U&iAadai Cjmumgck SüeuCti
Radio Nieuws.
SAMBO EN JOCKO
DIE ZIJN LEVEN VERLIEST
WOENSDAG 26 FEBRUARI 1930 DERDE BLAD PAG. 3
BOND VAN CHR. (M.)U.L.O.-SCHOLEN
ALGEMEENE VERGADERING
TE UTRECHT
Eeferaten over de driejarige en de
vierjarige (M.)U.L.O.-School
Heden kwam te Utrecht de Bond van
Christelijke (M.)U.L.O.-Scholen in jaarlijk-
sche algemeene vergadering bijeen.
Nadat verschillende huishoudelijke zaken
waren afgehandeld, refereerde de heer H.
v. d. T o 1, hoofd der Keucheniussohool te
Rotterdam, over het onderwerp „De drie
jarige (m.)u.l.o.-school".
Referaat H. v. d. Tol.
Spr. begon met te herinneren
enquête ingesteld door den Bond van Be
sturen van Chr. (M.)
Ulo-scholen, welke
enquête liep over de
vraag: a. Acht
xjmhinatie g.l
u.l.o. school
wenscht? Welke
voordeelen cn welke
nadeelen geeft deze
combinatie? b. Een
enquête over de per-
soneelvoorziening.
Spr.
gen, behalve
vraag: de Ulo-school
h. v. d. Toi. driejarig? zulks in
verband mot den uit
slag der enquête, tevens over a een resumé
te geven. De heer v. d. "ooi zal dan over
de 4-jarige en tevens over b. handelen.
Spr. geeft eerst een kort historisch over-
richt en wijst op de oude 9-10-jarige Mulo-
school, haar eigenaardigheid en haar voor
deelen. Zij verwierf zich een plaats in ons
schoolstelsel, hoewel langen tijd wettelijk
genegeerd. Later werd zij met meer zorg
omringd.
De schoolbevolking kwam aanvankelijk
uit de betere gesitueerde kringen, 't school
geld was hooger dan van de L. S. De klas
sen waren kleiner en 't personeel meer.
De beste onderwijzers begeerden een be
trekking aan een dergelijke school om het
aantrekkelijke van den arbeid, betere bezol
diging, promotiekansen en selectie perso-
5i eel.
In de kopklassen bleven de leerlingen die
uit financieele overwegingen niet naar
H.B.S. of Gymnasium gingen, en leerlingen
met onvoldoende wiskundigen aanleg, en
otp andere reden. Ook de meeste meisjes.
De H.B.S. had een sterke tendenz oplei
dingsschool H. O. De Mulosoholen kwamen
tot bloei.
De wet 1920 bracht de kopafdeeling in on
gunstige positie ook door afschaffing
Fransch. Thans zien we een toename van de
Ulo-schoolbevolking mede door een gunsti
ger sohoolgeldregeling.
In Amsterdam is het aantal leerlingen in
10 jaar met 100 toegenomen.
Breede volkslagen begeeren thans Ulo.
Wat verwachten deze ouders van de
Uloschool, vraagt Spr. Een breedere ont
wikkeling voor hun kinderen dan de L. S.
biedt, een ontwikkeling die voorbereidt tot
het bezetten van leidende plaatsen in onder
geschikt verband en tevens een die de mo
gelijk inhoudt tot hooger stijgen op den
maatsohappelijken ladder. Ter wille van
die ouders moet de sehoolsche vorming niet
te lang duren. In korten tijd moet zooveel
mógelijk worden bereikt. Zij verlangen goed
onderlegd personeel, velen met M. O. akten.
De Ulo-vereenigingen moeten ook in haar
organisatie en haar examen verband
scholen betrekken, die thans nog daartus-
schen staan (vele daarvan zijn 3-jarig.)
Hierna stond Spr. stil bij den uitslag der
enquête. 200 scholen zonden antwoord in,
twee derde heeft een 3-jarigen, een derde
een 4-jarigen cursus.
Van de 3-jarige scholen zijn drie vijfde
verbonden aan een school voor g.l.o.; twee
vijfde zijn een zelfstandige kopsohool.
De vraag of 't gewenscht was den 3-jari
gen cursus in een 4-jarigen om te zetten, be
antwoordden 50 bevestigend, echter met
de toevoeging: onmogelijk. De redenen hier
van zijn o.a.: concurrentievrees, moeilijkhe
den in personeel voorziening, localiteiten enz.
De andere 50 antwoordde ontkennend
- en wilde een 3-jarige blijven. Als redenen
hiervoor werden opgegeven: 4 jaar is
financieele redenen voor vele ouders te
lang, minder leerlingen zouden de volledige
cursus aflpopen, er zou onvoldoende perso
neel zijn om 4 klassen te vormen.
Spr. komt tot de conclusie dat het hij de
bestaande verhoudingen ongewenscht ir
vierjarige school tol standaard-type te
heffen.
De enquête wees als voordeelen der
combineerde g.l.o. en ulo-school aan:
g.l.o.-scliool verricht voorbereidend werk
voor de ulo-school, er zou betere aanslui
ting zijn, tevens een gunstige invloed op het
aantal leerlingen. De nadeelen zijn o.a.:
voor twee scholen wordt dc taak voor één
hoofd te zwaar, de kinderen moeten, van
school veranderen.
Referaat K. v. d. Kooi.
De heer K. v. d. Ivooj, schoolhoofd te
Apeldoorn, leverde hierna een referaat over
„De vierjarige (rn.)u.l.o.-school".
Het groeiende Mulo plaatst ons telkens
voor nieuwe problemen; zoo vraagt thans
dat van de 3- of 4-
jarige school onze
aandacht en spreker
lieert dit te belichten
van uit den gezichts
hoek der 4-jarige
school.
Vooropstellend, dat
nooit de wetgever in
deze kwestie dwin
gend zal mogen op
treden, wijst hij er
op, dat het (m)ulo
cenerzijds in zijn
contact met de le
lt. «i. Kooi. vende maatschappij
behoefte heeft aan
vrijheid van beweging cn aan differentiee-
ring; doch ook anderzijds aan regularisee
ring en normaliseering, welke laatste door
de instelling van het mulo-examen ten
ste is bevorderd, nu de kwestie van de 3- of
4-jarige school in verband gebracht is met
het percentage van geslaagden bij chr.
neutraal mulo, waarbij is opgemerkt, dat
he( type der 4-jarige school bij de openbare
ulo-scholen veel aigemeener is dan bij de
christelijke, terwijl gewoonlijk de gemeenten
gemakkelijker het initiatief in deze kunnen
nemen dan de schoolbesturen,
deze zaak vanzelf een meer urgent aspect,
met name voor de bijzondere scholen.
Spreker gaat na den gang van zaken aan
zijn eigen school, waar de vervanging van
dei 3-jarigen door den 4-jarigen cursus be
slist gunstig heeft gewerkt, en staat vervol
gens stil bij de onmiskenbare paedagogische
en didactisohe voordeelen van een 4-jarigen
cursus, als hoedanig hij noemt de gelegen
heid om: in de eerste klasse de leerlingen
die van versclüllende scholen afkomstig zijn,
te vormen tot een klasse-ecnlieid, waarbij
ook de werkelijk ongeschikten tijdig
zekerheid als zoodanig kunnen worden her
kend; bij de spraakkunst tal van onderwer
pen te behandelen die op vele scholen
Gewoon L. O. niet of nauwelijks aan de orde
komen, doch voor het aanleeren van vreem
de talen onmisbaar zijn; het tekort in den
leertijd voor het Fransch aan te vullen; te
groote opeen hooping van nieuwe vakken
te ontgaan; en o.m. ten slotte ook de gele
genheid voor een rustige herhaling van hel
geleerde, waardoor de examenvoorbereiding
de hoogste klasse minder vergt van het
zenuwgestel der leerlingen, terwijl over 't ge
heel de rustiger gang van zaken niet
laat den algemeenen geest op de school
gunstig te beïnvloeden, en ook het ge
meenschappelijk lied en de religieuse vak
ken beter tot hun recht kunnen komen.
De bezwaren, die geopperd zijn, drukken
•oomamelijk de kleine scholen, waarom
iaar centralisatie moet worden gestreefd, die
tevens de differentieering van het onderwijs
gemakkelijker maakt, en die in sommige
grootere scholen (Hilversum, Deventer en
straks ook Arnhem) van gemeentewege dan
ook ten zeerste wordt bevorderd.
Nu het (m)ulo zich zijn eigen taak steeds
klaarder bewust wordt en leerplichtige
ROND DE OPVOEDING DER
RIJPERE VR0UWELIKE JEUGD
De Juliana van Stolberg-school
te 's-Gravenhage
EEN HARMONIESE ONTWIKKELING
VOOR DE VROUW
UNIFORMITEIT VLOEK VAN HET
MODERNE LEVEN
Er wordt heel wat geklaagd over moderne
meisjes en vrouwen en soms heb ik lust
om De Génestet na te zeggen, wat hij tot
de Alarmisten van 1848 zed:
„Ook ik beleen het garen f
Wat onze tijden baren
Is ver van amusant,
't Is vreeslijk e-n 't is ijselijk,
't Is schriklijk en afgrijselijk,
En ik heb ook hot land."
Beter echter is om evenals deze dichter,
de moed niet te verliezen en liever te
ken naar middelen tot hei-stel.
En dan past het cvns allereerst de hand
in eigen boezem te steken en ons zelf af te
vragen: „Hebben wij, mannen, en heeft heel
de maatschappij geen schuld aan de ach
teruitgang van het echt vrouwelike, van
„das ewig weibliche"? Toen ook in ons land,
onals door heel de wereld, de vrouw
ontwaakte en om meer ontwikkeling vroeg,
hebben wij eenvoudig de scholen, die ge
heel en al op mannen waren ingericht, voor
het meisje opengezet. Wij hebben ze
leid tot mannen en verbazen ons nu, dat er
zooveel vrouweliks verloren gaat.
Zelfs de organisatie van het vereenigings-
leven der meisjes is niets dan een naboot
sing van die der jongelingen.
Meer en meer gaan de ogen daarvoor
open, zoals o.a. blijkt uit het werk, dat kort
geleden verscheen bij J. H. Kok te Kampen:
„De opvoeding der vrouwelijke rijpere
jeugd". Over dat boek mag ik echter hier
ndet schrijven, daar ik er zelf te nauw bij
betrokken ben. Wel mag ik de aandacht
vestigen op een vlugschriftje van niet
meer dan ruim 20 bladzijden, dat gedrukt
is bij Van Haeringen te 's-Gravenhage en
geschreven door Dr. J. A. Nederbragt. Het
bedoelt de aandacht te vestigen op een
inrichting, die wel degelijk rekening houdt
met de bestemming der vrouw, n.l. de Juli
ana van Stolberg-school te 's-Gravenhage.
Geheel nieuw is die richting niet, want ook
in Arnhem bestaat eei ,dergelijke school.
En, zoals het vaak gaat, ook op dit gebied
kan men van een voorloper spreken, want
reeds in 1839 werd te Lausanne een hogere
meisjesschool gesticht, die nog steeds eervol
bekend is onder de naam van Ecole Vinet
daardoor duidelik te maken, wat de school
bedoelt.
Zo schrijft hij: „De nieuwe meisjesschool
zoekt, met vermijding van intellectualisme
en mannen-imitatie, een harmoniese ontwik
keling van de vrouw, die bij het meer
ontwikkelde van onze tijd en bij de meer
dere ontwikkeling van de hedendaagse man
past en man en vrouw, in engere
mere zin, harmonies doet samenwerken,
spreker op grbnd van eigen ervaring aan, zonder dat de vrouw in de vrouw verloren
overal waar dit practisch mogelijk is, den I gaat." „Ze wil geen intellectualisme, geen
4-jarigen cursus in te voeren. overlading, geen examendressuur." „Maar
I wat wel bereikt is, is dat het eindeloos
Morgen komen we op deze vergadering I kwellen en aftobben van jonge meisjes met
nog terug.
In vereenvoudigde spelling.
DE EERSTE REIS DER „EUROPA"
WAT ER REST NA DEN BRAND
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
Het Duitsche s.s. „Münrihen" ra den brand in de haven van
voor de vrouwelike geest niet
vakken en met eindeloos huiswerk is ver
vallen en dat het onderwijs zo gegeven kan
worden, dat het element der levensvreugde
erin wordt teruggevonden door de leerlin
gen en dat harmoniese ontplooiing mogclik
wordt gemaakt." „De geestelike kracht der
meisjes-leerlingen blijft ongebroken." „Naast
dit geheel negatieve doel zij het meer posi
tieve gesteld, dat ddt onderwijs zeer stellig
meer dan voldoende geeft voor welke vrouw
ook en in welke positie als vrouw zij ook
moge komen te verkeren: zij zal met de
hier verkregen kennis, dié bovendien de
zucht naar verdere ontwikkeling niet heeft
gedood, zich, wat ontwikkeling betreft, in
elke kring thuis gevoelen."
Genoeg hierover: wie er meer van weten
wil, wende zich tot de directrice: mej. E.
Coster, Van Blankenburgstraat 71, Den Haag.
Zulke scholen te stichten en .te onderhou
den is een heel moeilik werk, omdat de
>ring niet mee-, wel tegenwerkt. Ook
dit komt in de causerie van Dr. Nederbragt
zeer duidelik uit en 't is te hopen, dat zijn
familie en vrienden in de Tweede Kamer
wat ernstiger op ,dit euvel wijzen,
nu ga ik iets ongewoons doen, n.l.
enkele zinnen overnemen uit een particulier
schrijven van P. Oosterlee. de bekende
direkteur der Kweekschool te Nijmegen,
'k Had hem een exemplaar gezonden van
het werk „De opvoeding der vrouwelijke
rijpere jeugd" en kreeg toen ndet slechts
een dankbetuiging, maar een lange brief,
waaruit blijkt, wat ik trouwens vooraf reeds
wist, dat hij het in hoofdzaak met mij eens
is. Aan die brief ontleen ik de volgende
zinnen: „Ik geloof, dat het quantitatieve
verschil in intelligentie, waarom men af zon-
derlike scholen vraagt voor déficienten,
normalen, soms zelfs voor meerbegaafden,
essentieel van minder betekenis is dan het
qualitatdeve verschil in intelligentie tussen
jongens met een manlike, meisjes met een
vrouwelike psyche. Naar mijn mecning
worden bij de meerderheid der vrouwelike
leerlingen in een inrichting, wier leerplan
op de behoeften van jongens is berekend, tal
van mogelikheden geen workelikheid."
„Vruchten dragen ieder naar zijn aard",
stelt een eis, waaraan gemengde inrichtingen
maar zeer ten deele zullen kunnen voldoen."
„Ik heb altijd gemeend, dat Christenen, die
in de uniformiteit de vloek van het moderne
leven leerden zien, het initiatief hadden
moeten nemen voor een speciale vrouwelike
opleiding, mits niet enkel door vrouwen."
Ja, Oosterlee heeft gelijk: we hadden al
veel vroeger onze aandacht moeten wijden
aan de opvoeding van onze vrouwelike
rijpere jeugd en daarom ben ik dankbaar
voor een school als die in DCn Haag, waarin
ik zie een wolkje als eens mans hand,
terwijl ik hoop, dat een overvloedige regen
daarop volgen zal, niet slechts in betrekking
tot de school, doch ook wat betreft het vei
endgingsleven van onze jongedochters.
J. C. WIRTZ Cz.
Wetenschap.
BAKKERSECZEEM
EEN ALLERGISCHE BERIEPSZIEKTE TE
VOORKOMEN DOOR STRENGE
ZINDELIJKHEID.
De Geneeskundige Gids van deze week be
vat een belangrijke bijdrage tot het in bak-
kerskri'ngen zóó actueele vraagstuk van het
bakkerseczeem, dat zelfs de directeur-gene
raal van den arbeid een onquete naar het
voorkomen van deze beroepsziekte heeft op
gezet. De schrijver is de derrnatoloog-roent-
genoloog N. C. van Vonno te Breda,-die in
de eigen praktijk in het najaar van 1929
niet minder dan 41 gevallen waarnam «n
een onderzoek naar de omstandigheden bij
die gevallen instelde om zich een oordeel te
vormen over oorsprong en verspreiding.
De conclusies van den schrijver laten
hier volgen:
Bakkerseczeem is een aandoening van de
huid, ontstaan door een verhoogde allergie,
veroorzaakt door omgang met meel. Bak
kerseczeem is dus een allergische dermatose
(Schmidt), een beroepsziekte. Streng toege
paste en uitgebreide zindelijkheid kan dc
ziekte voorkomen. Zoowel de bakkerij als de
daarin werkzame personen moeten het stem
pel dragon van tot het uiterste toegepaste
zindelijkheid.
Door wettelijke voorschriften en scherp
toezicht is in deze richting veel te bereik-
De schrijver stelt dus voor, dat speciaal een
nadere controle noodig is voor die bakkerijen
waarin lijders zijn aan bakkerseczeem. Met
deze controle ware voor wat het technische
betreft de Keuringsdienst voor Waren en
Het gigantisch, stoomschip „Europa heeft zijn eerste vaart naar Amerika aangevangen
GRADEN BIJ MUZIEKKORPSEN
Naar wij vernemen is bij het Departement
vam Deensie in overweging om bij de mili
taire muziekkorpsen de titulaire rangen
adjudant-onderofficier en van sergeant-
majoor in te voeren.
De voorbereidende maatregelen daartoe
zijn reeds genomen en het ligt in de bedoe
ling aan de omderkapelmeesters den titu-
lairen rang van adjudant-onderofficier en
Winterhanden
Wintervoeten
PUROL
e Wilde—SchefTer, zang;,
looi; de heer H. v. d. Hoi
l v. d. HorstBleekrode,
2.35 Uitzending voor sclioU
d. Veer te Utrecht. 2.4
ndwerken door mej. G.
ie Industrie- en Huishoi
Tijdsein. -1—5 Zlekenuur
H. D. Drcntli, Gerei. Fr
Rotterdam. Muzikale nic<
eer J H Smit Duyzentli
•1; de heer H. Smit Du;
begeleiding. C Tijdsein-. G
r H. Pllon, Hoofd c
:ello; Mevr. K.
2 Tüdseln. 2—
Abraham, o
recht. 6.30—6.
Ji-volg Concert
7.107.40 Lite
Alaleiscb door Kuden S.
r AI.T.S. en Koloniaal Instltuui
wonende Jeker-straat 6311.
Da. E. Reeser, Nod. Hem
iwjjk. Ds. G. Renting, Gere
HILVERSUM (1875 M.) 10 Tijdsein. 10—10.15
lorgcnwljding. 12 Politieberichten. 12.152 Mld-
agmuzlok. 2—3 Gramofoon. 3—3.30 Halfuur
Gramofoon. 45
;crt. 6 Tijdsein.
1-457.15 Landboi
vhalfuurtje. 7.15—7.4
.erlchttfn 8
tansl. 3tuzif
Tjid-sein. 8.01—8.15 Gra
voor wat het medische betreft de geneeskun
dige dienst van de arbeidsinspectie te be
lasten.
Waar noch het meel, noch de chemisché
bleekmiddelen, gebleken zijn als oorzaak te
kunnen gelden voor de aandoening, kan in
een voorschrift betreffende do lichamelijke
cn algemeene hygiëne van den bakker en
de bakkerij, een krachtig bestrijdingsmiddel
lj,ggen van de ziekte. Speciaal de meelstof-
bestrijding (ventilatoren!) is daarbij noodig.
En waarom kan men zich daarbij nog niet
voorstellen, dat in korlen tijd deze huidaan
doening ook voor ons land tot het verleden
behoort. In dat opzicht kan ons kleine land
voorgaan.
Den medicus-practicus, die in zijne prac»
tijk deze aandoening ter behandeling krijgt,
geeft schrijver verschillende wenken.
(Nadruk verboden).
VAN EEN LEEUW EN EEN AAP
107. O wee, daar komt het hollend paard
aan!
De dienders worden aak'lig bleek!
Ze gaan van schrik subiet aan 't
hóllen,
En laten Sambo in den steek;
Hij valt met luiden smak op straat,
Waardoor het gips aan stukken gaat.
Sam neeml nu dadelijk de beenen,
•Tot hij vriend Jocko weer ontmoet;
Bij 't naad'ren van het edel tweetal
Vlucht alles met den meesten spoed
Op welk een kluchtige manier
Dit soms geschiedt, aanschouwt men
hier.
(Wordt Vrijdag vervolgd.)
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
FEUILLETON
Door T. P. RIKSEN.
Het was geen onwil, welke hem het spre
ken belette. Maar Van Eekeren had in zijn
karakter dien trek, welken hij nooit zou
verliezen, om te trachten zijn moeilijkheden
zelf en alleen te boven te komen. Bovendien
gevoelde hij, dat hij thans een worsteling
doormaakte, waarin geen mensch hulp kon
bieden, waaraan geen ontkomen mogelijk
was. welke niet kon eindigen met een schik
king, doch alleen met een volkomen over
winning of een volslagen nederlaag. En die
overtuiging werd te sterker, naarmate de
aanklachten vermenigvuldigden en bij meer
en meer in de engte werd gedreven.
De strijd nam een einde in dien nacht
het was na den avond, waarop Dr. Meulen
belt verklaarde, dat Corry de crisis achter
den rug had en hij weer hoop gaf toen
Van Eekeren zijn leven zag als een volsla
gen mislukking, toen hij nergens meer uit
komst bespeurde, en hij zich op genade over
gaf met den roep uit de diepte: „Ileere, ver
los mij van mijzelf, ontferm U mijner!"
Dat was de eerste bede van Van Eekeren,
welke waarde had voor Hem, die niet onze
daden en woorden, doch alleen onze gebe
den telt.
De machtige bouwmeester van het groote
Babel was vernietigd het kind Gods ge
boren.
De nacht werd verdreven door de scheme
ring, en het ochtendgloren door den dag.
„En hij noemde den naam dier plaats
Pniël; want, (zeide hij), ik heb God gezien
van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel
gered geweest".
HOOFDSTUK XVI
De lichte last.
Dien vijfden April zou Van Eekeren, zoo
lang hij leefde, niet vergeten.
Sinds den nacht van bange worsteling,
toen in zijn ziel uit de duisternis het licht
was geboren, waren slechts twee dagen ver-
loopen. Van Eekeren moest het zioh goed
indenken, om het te kunnen begrijpen, want
hoe ver leken die uren reeds achter hem te
liggen. Wat was er sindsdien niet gebeurd!
Zooals na een hevig onweer de atmosfeer
is gezuiverd en de natuur als herboren op
leeft, zoo scheen ook het gezin van Van
Eekeren tot nieuw leven te zijn gekomen.
De nevelen waren weg gedreven en de som
bere stemming, welke zoolang haar heer
schappij had doen gelden, was gevloden.
Nadat de wolken zoo langen tijd de door
straling van het zonlicht hadden verhin
derd, waardeerde men haar koesterende
stralen nu des te meer.
Alles scheen thans veranderd.
Zeker, Corry's toestand baarde nog zorg,
zij was uiterst zwak en een zorgvuldige,
.langdurige verpleging zou noodig zijn, om
de ingezonken levenskrachten te herwinnen.
Maar direct gevaar achtte Dr. Meulenbelt
toch niet meer aanwezig, en deze weten
schap vervulde de harten der ouders met
innigen dank.
Even nog was Van Eekeren aan het twij
felen gebracht Dat was gisterenmorgen ge
weest, in de vroegte, toen hij de ziekenka
mer verliet om voor het personeel, waar
van de eersten reeds te wachten stonden, de
deur te ontgrendelen.
Toen hij door de werkplaats langs zijn
kantoor ging, om zich naar de huiskamer te
begeven, kwam hem de bewuste brief van
Wim weer te binnen. Hij moest liem nu
maar ineens verscheuren, dan was hij uit
de wereld en had hij er ook geen last meer
van. Of hem nog eerst eenmaal lezen en liem
dan dadelijk vernietigen? Dat kwam toch
op het zelfde neer.
Maar Van Eekeren wantrouwde zidh zelf.
Zou hij nog zoo vastberaden zijn, als de
woorden van den brief weer voor hem gin
gen leven? En 'dan, hij had toch met het
oude afgedaan? Moest nu zijn eerste daad
al weder een teruggrijpen zijn naar wat ach
ter hem lag?
Hij drong daarom met kracht de opkomen
de gedachte terug, ging zijn kantoor binnen
en verscheurde, zonder hem zelfs uit het
couvert te halen, den brief, de reden van
zooveel ergernis. Zoodra hij oit had gedaan,
was de twijfel uit zijn hart gebannen; hij
wist nu, dat hij een goede daad had verricht
Deze zelfoverwinning droeg haar beloo
ning in zjch, want zij gaf hem moed voot
de tweede moeilijkheid, welke hem wachtte:
I Mien deelgenoote te maken van wat hem
Jwas wedervaren.
1 Hij wilde dit niet uitstellen. Het was th-ans
h-et meest gunstige oogenblik van den
dag. In huis was het nog rustig, de kinderen
waren nog in de slaapkamers boven. Be
nutte hij dozen tijd niet, dan zou hij moeten
wachten tot den avond, en dat kon hij niet,
daarvoor was zijn blijdschap te groot.
Hij wilde het zijn vrouw graag vertellen
en toch aan den anderen kant zag hij er
tegen op. Kwam dit, omdat de vorkregen
overwinning tevens een nederlaag voor hem
beteekende? Dat ook wel, maar niet in de
eerste plaats.' Het besef in hoeveel hij te
genover zijn vrouw cn kinderen was tekort
geschoten, maakte hem. het spreken even
min gemakkelijk. Maar in sterker mate nog
gevoelde hij het heilige, het teerc, dat nu
zijn eigendom was, als een belemmering tot
spreken. Als zoo een rijk bezit beschouwde
hij de verworven schat, dat hem de door
leefde ure van uiterste zielespamiing bij
tijd en wijle een droom scheen, waarop een
ontnuchterend ontwaken zou kunnen vol
gen.
Dat zijn rijkdom door mededeelzaamheid
eer vermeerdeide dan afnam, bewees hem
het gesprek met Mien.
Geen oogenblik twijfelde zij aan de waar
heid zijner belijdenis. Ook prikkelde haar
niet de lust om, waar ze zoo lang geduld
had geoefend, zoover was gegaan in haar
vruchtelooze pogingen, om Van Eekeren tot
toenadering te bewegen, al dien tijd zooveel
bittere, onrechtvaardige verwijten had aan
gehoord, thans in halsstarrigheid de hand
der verzoening te weigeren en zoo haar
man tot dieper vernedering te brengen.
Al zou zij het hebben willen doen, het
was haar onmogelijk. Te talrijk warei
I zegeningen, welke haar op het oogenblik,
I dat ze cLie 't minst verwachtte, toevloeiden.
Corry op den weg naar beterschap, de vre
de in haar gezin, niet maar oogenschijnlijk,
doch in wezen hersteld, haar man niet meer
tegenover haar, maar aan haar zijde, van
harte begeerig om de kinderen, zoo het kon,
te ledden op dep eenigen weg, welke ten
leven voert.
Alle leed was geleden, doch ook verge
ten. Haar hart vloeide over van dankbaar
heid. Eigen woorden, om weer to geven,
wat haar ziel doorleefde, kwam zij te kort.
Doch ze kon van ganscher harte instemmen
met dón lotéang van den dichter: „Psalm-
zingt den Heere, gij zijne'gunstgenooten, en
zegt lof ter gedachtenis zijner heiligheid.
Want een- oogenblik is er in zijnen toorn,
maar een leven in zijn goedgunstigheid;
des avonds vernacht het geween, inaar des
morgens is cr gejuich".
„Als liet nu mot Wim ook nog eens te-
•echt mocht koinen," bad Mien gezegd, na
dat ze oen oogenblik zwijgend tegenover
elkander hadden gezeten. En de onvastheid
haar stem bewees wel hoezeer die ge
dachte haar aangreep.
„Met Gods hulp zal ik er aan doen, wat
ik kan," had Van Eekeren geantwoord.
„Wim gaat niet vrij uit, volstrekt niet.
Maar het had niet zoover behoeven te ko
men, als bet nu gekomen is. Er is zooveel,
waarin ik zelf schuldig sta,wat waarschijn
lijk mede de oorzaak is geweest van Wim's
afdwaling! Indoen Wim wil, dan zal het
verteden geen beletsel zijn, om liem spoe
dig op zijn oude plaats terug te brengen,
moeder!"
Hoe lang was het geleden, dat hij haar
had genoemd. Het was een klank uit
ding haar hoogtepunt had bereikt, was d«
hartelijkheid meer en meer uit hun om»
ig verdwenen. Dat dateerde van heü
,;eriblik af, toen dc voorspoed zijn intrek
in hun woning bad genomen en Van Eel«v
in steeds groeiende zelfbewustheid had
getracht zijn eigen weg te banen.
Zou Wim willen? Óf zou bij reeds zo0
van hen vervreemd zijn, dat liet onheil oi>
herstelbaar was? Hot waren vragen, wel ka
Van Eekeren cn zijn vrouw in de. laatstai
dagen telkens hadden bezig gehouden.
Ook nu, op dezen vroegen morgen vart
den vijfden April, waren ze het onderwerp
van het gesprek. Van Eekeren en Mien wa»
ren alleen in dc huiskamer, in afwachting
"an de kinderen, om süaks gezamenlijk te
ntbijtcn.
Dc verhouding was wel zeer veranderd,
riians was het Mien, die meende haar mart
in zijn voornemen, om het spoedig met Wirrt
in orde te maken, te moeten remmen.
>Jk blijf er bij," zeide zij, „dat het beter!
is, dat je hem vandaag nog niet opzoekt,
Laat mi.j_ hem eerst schrijven (want daar»
in had Van Eekeren haar verhinderd), dart
kan ik hem op je komst voorbereiden ert
vindt jo hem waarschijnlijk in een betei-o
stemming dan wanneer je hem zoo plotse»
ling overvalt. Je bederft zoo doende mis»
sohicn alles"
(Wordt vervolgd.)