Guido Gezelle en de Protestanten
Naar 't Heilig Pand!
EZELL
I GEZELLE HERDENKING 1830-1930
IiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii
'GEZELLE-NUMMER - WOENSDAG 30 APRIL 1930
kring in engere zin hadden behoord: Prof
G. Verriest, Hugo Verrlest, Y'irglnie Loveling.
Gabriêlle Verriest e.a. Vol waren deze van
liefde voor Gezelle, en waar het hart vol van
is, vloeit de mond van over. En vooral
tegenover een letterkundige, die naar Vlaan
deren komt met het doel van Mej. Ivuypcr.
Na in 't kort een en ander gezegd te heb
ben over de verhouding van Noord-Neder
land in 't algemeen tot Vlaandcrens groot
ste dichter, mogen wc daaraan een korte
beschouwing: toevoegen over die van het
Protcstantsche volksdeel tot Gezelle-
Moet t.o-z. van Vondel geconstateerd, dat
de wetenschappelijke en kritische belang
stelling in hoofdzaak uitging van modernen
en katholieken, op Gezelle s Eeuwfeest is er
iets van trotsche vreugde in ons, dat ook woord Ingeleid. Hij zegt o.m.:
van rcchtsch-protestantscho zijde Gezcllo I ,,Wie Vlaanderen via België wil leeren
reeds jaren lang vrij algemeen gewaardeerd kennen, leert het kennen aan den zelfkant
wordt. Ja vurige bewonderaars en propa- i Hij ziet slechts de verbrijzeling, de
gandistcn heeft gevonden
Wij noemen, in de hoop niemand anders
onrecht aan te doen, drie namen.
Allereerst dan die van Dr. Callenbach to
Rotterdam.
Voorzoover ons bekend, heeft Dr. Callen
bach nooit of to nimmer over Guido Gczele
een studie of bock uitgegeven en toch heeft
juist hij onberekenbaar veel gedaan voor
de Gezellewaardeering, speciaal bij ons
Christelijke volk. Misschien na Verriest. het
meeste
In tallooze steden, ja tot in do kleinste
dorpen toe, over geheel Nederland, in ver
gaderingen van de meest uitccnloopendc
soort (van dorpsjongclingsvereenigingen tot
studcntoncongrcssen toe) heeft hij over do
Vlaamsche grootmeester gesproken en uit
zijn werk voorgedragen. Voorgedragen zoo
als hij alleen dat kan.
Callenbach en Gezelle hooren bij olkrmr-
Wanneer men de vraag hoort stellen: Heb
je Callenbach wel eens gehoord, dan luidt
in nc-ecn van de tien gevallen t antwoord:
over Gezelle. We hadden dan ook zoo gaarne
in dit huldigingsnummer een korter of
langer bijdrage van zijn hand opgenomen,
maar ziekte heeft hem verhinderd medewer
king te verleenen.
Nimmer vergeet wie Dr. Callenbach eens
hoorde de wijze, waarop hij die wondcr-
«choone, ritmische taalmuziek leven cn be
weging schenkt Jaren later nog hoort hij
in zijn herinnering 't accent van een be
paalde regel, het timbre van zekere klank
combinatie. We kunnen er ons van verze
kerd houden, dat velen door een Gezelle-
avond van Callenbach in zich de lust ge
wekt hebben gevoeld, meer van en over de
Dichter te lezen.
Da tweede naam, die wij noemen moeten
is die van Jac. Thomson, welke in zijn ortho
doxe periode (1911) in Stemmen des Tijds
een studie over Gezelle schreef, die mede
behoort tot. de fijnzinnigstc beschouwingen
welke over hem verschonen zijn.
De redactio der serie Christelijk Letterkun
dige Studifn heeft daJi ook geen oogenblik
geaarzeld, haar eerste bundel (192o) met
dit essay te openen. Het treft ons opnieuw
nu we 'de kritieken doorbladeren op deze
bundol uitgebracht, dat alle beoordeelaars
ho-ï veel ze overigons ook verschillen
het over de bcteekonis van Thomson's studie
eens zijn. We volstaan met te citeercn wat
Wapenaar erover schreef (Zondagsblad
3 October 1925):
,,In eenige weinige bladzijden weel lh. net
beeld van den vromen zanger alzijdig cn
innerlijk-doorzic.htig te bootsccren. Deze
studie leert u Gezelle verstaan in al de
argelooze kinderlijkheid zijner verhouding
tot de natuur, tot de natuur van Vlaanderen-
land vooral; in zijn stnjdhaftigheid voor de
Vlaamsche tale cn zijn \laani3chen stam,
ook in al de zuivere vroomheid zijner God
begenadigde ziel, die in meer dan één zin
was: een priesterziol".
De dorde naam die we noemen, is die van
H. S. S. Kuypcr.
Zij heeft in het jaar vóór de oorlog
Vlaanderen bereisd, reizend bestudeerd, en
wat zij zag en hoorde en opmerkte beschre
ven in een boeiend, warm en inzichtgevend
reisverhaal, dat veel meer dan eon reisver
haal geworden is; een enthousiast, welspre
kend pleidooi voor bestudccring cn waardee
ring van het Zuiden door het Noorden: In
het land van Guido Gezelle.
„Menig Noord-Nederlander komt, schreef
Prof G. Verriest, eerbiedige pelgrim, naar
Vlaanderen om de wegen cn velden te aan
schouwen, die Gezelle in de Kortrijksche
gouwen heeft door gewandeld."
Tot deze pelgrims behoorde Mej. Kuyper
En zij heeft het wel getroffen. Zij bezocht
liet Vlaamsohe land vlak vóór do oorlogs
geosel het gestriemd had cn het land van
Guido Gezelle was geworden het land van
de activisten (men begrijpe dat dit geen
veroordceling inhoudt, alleen het constatec-
ren van een geforceerde versnelling dor
Vlaamsche beweging, in welke Gezelle zeil
zonder twijfel vér ten achter zou bobben
moeten blijven). En voorts waren daar nog
enkele personen in leven, die tot do Gezelle-
king, de verbastering, tot walgons toe.
Wie Vlaanderen wil liefhebben, ga naar
het Vlaamsche land. Daar klopt het hart.
het katholieke hart van Vlaanderen. Dien
■g is de schrijfster van dit bock gegaan
Zij heeft zichzelf beginnen weg te cijferen;
zij heeft willen leeren Van bladzijde tot
bladzijde wordt men getroffen door met
echt-vrouwclijke opmerkingsgavo waargeno
men trekjes, in welke men het levende
Vlaanderen herkent Men moet de mcnschen,
die hier beschreven worden, gekend hebben,
om van de treffende gelijkenis ton volle te
genieten."
Mej. Kuyper's eenvoudig reisverhaal Is een
echt Gezelle-boek. Geen moment heeft de
schrijfster haar doel uit het oog verloren,
alles brengt ze zooveel mogelijk, met de
boheerschendc figuur van Vlaandercn's
levenswekker In verband. Ja, maar dat kon
ook, wijl Gezelle in Vlaanderen niet dood
was. Ik herinnor aan dit fragment, waarin
zij vertelt hoe aan de avond van het Gul-
densporenfeest te Kortrijk aan tafel zat bij
Gabriêlle Verriest Hugo Verriest en Caesar
Gezelle zaten mede aan. Toen, zoo zegt de
schrijfster, droomde ik me vijftien jaar terug.
Au aan deze disch Pref. Verriest en Hugo
Verriest en een zwijgzame Gezelle in prles-
tcrkleeding. En Vijftien jaar geleden In de
zelfde kamer aan dezelfde disch eenzelfde
groep. Toen was het Adolfe Verriest nu is
het zijn zoon. Toen was het Guido Gezelle,
nu is het zijn neef. Maar dezelfde namen en
dezelfde geslachten en dezelfde gezichten.
En dan vervolgt ze: Kent ge uit Oostloorn:
De Domineesvrouw
Zij hadden haar begraven. Dat wisten
zij wel zeker. Maar hoe kwam het, dat zij
er nog was? Nog altijd was? Hoe kon
den zij haar begraven hebben? In de pastorie
was zij er nog! Alleen maar in de andere
kamer.
Iets dergelijks kan men ook zeggen van
Gezelle. in het huls van Gabriêlle Verriest.
Hij leeft daar nog voort En als de gebroe
ders Verriest er te gast zijn, is „'t of Gezelle
leder oogenblik moet binnen komen
Guido Gezelle de afwezige aanwezige in
het leven van de mannen on vrouwen van
welke Mej. Kuyper het benijdbare voorrecht
heeft genoten de gewaardeerde gast te zijn!
„De gesprekken loopen over niet anders
dan Guido Gezelle, Vlaanderen cn de Vlaam
sche taal," leest ge. En als ze met Verriest
„op wandel" is: „En in mijn herinnering Is
het mij dikwijls, als ware op die wandeling
Gezelle zelf mijn gids geweest Ai de plaat
sen waar Gozelle heeft geleefd, geleden en
gestradon, waar hij gestorven is, werden
bezocht Do vruchten van Gezelle's arbeid
ón Vlaamsche strijd voor de ontvoogding van
zijn volk ziet en bewondert zij.
Werkelijk In het Land van Guido Gezelle
is een boeiend boek, een leerzaam boek, een
levendig boek, maar vóór alles een boek,
warm van liefde voor Vlaanderen cn Vlaan-
derons Dichter. Dat het in deze dagen van
Gezelle-huldo door velen wordo gelezen of
herlezen!
Voorhoeve, Zwolle,
GEZELLE MET PIJP.
Een merkwaardige foto van den dichter.
Het monument voor Guido Gezelle,
Eenige proeven van Gezelle's proza moch
ten in dit nummer niet gemist worden. De
heer Em. de Bom, bibliothecaris Stedelijke
Hoofdbibliotheek te. Antwerpen had de vrien
delijkheid deze stukhen uit de. zeer zeldzame
tijdschriften riond den Heerd en Logucla te
doen copieerenHem zij daarvoor hier een
woord van groote dank gebracht.
Hadden de tegenwoordige inwoonden? van
Palestina cn Jerusalem de gave Gods cn het
licht om zielen te kunnen aanschouwen, hoe
menigvuldige menschengcesten zouden zij
tegenkomen die tegenwoordig, binst den hei
ligen tijd van de Goê weke, dagelijks ter
beevaart gaan naar het Heilig Land cn de
gebenedide stad Jerusalem! Daar komt de
kluizenaar in zijne nachtelijke bespiegelin
gen, zuchten in Gethscmani, weeklagen op
Calvariën, bidden over den voetstap Christi,
op den top van den Olijfberg; daar komt de
priester, daar komt de leek; daar komt de
vrouwe en het kind, de geleerde en de on
geleerde, de arme cn de rijke, alles wil ter
kruisvaart en ten kruiswege in dezen tijd,
't is ecne algemeene beêvaart der zielen naar
dat land dat Christus heiligde met Zijn dier
baar Bloed en het zweet Zijns aanblddclijken
Aanschijns. De klokken gaan naar Roomon,
zegt het volk, ja, cn de gedachten gaan naar
Jerusalem. Zoo ligge dan ook, voor deze
maal, het vier in den lieerd uitgedoofd en
verlaten, en laat ons gaan, in den geest, naar
dat land van beloften, dat heilig land, waar
iedereen van ons mag zoker zijn dat hij
eenen voorouder heeft die daar, binst de
negen kruisvaarten, zijn gebeente gelaten
heeft, en rust, in afwachting^ van dc alge
meene dagvaart ton oordeele Christi.
De afstand van hier tot daar is licht door
vlogen dank zij God en de kracht die Hij
aan 't menschel ijk verstand gegeven heeft.
Stoomwagens, vierschepen, en dc snelle stap
des hemels kunnen iemand an korten tijd
daarheen brengen, waar Christus geboren en
gestorven is. Voor ons. die in den geest
reizen, en, rond den heerd zittend, op Leba
non of in Egyptonland verkeeren met onze
gedachten, is" het nog gemakkelijker: 't en
kost ons niet, of 'ten zij de moeite van 1c
lezen en te aanschouwen hetgonc door dc
nieuwertijdsche kunst is toebereid.
Hier is dan eerst en vooral het vermaarde
dal van JosaphaL
Die de prente aanschouwt staat met zijnen
rugge naar den noordon op den versterkings
muur van dc stad Jerusalem. 'tZijn Turken
dio hij daar ziet gaan of zitten op dien muur
zelve. De steenenhoogte voor hem is borg
Mori ah, dien Salomon vierkantte opbouwde,
om er den tempel op te zetten. Beneden die
vierkantte hoogte, in de zwarte diepte, aan
den rechter kaut van den muur, ligt de wa
terput waar de schapen in gewnsschen
wierden, die mon in den Tempel slachtte, 't
Was in dien waterput dat de Engel des
floeren jaarlijks nederdaalde, en ieder zieke
die er in ging, na des Engels nederdalen,
wierd genezen. Probation (Schapondijk) hlet
hij. Op die vierkantte platte hoogte stond de
Tempel van Salomon, waar geen een steen
meer van op den anderen ligt; 'tis nu een
Mnhumodaansche lusthof, met drie vier Ma-
humeóaansche tempels, die eertijds Chris-
tenc kerken waren. In 't midden staat de
heilige rots-mosehee, van de Mahumedanon
over do rotse gebouwd, waar eertijds Areu-
nn's dorschvloer was, waar de Engel der
verwoesting zijn zwoerd in de scheode stak,
on David verkondigde dat God dio plaatse
verkoren had voor Zijnen Tempel. Daarne
vens ziet men «Ie keiken die eertijds onze
I Christene Keizers en Koningen bouwden, en
die nu onteerd zijn. Geen Christen en mag
op dut heilig vierkant zijnen voet zetten.
Vooren aan, boven op den noordmuur van
den waterput, staat liet minaret, ofte zonne-
pilaar, met het gelend rondom den top. waar
op de Mahum«»daanscho muezzin, driemaal
daags, met luider stemme, dc Mabuinednnen
vermaant dat het tijd van bidden is. Geen
klokkcnklonk en willen zij, dat is Christen
geen spreektrompet, dat is Joodsch: dc bloote
I stemme des menschen van op den hoogen
I torre, dat is hun vermaan. Veel onzer oude
steden zij-- versierd met zulke hoogopschie-
ttat i Mei as. te Brugge lal worden onthuld. tendc zonnetoreu, of minarets, die onze voor
ouders gebouwd hebben na 't voorbeeld dat
ze, op hunnen kruisvaart-in de oosterlanden,
gezien hadden. Te Brugge staan er zulke
twee drie.
Beneden de vierkantte hoogte, waar Salo
mons Tempel op 'stond en waar Abraham
fsaac op slachtofferde, ligt de val lei e van
Josapliat, tc weten de uitgestrekte lengte
tusschen berg Moriali, den tempelberg rechts,
en berg Ollveti, den Olivenborg, slinks van
don toeschouwer. Als de zonne, uit den
oosten opgaande, eindelijk over de hoogste
krlnc van den Olijfberg kijkt, dan is liet
tiene van do voornocne, en dan schiet zij
heure stralen tot beneden in de valleie
diepste daarvan staat al tc mets vol water,
(janrom heet het de beke van Ke-dron, of de
donkere beke; 'tis een torrens of dorre
to.rgang, te weten dat ze, bij wintertijdc, vol
stroomt en te Zomerwnard droge ligt Die
beke ligt te diepe om ze te zien in de pronte,
maar aan den rechte.ren afhang van het dal
van Josapliat, benetien den muur Van Jeru
salem, ziet gij een Turksch graf, op vier
pilaren, cn nog andere Turkschc grafstee-
nen, immers 'tis een Turksch kerkhof. De
teekenaar heeft er zes bezoekers bij g
met witte mantels aan. Aan den anderen,
slinkschen afhang van de valleie, juist boven
het Turksch graf op vier pilaren, ziet gij,
verre Verre, het graf van Absalom, den ont
aarden zoon Davids, waarop de voorbij
gaande Jode hedendaags nog spuigt en stce-
non werpt. Ilooger op. tot boven toe, is 't de
westkant van den Olijfberg, met wegels door
sneden, met Olijfboomen beplant, met oud-
Christenc kerken beplekt en met nauwelijks
zichtbare menschengestalten verlevendigd.
Op don hoogstcn top staat dc Hemclvaart-
kerke, waar do paters Franciscanen,
'sjaars, voor veel geld, mogen misse doen:
wat leeger dc plaatse waar Christus over
Jerusalem weende, leeger nog rle heilige
plekke gronds waar Hij stond, als Hij Zijne
apostelen «Ion Onzen Vader leerde. Dat waren
eertijds al kerken en bidplaatsen, en dc pel
grim ging van de erne naar de andere, in
godvruchtige meditatie, ja men vertelt van
eenen heiligen jongeling, die, «laarhoven ge
komen zijnde, don voetstap Christi in dc
rotse geprent aanschouwde, en do openinge
boven hem in dc voute van dc kerke ziende,
zijnen geest gaf en ook ten hemel klom,
lauter aandoening en verlangen. Geheel be
neden, onder die zwarte schaduwe van de
olijfboomen. in eene verkoelende duisterheid
verdoken, ligt het hofken van Gethscmani,
anders gezeid, het hofken van Olivetcn.
Verscheidene malen wiordc Jerusalem af
gebroken en verbranrl en al do boomei
dnaronriom vernietigd, maar de olijfboom i
zoodanig van aard «lat hij altijd wéér uit
loopt en boom wordt; zoo komt het dat
hedendaags nog acht oude olijfboomen staan,
die leven van in den tijde van Christus, ja
onder wier schaduwe de Zaligmaker water
en bloed gezweet heeft; zc dragen vruchten,
en van dc\ kerns van die vruchten maken de
Jerusalemsche pators paternosters; de olie
wordt ook dc beévaartslicden ten geschenke
Aan Guido Gezelle
Zwaar ppinzend hoofd, met eeuwigheid omtogen
doorgroefd van voren, door de idee geleid,
diep overal dat wereldsch wee gebogen
dat, staag, opwellend, in uw boezem schreit,
v schoon hoofd, wars van versiering, los van logen,
a wijd-stralend brandpunt van al-menschlijkheid,
Jg waarop, nu 't aardsche leven is vervlogen,
S een glans van eeuwig leven ligt gespreid,
a in laaie liefdevlammen gaan ons harten
tot U, die al hun liefd' hebt voorgcvoeld
a en duizendvoud doorvoeld hun felste smarten
met gal gelaafd, door 't waanwijs volkje omjoeld
waarop Gij nederschouwt met zielvolle oogen,
8 grootsch van vergiffenis cn mededoogen.
PROSPER VAN LANGENDONCR.
8
8
verwijt; integendeel: het zou den man, die
tot zijn dood R.-K. priester bleef, niet ceren,
zoo het anders ware-
In zijn natuurpoëzie is de vroomheid nooit
maar een stichtelijk aanhangsel. De „Schrij-
verkes", schrijven „den heiligen Name van
God", omdat de schepping hem dc openba
ring is van het groote Godswcrk.
Gezelle's vroomheid staat in mineur. Is
het niet de mineurtoon van liet heimwee
naar dien zaligen hof, waar in vollen glans
straalt het groote Licht, waarvan hier slechts
I de schaduw wordt gezien; waar ten volle
verstaan wordt het „diep verdoken woord",
I waarvan het oor hier slechts enkele klanken
i opving?
I Kon ik op 1 Mei in Brugge zijn. ik zou
I op het graf van den beminde een tuil bloe
men leggen, met het opschrift: den vromen
Christen.
me gegeven, en die dit schrijft heeft er
gezien.
O olie van dc goddelijke barmhartigheid cn
ontferminge! die hoven al Gods werken
zwemt, en al onze kwalen verzacht cn lijde
lijk maakt, mogt gij, op tijd en stond, ons cn
al die dit lezen tc baten komen!
Ondertusschen moeten wij den muur af en
:er de Kedronbruggc, van welke Christus,
gekoord en gebonden, in de beke geworpen
wierd, slinks, omlcegc, in den hof van Oli
eten gaan.
Nu sta ik met den lezer of de lezeressc,
don rugge naar den noorden, beneden den
oostmuur van Jerusalem, die aan mijne
rechtere h.and zichtbaar is. Die tocgemetste
poorte, waar omtrent het midden is van den
muur, is de Gulden Poorte. De deuren waren
eertijds met koper beslegen, en, als de zonne
er berg Ollveti daarop heur stralen
schonk, 't en was niet om uit tc houden van
don glans, 't Was langs daar dat Christus
triomphantclijk de stad binnenreed, terwijlen
dat het volk riep: Hosannah! Zoo van in het
hofken was die poorte zichtbaar. De Mahji-
medanen zijn benauwd dat Christus langs
daar weêr in Jerusalem ial komen, daarom'
houden zij die poorte tocgemetst! Sedert ISIS
staat er een gemetste muur rond het hofken
an Oliveten, hij is 't zeventig schreden vier
kante, en 't is op straffe van kerkdijken ban,
of excommunicatie, verboden daarbinnen
olivcn tc plukken. Die eerste olijfboom daar
is wel twintig voet dikke, in den omtrek. De
stam is zoo dc prente uitgeeft, het blad bij
kans gelijk het wilgonblad, cn de vracht eene
donkergroene bczo, gelijk eene slee- of pruim-
heze; 't is uit die bezon «lat de olie van d'olive
(olie van do lijve zegt het volk) gemalen en
geperst word». In de olijfhoven lag er eertijds
altijd een olivenmolcn en eene olivenpresse,
een stamp- en rossekot zou men hier zeggen,
en dikwijls was hij in Palaostine oi:
grond, in de rotse gekapt, niet eenn openinge
Ln den hof zelve, waardoor de geplukte
oliven in den molen gegoten wierdon. Het
antrum Agoniao ol do doodsnood-spelonke
Christi is juist zulk een kelder cn bestaat
nog hedendaags, maar buiten den hóf
muur; in Christi tijden lag hij er binnen.
Zulke kelders kappen en uitgraven in den
kalksteen van den olijfberg was gemakke
lijk, ook is dc voet van den berg gelijk
mierennest van al de graven, de kelders en
de onderaardsche woningen (lie eronder
krielen. Boven de doodsnood-spelonke Christi
stond eertijds eene kerke, maar zoo dikwijls
is zij boven de aarde verwoest geweest dat
ze nu onder de aarde geborgen zit en
de oude olivenkelder eene kapello geworden
is. Men gaAt acht trappen nederwaards om
erin te komen. Ze is zeven cn twintig schre
den (van oost tc west) «liepe. onder den berg
in. en veertien schreden wijd. Van boven,
door de eenige rondo openir.ge in 'tgewelf,
valt het licht van den dag. De pilaren van de
kapelle, dc autaren, de trap, 't is al uit de
zelfste rotse gekapt, en ze ligt eer gij, van
noorden ten zuiden gaande, den hof toe
komt. De Franciscanen zijn dc eigeni
van dc heilige plaatse cn van den hof,
nogtans «lat zij den grooten Turk 1
i«-deren olijfboom zware belastingen moeten
betalen. De spelonke was ecrtijfls heerlijk
versierd, te weten, als onze vaderen daar
meester waren, «le ongedoopte Saraccnen
hebben cr nadien hun vee in gestald, nu
doen de paters in de Goê Weke daar dienst,
en de godvruchtige beêvaanlers gaan tranen
v eenen op den grond zelve die Christi bloe
dig zweet, des tweeden Abels, gedronken
heeft. Boven «le openinge ligt er een steen,
op kolommen genist, cn 't staat eon vierkant
muurwerk rond, sedert December 1S57.
Voor zulkdanige werken is 't dat mei
Goeden Vrijdag aanstaande de aalrnoesen
aanveertlt van die Christenen die het Heilig
Land, «lat nog altijd onfier Turksch geweld
ctaat, eenigszins indachtig willen zijn, cn de
heilige plaatsen helpen n stand houden.
De pelgrim is gelukkig als hij, weêr bov
grond komend, «laar een spruitje snnpui-
neum of bloedkrnid mag vinden, en meêflra-
gen voor een gedachtenisse. Een smetc v
«enen steen van «le doodsnoodkapelle af
't dc plaatse waar de drie Ajiostels lagen en
sliepen, cn nog wat verder ligt de steen des
veiroatls, gedekt onder de menigvuldige
steenen die dc voorbijgangers daar nog alle
dagen naartoe werpen; 't was daar dat Judas
zijn Meester kuste. Ahsaloms grof, en Siloam,
een geheel dorp, «lat onder «ie rotsen uitge
kapt is, ziet men in dc verte, in 't midden
van «le prente. 'tZijn al dieven die daar
wonen, en zij hebben en gebruiken den smijt-
i lap, gelijk David over «Irio duist jaar. De
rnane boven den grootsten olijfboom verlicht
«'en witten muur van den torre die gebouwd
staat waar Christus over Jerusalem weende
cn voorzei wat sedertdien gebeurd is,- t<
weten «lat het zou verwoest worden en ir
dienstbaarheid gebracht van zijne vijanden.
(Rond den llcerd, 24 Maart 1S66)
Gezelle's Vroomheid
Dr- J. R. Callenbach, Ned. Herv. pre
dikant te Rotterdam, is, naar onze lezers
weten, zeer ernstig ongesteld geweest, maar
mag zich thans in aanvankelijk herstel ver
heugen.
Op zijn ziekbed dicteerde hij een verras
send mooi artikel over „De vroomheid van
Guido Gezelle", dat opgenomen werd in het
laatste nummer van „Dc Rotterdamsche
Kerkbode".
Dr. Callenbach schrijft daarin o.m.:
Gezelle was me, ook in deze weken, een
van die onzichtbare vrienden, die dikwijls
zaten naast mijn bed. We hebben soms sa
men gesproken, heel ernstig; maar liet was
niet altijd enkel ernst!
Gezelle's vroomheid is Roomseh-Katholiek
van structuur. Dit wordt niet gezegd als
Dr. J. R. CALLENBACH.
De bekroonde Gezelle-sludic
van Bernard Verhoeven
Dc Jury, welke eenstemmig de prijs, uitge
loofd door „De Noordstar" voor 't beste
Gezelle-boek, toekende aan B. Verhoeven,
noemde zijn essay „hèt Gezelle-lxiek, een
voortreffelijk gesohenk aan ons volk bij het
eeuwfeest van den grooten dichter." Ieder,
die het leest, nu liet bij De Gemeenschap
verscheen, zal dit oordeel onderschrijven.
Eerst teekent dc schrijver Guido Gezelle
als de ontdekker van het geheim i an de
wichelroede. Gezelle's roeping was die van
Bronncnzoekcr: volk, natuur, geschiedenis.
Daarna stelt hij hem ons voor als dc hard-
looper voor de Heer.
Het waren de jaren van Rocsselaere, dat
Gezelle dichtte als een wildeman; een, die
van liefde op hol was geslagen.
Vervolgens leidt de Auteur ons in de kruis
weg van het kind. De tegenslagen van 't
leven leerden de dichter de wapenspreuk:
Doen en laten pratenOotmoedigheid en
hardnekkigheid woonden als duiven onder
zijn ééne dak.
Dan bepaalt Verhoerven in Gezelle's leven
ic middelpunt zoekende kracht: de inkeer
de samentrekking in zichzelf.
Die kracht begrensde ook Gezelle's plaats
in de beweging om Vlaandercn's ontvoog
ding.
Aan 't eind van zijn leven werd Gezelle,
toen de oude wonden geheeld waren de
schatgraver der herinnering. Het was in '82,
toen hij ,als bij mirakel ineens zijn verloren
koningschap heroverd(e)".
In 't slothoofdstuk wordt ons Hugo Ver-
riest's bekeftde uitspraak: G. Gezelle is Vlaan-
derens Ziel geëxegetiseerd. Monumentaal
werd de middeleeuwsche geest samengevat in
't Gentsche Altaarstuk, het Lam Gods «Ier
van Eycks. „G. Gezelle was zoo'n Altaarstuk
van een modem middeleeuwer".
Verhoeven's Gezelle-boek, resultaat van
grondige studie, toegewijde liefde en origi-
necle, frissche kijk, is een meesterlijk essay.
Het teekent de dichter ten voeten uit in
zijn kinderlijkheid, vroomheid, Vlaamsche
wezen.
Behalve voorname kwaliteiten als literair-
historisch en kritisch werkstuk, bezit het dc
eigenschap, fonkelend van geest te zijn.
Het Eeuwfeest nadert
KOOP EN LEES THANS
IN HET LAND VAN
GUIDO GEZELLE
door H. S. S. KUYPER
met inleiding van
GEERTEN GOSSAERT
ProL Gerretson)
2E35D2RDSad, 1.90
in zacht-blauw gebonden
De Pers zegt: ,.IIet is een gulden
boek, dat met genot zal worden
gelezen
Uitg. La Rivière Voorhoeve
Zwolle - Giro 8419
Gesclle-muscum te Brugge
l!lllllllllllllllllllllllll!MIII!!lllllillllll!!!lll!ll!il!lll!l!!!!!!li!llll!!!I
Ter gelegenheid van de honderdste verjaring van Vlaanderen's
Tiootsten Dichter zal worden uitgegeven een Jubileum Uitgave van
GUIDO GEZELLE'S
VOLLEDIGE WERKEN
Bewerkt door Prof. Dr. PR. BAUR, wijlen E. H. ALOïS WALGRAVE
E. H. ALLOSSERY, e.a.
met een inleiding van Prof. Dr. AUG. VERMEYLEN
E Compleet in 18 deelen ingenaaid 36.—, gebonden in 6 deelen E
(3 deelen in één band) 43.—.
Zjj Op Oud-Hoüandsch papier, met watermerk Guido Gezelle.
genummerde editie, compleet in 9 DEELEN GEBONDEN
(2 deelen in één band) in lederen band, met Cezellekop
„en relief" gedreven op het plat. prjjs compleet 1 SO.— E
Op Japansch Kozo papier, speciaal voor dit doel uit Japan
geïmporteerd, genummerde editie geb. in marokijnen band, Z
9 deelen (2 in een band). Prijs COmpleCt 495.
EE DE INTEEKENING OP DEZE JUEILEUM-UITGAVE
IS BIJ DEN BOEKHANDEL OPENGESTELD
L.J.VEEN's UITGEVERS Mij. N.V
AMSTERDAM