VAN EEN PAPOESCH SLAVENKIND. II (Slot). Op een middag speelden dc kinderen achter het huis. De jongeus vermaakten rich met tollen. De grooto meisjes waren bezig met touwtje springen en de kleine meisjes speelden krijgertje. De zendeling stond er naar te kijken cn zijn vrouw fciuld het touw van dc meisjes vast. Ongemerkt was een oude Papoesche vrouw het erf opgekomen. Op eens riep ze: „Joweel" en ze draafde naar de meisjes toe. Ze kwam op Soeni af en wilde haar omhelzen. „Ik bon je grootmoeder! Ik ben je groobnooderl" ïiep zo. Sooni was een beetje bang voor de oude vrouw cn Kep naar don zendeling toe. Wat zag die oude vrouw er uitl Haar ecnig klce- dingstuk was een lapje blauw katoen, dat ze om de lendenen droog. De verwarde haren hingen over haar ©ogen. En vies dat zo was! Het was meer dan erg. Geen wonder, dat het meisje bang was voor zoc grootmoedor. De zendeling ging naar de oude vrouw toe en vroeg: „Wie bon je en waar kom je vandaan? Wat kom je hier doen?" De oude vrouw zei niets. Ze kook boos naar Sooni, idie op een afstond bleef staan. De zendeling ging even naar binnen en kwam terug met ©en beetje ta- bak. „Dat is voor jou", zei hij tegen het oudje. Deze stopte gauw wat tabak in den mond cn keek toen biet zoo boos meer. De zendeling rolde ook nog een strootje voor haar en toen begon de oude vrouw te praten. Pruimend rookend vertelde zij, dat zij dc grootmoeder v Soeni was. Zij had gehoord, dat baar kleindochter hij den zendeling was. Nu kwam zij haar bezoeken. „Ik ben haar grootmoedor en nu wil ze niets van Vlij weten", riep dc vrouw telkens. „Nu ja", zei de zendeling, „ze kent jc immers niet jLeeft de moeder van het meisje nog?" „Ja zeker", was liet antwoord. I „Wil de moeder haar kind terug hebben?" „Ik weet het niet". „Hoe lang blijf je hier?" I „Tien nachten". „Kom dan nog even bij me, voor jc naar je dorp lenig gaat." Tien dagen later kwam de oude vrouw terug. De pendcling gaf haar wat tabak, roode kralen cn •piegcltje. Dat laatste vond zo bizondcr mooi. keek er telkens in en bewonderde haar oud, rimpelig gelaat, dat vol diepe plooien zat. „Duister nu eens goed," zei de zendeling. „Hier heb ik een pakje, waar mooie dingen in fitten. Dat moet je aan de moeder van Soeni geven. En je moet tegen haar zeggen, dat ze haar kind terug kan krijgen, als z: wil". „Dat zal ik doen", zei de oude vrouw en ze trok. De zendeling sprak nu met Soeni vaak over haar ■ooeder. Het meisje wilde liever bij dm zendeling blijven. Maar deze zei: „Een kind bohoort bij de moeder." Eindelijk begon Soeni het toch wel prettig te vin- 'den, dat ze nog een moeder had. Na vier maanden kwam de oude vrouw terug. „Wat heeft de inoedcr van Sooni gezegd?" vroeg 'do zendeling. _Ze heeft gezegd, dat het meisje maar hier moest Wijven", was het antwoord. Toen Soeni dut hoorde, zei ze: „Nu blijf ik altijd helpen, maar ze wilden niet naar hem luisteren, luisterden liever naar hun toovcnaars. Die zeiden dat de hooze geesten dc menschen ziek maakten. Een van die toovcnaars vond een grooten kikker. In dien kikker woonde do groote geest, zei de loovenaar. Toen kwamen dc menschen offers brengen aan den kikker, 's Nachts dansten ze rondom den kikker been en smeekten hem orn hulp. Maar de kikker hielp niet. Er stierven heel wat menschen. D2 ziekte kwtun ook in het huis van den zende ling. Dijna iedereen werd ziek, ook Soeni. Zij gevoelde dat zij niet lang moor leven zou. Maar <det maakte haar niet bang. Zij had den Ilcere Jezus lief en ze wiet, dat Die ©ok voor haar een plaatsje had in den schoenen hemel. Op haar ziekbed zong ze: I Zoo stierf Socnl. De zendeling stond alleen bij haar graf. Zijn brouw was ziek cn alle kinderen waren ziek. Dc zendeling was diep bedroefd. Maar hij was toch ook blij. Hij was blij, dat Soeni •en schaapje van den Goeden Herder geworden was. „Van een Papoescli slavenkind", naar J. L. D. y. d. Roest Uitg. Zendingsbureau. Oegstgecat. ONS TEEKENHOEKJE. En nu 'n inooie Oceaanstoomer getockend door Jan Terlouw, oud 12 jaar, leerling van de School met den Bijbel te Bleskensgraaf. WINTERPRET. „Moe ik hoor de klok al slaan, Mag Ik nu naar 't ijs toe gaan?" „Kalm wat, jongen, wacht eens even! Waar is weer je muts gebleven?" „'k Weet niet'k zet mijn pet maar op." Weg rent Willem in galop. Zie hem glijden, zwaaien. Eerst alleen, dan met zijn vieren, Soms met achten aan den stokt Wie het mooist rijdt krijgt een slok, In de tent van oude Ka, Uit haar ketel chocola. Da's in jaren niet gebeurd! O, wat hebben zij getreurd, Als de winter ging voorbij, Zonder ijs'of schaatsgerij! Maar nu is weer elk tevrce, En de Meester zelfs doet mee. Straks komt Wim met roode wangen, Thuis bij Moe. Ziet vol verlangen Vlug de kamer in het rond, Of hij iets te bikken vond! Hè wat smaakt dat roggebrood: Winterpret maakt sterk en groot. Uit: Vrij en blij. H. RIEMENS. VOOR JONGE SPEURDERS. Weer 'n plaatjel Wat 'n typen hè? Kijk maar goed ze zullen je niet opetenI 't Zijn twee zeer goedaardige En gelsol ie ui Goed gezien? 't Kastje gaat dicht! Leg er 'n boek op en nu de vragen. 1. Hoeveel mannen staan er? 2. Wat zijn ze? 3. Wat heeft de ecne in z'n hand, wat de ander? 4. Staat de visscher links of rechts? B. Waaraan zag je, dat het 'n visscher was? 6. Zijn hun hoeden gelijk? 7. Welk gedeelte van den hoed van den Jager is zwart, het onderste of liet bovenste ge deelte? 8. W.,t heeft dc visscher om zijn hals? 9. Do jager ook? 10. Wie heeft het langste buis aan? 11. Zijn de mouwen gelijk? 12. De jager heeft laarzen aan, de visscher ook? BONT ALLERLEI. 't Vernuftig antwoord, dat zij aan den Ix>ovcstein- schen slotvoogd gaf, toen zij haren man in een boe kenkist had doen ontvluchten is door den dichter Wcsterhocn in een aardig puntdi'cht gebracht: Vrouw Reigeraberg zei tot den Kastelein, Den Slotvoogd van het sterke Losvestein: Wat hebt gij toch zoo over mij te klagen. Dat ik mijn .nan heb uit het fort doen dragen? Dank mij veeleer, dan dat ge mij beticht: Gij hadt den Iluig en dien heb ik gelicht. HET VUEGTUIG IN DIENST DER POLITIE. In Duitschlaml kreeg een heer een postpakket, in houdende een postduif en een dreigbrief met het bevel, dadelijk de duif weer los te laten cn een brief je van 1000 Mark aan den poot van het dier te be vestigen. Deed hij het niet, dan zou hij vennoord worden. In plaats van aan dit „vriendelijk verzoek" te vol doen, ging do hoer naar de politie. De duif werd losgelaten en een vliegenier kreeg opdracht het dier te volgen. Het huis waar de duif op neerstreek werd gefotografeerd, dc eigenaar werd gearresteerd en legde een volledige bekentenis af. EERBIED VOOR GRIJSAARDS. Eens zocht een grijsaard bij de Olympische spelen vruchteloos een plaats. Lang ging hij rond, maar niemand bad lust, om voor hem op te staan. Maar toen hti bij de Spartanen kwam, stonden alle jonge mannen terstond op. Dlijde riep hij uit: „Alle Grie ken kennen de deugd, maar alleen de Spartanen beoefenen haar". MARIA VAN REIGERSBERGEN. Toen de edele gade van Huig de Groot zich een» beklaagde over het tegen haren man geslagen von nis, voerde de Heer Cromhout, Voorzitter in den Hove van Holland, een der vier en twintig rechtens, die het „Dolfsoh Orakel" veroordeeld hadden, haar tegemoet: „Ik versta, dat men alle vonnissen van Rechters moet goedkeuren!" „Ook dat van Kujafas dus?vroeg *ij met plecht igen ernst ONGELUKKEN Dat er nog al eens 'n ongeluk gebeurt weten we allemaal wel. Dagelijks lees jc er zoo'n heel rijtje in de courant en dikwijls dringt het niet eens tot je door, maar toch schrok ik, toen ik las, dat in 1928 alleen bij de Rijksverzekeringsbank 167078 ongevallen werden ingeschrevenl Denk eens na, dat is zoo onge veer 542 ongevallen per dagl 'N MERKWAARDIGE VONDST. Iemand, wiens huis met klimop begroeid was, had daardoor veel lost van de vogels die er In nestelden. Hij gaf daarom zijn tuinman bevel dc nesten er uit te halen. In een der eerste nesten, die verwijderd werden, vond de tuinman een stuk papier. Nieuws gierig bekeek hij het en het bleek een blad uit den Bijbel te zijn. Het blad was erg beschadigd. Slechts een tekst stond cr geheel op cn dit was Spreuken XIV 1. „Elke wijze vrouw bouwt haar huis, maar die zeer dwaas is, breekt het af met hare handen." Dc tuinman begaf zich onmiddellijk met zijn merk waardige vondst naar zijn heer cn deze was zoo ge troffen dat hij last gaf de andere nesten te sparen. NUNIA, HET MEISJE UIT ARMENIË. Een verhaal uit de eerste eeuwen der Christelijke Kerk (Vervolg). HOOFDSTUK Hl. Een doode God? Er was feest in het paleis van meneer Dakar, dat gebeurde wel vaker en was dus niets bijzonders. Doch ditmaal was het wol een buitengewoon groot feest, want de generaal «M onverwachts van een krijgstocht thuisgekomen. Ruim vier maanden wns hij weg geweest en het was dus geen wonder, dat zijn terugkomst luisterrijk mOOBl worden gevierd. Met dc rijkste gewaden gekleed, versierd met paar- len en diamanten zat Gliadani naast den generaal aan den fccstdisch. De generaal had zijn goheolo wapenrusting afge legd, alleen z'n sabel had hij bij zich. Natuurlijk waren er tal van voorname pasten op het feest gonoodigd en een keur van de heerlijkste spijzen en dranken werden er opgediend Daarvoor moesten natuurlijk do slavinnen zorgen. Kathcwan wus er nog niet bij, zij lag nog altijd 45 REBUS giek ln li aar verblijf, hoewel ze toch wat opknapte, Yoaral door de goede zorgen van Nunia. Nunia mocet natuurlijk wel haar diensten ver richten. Ze deed het, want zo was een slavin, zij moest haar meesters gehoorzamen, doch mei togen gin woonde zij liet feest bij. Dat feest toch werd op heidcnsche wijze gevierd; er werd gedanst cn men zong ijdele heidcnsche licd- waarin de duizend-oorige-god Mithia werd ver- rlijkt. Daaraan mocht' Nunia niet meedoen. En ze deed hot ook niet, want zo was een dapper meisje. De andere 'slavinnen deden hun uiterste best om zoo mooi mogelijk te dansen. Daarmee wilden ze de gunst van haar lioogo gebiodens verwerven. Deze toonden hun tevredenheid over dc uitgevoer de dansen, door de slavinnen vruchten tea; te werpen. Af en toe werden hun ook geldstukken toegeworpen. Het trok eindelijk de aandacht van den generaal, dat er zich één slavin tusschcn dc dansenden l»evond, die niet meedanste en niet meezong. Wat haar be volen werd dood zij, maar de headenschc dansen hielp zij niet moe uitvoeren en als zij vruchten ont ving verborg zij die tusschen de plooien van haar kleed. „Wat zit daar toch voor ©en nachtuil tusschen die •lavinnon?" vroeg de generaal op eens aan zijn vrouw, op Nunia wijzend. „Ja, dat meisje kent ge nog niet; ik liet haar en kele maanden geleden door den huismeester koopen op de slavenmarkt." „'t Lijkt me toch een zonderlinge slavin, waarom Zingt en danst ze nu niet mee?" „Ze is een beertje vreemd, dat stem Ik Je toe, maar overigens moet ik zoggen, dat er niets op haar valt aan te merken. Ze is ijverig en trouw en voert altijd •tipt en onmiddellijk m'n bevelen uit" „oKm eens hier Nunia," beval Ghadani nu. Het meisje kwam dadelijk en atond nu voor den ■tachtigen generaal, die haar met strengen blik aan keek. Wat zou cr nu weer zijn. Die generaal was geen gemakkelijk hoer, dat zag Nunia al met 'n half oog. Al den tijd, dien zij in dit paleis had doorgebracht, was de generaal afwezig ge weest. Zij zag hem nu voor het .eerst en zij moest •erlijk. brikennon, <lat dio ontmoeting haar niet moe- viel. „Ik zag straks", zoo begon de generaal, dat je de vruchten, die Je ontving niet opat, maar in uw kleed .verborgde, waarom deed je dat?" „Heer ik wil ze bewaren voor Kathcwan. Zij is oud «n ziek en lijdt nu cn dan hevigen dorst; met deze vruchten kon zij haar dorst lesschen.' „Maar Kathewan heeft je toch va&k geplaagd, Nu nia", zcide nu Ghadani, „hoe kom je ®r hij om ze nu telkens vruchten te brengen. Ik meen, dat zc jc ook nog heeft geslagen". „Dat is wol waar, maar mijn God gebiedt mij zoo ie handelen". „Wie is die God?" vroeg Bakar nu op eons. Hij Was een vurig vereorder van Mithia cn duldde naast sijn god geen enkelen anderen god. „Mijn God is de Schepper van hemel en aarde en Bij zond Zijn eeniggoboren Zoon naar de aarde, om ©ns te verlossen van de zonde; ik ben een christin". „Wat zegt go daar? Zijt ge een christin?" Bakar was bleek geworden van boosheid. „Dus jij dient dien God, die aan het kruis is ge storven niet waar? Een dooden God dus. Ja, Ja ik heb over dien wonderlijken godsdienst heel wat ge hoord. Begrijp eens aan" zoo ging hij voort tegen Ghadani „dc Romeinschc keizer Constiuitijn moet ook christen geworden zijn. Men beweert, dat hij een kruistekken in de wolken heeft gezien cn daar om heen geschreven stond: „In dit teeken zult gij over winnen". Maar in Iberië is gelukkig nog geen enkele christen". Gbadanl schoot in 'n luiden lach. „*n Mooie grap, }e hebt er in je eigen huis en ze staat vlak voor jc", zei de zc. De generaal wendde zich nu weer tot Nunia „Zoo, zoo heeft jou doode God Je bevolen, om dc men schen, die jc slaan, vruchten tc brengen, als ze ziek zijn. Dat is 'n wonderlijke leer". „Mijn God is niet dood', zeide Nunia beslist. „Maar Hij stierf toch aan het kruis?" „Ja ja zeker, dat is waar, maar daarna is Hij weer uit den dood verrezen en nu leeft hij tot in allo eeuwigheid. II Ij heeft ons bevolen alle men schen. zelfs onze vijanden lief te hebben. Hij-zelf deed hot ook". „Nu nog mooier', Meisje het lijkt wel een sprook je; kom ik houd dol veel van sprookjes en ze be- hooren juist bij oen feest. Nunia vertol nu het •prookje van je dooden God". l)e Reneraal gaf nu eon wenk en zang en muziek •wegen. De slavinnen trokken zich sllil terug ln den uitersten hoek vnn do zaal en Nuinia kreeg nu gelegenheid alles eens precies te vertollen trent haar dooden God. De nieuwsgierigheid vnn Bnkor was geprikkeld, ook al omdat hij verno had, dat keizer Cons tan tij n een öh rist en was worden. Bakar was in een buitengewoon goeden luim. Toen hij zag dat de slavinnon zich in 'n hoek van de zaal terugtrokken, wenkte hij, dat ze naderbij moesten komen. Ook zij mochten genieten van wat dit vreemde christenmeisje thans zou gaan vertellen. ,Kom Nunia", zeide hij eindelijk, „vertel ons nu de sprookjes van uw God. (Wordt vervolgd). ONS KNUTSELHOEKJE. We hebben in langen tijd niet met raffia ge werkt! Welnu, de eerstvolgende weken krijgen we rsffia-werkstukjes. We gaan 'n heel ameublement mnken en beginnen met de tafel. Fig. t en II zijn de poolen van de tafeL Fig. I de smalle kont, II de lange zijde. Teeken deze fi guren op stevig kaTton en snijd ze uit. Van elk twee stuks. Dan nog een rechthoek voor het blad, groot 13X9 c.M. Heb je de vijf stukken netjes uit gesneden, dan gaan we ze omwoelen met raffia. Jf f 1 l 1 I I C:T" l 1 (5 Om het volgende tc maken, moet je een der stuk ken links of rechts omslaan en over het daarnaast liggende plaatsen; het laatste stukje moet je steeds door de eerst gevormde lus heen steken. Zoo voortgaande verkrijg je een vierkante vlecht figuur VI. Bekijk do teekeningen maar goed, dan zal het wel meevallen. WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN. No. 21. Ik ben een dorp ln Utrecht. I'laatst men voor mijn naam- een klinker, dan word ik een dorp ia Drente. Mijn eerste is een landman, mijn tweede een voeg woord, mijn derde kan gegeten en gebrand wor den en mijn geheel noemt een groente. In de meeste kamera ben ik. Plaats een letter >or mij en ik word 'n vruchtje dat men in het wild vindt. Oplossingen Na 1720. No. 17. vier-schaar vierschaar. No. 18. vijzel, ijzcl. No. 19. Een eekhoorntje. No. 20. Olm, mol. LACHPLAATJE. Vrouw, tot haar man, die bij het roparceren vaa de regenpijp in moeilijkheden is geraakt, doordat de ladder wegschoot. „Drink nu eerst deze bouillon op l>este. Je moet wat versterkends hebben, terwijl ik hulp ga halen, (London Opinion). Zoek lange gelijke draden op en maak ze voch tig. Wind eerst om den onderkant van de pooten Je ziet, dat ik hier kleine rechthoekjes uitsneed. Hier halen we het raffia door. Dit voorkomt het afglijden van do draden, als we straks in de breedte gaan winden en we krijgen meteen die einden goed bodekL De richting, waarin we winden kun je goed zien op de onderste teekening. Is de druad opge werkt, dan steek je hem heel gemakkelijk weg lus- schen het vlechtwerk. Het blad voor de tafel moert eerst in de lengte en daarna ln de breedte omwoelt worden. Vlecht ten slotte van 'n andere kleur raffia de randen in het tafelblad. Gewoon vlechten, twee op twee neer. Voor het aanhechten van poot aan poot en pooten aan blad, gebruik Je een stopnaald met 'n druad raffia. Stevig aanhalen. EEN HORLOGEBANDJE. Tot besluit, voorloopig, vlechten we een horloge bandje van smal veterband. Neem biervoor twee I stukjes band van twee meter lengte en leg die dwars lover elkaar. Log 3 schuin over 2; 2 over 3 en 1; 1 KUNSTJES EN SPELLETJES. REKENPUZZLE. (Oplossing.) 425 707 957 2089 Zooals ge aan bijgaande optelling ziet is er een vouw gemaakt in het papiertje, waarop de som staat. Daardoor passen twee helften v&n getallen zoo op elkaar, dat de uitkomst van de optelling go- lijk blijft DE DRAAIENDE STEEN. Wanneer men een kalkachtige, z.g.n. linzensteen in het een of anler scherp zuur legt, zal men zien, dat dc 6tecn beweegt, cn onophoudelijk in het rond draait. Probeert het eens. AALSMEER. Als jc hoort over het plaatsje Aalsmeer, denk dadelijk aan „bloemen". Maar wist jc, dat dat Aalsmeer jaarlijks vijftig milliocn rozen, acht en een half millioen vlierstrui ken en meer dan zes millioen chrysanten naar het buitenland zendt?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 14