BINNENLAND. ZATERDAG 5 APRIL 1930 TWEEDE BLAD PAG. 5 OPEN BRIEF VAN Dr. H. VISSCHER AAN DS. G. H. KERSTEN Geachte Collega, Nu ik weer eenige malen hot twijfel achtig voorrecht had het middelpunt ie rijn in uwe politieke beschouwingen gelijk gij deze in „Do Banier" pleegt te geven, is er voor mij eene natuurlijke aanleiding u Sper in een brief het mijne te zeggen. De vraagstukken, die U op politiek go ed bijzonder belang schijnen in te boeze men, zijn van zeer groote nationale betee- kenis voor ons het Gereformeerde volk! Een fietsende kerkganger is een gewichtig politiek onderwerp voor u. „De Banier" wordt op deze wijze een blad van groote opvoedende kracht, waardoor de gezichts kring uwer lezers zeer wordt verwijd, zoo dat gij, geachte Collega, onder velen school maakt en velen daardoor trekt tot belijden en beleven der Gereformeerde beginselen. Over hot gewicht uwer beschouwingen zul len uwe volgelingen zich zeker verbazen en rij zullen, indien zij namelijk met genoeg zaam oordeel-' des onderscheids bedeeld rijn, den fijnen geest weten te proeven, die uit de behandeling van zulke gewichtige vragen spreekt Mocht dit zoo wezen, dan zullen zij ook wel beseffen, hoeseer uw politiek streven in overeenstemming is met de groote be langen, die in onze dagen op het spel staan. Bovenal zullen zij, wanneer zij goed lezen, jtcseffen, hoe schoon dit alles in overeen stemming is met hetgeen verwacht mag worden van iemand, die tot do Wet en hei getuigenis het volk als boetprediker Gods meent te (moeten terugroepen door te-vens als politiek kampvechter op te treden. Gij hebt, geachte Collega, uzelven in de Kamer aangediend als iemand, die wel „in don ker precken" kan. Indien gij diit niet zelve liadt gezegd, ik zou het gaarne van u heb ben geloofd, want als ik uw persarbewi naga, dan is bij mij zelfs de vraag gerezen, of gij ook uwr artikelen in „De Banier" niet „in het donker" soms schrijft. Ik heb mij wel eens dc vraag gesteld, hoe het :ou komen, dat er onder dc uitne- meenschap zijn, die uw politieke actie eenigszins schouderophalend aanzien. Maar sinds ik uwe blijkbaar „in hot donker" ge schreven artikelen gelezen heb, werd het mii duidelijk. Gelooft gij nu zelve, geachte Collega, dat hetgeen gij af en toe tegen mij, den Heer Duymaer van Twist of Dr. Severijn ten beste geeft, het rncrkteckcn draagt van de waarachtigheid, die op politiek terrein in dc polemiek hem behoort te sieren, die het belang van het Gereformeerde volk wil be hartigen? Vroeger schreef ik u reeds, dai de wijze, waarop gij in de Kamer u richt tegen andersdenkenden, Inzonderheid tegen de Roomschen en de A.R., niet door den beugel kan, omdat gij uw tegenstanders geen recht laat wedervaren. In uw penne vruchten walt diit ook zoo onaangenaam op, want zij onderscheiden zich meestal door slimmigheidjes en windselen, die de strekking hébben de waarheid aangaande hen, die gij bestrijdt, te verbloemen en han ln een onwaarachtig licht te stellen. Is dit nu in overeenstemming met de hooge en heilige doeleinden, die wij naar den eiscb des Woords moéten voorstaan of gaat het hietüij ten koste van dat alles om de glorie der Partij van Ds. Kersten. Dit nu is niet overeenkomstig de beginselen, die gij zégt voor te staan Met spreekwoord zegt wel: De wereld wil bedrogen eijn en de ervaring leert, dat het in de vrome wereld niet beter is gesteld. Maar juist daarom is het zoo noodig toch vooral niet den schijn op zich te laden als deden wij daaraan mede. Wij mogen de eere van Gods Naam en zaak niet ondergeschikt maken aan onze belan gen en begeerten, hoe natuurlijk die ook mogen zijn. En daarom, geachte Collega, nam ik nogmaals de pen op om u te vra gen: is de wijze, waarop gij strijd voert in overeenstemming met den eisch van Gods Woord en met de normen van Zijn recht? Gij heht mij eenmaal, toen ik tegenover u een heroep deed op het woord van Hem, die de mond der Waarheid is, teruggewe zen met de beswering, dat hot u niet raakte en ik slechts goochelde met teksten, maar ik laat mij door zulke schampere uitspraak niet ter zijde schuiven. Ik zeg u nogmaah. dat de wijze, waarop igrij strijdt, niet met Gods Woord in overeenstemming is. Het is niet oprecht gehandeld, als gij, zonder aan uwe lezers ten voeten uit mee te deelcn wat anderen gezegd hebben, hen met den nagel van een enkel woord meent te mogen doorboren. Het is niet recht telken male door scheeve voorstellingen uw naasten in £en daglicht te stellen, waarvan gij moet weten, dat het niet het licht der waar- hcid is. Zie, geachte Collega, dat gij voor de oude Waarheid Gods het pleidooi wilt voeren, iki juich het van harte toe, dat gij oud-Gere formeerd wilt zijn, ik kan het slechts prij zen. Als gij daarvoor strijd voert, gij zult mij aan uwe zijde vinden. Maar de eerste voorwaarde, die daarvoor vervuld moet rijn, is dat wij die waarheid oprecht aan vaarden en haar ook beleven in de prac- tijk. De wereld moet niet tegen ons met recht kunnen zeggen, zooals ik het jaren geleden den heer Troelstra bij een debat hoorde zeggen tot een politieken tegenstan der: „dit heb ik tegen u; niet dat gij een Christen zijt, maar dat gij het niet zijt". Het is niet genoeg de graven der profeten te bou wen, niet genoeg daarmede, dat wij al maar over de Vaderen roemen. Als 't slechts om den Haam van „Gereformeerd" te doen is. dan kunnen wij wel, als wij van de tongriem gesneden zijn, in het donker preeken, maar niet in het donker leven. Gij zult het toch met mij eens zijn, dat wij hen. die bui ten de dingen van Gods Woord leven, geene gelegenheid moeten geven om met recht te wijzen op politieke onwaarachtigheid in woord en daad. En zooals ik nu bezwaren heb tegen uwe methode van polemiek, zoo heb ik ook be zwaar tegen dc wijze, waarop gij tegenover andersdenkenden optreedt. Het weinige, dat gij uit hetgeen ik in de Kamer gezegd heb aan uw lezers voorlegt om mij in 'n verkeerd daglicht te stellen, dringt mij u een en an der te zeggen, dat u moge bewegen tot de vraag, of ook in dit opzicht uwe houding met Gods Woord overeenstemt. Tegen de Roomschen stelt gij u met dik wijls zeer harde woorden van afkeuring, die noodeloos kwetsen, maar argumenten van beteckenis brengt gij tegen ben niet in het vuur. Gij zijt met ben minder goed op de hoogte dan onze Vaderen cn kent ook deze met betrekking tot de Roomschen niet. Het is uit uw optreden in dc Kamer gebleken, dat 'n zoo veel omvattend cn verstrekkend verschijn sel als het Roomsch-Kotholicisme meer door u wordt uitgescholden dan bestreden. Il< wensch u daarin niet te volgen, omdat anti papistisch schelden niet baat, maar omge keerd aan de zaak des I-Ieeren, die wij heb ben te dienen, schaadt. Het trof mij in uw pennevrucht, dat gij zelfs mijn argumenta tie aan het adres der Roomsch-Katbolieke Staatspartij niet cons hebt begrepen. Ik be riep mij tegenover haar op de officicele, door do Kerk zelve officieel gegeven uitspraken, om aizoo aan onze Roornsche medeleden in herinnering te brengen hetgeen hunne Kerk eigenlijk leert, opdat zij op grond daarvan den steun zouden bieden, die noodig \v*as om van den Christelijken rustdag te redden wat mogelijk was. En waarlijk, nu komt gij om rnij in „De Banier" als zeer eenzijdig voor te stellen, zóó eenzijdig, dat de Roornsche heer Lockefeer door u nog geprezen wordt, omdat hij mij „antiek" doopte. Wat blijkt daar nu uit, dan alleen dat het u niet om de zaak des Heeren in de Zon dagsheiliging gaat, maar om uw partij-op- treden te verheerlijken. Dat blijkt uit uw schrijven in „De Banier" van 1 April duide lijk voor wie lezen kan. Maar het is toch waar, geachte Collega, dat als er voor onze beginselen iets bereikt zal worden in dezen ernstigen tijd, waarin alles wankelt, dat wij dan in de Kamer niet wat verdeelt, maar wat vereenigt in het oog hebben te vatten. Ik kan uwe houding tegenover de Roomschen niet goedkeuren. Gij staat ook tegenover hen niet zooals gij het bij onze Vaderen hadt kunnen leeren. Deze hebben ons geleerd om het oog ook te Vestigen op die algemcene be ginselen van Christelijke wereldbeschouwing, waardoor zij ons nader staan dan de linker zijde in al hare schakeeringen. Als het maar aankomt op dc veiligstelling van die alge- meene Christelijke grondslagen onzer cul tuur, die al wat Christen heet de eeuwen door in eere hebben gehouden als vruchten, der menschheid in en met Christus geschon ken. En als de nood aan den man komt en het gaat om de instandhouding der grond slagen, als het gaat om de keuze tusschen Christus of Marx, dan zou ik mij u, geachte Collega, zelfs niet anders kunnen voorstellen, dan met ons optrekkend en in bond met al len, ook met de Roomsch-Katliolfeken. den strijd voerend -voor het Kruis. Welnu, het is niet goed in de politieke ac tie dit alles eenvoudig, uit afkeer blind, voor bij te zien om niet slechts tegen ons anti revolutionairen en Roomschen en Christelijk- Historischen te keer te gaan, maar zelden of nooit de grondbeginselen der linkerzijde aan te vallen. Het is mijne overtuiging, dat-het steeds de voorkeur verdient te letten aller eerst op wat gemeen goed is. Ik geloof niet, dat het politieke wijsheid is andersdenken den met felle, harde woorden te striemen en te smaden. Wilt gij u tegen de Roomschen stellen, doe dit dan, maar met argumenten en zonder noodeloos te kwetsen. Welnu, dat heb ik gedaan door mij te beroepen op de eigen leer hunner Kerk, hun voor te stellen daarnaar te handelen. En nu komt gij om mij daarvan een verwijt te maken, in plaats van mij bij te vallen. En ook daarin toont gij met de leer der Vaderen niet bekend te zijn. Wat ik gedaan heb en waarover gij smalend den staf breekt, dat hadt gij b onze beste theologen kunnen lezen. De strijd over den sabbath heeft het kerkelijk leven onzer Vaderen bewogen en beroerd. Lees Ja cobus Koelman over De historie van den sabbath. Wat zegt hij van de Roomschen? Ik zal u zijn eigen woorden voorleggen: „Aan gaande de Papisten, twee dingen zullen wij haar toonen: eerst hoe de ware leere van den Sabbath en 's Heereri dag noch in eenige voetstappen onder hen gevonden wordt; ten anderen: hoe zij in het gemeyn om de autho- riteyt van de Kerk en van de menschelijke overleveringen tegen de onzen staande hou den, de goddelijkheyt van 's Heeren dag ver loochent hebben en deswegen van de onzen bestreden zijn". Hij brengt voor deze twee stellingen vele bewijzen bij, geachte Collega, en doet dan zooals ik deed en wat gij mij als een misgreep ten laste legt. De Vaderen wisten precies wat de heer Van Dis heeft voortgebracht uit het Roornsche leerboek, maar zij deden niet als gij. Zij wezen terug naar datgene, dat de heer Lockefeer zoo an tiek vond en waarom hij door u met zooveel smaak wordt aangehaald. Maar hij had recht, ik was in dezen antiek, veel antieker dan gij, die het antieke slechts als schijn bezigt Zonder dat de heer Lockefeer zich er HET KLOOSTER ETTAL' IN BOVEN-BEIEREN Dat in 1330 door werd, viert zijn 600-jarig bestaan. Het i dien aard in Duitschland,_j. waarschijnlijk van bewust was, sprak hij daarmede het vonnis uit over het gebrek aan eenheid in dc Roornsche kerkleer, die niet in overeenstemming blijkt met wat zijzelve als de aller-antiekste norm der waarheid pre dikt. Het is waar, de antieke waarheid is onze norm, de eeuwige waarheid Gods. Maar van u, geachte Collega, mocht ik venvach ten dat gij in stede van daarop te smalen, mij waart bijgevallen. Ik doe met u niet mede, als gij in anti-pa- pistisch geschetter uwe kracht zoekt Of ik dan niet bevreesd ben voor de toenemende macht van Rome? Neen, geachte Collega. Of ik dan niet zie wat er geschiedt? Zeker wel. Ook ik let op mijne wijze op de teekenen der tijden. Maar ik geloof in God, die Zijne be loften vervult, zoo waarachtig als Hij Zijn recht voor onze oogen voltrekt. Ik geloof, dat. geen- schepsel tegen Zijn wil zich roeren noch bewegen kan en dat Gods Koninkrijk komt door al de historische ontwikkeling heen. Daaraan kan Rome niets veranderen. Zoo min als het de Reformatie heeft kunnen voorkomen, zoo min kan zij die vernietigen. Daarom doe ik niet mede als gij vijandschap kweekt en haat zaait en schijnt te ontken nen wat onze Vaderen leerden, dat er grond slagen gemeen zijn aan al wat Christen is in historischen zin. Ook wil ik geen vijand schap tegen welke levensbeschouwing ook, cl ie. ernstig genoeg is om op dien naam aan spraak te kunnen maken. Ik doe daaraan riet mee niet alleen, omdat er niemand door zv.lk een „Hetze" wordt bekeerd, ook niet daarom, omdat er veeleer zoekenden door wor den afgeschrikt, maar vooral omdat 't volko men strijdt tegen Gods Woorcl, waarin ge schreven staat, dat niemand iets kan aanne men, tenzij het hem van boven gegeven Ik stern in met den ouden Kerkvader, clie niemand wilde veroordeelen, waarin iets van Christus wordt gevonden. Daaraan houd ik vast, gelijk ik het steeds heb geleerd aan wie mij hoorden, dat God aan geen men- schen het oordeel over zielen opgedragen heeft- Maar daarnaast staat even volstrekt zeker en vast: wij hebben het profetisch Woord, dat als een licht schijnt in eene duistere plaats. En het is onze roeping tegen over de gansche wereld daaraan vast te hou den en ais het pas geeft, haar tot de Wet en de getuigenis te roepen. Ik zeg, geachte Col lega, als het pas geeft, tijdig en ontijdig cn met die bescheidenheid, die de Hccre eischt. Niet met grove woorden én ook niet zonder te letten op dc omgeving, waarin en de om standigheden, waaronder wij verkeoren. Heeft niet de Heere Jezus gezegd: „Geeft het heilige den honden niet, noch werpt paarlen voor de zwijnen, opdat zij niet te eeniger tijd dezelve met hunne voeten treden en zich omkeerende u verscheuren". Ziet gij, Collega, de wijze, waarop gesproken wordt, kan oorzaak zijn, dat onze naaste niet alleen niet voor Christus gewonnen wordt, maai ook dat de Naam des Heeren gesmaad wordt. Dat geschiedt ook dan als wij luk raak hoo ge eischen stellen die boven onze eigen krachten uitgaan. Zoo hebt gij gesproken over de Sabbathsvrcugde van Gods kinderen alsof er ééne regeering is. die in de wet kan bevelen wat alleen een vrucht van de won dere genade Gods over Zijne kinderen is. Wie een sabbathsheiliging gebieden wil, zoo als gij gedaan hebt, die wordt de oorzaak, dat de Naam des Heeren gelasterd wordt. En waarom doet gij zulks? Niet daarom, dat gii niet zoudt weten, dat het voor eehe regee ring, welke ook, al was het eene Staatkundi ge Gereformeerde, onmogelijk is, maar om tot de eenvoudige menschcn, die van onzen volkstoestand geen begrip hebben, te kunnen zeggen, hoe getrouw gij wel zijt en hoe slap die antirevolutionairen zijn, die Prof. Vis- SjCher incluis. Neen, geachte Collega, het zal ons beter zijn ons leven te richten wat den Zondag be treft, naar de oude Heidelberger Catechis mus. Die vertient niet de dille en de komijn, die haspelt niet over fictsen-reparatie of auto-defect, noch over benzine en olie er houdt ook niet van preeken in hét donker, maar. leert ons met vele andere zaken, die kerk en school betreffen, dat wij alle dagen onzes levens, dus ook des Maandags, vj onze booze werken zullen vieren, den Heere door Zijnen Geest in ons laten werken om alzoo den eeuwigen Sabbath in dit leven aan te vangen. Werd dit betracht, geachte Collega, dan hield onder Gods volk weldra de sclieurin; do twist en de tweedracht op, dan zoude er een wandel zijn ook op politiek gebied, oprechtheid voor Gods aangezicht. Dan zou over ons zijn het licht, dat van Zijn aanzicht straalt en weldra eene eenheid geboren w den, die sterk maakt in den strijd. Intusschen, geachte Collega, met vriende lijke groeten Uw H. VISSCHER. Huis ter Heide, 2 April 1930. R.-K. STAATSPARTIJ EN R.-K. VOLKSPARTIJ EEN FUSIE? Op het oogenibliik worden onderhamidelin- gen gevoerd tus&chen de besluren vam de R.K. Staatspartij en de R.K. Volkspartij met het doel weeir d e eenheid te herst el lei.. Voorgesteld wordit om na opheffing der R.K Volkspartij, ihaair afdeelingcn als studieclubs te handlhaven, terwijl de positie der leden in verschillende vertegenwoordigende colleges onaangetast zal blijven en aan de groep de zer partij, na haar opheffing, medezeggen schap in de R.K. Staatspartij wordt ver leend. De leden der R.K. Volkspartij in ver tegenwoordigende bestuurscolleges zullen als afgevaardigden der R.K. Staatspartij zit ting hebben. Op een congres, te houden op 13 April te Utrecht, zal dé R.K. Volkspartij deze voorstellen, die niet ailgemeene instem ming vonden, behandelen. NAT. VROUWENRAAD DE ALGEMEENE VERGADEBING. In de Donderdag voortgezette Siste alge meen© vergadering van den Nat Vrouwen raad te Apeldoorn, werden in het dagelij kech bestuur, wegens periodiek aftreden van mevr. G. H van Thiene nT11 a n u s en mevr. SchoonenbergLen d e- rank, gekozen mej. E. H. Pieper te Bilt hoven, bij herstemming mevr. J. M. 'e J a- c o bL o d. e r te Rotterdam. Het voorstel, ingezonden door den plaatse- lijken bond te Arnhem „De N.V.B. spreke zich uit tegen het houden en bevorderen van schoonlheidswedstrijden", werd z. h. st aan genomen. Een tiental dames werd aangewezen als delegatie naar de algemeene vergadering van den Internationalen Vrouwenraad te Weenen van 26 Mei7 Juod e.k. De algemeene vergadering ln 1931 zal wor den gehouden te Hilversum. Op de vergadering waren 30 yereenlgiingeD vertegenwoordigd. Het IViormoonsche Eeuwfeest 1830 -- 6 APRIL 1930 HET FANTASTISCH LEVEN VAN JOSEPH SMITH De gouden platen der Openbaring I. De redacteur van dit blad, die tevens den kalender zoo serieus verzorgt, duide het mij niet euvel, dat ik G April van hem afneem. Het is immers Zondag a.s. honderd jaren geleden, dat de Mormoonsche kerk werd ge sticht door Joseph Smith Jr., die later zich zeiven tot profeet cn andere ambtswaardig heden, tot zelfs Luitenant-Generaal eenei dorpsschutterij toe, heeft uitgeroepen. Hij was geboren 23 December 1805 te Sha- >n in Windsor district in den Staat Ver mont van Noord Amerika, uit ouders waai de vader van Engclsohe, de moeder Sehotsohc afkomst was, en uit families, die reeds lang vóór 1700 in de nieuwe we reld waren komen wonen. Volgens zijn eigen verhaal, dat in zijn auto biografie te vinden is, en herhaalde malen af zonderlijk uitgegeven, kwam op zekeren dag in 1S20, toen hij in een lwsch was, God de Vader naar hem toe met Zijn Zoon, om dienaan den vijftienjarigen knaap voor te stellen. Op de vraag van den rondslen- terenden jongen, die naar zijn eigen getui genis al heel wat op zijn geweten had, bij welke kerk hij zich moest aansluiten, kreeg liij ten antwoord, dat er geen een kerk meer deugde. De profeet der Mormonen. Een drietal jaren verloopen daarna, waarin de knaap zich onledig hield met wat toen veel in Amerika voorkwam, schatgraverij en waarzeggerij, waarvoor hij beurtelings één steen of twee steenen gebruikte om wat ver borgen was in het heden of de toekomst te kunnen zien. In 1823 kwam des nachts een engel tot hem, die hem vertelde van gouden platen, beschreven met Egyptische letters, en ver- 'bbrgen in een heuvel, waarop de geschiede nis van de oorspronkelijke bevolking van Amerika", de Roodhuiden, zou zijn gegraveerd Eerst vier jaren later, terwijl hij in dien tusschentijd in de gevangenis gezeten had „wegens wanordelijk gedrag en bedriegerij met" den kijksteen", werden hem door den hem reeds verschenen engel de gouden pla ten ter hond gesteld, met twee steenen er hij, die vroeger de Urim en Thummim ge weest waren. Met behulp van die steenen vermocht hij de Egyptische hiëroglyphen te vertalen, wat n.. veie wederwaardigheden zou gelukt zijn, en zoo verscheen in Juli 1830 Het boek van Mormon, waarvan 5000 exemplaren waren gedrukt voor den prijs van 3000. Het boek moest natuurlijk aan den man gebracht worden, e nzoo besloot Joseph een kerk te stichten. In dien tusschentijd was hem Johannes de Dooper verschenen, die hem en Oliver Cowclery doopte en ordende tot het Atironitische priesterschap, terwijl hij al meermalen openbaringen van God zou hebben ontvangen, die meest in verband stonden met de te stichten kerk, waarbij het een nuchter denkend mensch verwondert, dat, gesteld, dat alles waar zou zijn, wat Smith zeide, alles zoo lang moest duren, eer het tot stand kwam. In de eerste ons bekende Openbaring, die niet gedateerd is, stond onder meer: „Zie, ik ben God, en heb het gesproken: deze gebo den zijn van Mij, en waren aan Mijne dienst knechten (Smitih en Cowdery) in hunne zwakheid (slecht gedrag) gegeven, volgens de wijze van hun taal, opdat zij tot ver stand mochten komen,ja, zelfs Mijn dienstknecht Joseph Smith Jr. maoht mocht De schrijver van dit artikel heeft ver schillende werken over het Mormonendom geschreven, zoowel in onze als in de Duitsche taal. De voornaamste in onze taal zal zijn: „De profeet der Mormonen, Joseph Smith Jr.", 308 bl., met 23 platen; en „De Mormonen, hun profeet, leer en leven" 100 blz. 22 platen: beiden uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen. De Morjnonen-lcalhedraal van Salt Lake City, waarin dezer dagen een groote herden kingsdienst zal gehouden worden. hebben om door de genade van God, en door' de macht van God, het B.oëk van Mormon tc vertalen; en eveneens, .lat diegenen aan wie deze geboden gegeven waren, maoht mogen hebben het fundament dezer kerk te leggen, en haar uit duisternis en donkerheid voort tc brengen, de eenige ware en levende kerk op het aangezicht der geheele aarde, met dewelke Ik, de Heere, zeer tevreden ben, sprekende tot de kerk gezamenlijk en niel persoonlijk." In ieder geval moet deze openbaring ge geven zijn vóór September 1S23, wanneer de tweedekomt. 6 April 1S30 komt de 21e openbaring aan gaande de stichting der kerk. Zes mannen traden toe: de profeet, rijn broeder Hyrum, die in 1844 samen in de gevangenis, waar ze wegens tal van aanklachten gevangen zaten, te Carthago dcor een troep veront waardigde mannen zijn vermoord; voorts zijn jongere broeder Samuel, die vroeg is gestor ven, dan de reeds genoemde Oliver Cowdery, David Whitmer, zijn zwager, en Peter Wh it.m er Jr. Deze zes per-onen doopten el kander, niettegenstaande zij allen reeds ge doopt waren, de profeet en Cowdery ook nog door Johannes den Dooper, zoo zij voorgaven, daarna leidden zij elkander de handen op, en ontvingen dan verschillende gaven des geestes. Cowdery was de rechterhand van Smith en hielp hem met de copie van Het boek van Mormon, hoewel hij gten opleiding had gehad, zoodat het geen wonder was, dat de eerste uitgave, waarvan nog slechts een paar exemplaren over zijn, wemelde van duizenden taal-, stijl- en .-.ndere fouten. Later ziin Cowdery cn David Whitmer de kerk uitgebannen, omdat „zij tot een bende behoorden van valsche munters, dieven, leu genaars, en schurken van de laagste scort, en ze hunne consciëntie met oen brandijzer toegeschroeid hadden, dat ze moordenaars in liun hart "wat-én, ezels én alles behalve fatsoenlijke nïenschen",wat voor mpois de profeet weder te weten kwam door hém ver leende „openbaringen Gods". Cowdery is in 1S50 als een ellendige dronkaard gestorven. David Whitmer, die beweerde, dat hij de gouden platen met Cowdery en anderen ge zien had, vertelde ook nog, dat hij het zwaard van Laban had gezien in een grafheuvel Amerika, waarmede hij Jakob achtervolgd had, een ander had de speer gezien, waar mede Kaïn zijn broeder had vermoord, enz. Zijn eigen kleinzoon George W. Schweich, schreef nog in 1S99, dat hij het verhaal van zijn grootvader aangaande de gouden platen niet geloofde. De profeet noemde zijn kerk met velerlei namen, maar telkens had de naamsverande ring betrekking op gewijzigde omstandi; heden, die meest verband hielden met zijn persoonlijk leven. Eerst noemde hij haar „de kerk van Chris tus", ook wel „de kerk van Jezus Christus", „de kerk van God", „de kerk van den Eerst geborene", enz., terwijl in 1S34 de kerk ge noemd werd „De kerk van de heiligen der laatste dagen", en in 1838 de thans nog in gebruik zijnde naam: „De kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatste dagen". Met de stichting van zijn kerk moest de ban uitgesproken worden over alle andere ker ken, Smitih zeide: „alle andere kerken zijn niet van God, ze kunnen goen_ vergeving van zonden schenken"; „de sectarische kerk kan niemand zalig maken, ze worden allen ver doemd, die kerk gaat naar de hel, bij hon derden, bij duizenden, bij millioenen"; „er is maar één kerk, daarom zijn van de 66G verschillende godsdiensten en secten 665 keerd ik vermoed, dat hem het getal uit Op. 13 18 voor den geest stonder is slechts één kerk, en dat is onze kerk." De Roomsohe kerk is de afschuwelijkste van alle kerken; de p rotes tan tsohe kerken veroorzaken jaloerschheid en twisten, en verkondigen valsche, ij dele a dwaze leer stellingen; de modernen zijn menschen, die in vleeschelijke zekerheid zijn, en zich wijs maken, dat er geen hel is; de vrijmetselaars INGEZONDEN MEBEDEELING. MIJNHARDTS's Hoofdpija-Tabletten 60ct- Laxeer-Tabletten 60 ot- Zenuw-1 abletten 75 cl- Staal-Tabletten 90 cl- Maag-Tabletten 75 c' Bij Apoth. en Drogisten Radio Nieuws. ilerikzeo. Voorganger: Da S. H. J. Voors, N-.d. lerv. pic-d. aldaar. Organist: de heer E. van tergen te Zierikzee. 1. Orgelspel. 2. Votum. 3. Ilngen: Psalm 27 5. i. Schriftlezing: Psalm 22 9, 2029. 5. Gebed. 6. Voorlezing van don ekst Matth, 27 45. 46. 7. Zingen: Gezang 232 en 3. 8 Eerste gedeelte der predikatie. 9. Zin- ren: Gezang 119 8. 9. 10. Tweede aldaar. MuzikuJ P. Stegenga Azn., Evong. medewerking ver- .Toewijding", o. 1. ang. 10. Dankgebed. 11. Gemeenschappelijk s Ziekendleust, te lelden door Ds. A. O. Djo- i' van Chr. Lectuur, door mej. J. T. M. j Tiidseli ersburgv ;rlc (d. richtei 'Luth. lte t°.r tfTtiS18* Spreker de iieer cro. - planten d". 3.15—3.45 Cursus Knippen en .or het Instituut E. N. :1 54. te Utrecht. 4.— ie. te lelden door Ds, Utrecht. -2.35 Uitzending voor Scholen Ac. Ph. Caro. te Utrecht. Ond. ip School" 2.35—3.15 Spreker de heer Onderwerp: „De kaï verleeni 1aanz, te Hilversum, kerkorgel. 5.— Tijdsein. E— G.30 Concert: mevr. v. Essen—Venneman. zang: de heer A. J. Mooy. oruel. 6 30—7 Spreker de heer W. Santema. te Schnrriegoutum (Fr.)- die een propaganda-woord zal spreken in het Friesch Onderwerp: „Frysk bloed tsjoch op", 7—7.45 Cursusverbetcring van het gezang in huis. te geven door den heer Jnc. Ph. Caro, te Utrecht, met pianobegcleidin, richten. 8.— Tijd: 7.45—8 Politlebe- •8.50 Eerste gedeelte van oor de Arnhemsche Gr- i. o. 1. v. d. heer Martin Spanjaard, i. Solist: .de heer Z. Hulleman, fluit. 9.10—10 Vervolg Concert. 1 0.1510.45 Een half i.V.R.O. 10.— Tijdsein. 10—10.15 iior- nwijding. 12.— Politieberichten. 12—2 JIu- :k. 22.45 Wenken op het gebied van kook- nst. 2.45—4.30 Muziek. 5—6 Kinderuurtje. 6.— muziek. 12.— Sluitlm vormen geiheime vereenigingen, die vereeni gingen des duivels zijn, waarbij het zeer op merkelijk is, dat Smith zelf vrijmetselaar is geworden, met zijn meeste volgelingen, ter wijl de Amerikaansohe Mormonen meest allen tot geheime vereenigingen behooren. „Zietdaar, er zijn maar twee kerken: de ééne is de kerk van het Lam Gods, de an dere van den duivel!" zei de profeet Wat is er na een eeuw van de Mormoon sche kerk geworden? M. H. A. VAN DER VALK. RINGERS' ZILVEREN JUBILEUM De bekehde N. V. Maatschappij tot Expl. der fabriek van eerste klasse Cacao- en Choco lade-artikelen v/h. H. Ritigers vierde gistere» haar 25-jarig bestaan. Gisteren werd dit feit te Rotterdam herdacht, morgen te Allernaar. Hier naast een foto van de Directie en een -**•••-.- ■- gedeelte yan 't personeel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5