BINNENLAND.
ZATERDAG 5 APRIL 1930
TWEEDE BLAD PAG. 5
OPEN BRIEF VAN Dr. H. VISSCHER
AAN DS. G. H. KERSTEN
Geachte Collega,
Nu ik weer eenige malen hot twijfel
achtig voorrecht had het middelpunt ie
rijn in uwe politieke beschouwingen gelijk
gij deze in „Do Banier" pleegt te geven, is
er voor mij eene natuurlijke aanleiding u
Sper in een brief het mijne te zeggen.
De vraagstukken, die U op politiek go
ed bijzonder belang schijnen in te boeze
men, zijn van zeer groote nationale betee-
kenis voor ons het Gereformeerde volk!
Een fietsende kerkganger is een gewichtig
politiek onderwerp voor u. „De Banier"
wordt op deze wijze een blad van groote
opvoedende kracht, waardoor de gezichts
kring uwer lezers zeer wordt verwijd, zoo
dat gij, geachte Collega, onder velen school
maakt en velen daardoor trekt tot belijden
en beleven der Gereformeerde beginselen.
Over hot gewicht uwer beschouwingen zul
len uwe volgelingen zich zeker verbazen en
rij zullen, indien zij namelijk met genoeg
zaam oordeel-' des onderscheids bedeeld
rijn, den fijnen geest weten te proeven, die
uit de behandeling van zulke gewichtige
vragen spreekt
Mocht dit zoo wezen, dan zullen zij ook
wel beseffen, hoeseer uw politiek streven
in overeenstemming is met de groote be
langen, die in onze dagen op het spel staan.
Bovenal zullen zij, wanneer zij goed lezen,
jtcseffen, hoe schoon dit alles in overeen
stemming is met hetgeen verwacht mag
worden van iemand, die tot do Wet en hei
getuigenis het volk als boetprediker Gods
meent te (moeten terugroepen door te-vens
als politiek kampvechter op te treden. Gij
hebt, geachte Collega, uzelven in de Kamer
aangediend als iemand, die wel „in don
ker precken" kan. Indien gij diit niet zelve
liadt gezegd, ik zou het gaarne van u heb
ben geloofd, want als ik uw persarbewi
naga, dan is bij mij zelfs de vraag gerezen,
of gij ook uwr artikelen in „De Banier"
niet „in het donker" soms schrijft. Ik
heb mij wel eens dc vraag gesteld, hoe het
:ou komen, dat er onder dc uitne-
meenschap zijn, die uw politieke actie
eenigszins schouderophalend aanzien. Maar
sinds ik uwe blijkbaar „in hot donker" ge
schreven artikelen gelezen heb, werd het
mii duidelijk.
Gelooft gij nu zelve, geachte Collega, dat
hetgeen gij af en toe tegen mij, den Heer
Duymaer van Twist of Dr. Severijn ten
beste geeft, het rncrkteckcn draagt van de
waarachtigheid, die op politiek terrein in
dc polemiek hem behoort te sieren, die het
belang van het Gereformeerde volk wil be
hartigen? Vroeger schreef ik u reeds, dai
de wijze, waarop gij in de Kamer u richt
tegen andersdenkenden, Inzonderheid tegen
de Roomschen en de A.R., niet door den
beugel kan, omdat gij uw tegenstanders
geen recht laat wedervaren. In uw penne
vruchten walt diit ook zoo onaangenaam
op, want zij onderscheiden zich meestal
door slimmigheidjes en windselen, die de
strekking hébben de waarheid aangaande
hen, die gij bestrijdt, te verbloemen en han
ln een onwaarachtig licht te stellen. Is dit
nu in overeenstemming met de hooge en
heilige doeleinden, die wij naar den eiscb
des Woords moéten voorstaan of gaat het
hietüij ten koste van dat alles om de glorie
der Partij van Ds. Kersten. Dit nu is niet
overeenkomstig de beginselen, die gij zégt
voor te staan Met spreekwoord zegt wel:
De wereld wil bedrogen eijn en de ervaring
leert, dat het in de vrome wereld niet beter
is gesteld. Maar juist daarom is het zoo
noodig toch vooral niet den schijn op zich
te laden als deden wij daaraan mede. Wij
mogen de eere van Gods Naam en zaak
niet ondergeschikt maken aan onze belan
gen en begeerten, hoe natuurlijk die ook
mogen zijn. En daarom, geachte Collega,
nam ik nogmaals de pen op om u te vra
gen: is de wijze, waarop gij strijd voert in
overeenstemming met den eisch van Gods
Woord en met de normen van Zijn recht?
Gij heht mij eenmaal, toen ik tegenover u
een heroep deed op het woord van Hem,
die de mond der Waarheid is, teruggewe
zen met de beswering, dat hot u niet raakte
en ik slechts goochelde met teksten, maar
ik laat mij door zulke schampere uitspraak
niet ter zijde schuiven. Ik zeg u nogmaah.
dat de wijze, waarop igrij strijdt, niet met
Gods Woord in overeenstemming is. Het
is niet oprecht gehandeld, als gij, zonder
aan uwe lezers ten voeten uit mee te deelcn
wat anderen gezegd hebben, hen met den
nagel van een enkel woord meent te mogen
doorboren. Het is niet recht telken male
door scheeve voorstellingen uw naasten in
£en daglicht te stellen, waarvan gij moet
weten, dat het niet het licht der waar-
hcid is.
Zie, geachte Collega, dat gij voor de oude
Waarheid Gods het pleidooi wilt voeren, iki
juich het van harte toe, dat gij oud-Gere
formeerd wilt zijn, ik kan het slechts prij
zen. Als gij daarvoor strijd voert, gij zult
mij aan uwe zijde vinden. Maar de eerste
voorwaarde, die daarvoor vervuld moet
rijn, is dat wij die waarheid oprecht aan
vaarden en haar ook beleven in de prac-
tijk. De wereld moet niet tegen ons met
recht kunnen zeggen, zooals ik het jaren
geleden den heer Troelstra bij een debat
hoorde zeggen tot een politieken tegenstan
der: „dit heb ik tegen u; niet dat gij een
Christen zijt, maar dat gij het niet zijt". Het
is niet genoeg de graven der profeten te bou
wen, niet genoeg daarmede, dat wij al maar
over de Vaderen roemen. Als 't slechts om den
Haam van „Gereformeerd" te doen is. dan
kunnen wij wel, als wij van de tongriem
gesneden zijn, in het donker preeken,
maar niet in het donker leven. Gij zult het
toch met mij eens zijn, dat wij hen. die bui
ten de dingen van Gods Woord leven, geene
gelegenheid moeten geven om met recht te
wijzen op politieke onwaarachtigheid in
woord en daad.
En zooals ik nu bezwaren heb tegen uwe
methode van polemiek, zoo heb ik ook be
zwaar tegen dc wijze, waarop gij tegenover
andersdenkenden optreedt. Het weinige, dat
gij uit hetgeen ik in de Kamer gezegd heb
aan uw lezers voorlegt om mij in 'n verkeerd
daglicht te stellen, dringt mij u een en an
der te zeggen, dat u moge bewegen tot de
vraag, of ook in dit opzicht uwe houding
met Gods Woord overeenstemt.
Tegen de Roomschen stelt gij u met dik
wijls zeer harde woorden van afkeuring, die
noodeloos kwetsen, maar argumenten van
beteckenis brengt gij tegen ben niet in het
vuur. Gij zijt met ben minder goed op de
hoogte dan onze Vaderen cn kent ook deze
met betrekking tot de Roomschen niet. Het is
uit uw optreden in dc Kamer gebleken, dat 'n
zoo veel omvattend cn verstrekkend verschijn
sel als het Roomsch-Kotholicisme meer door
u wordt uitgescholden dan bestreden. Il<
wensch u daarin niet te volgen, omdat anti
papistisch schelden niet baat, maar omge
keerd aan de zaak des I-Ieeren, die wij heb
ben te dienen, schaadt. Het trof mij in uw
pennevrucht, dat gij zelfs mijn argumenta
tie aan het adres der Roomsch-Katbolieke
Staatspartij niet cons hebt begrepen. Ik be
riep mij tegenover haar op de officicele, door
do Kerk zelve officieel gegeven uitspraken,
om aizoo aan onze Roornsche medeleden in
herinnering te brengen hetgeen hunne Kerk
eigenlijk leert, opdat zij op grond daarvan
den steun zouden bieden, die noodig \v*as om
van den Christelijken rustdag te redden wat
mogelijk was. En waarlijk, nu komt gij om
rnij in „De Banier" als zeer eenzijdig voor te
stellen, zóó eenzijdig, dat de Roornsche heer
Lockefeer door u nog geprezen wordt, omdat
hij mij „antiek" doopte.
Wat blijkt daar nu uit, dan alleen dat het
u niet om de zaak des Heeren in de Zon
dagsheiliging gaat, maar om uw partij-op-
treden te verheerlijken. Dat blijkt uit uw
schrijven in „De Banier" van 1 April duide
lijk voor wie lezen kan. Maar het is toch
waar, geachte Collega, dat als er voor onze
beginselen iets bereikt zal worden in dezen
ernstigen tijd, waarin alles wankelt, dat wij
dan in de Kamer niet wat verdeelt, maar
wat vereenigt in het oog hebben te vatten. Ik
kan uwe houding tegenover de Roomschen
niet goedkeuren. Gij staat ook tegenover hen
niet zooals gij het bij onze Vaderen hadt
kunnen leeren. Deze hebben ons geleerd om
het oog ook te Vestigen op die algemcene be
ginselen van Christelijke wereldbeschouwing,
waardoor zij ons nader staan dan de linker
zijde in al hare schakeeringen. Als het maar
aankomt op dc veiligstelling van die alge-
meene Christelijke grondslagen onzer cul
tuur, die al wat Christen heet de eeuwen
door in eere hebben gehouden als vruchten,
der menschheid in en met Christus geschon
ken. En als de nood aan den man komt en
het gaat om de instandhouding der grond
slagen, als het gaat om de keuze tusschen
Christus of Marx, dan zou ik mij u, geachte
Collega, zelfs niet anders kunnen voorstellen,
dan met ons optrekkend en in bond met al
len, ook met de Roomsch-Katliolfeken. den
strijd voerend -voor het Kruis.
Welnu, het is niet goed in de politieke ac
tie dit alles eenvoudig, uit afkeer blind, voor
bij te zien om niet slechts tegen ons anti
revolutionairen en Roomschen en Christelijk-
Historischen te keer te gaan, maar zelden of
nooit de grondbeginselen der linkerzijde aan
te vallen. Het is mijne overtuiging, dat-het
steeds de voorkeur verdient te letten aller
eerst op wat gemeen goed is. Ik geloof niet,
dat het politieke wijsheid is andersdenken
den met felle, harde woorden te striemen en
te smaden. Wilt gij u tegen de Roomschen
stellen, doe dit dan, maar met argumenten
en zonder noodeloos te kwetsen. Welnu, dat
heb ik gedaan door mij te beroepen op de
eigen leer hunner Kerk, hun voor te stellen
daarnaar te handelen. En nu komt gij om
mij daarvan een verwijt te maken, in plaats
van mij bij te vallen. En ook daarin toont
gij met de leer der Vaderen niet bekend te
zijn. Wat ik gedaan heb en waarover gij
smalend den staf breekt, dat hadt gij b
onze beste theologen kunnen lezen. De strijd
over den sabbath heeft het kerkelijk leven
onzer Vaderen bewogen en beroerd. Lees Ja
cobus Koelman over De historie van den
sabbath. Wat zegt hij van de Roomschen? Ik
zal u zijn eigen woorden voorleggen: „Aan
gaande de Papisten, twee dingen zullen wij
haar toonen: eerst hoe de ware leere van den
Sabbath en 's Heereri dag noch in eenige
voetstappen onder hen gevonden wordt; ten
anderen: hoe zij in het gemeyn om de autho-
riteyt van de Kerk en van de menschelijke
overleveringen tegen de onzen staande hou
den, de goddelijkheyt van 's Heeren dag ver
loochent hebben en deswegen van de onzen
bestreden zijn". Hij brengt voor deze twee
stellingen vele bewijzen bij, geachte Collega,
en doet dan zooals ik deed en wat gij mij
als een misgreep ten laste legt. De Vaderen
wisten precies wat de heer Van Dis heeft
voortgebracht uit het Roornsche leerboek,
maar zij deden niet als gij. Zij wezen terug
naar datgene, dat de heer Lockefeer zoo an
tiek vond en waarom hij door u met zooveel
smaak wordt aangehaald. Maar hij had
recht, ik was in dezen antiek, veel antieker
dan gij, die het antieke slechts als schijn
bezigt Zonder dat de heer Lockefeer zich er
HET KLOOSTER ETTAL' IN BOVEN-BEIEREN
Dat in 1330 door
werd, viert zijn 600-jarig bestaan. Het i
dien aard in Duitschland,_j.
waarschijnlijk van bewust was, sprak hij
daarmede het vonnis uit over het gebrek aan
eenheid in dc Roornsche kerkleer, die niet
in overeenstemming blijkt met wat zijzelve
als de aller-antiekste norm der waarheid pre
dikt. Het is waar, de antieke waarheid is
onze norm, de eeuwige waarheid Gods. Maar
van u, geachte Collega, mocht ik venvach
ten dat gij in stede van daarop te smalen,
mij waart bijgevallen.
Ik doe met u niet mede, als gij in anti-pa-
pistisch geschetter uwe kracht zoekt Of ik
dan niet bevreesd ben voor de toenemende
macht van Rome? Neen, geachte Collega. Of
ik dan niet zie wat er geschiedt? Zeker wel.
Ook ik let op mijne wijze op de teekenen der
tijden. Maar ik geloof in God, die Zijne be
loften vervult, zoo waarachtig als Hij Zijn
recht voor onze oogen voltrekt. Ik geloof, dat.
geen- schepsel tegen Zijn wil zich roeren
noch bewegen kan en dat Gods Koninkrijk
komt door al de historische ontwikkeling
heen. Daaraan kan Rome niets veranderen.
Zoo min als het de Reformatie heeft kunnen
voorkomen, zoo min kan zij die vernietigen.
Daarom doe ik niet mede als gij vijandschap
kweekt en haat zaait en schijnt te ontken
nen wat onze Vaderen leerden, dat er grond
slagen gemeen zijn aan al wat Christen is
in historischen zin. Ook wil ik geen vijand
schap tegen welke levensbeschouwing ook,
cl ie. ernstig genoeg is om op dien naam aan
spraak te kunnen maken. Ik doe daaraan
riet mee niet alleen, omdat er niemand door
zv.lk een „Hetze" wordt bekeerd, ook niet
daarom, omdat er veeleer zoekenden door wor
den afgeschrikt, maar vooral omdat 't volko
men strijdt tegen Gods Woorcl, waarin ge
schreven staat, dat niemand iets kan aanne
men, tenzij het hem van boven gegeven
Ik stern in met den ouden Kerkvader, clie
niemand wilde veroordeelen, waarin iets van
Christus wordt gevonden. Daaraan houd ik
vast, gelijk ik het steeds heb geleerd aan
wie mij hoorden, dat God aan geen men-
schen het oordeel over zielen opgedragen
heeft- Maar daarnaast staat even volstrekt
zeker en vast: wij hebben het profetisch
Woord, dat als een licht schijnt in eene
duistere plaats. En het is onze roeping tegen
over de gansche wereld daaraan vast te hou
den en ais het pas geeft, haar tot de Wet en
de getuigenis te roepen. Ik zeg, geachte Col
lega, als het pas geeft, tijdig en ontijdig cn
met die bescheidenheid, die de Hccre eischt.
Niet met grove woorden én ook niet zonder
te letten op dc omgeving, waarin en de om
standigheden, waaronder wij verkeoren.
Heeft niet de Heere Jezus gezegd: „Geeft het
heilige den honden niet, noch werpt
paarlen voor de zwijnen, opdat zij niet te
eeniger tijd dezelve met hunne voeten treden
en zich omkeerende u verscheuren". Ziet gij,
Collega, de wijze, waarop gesproken wordt,
kan oorzaak zijn, dat onze naaste niet alleen
niet voor Christus gewonnen wordt, maai
ook dat de Naam des Heeren gesmaad wordt.
Dat geschiedt ook dan als wij luk raak hoo
ge eischen stellen die boven onze eigen
krachten uitgaan. Zoo hebt gij gesproken
over de Sabbathsvrcugde van Gods kinderen
alsof er ééne regeering is. die in de wet kan
bevelen wat alleen een vrucht van de won
dere genade Gods over Zijne kinderen is.
Wie een sabbathsheiliging gebieden wil, zoo
als gij gedaan hebt, die wordt de oorzaak,
dat de Naam des Heeren gelasterd wordt.
En waarom doet gij zulks? Niet daarom, dat
gii niet zoudt weten, dat het voor eehe regee
ring, welke ook, al was het eene Staatkundi
ge Gereformeerde, onmogelijk is, maar om
tot de eenvoudige menschcn, die van onzen
volkstoestand geen begrip hebben, te kunnen
zeggen, hoe getrouw gij wel zijt en hoe slap
die antirevolutionairen zijn, die Prof. Vis-
SjCher incluis.
Neen, geachte Collega, het zal ons beter
zijn ons leven te richten wat den Zondag be
treft, naar de oude Heidelberger Catechis
mus. Die vertient niet de dille en de komijn,
die haspelt niet over fictsen-reparatie of
auto-defect, noch over benzine en olie er
houdt ook niet van preeken in hét donker,
maar. leert ons met vele andere zaken, die
kerk en school betreffen, dat wij alle dagen
onzes levens, dus ook des Maandags, vj
onze booze werken zullen vieren, den Heere
door Zijnen Geest in ons laten werken om
alzoo den eeuwigen Sabbath in dit leven aan
te vangen.
Werd dit betracht, geachte Collega, dan
hield onder Gods volk weldra de sclieurin;
do twist en de tweedracht op, dan zoude er
een wandel zijn ook op politiek gebied,
oprechtheid voor Gods aangezicht. Dan zou
over ons zijn het licht, dat van Zijn aanzicht
straalt en weldra eene eenheid geboren w
den, die sterk maakt in den strijd.
Intusschen, geachte Collega, met vriende
lijke groeten
Uw
H. VISSCHER.
Huis ter Heide, 2 April 1930.
R.-K. STAATSPARTIJ EN
R.-K. VOLKSPARTIJ
EEN FUSIE?
Op het oogenibliik worden onderhamidelin-
gen gevoerd tus&chen de besluren vam de
R.K. Staatspartij en de R.K. Volkspartij met
het doel weeir d e eenheid te herst el lei..
Voorgesteld wordit om na opheffing der R.K
Volkspartij, ihaair afdeelingcn als studieclubs
te handlhaven, terwijl de positie der leden in
verschillende vertegenwoordigende colleges
onaangetast zal blijven en aan de groep de
zer partij, na haar opheffing, medezeggen
schap in de R.K. Staatspartij wordt ver
leend. De leden der R.K. Volkspartij in ver
tegenwoordigende bestuurscolleges zullen
als afgevaardigden der R.K. Staatspartij zit
ting hebben. Op een congres, te houden op
13 April te Utrecht, zal dé R.K. Volkspartij
deze voorstellen, die niet ailgemeene instem
ming vonden, behandelen.
NAT. VROUWENRAAD
DE ALGEMEENE VERGADEBING.
In de Donderdag voortgezette Siste alge
meen© vergadering van den Nat Vrouwen
raad te Apeldoorn, werden in het dagelij kech
bestuur, wegens periodiek aftreden van
mevr. G. H van Thiene nT11 a n u s
en mevr. SchoonenbergLen d e-
rank, gekozen mej. E. H. Pieper te Bilt
hoven, bij herstemming mevr. J. M. 'e J a-
c o bL o d. e r te Rotterdam.
Het voorstel, ingezonden door den plaatse-
lijken bond te Arnhem „De N.V.B. spreke
zich uit tegen het houden en bevorderen van
schoonlheidswedstrijden", werd z. h. st aan
genomen.
Een tiental dames werd aangewezen als
delegatie naar de algemeene vergadering
van den Internationalen Vrouwenraad te
Weenen van 26 Mei7 Juod e.k.
De algemeene vergadering ln 1931 zal wor
den gehouden te Hilversum.
Op de vergadering waren 30 yereenlgiingeD
vertegenwoordigd.
Het IViormoonsche
Eeuwfeest
1830 -- 6 APRIL
1930
HET FANTASTISCH LEVEN VAN
JOSEPH SMITH
De gouden platen der Openbaring
I.
De redacteur van dit blad, die tevens den
kalender zoo serieus verzorgt, duide het mij
niet euvel, dat ik G April van hem afneem.
Het is immers Zondag a.s. honderd jaren
geleden, dat de Mormoonsche kerk werd ge
sticht door Joseph Smith Jr., die later zich
zeiven tot profeet cn andere ambtswaardig
heden, tot zelfs Luitenant-Generaal eenei
dorpsschutterij toe, heeft uitgeroepen.
Hij was geboren 23 December 1805 te Sha-
>n in Windsor district in den Staat Ver
mont van Noord Amerika, uit ouders waai
de vader van Engclsohe, de moeder
Sehotsohc afkomst was, en uit families,
die reeds lang vóór 1700 in de nieuwe we
reld waren komen wonen.
Volgens zijn eigen verhaal, dat in zijn auto
biografie te vinden is, en herhaalde malen af
zonderlijk uitgegeven, kwam op zekeren dag
in 1S20, toen hij in een lwsch was, God de
Vader naar hem toe met Zijn Zoon, om
dienaan den vijftienjarigen knaap voor
te stellen. Op de vraag van den rondslen-
terenden jongen, die naar zijn eigen getui
genis al heel wat op zijn geweten had, bij
welke kerk hij zich moest aansluiten, kreeg
liij ten antwoord, dat er geen een kerk meer
deugde.
De profeet der Mormonen.
Een drietal jaren verloopen daarna, waarin
de knaap zich onledig hield met wat toen
veel in Amerika voorkwam, schatgraverij en
waarzeggerij, waarvoor hij beurtelings één
steen of twee steenen gebruikte om wat ver
borgen was in het heden of de toekomst te
kunnen zien. In 1823 kwam des nachts een
engel tot hem, die hem vertelde van
gouden platen,
beschreven met Egyptische letters, en ver-
'bbrgen in een heuvel, waarop de geschiede
nis van de oorspronkelijke bevolking van
Amerika", de Roodhuiden, zou zijn gegraveerd
Eerst vier jaren later, terwijl hij in dien
tusschentijd in de gevangenis gezeten had
„wegens wanordelijk gedrag en bedriegerij
met" den kijksteen", werden hem door den
hem reeds verschenen engel de gouden pla
ten ter hond gesteld, met twee steenen er
hij, die vroeger de Urim en Thummim ge
weest waren.
Met behulp van die steenen vermocht hij
de Egyptische hiëroglyphen te vertalen, wat
n.. veie wederwaardigheden zou gelukt zijn,
en zoo verscheen in Juli 1830 Het boek
van Mormon, waarvan 5000 exemplaren
waren gedrukt voor den prijs van 3000.
Het boek moest natuurlijk aan den man
gebracht worden, e nzoo besloot Joseph een
kerk te stichten. In dien tusschentijd was
hem Johannes de Dooper verschenen, die
hem en Oliver Cowclery doopte en ordende
tot het Atironitische priesterschap, terwijl
hij al meermalen openbaringen van God zou
hebben ontvangen, die meest in verband
stonden met de te stichten kerk, waarbij het
een nuchter denkend mensch verwondert,
dat, gesteld, dat alles waar zou zijn, wat
Smith zeide, alles zoo lang moest duren, eer
het tot stand kwam.
In de eerste ons bekende
Openbaring,
die niet gedateerd is, stond onder meer: „Zie,
ik ben God, en heb het gesproken: deze gebo
den zijn van Mij, en waren aan Mijne dienst
knechten (Smitih en Cowdery) in hunne
zwakheid (slecht gedrag) gegeven, volgens
de wijze van hun taal, opdat zij tot ver
stand mochten komen,ja, zelfs Mijn
dienstknecht Joseph Smith Jr. maoht mocht
De schrijver van dit artikel heeft ver
schillende werken over het Mormonendom
geschreven, zoowel in onze als in de Duitsche
taal. De voornaamste in onze taal zal zijn:
„De profeet der Mormonen, Joseph Smith Jr.",
308 bl., met 23 platen; en „De Mormonen, hun
profeet, leer en leven" 100 blz. 22 platen:
beiden uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen.
De Morjnonen-lcalhedraal van Salt Lake City, waarin dezer dagen een groote herden
kingsdienst zal gehouden worden.
hebben om door de genade van God, en door'
de macht van God, het B.oëk van Mormon tc
vertalen; en eveneens, .lat diegenen aan wie
deze geboden gegeven waren, maoht mogen
hebben het fundament dezer kerk te leggen,
en haar uit duisternis en donkerheid voort
tc brengen, de eenige ware en levende kerk
op het aangezicht der geheele aarde, met
dewelke Ik, de Heere, zeer tevreden ben,
sprekende tot de kerk gezamenlijk en niel
persoonlijk."
In ieder geval moet deze openbaring ge
geven zijn vóór September 1S23, wanneer de
tweedekomt.
6 April 1S30 komt de 21e openbaring aan
gaande de stichting der kerk. Zes mannen
traden toe: de profeet, rijn broeder Hyrum,
die in 1844 samen in de gevangenis, waar
ze wegens tal van aanklachten gevangen
zaten, te Carthago dcor een troep veront
waardigde mannen zijn vermoord; voorts zijn
jongere broeder Samuel, die vroeg is gestor
ven, dan de reeds genoemde Oliver Cowdery,
David Whitmer, zijn zwager, en Peter
Wh it.m er Jr. Deze zes per-onen doopten el
kander, niettegenstaande zij allen reeds ge
doopt waren, de profeet en Cowdery ook nog
door Johannes den Dooper, zoo zij voorgaven,
daarna leidden zij elkander de handen op,
en ontvingen dan verschillende gaven des
geestes.
Cowdery was de rechterhand van Smith
en hielp hem met de copie van Het boek
van Mormon, hoewel hij gten opleiding had
gehad, zoodat het geen wonder was, dat de
eerste uitgave, waarvan nog slechts een
paar exemplaren over zijn, wemelde van
duizenden taal-, stijl- en .-.ndere fouten.
Later ziin Cowdery cn David Whitmer de
kerk uitgebannen, omdat „zij tot een bende
behoorden van valsche munters, dieven, leu
genaars, en
schurken van de laagste scort,
en ze hunne consciëntie met oen brandijzer
toegeschroeid hadden, dat ze moordenaars
in liun hart "wat-én, ezels én alles behalve
fatsoenlijke nïenschen",wat voor mpois de
profeet weder te weten kwam door hém ver
leende „openbaringen Gods". Cowdery is in
1S50 als een ellendige dronkaard gestorven.
David Whitmer, die beweerde, dat hij de
gouden platen met Cowdery en anderen ge
zien had, vertelde ook nog, dat hij het zwaard
van Laban had gezien in een grafheuvel
Amerika, waarmede hij Jakob achtervolgd
had, een ander had de speer gezien, waar
mede Kaïn zijn broeder had vermoord, enz.
Zijn eigen kleinzoon George W. Schweich,
schreef nog in 1S99, dat hij het verhaal van
zijn grootvader aangaande de gouden platen
niet geloofde.
De profeet noemde zijn kerk met velerlei
namen, maar telkens had de naamsverande
ring betrekking op gewijzigde omstandi;
heden, die meest verband hielden met zijn
persoonlijk leven.
Eerst noemde hij haar „de kerk van Chris
tus", ook wel „de kerk van Jezus Christus",
„de kerk van God", „de kerk van den Eerst
geborene", enz., terwijl in 1S34 de kerk ge
noemd werd „De kerk van de heiligen der
laatste dagen", en in 1838 de thans nog in
gebruik zijnde naam: „De kerk van Jezus
Christus van de heiligen der laatste dagen".
Met de stichting van zijn kerk moest
de ban
uitgesproken worden over alle andere ker
ken, Smitih zeide: „alle andere kerken zijn
niet van God, ze kunnen goen_ vergeving van
zonden schenken"; „de sectarische kerk kan
niemand zalig maken, ze worden allen ver
doemd, die kerk gaat naar de hel, bij hon
derden, bij duizenden, bij millioenen"; „er
is maar één kerk, daarom zijn van de 66G
verschillende godsdiensten en secten 665
keerd ik vermoed, dat hem het getal uit
Op. 13 18 voor den geest stonder is
slechts één kerk, en dat is onze kerk."
De Roomsohe kerk is de afschuwelijkste
van alle kerken; de p rotes tan tsohe kerken
veroorzaken jaloerschheid en twisten, en
verkondigen valsche, ij dele a dwaze leer
stellingen; de modernen zijn menschen, die
in vleeschelijke zekerheid zijn, en zich wijs
maken, dat er geen hel is; de vrijmetselaars
INGEZONDEN MEBEDEELING.
MIJNHARDTS's
Hoofdpija-Tabletten 60ct-
Laxeer-Tabletten 60 ot-
Zenuw-1 abletten 75 cl-
Staal-Tabletten 90 cl-
Maag-Tabletten 75 c'
Bij Apoth. en Drogisten
Radio Nieuws.
ilerikzeo. Voorganger: Da S. H. J. Voors, N-.d.
lerv. pic-d. aldaar. Organist: de heer E. van
tergen te Zierikzee. 1. Orgelspel. 2. Votum. 3.
Ilngen: Psalm 27 5. i. Schriftlezing: Psalm 22
9, 2029. 5. Gebed. 6. Voorlezing van don
ekst Matth, 27 45. 46. 7. Zingen: Gezang 232
en 3. 8 Eerste gedeelte der predikatie. 9. Zin-
ren: Gezang 119 8. 9. 10. Tweede
aldaar. MuzikuJ
P. Stegenga Azn., Evong.
medewerking ver-
.Toewijding", o. 1.
ang. 10. Dankgebed. 11. Gemeenschappelijk
s Ziekendleust, te lelden door Ds. A. O. Djo-
i' van Chr. Lectuur, door mej. J. T. M.
j Tiidseli
ersburgv
;rlc (d.
richtei
'Luth. lte
t°.r tfTtiS18*
Spreker de iieer
cro.
- planten
d". 3.15—3.45 Cursus Knippen en
.or het Instituut E. N.
:1 54. te Utrecht. 4.—
ie. te lelden door Ds,
Utrecht.
-2.35 Uitzending voor Scholen
Ac. Ph. Caro. te Utrecht. Ond.
ip School" 2.35—3.15 Spreker de heer
Onderwerp: „De kaï
verleeni
1aanz, te Hilversum, kerkorgel. 5.— Tijdsein. E—
G.30 Concert: mevr. v. Essen—Venneman. zang:
de heer A. J. Mooy. oruel. 6 30—7 Spreker de
heer W. Santema. te Schnrriegoutum (Fr.)- die
een propaganda-woord zal spreken in het
Friesch Onderwerp: „Frysk bloed tsjoch op",
7—7.45 Cursusverbetcring van het gezang in
huis. te geven door den heer Jnc. Ph. Caro, te
Utrecht, met pianobegcleidin,
richten. 8.— Tijd:
7.45—8 Politlebe-
•8.50 Eerste gedeelte van
oor de Arnhemsche Gr-
i. o. 1. v. d. heer Martin Spanjaard,
i. Solist: .de heer Z. Hulleman, fluit.
9.10—10 Vervolg Concert. 1
0.1510.45 Een half
i.V.R.O. 10.— Tijdsein. 10—10.15 iior-
nwijding. 12.— Politieberichten. 12—2 JIu-
:k. 22.45 Wenken op het gebied van kook-
nst. 2.45—4.30 Muziek. 5—6 Kinderuurtje. 6.—
muziek. 12.— Sluitlm
vormen geiheime vereenigingen, die vereeni
gingen des duivels zijn, waarbij het zeer op
merkelijk is, dat Smith zelf vrijmetselaar is
geworden, met zijn meeste volgelingen, ter
wijl de Amerikaansohe Mormonen meest
allen tot geheime vereenigingen behooren.
„Zietdaar, er zijn maar twee kerken: de
ééne is de kerk van het Lam Gods, de an
dere van den duivel!" zei de profeet
Wat is er na een eeuw van de Mormoon
sche kerk geworden?
M. H. A. VAN DER VALK.
RINGERS' ZILVEREN JUBILEUM
De bekehde N. V. Maatschappij tot Expl. der fabriek van eerste klasse Cacao- en Choco lade-artikelen v/h. H. Ritigers vierde gistere»
haar 25-jarig bestaan. Gisteren werd dit feit te Rotterdam herdacht, morgen te Allernaar. Hier naast een foto van de Directie en een
-**•••-.- ■- gedeelte yan 't personeel.