U&iAadai Cjmumgck SüeuCti Radio Nieuws. SAMBO EN JOCKO DIE ZIJN LEVEN VERLIEST WOENSDAG 26 FEBRUARI 1930 DERDE BLAD PAG. 3 BOND VAN CHR. (M.)U.L.O.-SCHOLEN ALGEMEENE VERGADERING TE UTRECHT Eeferaten over de driejarige en de vierjarige (M.)U.L.O.-School Heden kwam te Utrecht de Bond van Christelijke (M.)U.L.O.-Scholen in jaarlijk- sche algemeene vergadering bijeen. Nadat verschillende huishoudelijke zaken waren afgehandeld, refereerde de heer H. v. d. T o 1, hoofd der Keucheniussohool te Rotterdam, over het onderwerp „De drie jarige (m.)u.l.o.-school". Referaat H. v. d. Tol. Spr. begon met te herinneren enquête ingesteld door den Bond van Be sturen van Chr. (M.) Ulo-scholen, welke enquête liep over de vraag: a. Acht xjmhinatie g.l u.l.o. school wenscht? Welke voordeelen cn welke nadeelen geeft deze combinatie? b. Een enquête over de per- soneelvoorziening. Spr. gen, behalve vraag: de Ulo-school h. v. d. Toi. driejarig? zulks in verband mot den uit slag der enquête, tevens over a een resumé te geven. De heer v. d. "ooi zal dan over de 4-jarige en tevens over b. handelen. Spr. geeft eerst een kort historisch over- richt en wijst op de oude 9-10-jarige Mulo- school, haar eigenaardigheid en haar voor deelen. Zij verwierf zich een plaats in ons schoolstelsel, hoewel langen tijd wettelijk genegeerd. Later werd zij met meer zorg omringd. De schoolbevolking kwam aanvankelijk uit de betere gesitueerde kringen, 't school geld was hooger dan van de L. S. De klas sen waren kleiner en 't personeel meer. De beste onderwijzers begeerden een be trekking aan een dergelijke school om het aantrekkelijke van den arbeid, betere bezol diging, promotiekansen en selectie perso- 5i eel. In de kopklassen bleven de leerlingen die uit financieele overwegingen niet naar H.B.S. of Gymnasium gingen, en leerlingen met onvoldoende wiskundigen aanleg, en otp andere reden. Ook de meeste meisjes. De H.B.S. had een sterke tendenz oplei dingsschool H. O. De Mulosoholen kwamen tot bloei. De wet 1920 bracht de kopafdeeling in on gunstige positie ook door afschaffing Fransch. Thans zien we een toename van de Ulo-schoolbevolking mede door een gunsti ger sohoolgeldregeling. In Amsterdam is het aantal leerlingen in 10 jaar met 100 toegenomen. Breede volkslagen begeeren thans Ulo. Wat verwachten deze ouders van de Uloschool, vraagt Spr. Een breedere ont wikkeling voor hun kinderen dan de L. S. biedt, een ontwikkeling die voorbereidt tot het bezetten van leidende plaatsen in onder geschikt verband en tevens een die de mo gelijk inhoudt tot hooger stijgen op den maatsohappelijken ladder. Ter wille van die ouders moet de sehoolsche vorming niet te lang duren. In korten tijd moet zooveel mógelijk worden bereikt. Zij verlangen goed onderlegd personeel, velen met M. O. akten. De Ulo-vereenigingen moeten ook in haar organisatie en haar examen verband scholen betrekken, die thans nog daartus- schen staan (vele daarvan zijn 3-jarig.) Hierna stond Spr. stil bij den uitslag der enquête. 200 scholen zonden antwoord in, twee derde heeft een 3-jarigen, een derde een 4-jarigen cursus. Van de 3-jarige scholen zijn drie vijfde verbonden aan een school voor g.l.o.; twee vijfde zijn een zelfstandige kopsohool. De vraag of 't gewenscht was den 3-jari gen cursus in een 4-jarigen om te zetten, be antwoordden 50 bevestigend, echter met de toevoeging: onmogelijk. De redenen hier van zijn o.a.: concurrentievrees, moeilijkhe den in personeel voorziening, localiteiten enz. De andere 50 antwoordde ontkennend - en wilde een 3-jarige blijven. Als redenen hiervoor werden opgegeven: 4 jaar is financieele redenen voor vele ouders te lang, minder leerlingen zouden de volledige cursus aflpopen, er zou onvoldoende perso neel zijn om 4 klassen te vormen. Spr. komt tot de conclusie dat het hij de bestaande verhoudingen ongewenscht ir vierjarige school tol standaard-type te heffen. De enquête wees als voordeelen der combineerde g.l.o. en ulo-school aan: g.l.o.-scliool verricht voorbereidend werk voor de ulo-school, er zou betere aanslui ting zijn, tevens een gunstige invloed op het aantal leerlingen. De nadeelen zijn o.a.: voor twee scholen wordt dc taak voor één hoofd te zwaar, de kinderen moeten, van school veranderen. Referaat K. v. d. Kooi. De heer K. v. d. Ivooj, schoolhoofd te Apeldoorn, leverde hierna een referaat over „De vierjarige (rn.)u.l.o.-school". Het groeiende Mulo plaatst ons telkens voor nieuwe problemen; zoo vraagt thans dat van de 3- of 4- jarige school onze aandacht en spreker lieert dit te belichten van uit den gezichts hoek der 4-jarige school. Vooropstellend, dat nooit de wetgever in deze kwestie dwin gend zal mogen op treden, wijst hij er op, dat het (m)ulo cenerzijds in zijn contact met de le lt. «i. Kooi. vende maatschappij behoefte heeft aan vrijheid van beweging cn aan differentiee- ring; doch ook anderzijds aan regularisee ring en normaliseering, welke laatste door de instelling van het mulo-examen ten ste is bevorderd, nu de kwestie van de 3- of 4-jarige school in verband gebracht is met het percentage van geslaagden bij chr. neutraal mulo, waarbij is opgemerkt, dat he( type der 4-jarige school bij de openbare ulo-scholen veel aigemeener is dan bij de christelijke, terwijl gewoonlijk de gemeenten gemakkelijker het initiatief in deze kunnen nemen dan de schoolbesturen, deze zaak vanzelf een meer urgent aspect, met name voor de bijzondere scholen. Spreker gaat na den gang van zaken aan zijn eigen school, waar de vervanging van dei 3-jarigen door den 4-jarigen cursus be slist gunstig heeft gewerkt, en staat vervol gens stil bij de onmiskenbare paedagogische en didactisohe voordeelen van een 4-jarigen cursus, als hoedanig hij noemt de gelegen heid om: in de eerste klasse de leerlingen die van versclüllende scholen afkomstig zijn, te vormen tot een klasse-ecnlieid, waarbij ook de werkelijk ongeschikten tijdig zekerheid als zoodanig kunnen worden her kend; bij de spraakkunst tal van onderwer pen te behandelen die op vele scholen Gewoon L. O. niet of nauwelijks aan de orde komen, doch voor het aanleeren van vreem de talen onmisbaar zijn; het tekort in den leertijd voor het Fransch aan te vullen; te groote opeen hooping van nieuwe vakken te ontgaan; en o.m. ten slotte ook de gele genheid voor een rustige herhaling van hel geleerde, waardoor de examenvoorbereiding de hoogste klasse minder vergt van het zenuwgestel der leerlingen, terwijl over 't ge heel de rustiger gang van zaken niet laat den algemeenen geest op de school gunstig te beïnvloeden, en ook het ge meenschappelijk lied en de religieuse vak ken beter tot hun recht kunnen komen. De bezwaren, die geopperd zijn, drukken •oomamelijk de kleine scholen, waarom iaar centralisatie moet worden gestreefd, die tevens de differentieering van het onderwijs gemakkelijker maakt, en die in sommige grootere scholen (Hilversum, Deventer en straks ook Arnhem) van gemeentewege dan ook ten zeerste wordt bevorderd. Nu het (m)ulo zich zijn eigen taak steeds klaarder bewust wordt en leerplichtige ROND DE OPVOEDING DER RIJPERE VR0UWELIKE JEUGD De Juliana van Stolberg-school te 's-Gravenhage EEN HARMONIESE ONTWIKKELING VOOR DE VROUW UNIFORMITEIT VLOEK VAN HET MODERNE LEVEN Er wordt heel wat geklaagd over moderne meisjes en vrouwen en soms heb ik lust om De Génestet na te zeggen, wat hij tot de Alarmisten van 1848 zed: „Ook ik beleen het garen f Wat onze tijden baren Is ver van amusant, 't Is vreeslijk e-n 't is ijselijk, 't Is schriklijk en afgrijselijk, En ik heb ook hot land." Beter echter is om evenals deze dichter, de moed niet te verliezen en liever te ken naar middelen tot hei-stel. En dan past het cvns allereerst de hand in eigen boezem te steken en ons zelf af te vragen: „Hebben wij, mannen, en heeft heel de maatschappij geen schuld aan de ach teruitgang van het echt vrouwelike, van „das ewig weibliche"? Toen ook in ons land, onals door heel de wereld, de vrouw ontwaakte en om meer ontwikkeling vroeg, hebben wij eenvoudig de scholen, die ge heel en al op mannen waren ingericht, voor het meisje opengezet. Wij hebben ze leid tot mannen en verbazen ons nu, dat er zooveel vrouweliks verloren gaat. Zelfs de organisatie van het vereenigings- leven der meisjes is niets dan een naboot sing van die der jongelingen. Meer en meer gaan de ogen daarvoor open, zoals o.a. blijkt uit het werk, dat kort geleden verscheen bij J. H. Kok te Kampen: „De opvoeding der vrouwelijke rijpere jeugd". Over dat boek mag ik echter hier ndet schrijven, daar ik er zelf te nauw bij betrokken ben. Wel mag ik de aandacht vestigen op een vlugschriftje van niet meer dan ruim 20 bladzijden, dat gedrukt is bij Van Haeringen te 's-Gravenhage en geschreven door Dr. J. A. Nederbragt. Het bedoelt de aandacht te vestigen op een inrichting, die wel degelijk rekening houdt met de bestemming der vrouw, n.l. de Juli ana van Stolberg-school te 's-Gravenhage. Geheel nieuw is die richting niet, want ook in Arnhem bestaat eei ,dergelijke school. En, zoals het vaak gaat, ook op dit gebied kan men van een voorloper spreken, want reeds in 1839 werd te Lausanne een hogere meisjesschool gesticht, die nog steeds eervol bekend is onder de naam van Ecole Vinet daardoor duidelik te maken, wat de school bedoelt. Zo schrijft hij: „De nieuwe meisjesschool zoekt, met vermijding van intellectualisme en mannen-imitatie, een harmoniese ontwik keling van de vrouw, die bij het meer ontwikkelde van onze tijd en bij de meer dere ontwikkeling van de hedendaagse man past en man en vrouw, in engere mere zin, harmonies doet samenwerken, spreker op grbnd van eigen ervaring aan, zonder dat de vrouw in de vrouw verloren overal waar dit practisch mogelijk is, den I gaat." „Ze wil geen intellectualisme, geen 4-jarigen cursus in te voeren. overlading, geen examendressuur." „Maar I wat wel bereikt is, is dat het eindeloos Morgen komen we op deze vergadering I kwellen en aftobben van jonge meisjes met nog terug. In vereenvoudigde spelling. DE EERSTE REIS DER „EUROPA" WAT ER REST NA DEN BRAND INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Het Duitsche s.s. „Münrihen" ra den brand in de haven van voor de vrouwelike geest niet vakken en met eindeloos huiswerk is ver vallen en dat het onderwijs zo gegeven kan worden, dat het element der levensvreugde erin wordt teruggevonden door de leerlin gen en dat harmoniese ontplooiing mogclik wordt gemaakt." „De geestelike kracht der meisjes-leerlingen blijft ongebroken." „Naast dit geheel negatieve doel zij het meer posi tieve gesteld, dat ddt onderwijs zeer stellig meer dan voldoende geeft voor welke vrouw ook en in welke positie als vrouw zij ook moge komen te verkeren: zij zal met de hier verkregen kennis, dié bovendien de zucht naar verdere ontwikkeling niet heeft gedood, zich, wat ontwikkeling betreft, in elke kring thuis gevoelen." Genoeg hierover: wie er meer van weten wil, wende zich tot de directrice: mej. E. Coster, Van Blankenburgstraat 71, Den Haag. Zulke scholen te stichten en .te onderhou den is een heel moeilik werk, omdat de >ring niet mee-, wel tegenwerkt. Ook dit komt in de causerie van Dr. Nederbragt zeer duidelik uit en 't is te hopen, dat zijn familie en vrienden in de Tweede Kamer wat ernstiger op ,dit euvel wijzen, nu ga ik iets ongewoons doen, n.l. enkele zinnen overnemen uit een particulier schrijven van P. Oosterlee. de bekende direkteur der Kweekschool te Nijmegen, 'k Had hem een exemplaar gezonden van het werk „De opvoeding der vrouwelijke rijpere jeugd" en kreeg toen ndet slechts een dankbetuiging, maar een lange brief, waaruit blijkt, wat ik trouwens vooraf reeds wist, dat hij het in hoofdzaak met mij eens is. Aan die brief ontleen ik de volgende zinnen: „Ik geloof, dat het quantitatieve verschil in intelligentie, waarom men af zon- derlike scholen vraagt voor déficienten, normalen, soms zelfs voor meerbegaafden, essentieel van minder betekenis is dan het qualitatdeve verschil in intelligentie tussen jongens met een manlike, meisjes met een vrouwelike psyche. Naar mijn mecning worden bij de meerderheid der vrouwelike leerlingen in een inrichting, wier leerplan op de behoeften van jongens is berekend, tal van mogelikheden geen workelikheid." „Vruchten dragen ieder naar zijn aard", stelt een eis, waaraan gemengde inrichtingen maar zeer ten deele zullen kunnen voldoen." „Ik heb altijd gemeend, dat Christenen, die in de uniformiteit de vloek van het moderne leven leerden zien, het initiatief hadden moeten nemen voor een speciale vrouwelike opleiding, mits niet enkel door vrouwen." Ja, Oosterlee heeft gelijk: we hadden al veel vroeger onze aandacht moeten wijden aan de opvoeding van onze vrouwelike rijpere jeugd en daarom ben ik dankbaar voor een school als die in DCn Haag, waarin ik zie een wolkje als eens mans hand, terwijl ik hoop, dat een overvloedige regen daarop volgen zal, niet slechts in betrekking tot de school, doch ook wat betreft het vei endgingsleven van onze jongedochters. J. C. WIRTZ Cz. Wetenschap. BAKKERSECZEEM EEN ALLERGISCHE BERIEPSZIEKTE TE VOORKOMEN DOOR STRENGE ZINDELIJKHEID. De Geneeskundige Gids van deze week be vat een belangrijke bijdrage tot het in bak- kerskri'ngen zóó actueele vraagstuk van het bakkerseczeem, dat zelfs de directeur-gene raal van den arbeid een onquete naar het voorkomen van deze beroepsziekte heeft op gezet. De schrijver is de derrnatoloog-roent- genoloog N. C. van Vonno te Breda,-die in de eigen praktijk in het najaar van 1929 niet minder dan 41 gevallen waarnam «n een onderzoek naar de omstandigheden bij die gevallen instelde om zich een oordeel te vormen over oorsprong en verspreiding. De conclusies van den schrijver laten hier volgen: Bakkerseczeem is een aandoening van de huid, ontstaan door een verhoogde allergie, veroorzaakt door omgang met meel. Bak kerseczeem is dus een allergische dermatose (Schmidt), een beroepsziekte. Streng toege paste en uitgebreide zindelijkheid kan dc ziekte voorkomen. Zoowel de bakkerij als de daarin werkzame personen moeten het stem pel dragon van tot het uiterste toegepaste zindelijkheid. Door wettelijke voorschriften en scherp toezicht is in deze richting veel te bereik- De schrijver stelt dus voor, dat speciaal een nadere controle noodig is voor die bakkerijen waarin lijders zijn aan bakkerseczeem. Met deze controle ware voor wat het technische betreft de Keuringsdienst voor Waren en Het gigantisch, stoomschip „Europa heeft zijn eerste vaart naar Amerika aangevangen GRADEN BIJ MUZIEKKORPSEN Naar wij vernemen is bij het Departement vam Deensie in overweging om bij de mili taire muziekkorpsen de titulaire rangen adjudant-onderofficier en van sergeant- majoor in te voeren. De voorbereidende maatregelen daartoe zijn reeds genomen en het ligt in de bedoe ling aan de omderkapelmeesters den titu- lairen rang van adjudant-onderofficier en Winterhanden Wintervoeten PUROL e Wilde—SchefTer, zang;, looi; de heer H. v. d. Hoi l v. d. HorstBleekrode, 2.35 Uitzending voor sclioU d. Veer te Utrecht. 2.4 ndwerken door mej. G. ie Industrie- en Huishoi Tijdsein. -1—5 Zlekenuur H. D. Drcntli, Gerei. Fr Rotterdam. Muzikale nic< eer J H Smit Duyzentli •1; de heer H. Smit Du; begeleiding. C Tijdsein-. G r H. Pllon, Hoofd c :ello; Mevr. K. 2 Tüdseln. 2— Abraham, o recht. 6.30—6. Ji-volg Concert 7.107.40 Lite Alaleiscb door Kuden S. r AI.T.S. en Koloniaal Instltuui wonende Jeker-straat 6311. Da. E. Reeser, Nod. Hem iwjjk. Ds. G. Renting, Gere HILVERSUM (1875 M.) 10 Tijdsein. 10—10.15 lorgcnwljding. 12 Politieberichten. 12.152 Mld- agmuzlok. 2—3 Gramofoon. 3—3.30 Halfuur Gramofoon. 45 ;crt. 6 Tijdsein. 1-457.15 Landboi vhalfuurtje. 7.15—7.4 .erlchttfn 8 tansl. 3tuzif Tjid-sein. 8.01—8.15 Gra voor wat het medische betreft de geneeskun dige dienst van de arbeidsinspectie te be lasten. Waar noch het meel, noch de chemisché bleekmiddelen, gebleken zijn als oorzaak te kunnen gelden voor de aandoening, kan in een voorschrift betreffende do lichamelijke cn algemeene hygiëne van den bakker en de bakkerij, een krachtig bestrijdingsmiddel lj,ggen van de ziekte. Speciaal de meelstof- bestrijding (ventilatoren!) is daarbij noodig. En waarom kan men zich daarbij nog niet voorstellen, dat in korlen tijd deze huidaan doening ook voor ons land tot het verleden behoort. In dat opzicht kan ons kleine land voorgaan. Den medicus-practicus, die in zijne prac» tijk deze aandoening ter behandeling krijgt, geeft schrijver verschillende wenken. (Nadruk verboden). VAN EEN LEEUW EN EEN AAP 107. O wee, daar komt het hollend paard aan! De dienders worden aak'lig bleek! Ze gaan van schrik subiet aan 't hóllen, En laten Sambo in den steek; Hij valt met luiden smak op straat, Waardoor het gips aan stukken gaat. Sam neeml nu dadelijk de beenen, •Tot hij vriend Jocko weer ontmoet; Bij 't naad'ren van het edel tweetal Vlucht alles met den meesten spoed Op welk een kluchtige manier Dit soms geschiedt, aanschouwt men hier. (Wordt Vrijdag vervolgd.) INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. FEUILLETON Door T. P. RIKSEN. Het was geen onwil, welke hem het spre ken belette. Maar Van Eekeren had in zijn karakter dien trek, welken hij nooit zou verliezen, om te trachten zijn moeilijkheden zelf en alleen te boven te komen. Bovendien gevoelde hij, dat hij thans een worsteling doormaakte, waarin geen mensch hulp kon bieden, waaraan geen ontkomen mogelijk was. welke niet kon eindigen met een schik king, doch alleen met een volkomen over winning of een volslagen nederlaag. En die overtuiging werd te sterker, naarmate de aanklachten vermenigvuldigden en bij meer en meer in de engte werd gedreven. De strijd nam een einde in dien nacht het was na den avond, waarop Dr. Meulen belt verklaarde, dat Corry de crisis achter den rug had en hij weer hoop gaf toen Van Eekeren zijn leven zag als een volsla gen mislukking, toen hij nergens meer uit komst bespeurde, en hij zich op genade over gaf met den roep uit de diepte: „Ileere, ver los mij van mijzelf, ontferm U mijner!" Dat was de eerste bede van Van Eekeren, welke waarde had voor Hem, die niet onze daden en woorden, doch alleen onze gebe den telt. De machtige bouwmeester van het groote Babel was vernietigd het kind Gods ge boren. De nacht werd verdreven door de scheme ring, en het ochtendgloren door den dag. „En hij noemde den naam dier plaats Pniël; want, (zeide hij), ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel gered geweest". HOOFDSTUK XVI De lichte last. Dien vijfden April zou Van Eekeren, zoo lang hij leefde, niet vergeten. Sinds den nacht van bange worsteling, toen in zijn ziel uit de duisternis het licht was geboren, waren slechts twee dagen ver- loopen. Van Eekeren moest het zioh goed indenken, om het te kunnen begrijpen, want hoe ver leken die uren reeds achter hem te liggen. Wat was er sindsdien niet gebeurd! Zooals na een hevig onweer de atmosfeer is gezuiverd en de natuur als herboren op leeft, zoo scheen ook het gezin van Van Eekeren tot nieuw leven te zijn gekomen. De nevelen waren weg gedreven en de som bere stemming, welke zoolang haar heer schappij had doen gelden, was gevloden. Nadat de wolken zoo langen tijd de door straling van het zonlicht hadden verhin derd, waardeerde men haar koesterende stralen nu des te meer. Alles scheen thans veranderd. Zeker, Corry's toestand baarde nog zorg, zij was uiterst zwak en een zorgvuldige, .langdurige verpleging zou noodig zijn, om de ingezonken levenskrachten te herwinnen. Maar direct gevaar achtte Dr. Meulenbelt toch niet meer aanwezig, en deze weten schap vervulde de harten der ouders met innigen dank. Even nog was Van Eekeren aan het twij felen gebracht Dat was gisterenmorgen ge weest, in de vroegte, toen hij de ziekenka mer verliet om voor het personeel, waar van de eersten reeds te wachten stonden, de deur te ontgrendelen. Toen hij door de werkplaats langs zijn kantoor ging, om zich naar de huiskamer te begeven, kwam hem de bewuste brief van Wim weer te binnen. Hij moest liem nu maar ineens verscheuren, dan was hij uit de wereld en had hij er ook geen last meer van. Of hem nog eerst eenmaal lezen en liem dan dadelijk vernietigen? Dat kwam toch op het zelfde neer. Maar Van Eekeren wantrouwde zidh zelf. Zou hij nog zoo vastberaden zijn, als de woorden van den brief weer voor hem gin gen leven? En 'dan, hij had toch met het oude afgedaan? Moest nu zijn eerste daad al weder een teruggrijpen zijn naar wat ach ter hem lag? Hij drong daarom met kracht de opkomen de gedachte terug, ging zijn kantoor binnen en verscheurde, zonder hem zelfs uit het couvert te halen, den brief, de reden van zooveel ergernis. Zoodra hij oit had gedaan, was de twijfel uit zijn hart gebannen; hij wist nu, dat hij een goede daad had verricht Deze zelfoverwinning droeg haar beloo ning in zjch, want zij gaf hem moed voot de tweede moeilijkheid, welke hem wachtte: I Mien deelgenoote te maken van wat hem Jwas wedervaren. 1 Hij wilde dit niet uitstellen. Het was th-ans h-et meest gunstige oogenblik van den dag. In huis was het nog rustig, de kinderen waren nog in de slaapkamers boven. Be nutte hij dozen tijd niet, dan zou hij moeten wachten tot den avond, en dat kon hij niet, daarvoor was zijn blijdschap te groot. Hij wilde het zijn vrouw graag vertellen en toch aan den anderen kant zag hij er tegen op. Kwam dit, omdat de vorkregen overwinning tevens een nederlaag voor hem beteekende? Dat ook wel, maar niet in de eerste plaats.' Het besef in hoeveel hij te genover zijn vrouw cn kinderen was tekort geschoten, maakte hem. het spreken even min gemakkelijk. Maar in sterker mate nog gevoelde hij het heilige, het teerc, dat nu zijn eigendom was, als een belemmering tot spreken. Als zoo een rijk bezit beschouwde hij de verworven schat, dat hem de door leefde ure van uiterste zielespamiing bij tijd en wijle een droom scheen, waarop een ontnuchterend ontwaken zou kunnen vol gen. Dat zijn rijkdom door mededeelzaamheid eer vermeerdeide dan afnam, bewees hem het gesprek met Mien. Geen oogenblik twijfelde zij aan de waar heid zijner belijdenis. Ook prikkelde haar niet de lust om, waar ze zoo lang geduld had geoefend, zoover was gegaan in haar vruchtelooze pogingen, om Van Eekeren tot toenadering te bewegen, al dien tijd zooveel bittere, onrechtvaardige verwijten had aan gehoord, thans in halsstarrigheid de hand der verzoening te weigeren en zoo haar man tot dieper vernedering te brengen. Al zou zij het hebben willen doen, het was haar onmogelijk. Te talrijk warei I zegeningen, welke haar op het oogenblik, I dat ze cLie 't minst verwachtte, toevloeiden. Corry op den weg naar beterschap, de vre de in haar gezin, niet maar oogenschijnlijk, doch in wezen hersteld, haar man niet meer tegenover haar, maar aan haar zijde, van harte begeerig om de kinderen, zoo het kon, te ledden op dep eenigen weg, welke ten leven voert. Alle leed was geleden, doch ook verge ten. Haar hart vloeide over van dankbaar heid. Eigen woorden, om weer to geven, wat haar ziel doorleefde, kwam zij te kort. Doch ze kon van ganscher harte instemmen met dón lotéang van den dichter: „Psalm- zingt den Heere, gij zijne'gunstgenooten, en zegt lof ter gedachtenis zijner heiligheid. Want een- oogenblik is er in zijnen toorn, maar een leven in zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, inaar des morgens is cr gejuich". „Als liet nu mot Wim ook nog eens te- •echt mocht koinen," bad Mien gezegd, na dat ze oen oogenblik zwijgend tegenover elkander hadden gezeten. En de onvastheid haar stem bewees wel hoezeer die ge dachte haar aangreep. „Met Gods hulp zal ik er aan doen, wat ik kan," had Van Eekeren geantwoord. „Wim gaat niet vrij uit, volstrekt niet. Maar het had niet zoover behoeven te ko men, als bet nu gekomen is. Er is zooveel, waarin ik zelf schuldig sta,wat waarschijn lijk mede de oorzaak is geweest van Wim's afdwaling! Indoen Wim wil, dan zal het verteden geen beletsel zijn, om liem spoe dig op zijn oude plaats terug te brengen, moeder!" Hoe lang was het geleden, dat hij haar had genoemd. Het was een klank uit ding haar hoogtepunt had bereikt, was d« hartelijkheid meer en meer uit hun om» ig verdwenen. Dat dateerde van heü ,;eriblik af, toen dc voorspoed zijn intrek in hun woning bad genomen en Van Eel«v in steeds groeiende zelfbewustheid had getracht zijn eigen weg te banen. Zou Wim willen? Óf zou bij reeds zo0 van hen vervreemd zijn, dat liet onheil oi> herstelbaar was? Hot waren vragen, wel ka Van Eekeren cn zijn vrouw in de. laatstai dagen telkens hadden bezig gehouden. Ook nu, op dezen vroegen morgen vart den vijfden April, waren ze het onderwerp van het gesprek. Van Eekeren en Mien wa» ren alleen in dc huiskamer, in afwachting "an de kinderen, om süaks gezamenlijk te ntbijtcn. Dc verhouding was wel zeer veranderd, riians was het Mien, die meende haar mart in zijn voornemen, om het spoedig met Wirrt in orde te maken, te moeten remmen. >Jk blijf er bij," zeide zij, „dat het beter! is, dat je hem vandaag nog niet opzoekt, Laat mi.j_ hem eerst schrijven (want daar» in had Van Eekeren haar verhinderd), dart kan ik hem op je komst voorbereiden ert vindt jo hem waarschijnlijk in een betei-o stemming dan wanneer je hem zoo plotse» ling overvalt. Je bederft zoo doende mis» sohicn alles" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9