 en zag er toen uit als en prinses. Natuurlijk liet fcc haar schatten ook aan ha. buren zien. Het spreekt vanzelf, dat die zeer jdlotjrsch waren op de vrouw. Vooral één buurvrouw was i die niet zien kon, dat de arme vrouw zoo ihcc rijk geworden was. Ze vroeg haar, hoe ze aan al die schatten kwam en toén ze het heole verhaal boord had, besloot ze den krokodil te gaan zoeken. Misschien zou hij voor haar ook wel wat hebben. ?n volgenden morgen ging de jalocrschc buur vrouw er op uit om haar geluk te beproeven, emmertje van bladeren gemaakt, begaf zo r den oever van de rivier. Daar liet ze het met opzet vallen en ook haar emmdrtje dreef weg i den stroom. Ze zette zich op een grooten steen f i begon te huilen, alsof ze verdriet had. Toen i den koning der visschcn, maar deze verscheen, niet. Daarna riep ze den koning der garnalen, n die kwam ook niet. Dcn.riep ze den koning der krokodillen on kwam spoedig aanzwemmen. „O, koning, help me toch", schreide ze, „mijn han- len en mijn knieën doen zoo n pijn en mijn cirir je is weggedreven met den stroom". „Ik wil je wel helpen, maar dun moet je voor ook iets doen". „Met alle genoegen, heer koning". „Ga dan maar op mijn rug fitten, dan zal ik je naar mijn huis brengen". Verheugd zette do vrouw ziph neer op den broeden *ug van den krokodil en kwam in zijn huis. Daar lag de kleine, groene krokodil op 't witte zand. De vrouw nam licm in haar armen en begon hein te „Je moet er ook een lic>dje bij zingen", zei de ko ning. Toon begon de vrouw te zingen: „Mijn moeder heeft twee tanden in den mond en mijn vader heeft neus als een stuk hout". xm de krokodil dat hoorde, werd hij erg boos, want hij voelde, dat dc vrouw liet liedje zong hem te bespotten. Hij had maar twee tanden in den bok en zijn neusnu ja, dot wus een gewone krokodillcnncus en die lijkt wel een beetje op stuk hout. Toornig zwom hij weg, vast besloten dc vrouw te straffen voor haar ongepast liedje. Na korten tijd vond hij het emmertje en zwom ermee naar grot. Ilicr vulde hij 't emmertje met adders en slan- cn bond er toen een touw om. j vrouw was zeer blij, toen ze liet dichtgoliondcn aertje van den krokodil ontving. In baar ge dachten zag ze al do mooie dingen, die er in zaten. la nu haar huis", zei de krokodil, „en maak 't emmertje open op den donkcix-n zolder". De koning bracht de vrouw naar haar huis. Wat zou zich mooi maken, even mooi als haar buurvrouw. Ze strompelde met haar oude boenen den ladder op naar den zolder, maakte het luik r dicht en maakte 't emmertje open. Vol verlan gen stak ze haar hand er in, om dc schatten i don dag te halen. Hoe schrok ze echter, toen cr geen schatten te voorschijn kwamen, maar adders en slangen. Die vielen op de vrouw aan en doodden haar. Zoo werd ze gestraft voor haar bcgecrigheid. (Naverteld.) ONS TEEKENHOEKJE 'n Aardig boertje, geteokend door ''an Roosma, 10 jaar, Haarlem. Zen tevreden rookcr> £ten onriutstoker. HET VROEGE 1UEVITSEI. Piet Smul fad in de schuit'van Leiden op Den Haag En toefde bij het roer, terwijl een Maartsche vlaag Verkeerde in zonneschijn; daar kwam een knaap gcloopcn: „Een kievitsei! Wie wil 't voor twee zesthnlvcn koopen?" „'t Is vroeg", zei Smul, ik neem 't voor een zesUialf". „Zeg twee", Mijnheer; ik geef li 't ei in 't mandje meel" De koop lukt en dc schuit wordt van den wal gestooten M6t roept de knaap: „Mijnheer, haast was me iets ontschoten: Het vuur diént voor uw ci niet al te hard gestookt, Ons grootje heeft het al verleden jaar gekookt". A. W. C. STARING. DE BEGEERIGE BUURVROUW. EEN TIMOREESCHE LEGENDE Een oudo Timorceschc vrouw ging eens met haar emmertje, van bladeren gemaakt, naar dc rivier om water té halen. Ze struikelde over een steen en viel. Ze bezeerde baar knieën en haar handen, terwijl haar emmertje in het water terecht kwam en weg dreef met don stroom. Bedroefd ging dc vrouw op ecu grooten steen zitten en klaagde: „Och, mijn handen en mijn knieën; och, mijn emmertje". Toen riep zij den koning der visschcn: „Och koning, help me toch! Mijn handen en mijn knieën doen zoo'n pijn en mijn emmertje is weggedreven met den stroom". Maar dc koning der visschcn gaf geen antwoord. Toen riep ze den koning der garnalen, maar dio hield zich ook doof. Tenslotte riep zc den koning dor krokodillen en die luisterde naar haar geroep. Hij zwom naar don kant en vroeg, wat zij wilde. „Och, koning, help ine toch! Mijn handen en mijn knieën doen zoo'n pijn cn mijn emmertje is wegge dreven met den stroom". De krokodil bad een goed hart en kreeg medelij den niet de oude vrouw. „Ik wil je wel helpen", ant woordde hij, „maar dan moet je mij ook een dienst bewijzen, dan moet jc op mijn kind passen". Daar had do vrouw geen bezwaar tegen. Zo ging op den breoden rug van den krokodil zitten en deze bracht haar naar zijn huis. Uitgestrekt op 't helder witte zand, lag daar het kleine groene krokodillen- kind. Do vrouw nam hot in haar armen cn begon het te sussen. „Je moet er ook een versje bij zingen", zed dc kro kodil. En toen zong ze: „De sarong van mijn moeder is geweven met figuren van bloemen en vogels; dc gordel van vader blinkt als zilver". Dat vond do koning erg mooi, want hij begreep wel, wat de vrouw bedoelde. Ze zong dat liedje ter eere van zijn fraai geteekenden rug en zijn schit terend witten buik. „Zing dat nog eens", vroeg hij. En aldoor zong de vrouw het mooie versje. Eindelijk zwom de krokodil weg oin 't emmertje van de vrouw te zoeken. Met forschc slagen zwom hij do rivier nf en het duurde niet lang, of li ij zag 't emmertje drijven. Hij nam het in zijn grooten hek en bracht hot naar zijn schatkamer, llij had beslo ten dc vrouw een grootc bclooning te geven voor haar liedje. Hij vulde dus 't emmertje met gouden en zilveren sieraden on roodc kralen. Toon bonfl hij er een touw aan en bracht 't emmertje aan de vrouw, die nog steeds het krokodillenkind in haar armen suste. „Hier is je emmertje «terug en wat er in zit is voor jouw. Maar j^- mag het onderweg niet open maken. Ga naar don donkeren zolder van je huis. sluit het luik en maak dan het emmertje open. Do vrouw bedankte don koning, ging weer op zijn rug zitten en kwam veilig thuis. Ze was gelukkig niet nieuwsgierig en maakte liet emmertje onder- DE BEIDE ZWERVERS. EEN VERHAAL UIT DEN TIJD DER KRUISTOCHTEN Nadruk verboden. II. Maar dat viel mee. Wulfcrt zat al gekleed cn wel aan de ruwhouten tafel, terwijl Moeder Brcchte bezig was hem zijn oc.htcndbrood te geven, 't Waren een paar stevige sneden tarwebrood belegd met flinke schijven ham, 'n houten nap met melk zette zc er nevens. Gewoon lijk was vrouw Evaers niet zoo royaal, 'n plakje schapenvloesch was evengoed als ham, oordelde zij, maar vanmorgen maakte ze een uitzondering, om dat Wulfert zoo'n verre wandeling moest gaan ma ken. .Morgen vader", zei Wulfert. „Zoo Wulf, bon je uit de voeren; nu dan eerst maar eens flink eten en dan op stap, en een beetje voort maken, want je bent nog zoo niet terug. „Ik zal Wulf wat brood meegeven Hare, dat, zal t JUIST OMGEKEERD „Jan", vroeg de meester één der jongens op do eerste bank, „vertel me eens, hoe was do familiever houding tusschen Prins Willem van Oranje en Prins Mauri Is?" „Prins Willem was een broer van Prins Maurits", luidde vlot liet antwoord. ,sls dat ZOO?" vroeg do -meestér nu aan Klaas. „Neen, meester", antwoordde deze, „het was juist omgekeerd SOLDATEN-EXAMEN Officier: „Waarop heeft een' soldaat te letten, dio met oen sjiooitrein door een tunnel rijdt?" Soldaat: „Hij nmg hoofd of armen niet uit de wa gon steken". Officier: „Waarom niet?" Soldaat: „Opdat bij de tunnel niet zal bescha digen". LACHPLAATJE EVENTJES LACHE.N beste zijn, want hij zal onderweg wel honger krijgen". „,la doe dat, dan kan hij er togen; 't zadel ligt ge reed Wulf; doe cr voorzichtig mee, want ik wil niet, dat het beschadigd overkomt". Wulf knikte. Blijkbaar was hij in z'n gedachten met wat andere bezig cn hoorde hij vaders opmerking maar half. „Mag Quirijn mee vader?" vroeg hij opeens. „Och waarom nu jongen? Als je alleen bent schiet je veel vlugger op, ben je samen dan moet je overal naar kijken en je staat voortdurend stil". Maar Wulfert gaf den kamp niet op. ,,'t ls zoo'n verre reis, vader, en 't is veel prettiger om gezelschap te hebben. Als ik alleen ben moet ik ook geregeld liet zadel dragen, nu kan Quirijn het nog eens voor me dragen". Quirijn was 'n jongen van Aagt Acrnouis, een we duwe, die met mutsen wasschen den kost verdiende. Zij woonde in een smal steegje niet ver van llarc Evucrs' huis verwijderd. Het laatste argument, dat Wulicrt aanroerde, gaf bij moeder Brcchte den doorslag. t ls waxr wat de jongen zegt, Hare", zeide zc, „laat ze samen gaan; ze kunnen elkaar bijstaan als cr iets kwaads hun overkomt". „Och-wat vooi kwaad zou er gebeuren? Maar vooruit laat Quirijn maar meegaan, maar opschie ten hoor, denk er om jc weet, dat ik daarvan lioiul Die belofte was spoedig afgelegd en nauwelijks had Wulfert het laatste hapje brood op cn z'n kort dankgebed opgezegd of hij was do straat ul op oiu z'n vriend tc gaan roepen. Quirijn'kreeg verlof van z'n moeder, na vooruf be loofd tc hebben in elk geval voor poortsluiten weer thins to zullen zijn cn samen kwamen zc nu in het pothuis, om het zadel tc halen. „Je weet.er alles van Wulfert, in Houten moet je zijn bij den taveerne-houder Syvaert den boogerd- man, Al jaren woont hij in de taveerpe, van Houten, laat eens kijken al in het jaar onzes Ileeren 1180 kroeg lhj vergunning van onzen beer den bisschop om een taveerne, tc houden. Nu bij SyVaert moet je het zadel brengen cn zeggen, dat het van llarc Evaers komt dan is de zaak al in orde. Goed begre pen Wulfert?" „Ja vader". „Jij hebt dc boodschap ook gehoord Quirijn? Bij Syvaert mag je 'een poos rusten, maar dan kom jc ook weer vlug terug; voor 't poortsluiten binnen, denkt er aan hoor?" De jongens beloofden stipt aan alles tc zullen denken. „Vooral voorzichtig zijn kinderen", vermaande moeder Brcchte nog, „en moge God cn de lieve hei ligen je beschermen cn je: Weer veilig thuis bren gen". Ze hoorden dc laatste woorden van dc bezorgde Brcchte al niet meer; ze waren reeds op straat cn midden tusschen een koppel hoenders door namen ze hun weg naar de stadspoort. 't Was nog vroeg, nauwelijks zeven uur toen ze de poort doorstapten, die reeds om vijf uur geopend was. Oude. TeynL zat in 't poorthuisje, mét dc deu ren open. Hii beantwoordde den luidruchtigen groet van de jongens half "brommend, half lachend. Ze droegen het zadel tusschen zich in, dat was gemak kelijker vonden ze cn vroolijk liepen ze nu den weg op, die liep in de richting van Wijk, do plaats waar vroeger het oude Dorestad had gelogen. De jongens babbelden over alles en nog wat. Ze hadden weinig oog voor de schoone wei- en bouw landen, waarlangs hun weg liep, maar waren alleen druk met hun eigen zaken. Eindelijk kwam Quirijn op een onderwerp, waar over zc bijna den ganschen weg over bleven praten; dat was over den kinderkruistocht. Quirijn had er iets over gehoord vim Leunis, den lakenkoopman, die nn z'n bezoek bij llarc naar dc weduwe Aernouts gegaan was, die uit hoofde van haar beroep 'n goe de klant van Leunis was. Hetzelfde nieuws, waarmee Leunis Hare gelukkig had gemaakt, had hij ook opgcdischt bij dc mutsen- maakster cn Quirijn had het verhaal gehoord. De beide jongens stelden veel meer belang in dc zaak dan Hare en Leunis. Zij praatten er over of ook in de lage landen die kruistocht gepredikt zou worden en eindigden met het kloeke besluit om, indien er ook in Utrecht jon gens aan dien kruistocht zouden deelnemen, zij er ook aan mee zouden doen. „Ik mag best van moeder," verzekerde Quirijn. „Ik ook wel van vader," meende Wulfcrt, maar dc toon, waarop hij het zeide, deed wel uitkomen, dat hij van diens toestemming nog zoo heel zeker niet was. Ze gingen zich nu verdiepen in al de avonturen, die ze dan beleven zouden. „En geloof maar, dat we geld zullen verdienen," zei Wulfert, die in dit opzicht op z'n vader leek, „Jongen, Quirijn, die Turken moeten zoo verbazend rijk zijn en jc begrijpt toch, dat we zc al dat geld afnemen, als we dc overwinning behaald hebben." „Ja, dut spreekt van zelf, en we zullen er zuinig mee zijn, ik geef alles aan m'n moeder, dan behoeft ze geen mutsen meer te wasschen." Z o babbelend kortte de weg mooi op. Af en toe gingen ze aan den kant van den weg eens zitten rusten, maar lang duurde zulk een rust pauze niet, want ze waren het er samen allang over eens, dat zc liever in de taveerne van Syvaert den boogerdman een lange poos wilden rusten, dan hier aan den kant van den weg. Syvaert had achter de taveerne een grooten boomgaard liggen cn dc peren waren daar nu zeker al rijp, wellicht ook wel dc vroege appels. Syvaert was 'n goeie man, dio zou hen best in den boomgaard laten nu, en don zou den zc hun hart eens ophalen aan dc heerlijkste ap pels cn peren. Eindelijk kwam Houten in 't gezicht. Het vinnige torentje zagen ze reeds boven "dc hoo rnen uitpiekun en niet zooveel later waren zc in het dorp. Houten was maar een klein dorpje en zc behoef den dus niet te vragen waar Syvaert de boogerd man woonde. Zijn taveerne zouden ze gauw ge noog vinden, want er hing een uithangbord, waar op een groote vergulde appel was geschilderd. De naam van de taveerne stond er onder gcediilderd: „In den vergulden appel". REBUS W1/ e-T-T/ ff (Ingezonde? door Aky van Oord, Werkendam). Ze waren nog niet ver het dorpje ingeloopen, toen ze bij een kromming van den weg het uithangbord gewaar werden. „Gelukkig, daar zie ik eindelijk de taveerne!" riep Wulfcrt verheugd, „dat zadel begint me ook net genoog te vervelen." „Als we straks terug gaan zal bet heel wat pret tiger zijn, dan hebben we dat ding niet meer te dragen," zei Quirijn. „En 'n zak vol met appels voor onder weg, geloof da', maar, want Syvaert de boogerdman is een heel goed man, heeft vader gezegd; hij zal ons zeker niet zonder appels en peren naar Utrecht terug sturen." „Dat is dan ons loon voor 't brengen natuurlijk; geld behoeven we niet te hebben, maar iedere bood schapper krijgt toch z'n bodeloon. Welnu, dan zal hij ons wel appels en peren geven." Vol van de blijdste verwachtingen stapten de jongens nu op dc taveerne af. liet was een eenvoudig steenen gebouw, vlak aan den weg gebouwd. Voor het huis stonden enkele zware lindeboomen, die hun rijken bladerdos hoog •bov enhet lage dak der taveerne uitstaken. Onu.r dc boom onstond een ruwe tafel, met een bank daar achter, die de vermoeide reizigers uitnoodigde wat rust tc nemen en zich door Syvaert een potteke schuimend bier tc laten inschenken. (Wordt vervolgd.) BONT ALLERLEI EEN GROOT GETAL. 'k Zal eens een groot getal opschrijven. Kijk: .9.0, Dat is 'n- groot getalNegen honderd negen cn negentig1 Kun je denken, daar staat 9° tot dc negende. Roken .uit! Eerst dus: 9° 9X9X9X9X9X9X9X9X9. Dat is 387420-489. Roken maar na. Nu krijgen we: 3S74204S90 dus 387420489 X 387420489 X enz. Wie rekent dat even voor me uit. 't Wordt een getal, dat 1845 K.M. lang is, als je tenminste zóó klein schrijtf, dat er twee cijfers per c.M. komen. Je krijgt 370.000.000 cijfers. Jc beat er dus zoo maar niet mee klaar. Als je vandaag nog begint en je schrijft iedere seconde twee cijfers, dan ben je er zoo ongeveer mee klaar in 1990. Zie maar. Een jaar heeft 60 X 60 X 24 X 365 31536000 seconden. 370.000.000 gedeeld door 31530000 geeft 120 cn omdat je 2 cijfers in een seconde sclmjft doe je er dus maar 120 2 60 jaar over. Maar, dan moet jc zonder rusten nacht en dag doorschrijven. Met een 8-urigen werkdag wordt het 180 jaren, Zon- en feestdagen buiten beschouwing gelaten. GEZICHTSBEDROG. Twee paar evenwijdige lijnen, volgens mij èn volgens je eigen oogen? En welke van die onderste figuren is *t grootste? Rechts hé? Mis, hoorl Alle drie evengroot. V/IE HET WEET MAG HET ZEGGEN No. 73. Aan ifma.ul werd gevraagd, waar hij hoen ging. Hij antwoordde: Hot eerste lid van den naam vaa liet stadje,, waar ik heenga, lied raagt 3/0 deel van een berg in Kléin-Azië, dicht bij den Eufraat; het tweede lid is 2/9 van ons land; de beide laatste let tergrepen vormen een stadje, bekend door een slot, dicht bij Amsterdam. Welk stadje wordt bevloeid? No. 74. Welke is d<5 langste letter van hét alfabéüi? Bijbelsch raadseL Schrijf de volgende namen onder elkaar: a. Een zoon van Abraham. b. Een richter. c. De man, die Israël uit Egypte leidde. d. Een aartsvader, c. Een profeet. f. Een zoon van Jacob. De beginletters van eiken r.a&m motden somen weer den eersten naam vormen. OPLOSf'NGEN Nos. 69—72. No. 69. room moor. No. 70. Ophaalbrug. No. 71. Hoogstraat van Botterdam (geen klinkers, naar asphalt). No. 72. Angstschreeuw. ONS KNUTSELHOEKJE VLECHTEN MET TOUW Van die plattingen, welke we de vorige week g^ vlochten hebbep, kunnen we praktische werkstukjes maken, bi!'- onder bloem- X V/ISGHERAAT PLATTE. ULEGHT4 I EMU TAKELINS n te leggen enz. Hiertoe maken we vlechten, die minstens een paar meter lang zijn. We leggen op een zijkant en hechten ze met naald en draad tot ronde of vierkante matjes. Voor deze week nog een platte vlecht, de z.j. vischgraat. Een vlecht van vier draden. Deze vkDn lijkt veel op de eerste platting. Hier vlechten wa echter 1+2 cn 3i. Dus in plaats van den eersten draad over den tweeden cn onder den derden slaat men den eersten over den tweeden en derden saro- n en onder den vierden. Ook deze vlecht leent zich uitstekend tot het maken van matjes. Fig. II en III laten ons een takeling zien. Deze maken we om het rafelen van vlechten tc voorkomen. Neem een touwtje pl.m. 20 c.M. lang en leg dit met een lus naar een der einden van de vlecht en omwoel dat laatste ge deelte van de vlecht met het langste stuk van het touwtje. De omslagen liggen stijf naast elkaar en gaan naar het oog van dc lus. Steek ten slotte het touwtje, waar jc de omwoelingen mee gemaakt hebt, door de lus en trek aan het andere einde tot de lus geheel verdwenen is. Uitstekende eindjes afknippen en je takeling te klaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 14