Guido Gezelle en de Protestanten Naar 't Heilig Pand! EZELL I GEZELLE HERDENKING 1830-1930 IiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii 'GEZELLE-NUMMER - WOENSDAG 30 APRIL 1930 kring in engere zin hadden behoord: Prof G. Verriest, Hugo Verrlest, Y'irglnie Loveling. Gabriêlle Verriest e.a. Vol waren deze van liefde voor Gezelle, en waar het hart vol van is, vloeit de mond van over. En vooral tegenover een letterkundige, die naar Vlaan deren komt met het doel van Mej. Ivuypcr. Na in 't kort een en ander gezegd te heb ben over de verhouding van Noord-Neder land in 't algemeen tot Vlaandcrens groot ste dichter, mogen wc daaraan een korte beschouwing: toevoegen over die van het Protcstantsche volksdeel tot Gezelle- Moet t.o-z. van Vondel geconstateerd, dat de wetenschappelijke en kritische belang stelling in hoofdzaak uitging van modernen en katholieken, op Gezelle s Eeuwfeest is er iets van trotsche vreugde in ons, dat ook woord Ingeleid. Hij zegt o.m.: van rcchtsch-protestantscho zijde Gezcllo I ,,Wie Vlaanderen via België wil leeren reeds jaren lang vrij algemeen gewaardeerd kennen, leert het kennen aan den zelfkant wordt. Ja vurige bewonderaars en propa- i Hij ziet slechts de verbrijzeling, de gandistcn heeft gevonden Wij noemen, in de hoop niemand anders onrecht aan te doen, drie namen. Allereerst dan die van Dr. Callenbach to Rotterdam. Voorzoover ons bekend, heeft Dr. Callen bach nooit of to nimmer over Guido Gczele een studie of bock uitgegeven en toch heeft juist hij onberekenbaar veel gedaan voor de Gezellewaardeering, speciaal bij ons Christelijke volk. Misschien na Verriest. het meeste In tallooze steden, ja tot in do kleinste dorpen toe, over geheel Nederland, in ver gaderingen van de meest uitccnloopendc soort (van dorpsjongclingsvereenigingen tot studcntoncongrcssen toe) heeft hij over do Vlaamsche grootmeester gesproken en uit zijn werk voorgedragen. Voorgedragen zoo als hij alleen dat kan. Callenbach en Gezelle hooren bij olkrmr- Wanneer men de vraag hoort stellen: Heb je Callenbach wel eens gehoord, dan luidt in nc-ecn van de tien gevallen t antwoord: over Gezelle. We hadden dan ook zoo gaarne in dit huldigingsnummer een korter of langer bijdrage van zijn hand opgenomen, maar ziekte heeft hem verhinderd medewer king te verleenen. Nimmer vergeet wie Dr. Callenbach eens hoorde de wijze, waarop hij die wondcr- «choone, ritmische taalmuziek leven cn be weging schenkt Jaren later nog hoort hij in zijn herinnering 't accent van een be paalde regel, het timbre van zekere klank combinatie. We kunnen er ons van verze kerd houden, dat velen door een Gezelle- avond van Callenbach in zich de lust ge wekt hebben gevoeld, meer van en over de Dichter te lezen. Da tweede naam, die wij noemen moeten is die van Jac. Thomson, welke in zijn ortho doxe periode (1911) in Stemmen des Tijds een studie over Gezelle schreef, die mede behoort tot. de fijnzinnigstc beschouwingen welke over hem verschonen zijn. De redactio der serie Christelijk Letterkun dige Studifn heeft daJi ook geen oogenblik geaarzeld, haar eerste bundel (192o) met dit essay te openen. Het treft ons opnieuw nu we 'de kritieken doorbladeren op deze bundol uitgebracht, dat alle beoordeelaars ho-ï veel ze overigons ook verschillen het over de bcteekonis van Thomson's studie eens zijn. We volstaan met te citeercn wat Wapenaar erover schreef (Zondagsblad 3 October 1925): ,,In eenige weinige bladzijden weel lh. net beeld van den vromen zanger alzijdig cn innerlijk-doorzic.htig te bootsccren. Deze studie leert u Gezelle verstaan in al de argelooze kinderlijkheid zijner verhouding tot de natuur, tot de natuur van Vlaanderen- land vooral; in zijn stnjdhaftigheid voor de Vlaamsche tale cn zijn \laani3chen stam, ook in al de zuivere vroomheid zijner God begenadigde ziel, die in meer dan één zin was: een priesterziol". De dorde naam die we noemen, is die van H. S. S. Kuypcr. Zij heeft in het jaar vóór de oorlog Vlaanderen bereisd, reizend bestudeerd, en wat zij zag en hoorde en opmerkte beschre ven in een boeiend, warm en inzichtgevend reisverhaal, dat veel meer dan eon reisver haal geworden is; een enthousiast, welspre kend pleidooi voor bestudccring cn waardee ring van het Zuiden door het Noorden: In het land van Guido Gezelle. „Menig Noord-Nederlander komt, schreef Prof G. Verriest, eerbiedige pelgrim, naar Vlaanderen om de wegen cn velden te aan schouwen, die Gezelle in de Kortrijksche gouwen heeft door gewandeld." Tot deze pelgrims behoorde Mej. Kuyper En zij heeft het wel getroffen. Zij bezocht liet Vlaamsohe land vlak vóór do oorlogs geosel het gestriemd had cn het land van Guido Gezelle was geworden het land van de activisten (men begrijpe dat dit geen veroordceling inhoudt, alleen het constatec- ren van een geforceerde versnelling dor Vlaamsche beweging, in welke Gezelle zeil zonder twijfel vér ten achter zou bobben moeten blijven). En voorts waren daar nog enkele personen in leven, die tot do Gezelle- king, de verbastering, tot walgons toe. Wie Vlaanderen wil liefhebben, ga naar het Vlaamsche land. Daar klopt het hart. het katholieke hart van Vlaanderen. Dien ■g is de schrijfster van dit bock gegaan Zij heeft zichzelf beginnen weg te cijferen; zij heeft willen leeren Van bladzijde tot bladzijde wordt men getroffen door met echt-vrouwclijke opmerkingsgavo waargeno men trekjes, in welke men het levende Vlaanderen herkent Men moet de mcnschen, die hier beschreven worden, gekend hebben, om van de treffende gelijkenis ton volle te genieten." Mej. Kuyper's eenvoudig reisverhaal Is een echt Gezelle-boek. Geen moment heeft de schrijfster haar doel uit het oog verloren, alles brengt ze zooveel mogelijk, met de boheerschendc figuur van Vlaandercn's levenswekker In verband. Ja, maar dat kon ook, wijl Gezelle in Vlaanderen niet dood was. Ik herinnor aan dit fragment, waarin zij vertelt hoe aan de avond van het Gul- densporenfeest te Kortrijk aan tafel zat bij Gabriêlle Verriest Hugo Verriest en Caesar Gezelle zaten mede aan. Toen, zoo zegt de schrijfster, droomde ik me vijftien jaar terug. Au aan deze disch Pref. Verriest en Hugo Verriest en een zwijgzame Gezelle in prles- tcrkleeding. En Vijftien jaar geleden In de zelfde kamer aan dezelfde disch eenzelfde groep. Toen was het Adolfe Verriest nu is het zijn zoon. Toen was het Guido Gezelle, nu is het zijn neef. Maar dezelfde namen en dezelfde geslachten en dezelfde gezichten. En dan vervolgt ze: Kent ge uit Oostloorn: De Domineesvrouw Zij hadden haar begraven. Dat wisten zij wel zeker. Maar hoe kwam het, dat zij er nog was? Nog altijd was? Hoe kon den zij haar begraven hebben? In de pastorie was zij er nog! Alleen maar in de andere kamer. Iets dergelijks kan men ook zeggen van Gezelle. in het huls van Gabriêlle Verriest. Hij leeft daar nog voort En als de gebroe ders Verriest er te gast zijn, is „'t of Gezelle leder oogenblik moet binnen komen Guido Gezelle de afwezige aanwezige in het leven van de mannen on vrouwen van welke Mej. Kuyper het benijdbare voorrecht heeft genoten de gewaardeerde gast te zijn! „De gesprekken loopen over niet anders dan Guido Gezelle, Vlaanderen cn de Vlaam sche taal," leest ge. En als ze met Verriest „op wandel" is: „En in mijn herinnering Is het mij dikwijls, als ware op die wandeling Gezelle zelf mijn gids geweest Ai de plaat sen waar Gozelle heeft geleefd, geleden en gestradon, waar hij gestorven is, werden bezocht Do vruchten van Gezelle's arbeid ón Vlaamsche strijd voor de ontvoogding van zijn volk ziet en bewondert zij. Werkelijk In het Land van Guido Gezelle is een boeiend boek, een leerzaam boek, een levendig boek, maar vóór alles een boek, warm van liefde voor Vlaanderen cn Vlaan- derons Dichter. Dat het in deze dagen van Gezelle-huldo door velen wordo gelezen of herlezen! Voorhoeve, Zwolle, GEZELLE MET PIJP. Een merkwaardige foto van den dichter. Het monument voor Guido Gezelle, Eenige proeven van Gezelle's proza moch ten in dit nummer niet gemist worden. De heer Em. de Bom, bibliothecaris Stedelijke Hoofdbibliotheek te. Antwerpen had de vrien delijkheid deze stukhen uit de. zeer zeldzame tijdschriften riond den Heerd en Logucla te doen copieerenHem zij daarvoor hier een woord van groote dank gebracht. Hadden de tegenwoordige inwoonden? van Palestina cn Jerusalem de gave Gods cn het licht om zielen te kunnen aanschouwen, hoe menigvuldige menschengcesten zouden zij tegenkomen die tegenwoordig, binst den hei ligen tijd van de Goê weke, dagelijks ter beevaart gaan naar het Heilig Land cn de gebenedide stad Jerusalem! Daar komt de kluizenaar in zijne nachtelijke bespiegelin gen, zuchten in Gethscmani, weeklagen op Calvariën, bidden over den voetstap Christi, op den top van den Olijfberg; daar komt de priester, daar komt de leek; daar komt de vrouwe en het kind, de geleerde en de on geleerde, de arme cn de rijke, alles wil ter kruisvaart en ten kruiswege in dezen tijd, 't is ecne algemeene beêvaart der zielen naar dat land dat Christus heiligde met Zijn dier baar Bloed en het zweet Zijns aanblddclijken Aanschijns. De klokken gaan naar Roomon, zegt het volk, ja, cn de gedachten gaan naar Jerusalem. Zoo ligge dan ook, voor deze maal, het vier in den lieerd uitgedoofd en verlaten, en laat ons gaan, in den geest, naar dat land van beloften, dat heilig land, waar iedereen van ons mag zoker zijn dat hij eenen voorouder heeft die daar, binst de negen kruisvaarten, zijn gebeente gelaten heeft, en rust, in afwachting^ van dc alge meene dagvaart ton oordeele Christi. De afstand van hier tot daar is licht door vlogen dank zij God en de kracht die Hij aan 't menschel ijk verstand gegeven heeft. Stoomwagens, vierschepen, en dc snelle stap des hemels kunnen iemand an korten tijd daarheen brengen, waar Christus geboren en gestorven is. Voor ons. die in den geest reizen, en, rond den heerd zittend, op Leba non of in Egyptonland verkeeren met onze gedachten, is" het nog gemakkelijker: 't en kost ons niet, of 'ten zij de moeite van 1c lezen en te aanschouwen hetgonc door dc nieuwertijdsche kunst is toebereid. Hier is dan eerst en vooral het vermaarde dal van JosaphaL Die de prente aanschouwt staat met zijnen rugge naar den noordon op den versterkings muur van dc stad Jerusalem. 'tZijn Turken dio hij daar ziet gaan of zitten op dien muur zelve. De steenenhoogte voor hem is borg Mori ah, dien Salomon vierkantte opbouwde, om er den tempel op te zetten. Beneden die vierkantte hoogte, in de zwarte diepte, aan den rechter kaut van den muur, ligt de wa terput waar de schapen in gewnsschen wierden, die mon in den Tempel slachtte, 't Was in dien waterput dat de Engel des floeren jaarlijks nederdaalde, en ieder zieke die er in ging, na des Engels nederdalen, wierd genezen. Probation (Schapondijk) hlet hij. Op die vierkantte platte hoogte stond de Tempel van Salomon, waar geen een steen meer van op den anderen ligt; 'tis nu een Mnhumodaansche lusthof, met drie vier Ma- humeóaansche tempels, die eertijds Chris- tenc kerken waren. In 't midden staat de heilige rots-mosehee, van de Mahumedanon over do rotse gebouwd, waar eertijds Areu- nn's dorschvloer was, waar de Engel der verwoesting zijn zwoerd in de scheode stak, on David verkondigde dat God dio plaatse verkoren had voor Zijnen Tempel. Daarne vens ziet men «Ie keiken die eertijds onze I Christene Keizers en Koningen bouwden, en die nu onteerd zijn. Geen Christen en mag op dut heilig vierkant zijnen voet zetten. Vooren aan, boven op den noordmuur van den waterput, staat liet minaret, ofte zonne- pilaar, met het gelend rondom den top. waar op de Mahum«»daanscho muezzin, driemaal daags, met luider stemme, dc Mabuinednnen vermaant dat het tijd van bidden is. Geen klokkcnklonk en willen zij, dat is Christen geen spreektrompet, dat is Joodsch: dc bloote I stemme des menschen van op den hoogen I torre, dat is hun vermaan. Veel onzer oude steden zij-- versierd met zulke hoogopschie- ttat i Mei as. te Brugge lal worden onthuld. tendc zonnetoreu, of minarets, die onze voor ouders gebouwd hebben na 't voorbeeld dat ze, op hunnen kruisvaart-in de oosterlanden, gezien hadden. Te Brugge staan er zulke twee drie. Beneden de vierkantte hoogte, waar Salo mons Tempel op 'stond en waar Abraham fsaac op slachtofferde, ligt de val lei e van Josapliat, tc weten de uitgestrekte lengte tusschen berg Moriali, den tempelberg rechts, en berg Ollveti, den Olivenborg, slinks van don toeschouwer. Als de zonne, uit den oosten opgaande, eindelijk over de hoogste krlnc van den Olijfberg kijkt, dan is liet tiene van do voornocne, en dan schiet zij heure stralen tot beneden in de valleie diepste daarvan staat al tc mets vol water, (janrom heet het de beke van Ke-dron, of de donkere beke; 'tis een torrens of dorre to.rgang, te weten dat ze, bij wintertijdc, vol stroomt en te Zomerwnard droge ligt Die beke ligt te diepe om ze te zien in de pronte, maar aan den rechte.ren afhang van het dal van Josapliat, benetien den muur Van Jeru salem, ziet gij een Turksch graf, op vier pilaren, cn nog andere Turkschc grafstee- nen, immers 'tis een Turksch kerkhof. De teekenaar heeft er zes bezoekers bij g met witte mantels aan. Aan den anderen, slinkschen afhang van de valleie, juist boven het Turksch graf op vier pilaren, ziet gij, verre Verre, het graf van Absalom, den ont aarden zoon Davids, waarop de voorbij gaande Jode hedendaags nog spuigt en stce- non werpt. Ilooger op. tot boven toe, is 't de westkant van den Olijfberg, met wegels door sneden, met Olijfboomen beplant, met oud- Christenc kerken beplekt en met nauwelijks zichtbare menschengestalten verlevendigd. Op don hoogstcn top staat dc Hemclvaart- kerke, waar do paters Franciscanen, 'sjaars, voor veel geld, mogen misse doen: wat leeger dc plaatse waar Christus over Jerusalem weende, leeger nog rle heilige plekke gronds waar Hij stond, als Hij Zijne apostelen «Ion Onzen Vader leerde. Dat waren eertijds al kerken en bidplaatsen, en dc pel grim ging van de erne naar de andere, in godvruchtige meditatie, ja men vertelt van eenen heiligen jongeling, die, «laarhoven ge komen zijnde, don voetstap Christi in dc rotse geprent aanschouwde, en do openinge boven hem in dc voute van dc kerke ziende, zijnen geest gaf en ook ten hemel klom, lauter aandoening en verlangen. Geheel be neden, onder die zwarte schaduwe van de olijfboomen. in eene verkoelende duisterheid verdoken, ligt het hofken van Gethscmani, anders gezeid, het hofken van Olivetcn. Verscheidene malen wiordc Jerusalem af gebroken en verbranrl en al do boomei dnaronriom vernietigd, maar de olijfboom i zoodanig van aard «lat hij altijd wéér uit loopt en boom wordt; zoo komt het dat hedendaags nog acht oude olijfboomen staan, die leven van in den tijde van Christus, ja onder wier schaduwe de Zaligmaker water en bloed gezweet heeft; zc dragen vruchten, en van dc\ kerns van die vruchten maken de Jerusalemsche pators paternosters; de olie wordt ook dc beévaartslicden ten geschenke Aan Guido Gezelle Zwaar ppinzend hoofd, met eeuwigheid omtogen doorgroefd van voren, door de idee geleid, diep overal dat wereldsch wee gebogen dat, staag, opwellend, in uw boezem schreit, v schoon hoofd, wars van versiering, los van logen, a wijd-stralend brandpunt van al-menschlijkheid, Jg waarop, nu 't aardsche leven is vervlogen, S een glans van eeuwig leven ligt gespreid, a in laaie liefdevlammen gaan ons harten tot U, die al hun liefd' hebt voorgcvoeld a en duizendvoud doorvoeld hun felste smarten met gal gelaafd, door 't waanwijs volkje omjoeld waarop Gij nederschouwt met zielvolle oogen, 8 grootsch van vergiffenis cn mededoogen. PROSPER VAN LANGENDONCR. 8 8 verwijt; integendeel: het zou den man, die tot zijn dood R.-K. priester bleef, niet ceren, zoo het anders ware- In zijn natuurpoëzie is de vroomheid nooit maar een stichtelijk aanhangsel. De „Schrij- verkes", schrijven „den heiligen Name van God", omdat de schepping hem dc openba ring is van het groote Godswcrk. Gezelle's vroomheid staat in mineur. Is het niet de mineurtoon van liet heimwee naar dien zaligen hof, waar in vollen glans straalt het groote Licht, waarvan hier slechts I de schaduw wordt gezien; waar ten volle verstaan wordt het „diep verdoken woord", I waarvan het oor hier slechts enkele klanken i opving? I Kon ik op 1 Mei in Brugge zijn. ik zou I op het graf van den beminde een tuil bloe men leggen, met het opschrift: den vromen Christen. me gegeven, en die dit schrijft heeft er gezien. O olie van dc goddelijke barmhartigheid cn ontferminge! die hoven al Gods werken zwemt, en al onze kwalen verzacht cn lijde lijk maakt, mogt gij, op tijd en stond, ons cn al die dit lezen tc baten komen! Ondertusschen moeten wij den muur af en :er de Kedronbruggc, van welke Christus, gekoord en gebonden, in de beke geworpen wierd, slinks, omlcegc, in den hof van Oli eten gaan. Nu sta ik met den lezer of de lezeressc, don rugge naar den noorden, beneden den oostmuur van Jerusalem, die aan mijne rechtere h.and zichtbaar is. Die tocgemetste poorte, waar omtrent het midden is van den muur, is de Gulden Poorte. De deuren waren eertijds met koper beslegen, en, als de zonne er berg Ollveti daarop heur stralen schonk, 't en was niet om uit tc houden van don glans, 't Was langs daar dat Christus triomphantclijk de stad binnenreed, terwijlen dat het volk riep: Hosannah! Zoo van in het hofken was die poorte zichtbaar. De Mahji- medanen zijn benauwd dat Christus langs daar weêr in Jerusalem ial komen, daarom' houden zij die poorte tocgemetst! Sedert ISIS staat er een gemetste muur rond het hofken an Oliveten, hij is 't zeventig schreden vier kante, en 't is op straffe van kerkdijken ban, of excommunicatie, verboden daarbinnen olivcn tc plukken. Die eerste olijfboom daar is wel twintig voet dikke, in den omtrek. De stam is zoo dc prente uitgeeft, het blad bij kans gelijk het wilgonblad, cn de vracht eene donkergroene bczo, gelijk eene slee- of pruim- heze; 't is uit die bezon «lat de olie van d'olive (olie van do lijve zegt het volk) gemalen en geperst word». In de olijfhoven lag er eertijds altijd een olivenmolcn en eene olivenpresse, een stamp- en rossekot zou men hier zeggen, en dikwijls was hij in Palaostine oi: grond, in de rotse gekapt, niet eenn openinge Ln den hof zelve, waardoor de geplukte oliven in den molen gegoten wierdon. Het antrum Agoniao ol do doodsnood-spelonke Christi is juist zulk een kelder cn bestaat nog hedendaags, maar buiten den hóf muur; in Christi tijden lag hij er binnen. Zulke kelders kappen en uitgraven in den kalksteen van den olijfberg was gemakke lijk, ook is dc voet van den berg gelijk mierennest van al de graven, de kelders en de onderaardsche woningen (lie eronder krielen. Boven de doodsnood-spelonke Christi stond eertijds eene kerke, maar zoo dikwijls is zij boven de aarde verwoest geweest dat ze nu onder de aarde geborgen zit en de oude olivenkelder eene kapello geworden is. Men gaAt acht trappen nederwaards om erin te komen. Ze is zeven cn twintig schre den (van oost tc west) «liepe. onder den berg in. en veertien schreden wijd. Van boven, door de eenige rondo openir.ge in 'tgewelf, valt het licht van den dag. De pilaren van de kapelle, dc autaren, de trap, 't is al uit de zelfste rotse gekapt, en ze ligt eer gij, van noorden ten zuiden gaande, den hof toe komt. De Franciscanen zijn dc eigeni van dc heilige plaatse cn van den hof, nogtans «lat zij den grooten Turk 1 i«-deren olijfboom zware belastingen moeten betalen. De spelonke was ecrtijfls heerlijk versierd, te weten, als onze vaderen daar meester waren, «le ongedoopte Saraccnen hebben cr nadien hun vee in gestald, nu doen de paters in de Goê Weke daar dienst, en de godvruchtige beêvaanlers gaan tranen v eenen op den grond zelve die Christi bloe dig zweet, des tweeden Abels, gedronken heeft. Boven «le openinge ligt er een steen, op kolommen genist, cn 't staat eon vierkant muurwerk rond, sedert December 1S57. Voor zulkdanige werken is 't dat mei Goeden Vrijdag aanstaande de aalrnoesen aanveertlt van die Christenen die het Heilig Land, «lat nog altijd onfier Turksch geweld ctaat, eenigszins indachtig willen zijn, cn de heilige plaatsen helpen n stand houden. De pelgrim is gelukkig als hij, weêr bov grond komend, «laar een spruitje snnpui- neum of bloedkrnid mag vinden, en meêflra- gen voor een gedachtenisse. Een smetc v «enen steen van «le doodsnoodkapelle af 't dc plaatse waar de drie Ajiostels lagen en sliepen, cn nog wat verder ligt de steen des veiroatls, gedekt onder de menigvuldige steenen die dc voorbijgangers daar nog alle dagen naartoe werpen; 't was daar dat Judas zijn Meester kuste. Ahsaloms grof, en Siloam, een geheel dorp, «lat onder «ie rotsen uitge kapt is, ziet men in dc verte, in 't midden van «le prente. 'tZijn al dieven die daar wonen, en zij hebben en gebruiken den smijt- i lap, gelijk David over «Irio duist jaar. De rnane boven den grootsten olijfboom verlicht «'en witten muur van den torre die gebouwd staat waar Christus over Jerusalem weende cn voorzei wat sedertdien gebeurd is,- t< weten «lat het zou verwoest worden en ir dienstbaarheid gebracht van zijne vijanden. (Rond den llcerd, 24 Maart 1S66) Gezelle's Vroomheid Dr- J. R. Callenbach, Ned. Herv. pre dikant te Rotterdam, is, naar onze lezers weten, zeer ernstig ongesteld geweest, maar mag zich thans in aanvankelijk herstel ver heugen. Op zijn ziekbed dicteerde hij een verras send mooi artikel over „De vroomheid van Guido Gezelle", dat opgenomen werd in het laatste nummer van „Dc Rotterdamsche Kerkbode". Dr. Callenbach schrijft daarin o.m.: Gezelle was me, ook in deze weken, een van die onzichtbare vrienden, die dikwijls zaten naast mijn bed. We hebben soms sa men gesproken, heel ernstig; maar liet was niet altijd enkel ernst! Gezelle's vroomheid is Roomseh-Katholiek van structuur. Dit wordt niet gezegd als Dr. J. R. CALLENBACH. De bekroonde Gezelle-sludic van Bernard Verhoeven Dc Jury, welke eenstemmig de prijs, uitge loofd door „De Noordstar" voor 't beste Gezelle-boek, toekende aan B. Verhoeven, noemde zijn essay „hèt Gezelle-lxiek, een voortreffelijk gesohenk aan ons volk bij het eeuwfeest van den grooten dichter." Ieder, die het leest, nu liet bij De Gemeenschap verscheen, zal dit oordeel onderschrijven. Eerst teekent dc schrijver Guido Gezelle als de ontdekker van het geheim i an de wichelroede. Gezelle's roeping was die van Bronncnzoekcr: volk, natuur, geschiedenis. Daarna stelt hij hem ons voor als dc hard- looper voor de Heer. Het waren de jaren van Rocsselaere, dat Gezelle dichtte als een wildeman; een, die van liefde op hol was geslagen. Vervolgens leidt de Auteur ons in de kruis weg van het kind. De tegenslagen van 't leven leerden de dichter de wapenspreuk: Doen en laten pratenOotmoedigheid en hardnekkigheid woonden als duiven onder zijn ééne dak. Dan bepaalt Verhoerven in Gezelle's leven ic middelpunt zoekende kracht: de inkeer de samentrekking in zichzelf. Die kracht begrensde ook Gezelle's plaats in de beweging om Vlaandercn's ontvoog ding. Aan 't eind van zijn leven werd Gezelle, toen de oude wonden geheeld waren de schatgraver der herinnering. Het was in '82, toen hij ,als bij mirakel ineens zijn verloren koningschap heroverd(e)". In 't slothoofdstuk wordt ons Hugo Ver- riest's bekeftde uitspraak: G. Gezelle is Vlaan- derens Ziel geëxegetiseerd. Monumentaal werd de middeleeuwsche geest samengevat in 't Gentsche Altaarstuk, het Lam Gods «Ier van Eycks. „G. Gezelle was zoo'n Altaarstuk van een modem middeleeuwer". Verhoeven's Gezelle-boek, resultaat van grondige studie, toegewijde liefde en origi- necle, frissche kijk, is een meesterlijk essay. Het teekent de dichter ten voeten uit in zijn kinderlijkheid, vroomheid, Vlaamsche wezen. Behalve voorname kwaliteiten als literair- historisch en kritisch werkstuk, bezit het dc eigenschap, fonkelend van geest te zijn. Het Eeuwfeest nadert KOOP EN LEES THANS IN HET LAND VAN GUIDO GEZELLE door H. S. S. KUYPER met inleiding van GEERTEN GOSSAERT ProL Gerretson) 2E35D2RDSad, 1.90 in zacht-blauw gebonden De Pers zegt: ,.IIet is een gulden boek, dat met genot zal worden gelezen Uitg. La Rivière Voorhoeve Zwolle - Giro 8419 Gesclle-muscum te Brugge l!lllllllllllllllllllllllll!MIII!!lllllillllll!!!lll!ll!il!lll!l!!!!!!li!llll!!!I Ter gelegenheid van de honderdste verjaring van Vlaanderen's Tiootsten Dichter zal worden uitgegeven een Jubileum Uitgave van GUIDO GEZELLE'S VOLLEDIGE WERKEN Bewerkt door Prof. Dr. PR. BAUR, wijlen E. H. ALOïS WALGRAVE E. H. ALLOSSERY, e.a. met een inleiding van Prof. Dr. AUG. VERMEYLEN E Compleet in 18 deelen ingenaaid 36.—, gebonden in 6 deelen E (3 deelen in één band) 43.—. Zjj Op Oud-Hoüandsch papier, met watermerk Guido Gezelle. genummerde editie, compleet in 9 DEELEN GEBONDEN (2 deelen in één band) in lederen band, met Cezellekop „en relief" gedreven op het plat. prjjs compleet 1 SO.— E Op Japansch Kozo papier, speciaal voor dit doel uit Japan geïmporteerd, genummerde editie geb. in marokijnen band, Z 9 deelen (2 in een band). Prijs COmpleCt 495. EE DE INTEEKENING OP DEZE JUEILEUM-UITGAVE IS BIJ DEN BOEKHANDEL OPENGESTELD L.J.VEEN's UITGEVERS Mij. N.V AMSTERDAM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 14