DE MOORDZAAK-LANS
WOENSDAG 26 FEBRUARI
1930
DE VOORTZETTING VAN DE BEHANDELING VOOR DE
ROTTERDAMSCHE RECHTBANK
HET O.M. BLIJFT BIJ DEN EISCH
VAN TWINTIG JAAR
GREPEN UIT DE RECHTSZITTING
Do laatsto dag.
Het sensationeele „proces-Lans" is op 't
bloed doodgebloed.
Althans: wat betreft de spirit ter terecht
zitting, want het reeds verkregen resultaat
d«r onderzoekingen is ongerept in de derde
beproeving gehandhaafd.
Het is goed dit even vast te leggen, om
dat do buitenstaander uit de vermoeiende
debatten van gister de indruk zou kunnen
vormen, of de zaak staat of valt met de
eenstemmigheid van de deskundigen ten
aanzien van de bloedsporen.
Het oud-IIollandsche spreekwoord: „Zoo
veel hoofden zooveel zinnen" is ook in dit
proces ten aanzien van de deskundigen wel
weer uitgekomen.
Van de vijf bloed-deskundigen waren het
er maar twee met elkaar eens, n.l. Prof.
Van I tall ie en zijn assistente rnej. Dr.
Steehauer en die eenstemmigheid is
i\el heel begrijpelijk, waar beiden samen
één rapport opsteldon, op grond van ge
meenschappelijke onderzoekingen en onder
ling overleg. Laten we echter even de assis
tente weg. dan zijn alle vier deskundigpn
bet onderling oneens, behalve in onderdee-
len van het onderzoek, waarin op bepaalde
punten de verklaringen van 2 of 3 deskun
digen elkaar wel eens dekken.
De „super-deskundige".
Van het grootste belang was natuurlijk,
hoe de „super-deskundige" Prof. van Itallie
zou denken over het bezwarende rapport
van Dr. Hesselink, die het eerst belang
rijke bloedsporen op de kleeren van Van O.
heeft gevonden.
Al dadelijk valt op 't feit, dat de profes
sor weer een nieuwe vlek heeft ont
dekt. die zelfs Dr. Hesselink niet „aan
liet licht" heeft gebracht. Oplosbaarheids-
proeven leerden den professor en zijn assis
tente, dat het bloed van deze vlek veel
ouder moet zijn geweest dan het bloed, ge
vonden op de kleeren van wijlen den heer
Lans. Dr. Hesselink geeft dit aanstonds
toe en deze nieuwe vlek zal dus zeer waar
schijnlijk niet afkomstig zijn geweest van
bloed van den .heer Lans.
Maar nu de andere vlekken!
Prof. Van Itallie zegt hiervan in zijn
eerste rapport niets, omdat hij geen an
dere bloedsporen op liet vost
heeft gevonden. Als Dr. Hesselink
toch eenlge partikeltjes heeft, aangewezen,
worden er ook hier proeven mee genomen
en het blijkt, dat de „partikeltjes" zich on
derling zeer verschillend gedragen. De su
per-deskundige durft liet niet aan op grond
van deze proeven een conclusie te trekken.
Een dag voor de laatste terechtzitting
wordt dan nog eens een proef genomen,
waarbij ook Dr. Hesselink tegenwoordig
is en thans blijkt, dat het hierbij gebruikte
partikeltje heel spoedig (binnen een mi
nuut) oplost, waardoor bet waarschijnlijk
zou worden, dat dit bloed jonger zou zijn
dan dat van de „vlek van Prof. van Itallie",
candat dit er 20 minuten voor noodig heeft.
Nog wil de „super-deskundige" daar geen
conclusie aan verbinden, daar hij niet kent
de omstandigheden waaronder de verschil
lende bloedsporen zijn behandeld, ja, ter te
rechtzitting verklaart hij zelfs: ..Waren wij
in de gelegenheid gn veest onder dezelfde
omstandigheden als Dr. Hesselink on
ze onderzoekingen te doen. dan zou onze
conclusie misschien dorelfde zijn geweest".
Prof. van Itallie wil als wetenschap
pelijk man slechts objectief nagaan of uit
oplosbaarheidsnroeven is te eoneludeeren,
dat de verschalende bloedsporen van den
zelfden ouderdom zijn, zonder de geschie
denis van de zaak en de omstandigheden
waaronder de onderzoekingen van Dr. Hes
selink zijn geschied zelfs in overwe
ging te nemen.
Men begrijpt, hoezeer de Rechtbank voor
moeilijkheden is gebracht door het verschil
van opzet der diverse onderzoekingen, om
van" het verschil van inzicht in de resulta
ten nog maar niet te spreken.
Tot overmaat van ramp bracht Dr. Hes
selink aan 't slot ter sprake een artikel
van een hyper-deskundige uit Heidelberg,
die aanmaant om bij bloedonderzoek voor
al geen vaste conclusies te trekken, wanneer
de bloedsporen aan de zon tzajn blootgesteld
geweest, wat in deze zaak liet geval was!
Het zal den lezer misschien even duizc-
len, maar wij keeren tot de werkelijkheid
terug, wanneer wij zeggen, dat d c theo
van Dr. Hesselink door de ond
zoekingen van Prof. van Itallie
niet omver is geworpen en dat is het
belangrijkste in deze zaak.
Dr. Hulst kwam bij deze terechtzitting
eerlijk verklaren, dat hij de „vlekken van
Dr. Hesselink" niet. heeft gevonden en daar
geen andere verklaring voor kon vinden,
dan dat hij er niet goed genoeg naar heeft
gekeken, terwijl Dr. Gerhardt, die bij de
vorige zitting eerst gepoogd had Dr. Hesse
link „fantasie" toe te dichten, thans
met een „leeken"nverklaring aankwam, dat
de vlekken tijdelijk zouden zijn verdwenen
en later weer waren „opgekomen", een po
pulaire suppostitie, welke door geen der an
dere deskundigen werd gedeeld en die ook
wel wat heel erg .gezocht" waa
Resumé van het bloedonderzoek.
Gaan wc nu nog eens even alle bloedspo
re na, dan blijkt liet volgende:
Dr. Hesselink meent, dat er op het
vest geveegd is, Prof. van Itallie zegt,
dat er aan den onderkant geveegd kan zijn.
Dr. Hesselink zegt, dat het bloed aan
den onderkant van het vest van jongeren
datum moet zijn, Prof. van Itallie geelt
dit voor een bepaald partikeltje toe.
Dr. Ilesselinlc heeft menschenbloed ge
constateerd en wordt daarin gesteund door
de onderzoekingen van Dr. Hulst, terwijl
Prof. va n Itallie iiieromtrcnt geen con
clusie wenscht te trekken.
Prof. van Itallie komt tot de conclu
sie, dat de bloedspatjes op broekspijpen en
schoenen er als het. ware op zijn „gespritzt"
en dat dit niet mogelijk is doordat men ge
woon in een kleine hoeveelheid bloed loopt;
het moet er mot eenlge kracht op gespat
zijn; uitgesloten wordt het door dezen des
kundige geacht, dat v. O. door het stappen
op een bebloede mat deze sporen op zijn
kleeren zou hebben gekregen. In dit alles :s
er volkomen overeenstemming met wat Dr
Hesselink hoeft gerapporteerd.
Ten aanzien van de spatjes op de broeks
pijpen zijn de verschillende andere deskun
digen het met Dr. Hesselink eens, dat het
zeer onwaarschijnlijk is, dat deze er opge
komen zouden zijn tengevolge van exccrm
aan het gelaat van het dochtertje van v. O.
Al deze punten, gevoegd bij het feit, dot
Dr. Hesselink zelfs ter terechtzitting nog
bij de kwartslamp laat zien, dat er sporen
aan de schoenen zijn die er eerder niet op
zijn gevonden, geven wel den indruk, dat
men zich op de onderzoekingen van Dr. Hes
selink kan verlaten.
Do verdediging heeft getracht zijn verkla
ringen te ondermijnen door te zeggen, dat
Dr. Hesselink een goed speurder is, maar
daarmee nog geen deskundige, doch ten
spijt daarvan is de Arnhemsche onderzoe
ker dan toch maar tot deskundige conclusies
gekomen, die voor een groot deel door de
andere deskundigen moesten worden toege
geven. De bedoeling lag er dan ook al te
dik op, om uit het verschil van inzicht tus
schen de deskundigen te eoneludeeren, dat
hierop geen veroordeeling mocht volgen.
Men moge de handigheid bewonderen, waar
mee Mr. Kokosky Prof. van Itallie
in het geweer brengt tijdens zijn pleidooi,
om via Dr. Gerhardt ook de andere des
kundigen te doen aanvallen, oratorische
overwinningen zullen de Rechtbank wel wei
nig zeggen.
De „reconstructie".
Behalve het bloedonderzoek was de „re-
constuctie" in de omgeving van den moord
door de Rechtbank gelast, het tweede
name punt dat op de zitting ter sprake
kwam.
Veel draaide daarbij om de verklaringen
van een destijds 15-jarig dienstmeisje, dat
op het uur van den moord, in de gang bij
het pakhuis van v. d. Hemel twee mannen
meent to hebben gezien, waarvan er een
zou lijken op van 0„ die daarbij een bruine
actetasch zou hebben gedragen.
Een jaar later heeft men, terwijl de weers
omstandigheden ongeveer gelijk waren, op
nieuw het meisje naar de veranda gebracht,
vanwaar zij alles zou hebben opgemerkt en
nu kon niemand en ook het meisje zelf niet
beneden méér zien dan een paar schimmen
van mannen, zonder eenig detail.
De vroegere onderwijzer van het meisje
kwam gister ter terechtzitting verklaren,
dat deze een slecht opmerkingsvermogen
had gehad cn dus zeer waarschijnlijk niet
zoo goed de details heeft kunnen opnemen.
-Het meisje hield echter vol alles zoo ge
zien te hebben en schreef het feit, dat ze
nu niets zag toe aan een anderen „neerslag
van het licht".
Die .neerslag van het licht" kon echter
trots alle pogingen van de verdediging niet
aannemelijk worden gemaakt en we ver
moeden, dat we hier te doen hebben met
een analoog geval van de „zeningen, die op
het hart geslagen zijn", zcoals die in de
ziekte-diagnose des volks herhaaldelijk op
geld doen.
De Officier van Justitie merkte in zijn
aanvullend requisitoir zeer terecht op, dat
alle pogingen van de verdediging om het te
doen voorkomen, of er twee mannen bij den
moord liet rokken zouden zijn geweest, op
niets zijn uitgeloopen.
Het andere onze conclusie.
Wanneer we nu een conclusie nemen uit
het geheele „proces-L a n s", dan mecnen
we niets te miszeggen, als we eoneludeeren,
dat de derde periode van openbaar onder
zoek weinig groot nieuws heeft opgeleverd.
De zaak is er, ten spijt van de oneenigheid
onder de deskundigen, voor Van O. niet
beter op geworden.
Vast staat, dat Van O. geen redelijke ver
klaring kan geven van het tijdstip, waarop
hij do zaak heeft verlaten, nóch van het
feit, dat hij naar den trein liep, terwijl hij
groote haast had.
Vast staat, dat Van O. gezegd heeft niet
meer dan twee paar schoenen te hebben,
terwijl hij nóg een paar bezat mèt bloed
sporen.
Vast staat, dat Van O. vreemd heeft ge
handeld anet zijn kleeren en met den sleu
tel.
slechts aan ingewijden bekend kon zijn.
Vast staat, dat Van O. er alle belang bij
had om don beer Lans uit den weg te rui
men; dat hij met anderen <b.v. Kraft)
reeds over liet directeurschap gesproken
heeft (In een opwelling! zegt van O.!).
Vast staat, dat het karakter van den ver
lachte er op wijst, dat deze een moord in
koelen bloede kan verrichten.
Dit alles gevoegd bij andere kleinere aan
wijzingen, nog niet gesproken van de bloed
sporen, is zeer bezwarend materiaal tegen
den verdachte.
Mr. Kokosky heeft gezegd, dat het zijn
doel slechts is geweest twijfel te zaaien en
dan op grond van twijfel het „non liquet"
te doen uitspreken, doch wij twijfelen of de
erdediging daarin geslaagd is.
Giessen-Nieuwkerk wordt ook in deze
zaak weer als spookbeeld gehruikt, teneinde
de Rechtbank te bewegen geen vonnis te
n op aanwijzingen, doch wij vragen ons
af of het dan nog wel ooit mogelijk zal zijn
in Nederland een moordzaak tot klaarheid
te brengen, want het zal toch wel zeer zeld
zaam blijven, dat er bij een moord oogge
tuigen tegenwoordig zijn. Men moet r.u
eenmaal afgaan op aanwijzingen. Het gaat
om, of do aanwijzingen sterk genoeg zijn
en of ze op wettige en ordelijke wijze zijn
bijgebracht. Ten aanzien hiervan hebben
ij thans een vaste conclusie gekregen, nl.
at er tegen Van O. meer dan genoeg bewij-
•n zijn, zoodat volgens ons gevoel niet an
ders dan een veroordeeling, niet wegens
doodslag, maar wegens moord moet volgen.
Ware deze zaak voorgekomen vóór die
an Giessen-Nieuwkerk, er zou geen sprake
an zijn geweest of de veroordeeling zou ge-
volgid zijn, dat is onze vaste overtuiging en
die van vele anderen. Welnu, dan mag ook
nu niet in een sfeer van vrees een andere
conclusie worden getrokken: er staan hoo-
ge belangen op het spel: de onafhankelijk
heid van de rechtspraak tegenover „sfeer"
cn „massa-psychologie".
DE VERDACHTE W. v. O.
VOORTZETTING VAN HET
VERHOOR
Verhoor getuige C. J. Regeer.
Te kwart over 2 wordt de zitting hervat.
Gehoord wordt het dienstmeisje C. J.
Regeer, die op 29 November om kwart
over zeven ongeveer, toen zij, staande op het
balcon der familie Landsmeer een tafel
kleed uitschudde tweq mannen in. den gang
had zien slaan vóór de Wijnzaak van V
den Heuvel.
Zij blijft geheel bij haar verklaring 2
als die den vorigen maal is afgelegd. Ook
wat betreft de kleeding.
Bij de plaats gehad hebbende reconstruc
tie liad getuige op de plaats waar de man
nen gestaan hebben geen der personen kun
nen zien.
Dc President: Hoe kwam dat?
Getuige: Op den avond van den moord
was het lichter.
De President brengt dan in herinne
ring, dat er geen lichten bij geplaatst zijn,
dat dc loods waarvoor de mannen stonden,
niot verlicht was. Is het nji niet mogelijk,
dat u maar meent, het gezien te hebben en
dat u het heeft aangedikt om interessant te
zijn.
Getuige: Het is geen verbeelding ge
weest. Zij heeft dc mannen duidelijk gezien
en zelfs heeft zij de kleur van dc actentasch
die een der mannen droeg, kunnen onder
scheiden.
De inspecteur van politie L. Hermans
heeft dc reconstructie meegemaakt Den
avond van de reconstructie was hetzelfde
soort weer als op den avond van den moord.
Getuige heeft van het lialcon die personen
kunnen onderscheiden. Slechts zag men
schimmen. De proeven zijn genomen met
magnesium-belichting. Den volgenden dag
V/as het helder weer en ook toen heeft men
geen personen kunnen zien. De proeven
op drie avonden genomen. Bij donker
kon men zelfs geen schim zien van een
persoon, die in het donker ge-kleed was.
De President vraagt of als de mannen
voor het pand van v. d. Heuvel stonden,
getuigo ze dan kon zien.
Getuige Regeer: Ik heb altijd gezegd
DE BEHANDELING VAN DE MOORDZAAK-LANS
dat de mannen voor de loods stonden.
Op vragen van den verdediger zegt
getuige reeds dadelijk aan haar ouders en
den volgenden dag aan haar mevrouw van
deze twee mannen te hebben gesproken.
De President: In één van die mannen
meende U verdachte te herkennen.
Gotuigo Regeer: Ja.
De verdediger Mr. v. d. Mee r: Kan de
lichtbundel van een auto, die keeren wilde,
de gang niet hel verlicht hebben?
Getuige Hermans: U heeft ook bij de
instructie die vraag gesteld.
De President: Is dat dan niet onder
zocht. Had men niet even met een politie
auto kunnen probeeren?
Getuige Hermans: Het licht kwam van
boven, dus was een auto uitgeschakeld
Getuige Regeer heeft ook geen geraas
s van een auto gehoord.
De verdediger Mr. v. d. Meer wijst er
nog op, dat sedert den moordavond in die
omgeving gebouwd is. waardoor er minder
licht in de gang gevallen kon zijn.
Getuige Hermans: Die bebouwing is te
ver af.
Do ónderwijzer C. A. 't Hart bij wien ge
tuige Regeer op school is geweest, meent
dat de waarneming van getuigo niet be
trouwbaar is,
Mr. Kokosky: Hop lang is het geleden
dat u getuige Regeer het Laatst gezien heeft?
Getuige 't Hart: Da is in Augustus vijf
jaar geweest
Mr. Kokosky: En waaruit blijkt nu dat
getuige die toen elf jaar was, fantaseerde en
slecht waarnam?
Getuige 't Hart: Dat is in Augustus vijf
waarnemen o.a. bleek bij het spel.
De President: Slecht waarnemen is
wat anders dan fantaseeren.
Aan Mevr. Landsmeer, bij wie getui-
i Regeer in betrekking was, heeft zij den
dag na den moord verteld, dat zij twee
mannen gezien had. Zij beschreef dc klee
ding en zeide, dat een hunner een bruine
actentasch bij zich had. Op getuige heeft het
meisje een piemteren en betrouwbaren in
druk gemaakt.
Toen het meisje haar het verhaal deed,
waarbij zij zeide, dat het omstreeks kwart
voor zeven was geweest, had zij haar alleen
verteld, dat er een moord gepleegd
haar niet over tijd gesproken.
Op een vraag van Mr. v. d- Meer zet
dr. Hulst uiteen, dat aan de verklaring
van den onderwijzer over de betrouwbaar
heid van getuige Regeer geen beteekenis
te hechten is.
Getuige F. Wetzel is compagnon met
d. Heuvel. Getuige is op den moordavond
eenige minuten na zeven op het postkantoor
gekomen. Hij heeft toen twee personen in
de gang hooren loopen. Tien minuten over
zeven heeft getuige in den gang staan te
praten met de Korte.
Getuige Regeer nogmaals voorgeroepen
wordt dc vraag voorgehouden, of zij de be
wuste personen niet om kwart over in
plaats van kwart voor zeven heeft gezien.
Getuige antwoordt ontkennend. Ook is ge
tuige Wetsel langer, dan de langste der twee
mannen, die zij gezien heeft.
De President: Kan het nu niet zijn,
dat op het kantoor van Lans licht gebrand
heeft, en getuige Regeer daarom de mannen
heeft gezien?
Inspecteur Hermans acht dit uitgeslo
ten. Het schijnsel van dit licht kan niet op
de binnenplaats vallen.
Getuige Wetsel acht het niet mogelijk,
dat getuige Regeer hem heelt gezien.
Verder getuig en-verhoor.
Getuige S. S. de Korte verklaart, dat
omstreeks vijf minuten voor zeven mej. Lans
de sleutel bij hem is komen halen.
Getuige C. G. W. Lans was om kwart
over zeven bij het hek gekomen.
De President gaat aan de hand van
vroegere verklaringen na dat getuige dan
een half uur, of minstens een kwartier ver
daan heeft nadat zij van het kantoor geen
antwoord had ontvangen op den telefoni
sch en oproep.
Getuige zegt, dat zij omstreeks half
acht dr. Meers getelefoneerd heeft
Getuige De Koster verklaart dat dit
vroeger is geschied. Getuige heeft dadelijk
de politie opgebeld. Dat zal zeven uur ge
weest zijn.
De President: De politie is om kwart
over zeven opgebeld. Als eerst daarna dr.
Meers Is opgebeld dan kan dat wel omstreeks
half acht geweest zijn.
Getuige De Korte weet zeker, dat
het vroeger was. Het heeft heel lang ge
duurd voordat de politie kwam. Misschien
dal de politie daarom het tijdstip van waar
schuwing verlaat
De agent van politie G. Timmers heeft
de telefonische boodschap aangenomen. Het
was toen kwart over zeven.
De President: Hoe weet u dat?
Getuige Timmers: De klok wees het
Dat
aan
De President: Dat is wait nieuw
heeft u nooit verklaard. In uw proces
baal staat, dat u den juisten tijd niet^vist
maar, dat het omstreeks kwart over 7 "°-
wcest zal zijn.
De vrouw van getuige De Korte wilde
tegen zeven uur naar haar dochter gaan,
toon juffrouw Lans kwam om den sleutel.
De President: Hebt u op de klok ge-
Getuige: Dat heb ik niet noodig geacht
Getuige J. L. P. Scheffer heeft bij v.
d. Heuvel gewerkt. Op den moordavond is
getuige geregeld tusschen 5 en 7 uur op de
binnenplaats geweest om flesschen tc halen.
Hij heeft met zijn collega Hartman niet
staan praten.
Getuige heeft ook niemand in de gang
gezien. De lamp brandde. Getuige noch
Hartman hadden een hoed op.
Getuige K. A. D ij k e r s werkt Donderdag
avonds nooit in de loods op de binnenplaats
Als hij er niet werkt brandt er ook geen
licht.
De bcdrijfschef H. J. Alers had tot S
uur bij v. d. Heuvel gewerkt. Om even voor
half acht had hij van de moord gehoord.
Tien minuten voor half acht was juffrouw
Lans den dokter komen opbellen. Getuige
liad het buitenlicht aangestoken.
Getuige W. C. Kopstein had op den
hoek van het Boschland twee mannen ge
zien. Een van lien had het postuur van ver
dachte. Getuige blijft ook thans bij zijn ver
klaring, ook wat betreft de tijd n.l. kwart
over zessen.
De President merkt op, dat de brugge-
wachtcr niemand heeft gezien.
Getuige: Ik heb do bruggewachter ook
niet gezfien.
De agent van politie J. C. Moerland,
die getuige Kaptein is tegengekomen, be
vestigt, dat het omstreeks den door Kaptein
genoemden tijd geweest kan zijn.
De agent van politie A. C. Co mm ij
zegt, dat de politie gedurende zeven dagen
het oog gehouden heeft op het aantal voor
bijgangers dat daar, passeert, ook die een
actetasch dragen. jHet is daar altijd even
stil.
De rechtbank ziet af van het hooren
den agent van politie Brons.
Het 0. M. aan het woord.
Het O.M., waargenomen door mr.
de Visser wilde zich alleen bepalen tot
het door de rechtbank gewezen tusschen-
met handhaving van alles wat hij
in zijn aanvankelijk requisitoir heeft te
berde gebracht
In dit tuschenvonnis heeft de rechtbank
gestipuleerd dat verdachte gevangen gehou
den werd als verdacht van moord. De recht
bank had naar spr.'s opvatting, nog noodig
omtrent twee cardinale punten te worden
ingelicht alvorens zij tot een veroordeelend
vonnis kon komen.
Een van die belangrijke punten was hei
onderzoek naar de bloedsporen. Spr. kwam
op het incident tusschen hem en mr. Ko-
koskv omdat de deskundigen dr. Hulst en
dr. Gerhardt niet gedagvaard waren. Spr.
zet uiteen, dat de dagvaarding van dr
Hesselink wel noodig was omdat de door
dezen gevonden bloedsporen op de broek
niet door dr. Van Itallie cn zijn assistente
waren ontdekt. Voor het O. M. was het
niet noodig twee deskundigen tc hooren die
in het hernieuwd onderzoek door den rech
tercommissaris niet waren gehoord. Daarbij
had de raadsman do bevoegdheid om in de
instructie de deskundigen te doen hooren.
die de verdediging noodig acht.. Daarvan
echter niet gebleken. Ook niet toen gebleken
was van een verschil tusschen dr. van
Itallie en dr. Hesselink.
Do rechtbank heeft zich met bevredigJ
gevoeld door het bloedonderzoek omdat er
verschil van meening was tusschen de des
kundigen. Zij heeft toen een super-deskun
dige benoemd, maar aan de helderheid in
deze zaak is dit niet ten goede gekomen ai
zijn uit het rapport van dr. Van Itallie be
langrijke dingen naar voren gekomen die
ook door dr. Hesselink waren geconstateerd
De meening van dr. Gerhardt acht spr. nog
niet zoo gek. Ook dr. Van Itallie meent, dat
een poging om bloedvlekken althans onder
op het vest met een spons te verwijderen
mogelijk geweest is. In verband met het feit
dat dr. Van Itallie een vlek beeft ontdekt,
die niet door dr. Hesselink is gevonden,
acht spr. de theorie, dat die vlek later weer
is opgekomen, wel aanvaardbaar. Deze oude
vlek, die van karakter en ouderdom ver
schilt van de andere vlekken, kan misse li'en
van een bloedneus afkomstig zijn. Dr Hes
selink heeft zijn stelling bevestigd, dal
het aan de andere zijde van het vest ge
vonden bloed, versch bloed was.
Dr. Van Itallie en zijn assistente
wenschten dat aan de hand van het bewijs
van een enkel korreltje niet aan te nemen.
Maar het O. M. zeide, dat dr. Hesselink
deze proeven reeds eerder genomen had
Maar het vest is voor spr. niet het voor
naamste. Dat is het bloed op de breek en de
schoenen. Het bloed op de broek is er ook
volgens dr. Van Itallie opgespat. Dat
kan niet bij het stappen in bloed. Hoe kan
het er dan op gekomen zijn. Alle deskun
digen zijn het er over eens dal dit jong
bloed is. Als het er niet met loopen in bloed
respat kan zijn hoe kan liet er dan an
ders van buiten op gekomen zijn? Wat het
bloed op de schoenen betreft, dr. v a n
Itallie heeft proeven genomen, waaruit
blijkt, dat het er alleen opgekomen kan zij",
als er in een betrekkelijk groote plas bloed
getrapt is. Dit kan niet op den avond van
den moord geschied zijn toen verdachte
door de politie op het kantoor ontboden
Hesselink is nu ook tot do con
clusie gekomen dat, de moord gepleegd kan
zijn met de vijl.
Hieromtrent is er dus
eenstemmigheid onder de deskundigen.
Nu wijdt spr. aandacht aan de verklaring
van dr. Hulst dat het bloed op de broeks
pijpen niet afkomstig kan zijn van verdach-
te's dochtertje, die aan exccem leed. Toe
gegeven dat de wetenschap yen
bloedonderzoek nog jong is, meent spr. dat
men voor wat de ouderdom van het bloed
betreft bijzonder voorzichtig moet zijn.
Komende tot het tweede punt zegt spr. dat
dit betrof een onderzoek naar twee perso
nen, die door de verdediging naar voren
zijn gebracht. Deze reconstructie heeft geen
enkel resultaat opgeleverd. In spr> cv-
steem past dit uitstekend.
Vast is komen tc staan dat Regeer en
Kaptein niet dezelfde twee personen
hebben gezien. De mogelijkheid bestaat dat
personen hebben gestaan of geloopen op
andere plaatsen. Indien waar zou zijn, dat
juffrouw Lans niet om kwart over zeven
maar vroeger aan het kantoor is gekomen
dan zou dit zeer nadeelig zijn voor ver
dachte, omdat er dan slechts een zeer kor
te tijd zou zijn geweest voor den gefin-
geerden inbraak en den doodslag.
De reconstructie heeft niets oppeleverd be
halve dan de verklaring van Scheffer.
dat hij herhaaldelijk in de gang heen en
weer is geloopen en niemand heeft gezien.
Van twee personen is niets gebleken.
Spr. handhaaft zijn conclusie die hij in
eerste instantie uit het onderzoek der des
kundigen heeft getrokken cn persisteert bij
zijn op 26 October genomen eisch van
twintig jaar gevangenisstraf.
Het woord is daarna i
De fouten,
die bij het onderzoek op don avond van den
moord en den volgenden dag zijn gemaakt,
zijn niet meer te herstellen, maar zij leiden
tot allerlei supposities, die dn oneenigheid
onder de deskundigen verklaren. Al het
ater in de zee wascht de gewichtige ver
klaring van dr. Va" 11 a 11 i e en zijn as
sistente, niet af, dat het bloed op vest en
broek gevonden van ouderen datum is dan
liet bloed op den hoed van Lans. Het O.M.
vindt de verklaring van dr. Gerhardt
omtrent het afwasschen cn later weer op
komen van de vlekken nog zoo gek niet. Er
zullen nog wel meer leeken zijn, die die
verklaring nog zoo gek niet vinden maar
de deskundigen wijzen die verklaring af.
Dr. Gerhardt: Neen Dr. van Itallie
gaat er gedeeltelijk mee accoord.
Incident.
Pleiter bestrijdt dit en verzoekt den pre
sident dr. Van Itallie daarnaar te vragen.
Dr. Van Itallie verzoekt den president
vraag precies te formuleeren want in liet
requisitoir van liet O.M. is getuigcverklaring
al genoeg geweld aangedaan en hij wenscht
voor het publiek niet uitgemaakt te worden.
Getuige voegt er bij dat het O- M. als leek
niet begrijpen kan waarom hij zich gekrenkt
gevoelt.
De President is ook leek en dus kon
getuige het hem niet kwalijk nemen dat hij
ook geen krenking gehoord heeft in de woor
den van het O. M. De president formuleert
dan de vraag.
Getuige Dr. Van Itallie zegt dan, dat
hij de mogelijkheid wel aanneemt, dat er met
een spons over het vest is gewreven. Het
gevolg daarvan kan geweest zijn, dat het
bloed meer verspreid is geworden. Maar het
is altijd te zien geweest
Dr. Gerhardt zet dan zijn meening nog
>ns uiteen.
Mr. Kokosky zijn pleidooi vervolgend
zet uiteen dat dr. Hesselink verklaard
heeft dat het bloed op vest en broek even
oud zijn. Het bloed op het vest is ouder dan
het bloed op den hoed, dus het bloed op de
broek is ook ouder. Dat is logisch-
Dr. Van Itallie licht dan nog een ge
deelte van zijn rapport toe.
Mr. Kokosky merkt op. dat het O. M.
„3 verklaringen van do deskndigen uit el
kaar rukt Dat de deskundigen niet tot een
positief resultaat gekomen zijn ligt niet aan
de deskundigen maar aan de fouten, die bij
het eerste onderzoek gemaakt zijn.
Wat betreft het bloed aan de schoen wil
pleiter de deskundigen even uitschakelen, en
het gezond verstand laten spreken. Men weet
dat er in het portaal een bloedvlek' van 20
c.M. lag. Kon daarin niet gestapt zijn, en
kunnen bij die gelegenheid de spotjes niet
daarop gekomen zijn. Ilceft men de schoe
nen va>n de off. van Just, onderzocht die ook
op dien avond in het kantoor is geweest.
Neen, maar wel van verdachte, omdat hij
nu eenmaal verdachte is.
Pie iter zegt, dat het nadere onderzoek
naar het bloed volkomen past in het systeem
der verdédiging.
Komende tot het tweede gedeelte van het
gelaste nadere onderzoek wijst pleiter op
het hoofdartikel van het Weekblad van het
Recht aan dit onderzoek gewijd. Wat daar
in voorspeld wordt is
schitterend uitgekomen.
Voor het O. M. vervallen de verklaringen
van juffrouw Regeer, en de verklaring
van juffrouw Lans, dat het kwart over
zeven was, toen zij bij het hek kwam. Plei
ter meent-, dat er geen -enkele rede is om
aan de verklaring van getuige Regeer
te twijfelen. Pleiter houdt vol dat het on
mogelijk moet geacht worden, dat de daad
dooi* één man is gepleegd. Pleiter haalt ver
schillende verklaringen aan, waarin van
twee mannen sprake is. Pleiter haalt de ver
klaring aan van zekeren Buis, tegenover
de politie, wien verteld was' dat het misdrijf
gepleegd was door iemand, die den bijnaam
droeg "van den cowboy en nog een ander,
die handelden op instignatie van verdachte.
Pleiter heeft die personen niet doen' dag
vaarden, omdat het nergens toe zou hebben
geleid. De politie heeft het alibi van beide
personen onderzocht, maar volgens pleiter
is de wijze waarop dit geschied is onbevre
digend, al geeft hij toe, dat het moeilijk
anders kon. Getuige Brons, die gelukkig
nu niet gehoord is, heeft de lichtstraal
niet kunnen zien omdat het licht brandde
in de gang. Pleiter meent, dat het feit niet
bewezen is al ziet hij wel in, dat een ver
oordeelend vonnis mogelijk zou zijn, ook.
onnis dat in de oogen van den Hoo-
gen Raad genade zou vinden. Maar pleiter
erwacht zulk een vonnis van deze recht
bank niet.
Pleiter dringt er voorts op aan, dat de
rechtbank verdachte bij een vrijsprekend
onnis van den doodslag, geen duur zal ge
en voor de gepleegde malversatie, maar
van oordeel zal zijn, dta hij daartoe genoeg
gestraft is, door de voorloopigo hechtenis,
erdaclite onder zulke ontzettende om
standigheden heeft moeten ondergaan.
verdediging.
Mr. Kokosky zal zich ook beperken tot
wat ha het tusschcnvonnis is gebleken en
handhaaft wat hij in eerste instantie heeft
gezegd. Het O.M. dat in zijn eerste requisi
toir "de rol van Sherlock Holmes heeft ge
speeld, treedt nu op als gedachtcnlozer en
geeft de motieven welke de rechtbank tot
haar interlocutoir vonnis heeft geleid.
Pleiter moet nu ook tot een bespreking
komen. Hij heeft er niet in gelezen, dat de
rechtbank reeds van plan was verdachte te
veroordeelen, plleen dat zij nog ingelicht
wilde worden over enkele punten.
PI. merkt op dat de rechtbank op 9 No
vember het bewijs nog niet had. De zin
snede omtrent de gevangenhouding legt
pleiter uit, dat het een afsnijden was van
de mogelijkheid, dat de verdediging zou
komen met een verzoek tot inviijheidstél-
ling.
De gewichtige vraag van nu is deze, heeft
het nader onderzoek die bewijzen opgele
verd, dat verdachte's schuld bewezen is?
Een conclusie trekkende uit hetgeen thans
gebleken is zegt spr. dat het nader onder
zoek slechts
een zeer negatief bewijs
heeft opgeleverd. Pleiter blijft er bij dat
een zeer groote leemte tc vindon dat men in
do instructie ook niet gehoord heeft drs.
Hulst en Gerhardt.
Zelfs is aan doze deskundigen het rapport
van dr. Van Itallie niet toegezonden.
Maar het O.M. heeft die heeren laten vallen
omdat hun verklaringen niet in de kraam
van het O.M. te pas kwamen. Men verwijt
pl. dat hij zich niet tot den rechter van
Instructie gewend heeft. Maar pl. is daar beu
van, nu het nader onderzoek weer is op
gedragen geweest aan don politieinspectcur
Hormans, dat prikkelend is voor dc verde
diging. Pleiter brengt een woord van dank
aan den president, die dadelijk heeft inge
stemd in een oproeping van deze deskundi
gen. Toen bleek, dat ze van de zijde van het
O.M. niet waren gedagvaard.
Repliek van hat O. M.
In zijn repliek heeft het O. M. het zeer
begrijpelijk gevonden, dat de rcchtercomm.
het nadere onderzoek weer aan inspecteur
Hermans heeft opgedragen. Ware dit niet
gedaan dan zou een onnoodigc blaam gewor
pen zijn op dezen politieman ,tlie zich inge
spannen heeft een duistere zaak tot klaar
heid te brengen. Spr. nam het politieonder
zoek in bescherming. Op verschillende pun
ten ging het O. M. nog nader in. O.a. op die
van de schoenen. Nu wordt wel gezegd, dat
het heel goed mogelijk is, dat verdachte iu
bloed getrapt heeft, maar is men vergeten
hoe verdachte getracht heeft hot bestaan van
deze schoenen te ontkennen?
Bij voortduring zijn aanwijzingen gesta
peld op het hoofd van dezen verdachte en
het is boud van pleiter te beweren, dat hij
kunstmatig zijn bewijsvoering in elkaar
heeft gezet met de bedoeling verdachte te
laten hangen. Mocht de rechtbank komen
tot een vrijsprekend vonnis, dan zal spr.
zich verzetten tegen het in mindering bren
gen van de preventieve hechtenis van de
straf voor de gepleegde malversaties.
Dupliek Mr. Kckosky.
Mr. Kokosky, dupliceerend. zeide nog,
dat het O.M. het politie-ond^koek sauveert,
omdat het O. M. zoowel alJ^e rechtercom
missaris die aan het eerste onderzoek heb
ben deelgenomen mede debet zijn aan de
gemaakte fouten. Pleiter ging daarna nog
op eenige punten in, die door het O. M. in
zijn repliek naar voren waren gebracht
Pleiter blijft er bij, dat er twijfel is. of
verdachte schuldig is. Hij wil nog even den
nadruk leggen op het leven van den heer
Lans. De familieverhouding was niet zoo
ideaal als men thans wil doen voorkomen,
andere
Uitspraak 11 Maart.