NTI-REVOLUTI ON A I RE
PROPAGANDACLUBS
JK
DONDERDAG 16 'JANUARI 193Ö
TWEEDE BLAD PAG. S
^er de positie der a.-r.
partij
anti-rev. partij en de
rkelijke schakeeringen
IOPAGANDACLUBS EN A.R.J.A.
jsteren hield lift Verband van Anti-Rev.
pagandaclubs tc Utrecht zijn jaarverga-
Voorzitter der Commissie van Uitvoe-
de heer J.Schoutc n, opende do ver
ering met de volgende rede:
et. komt mij ditmaal gewenscht voor ter
ning van onze jaarvergadering enkele op
gingen te maken ovev ons werk in
twoordigen tijd.
ie tegenwoordige tijd kenmerkt, zich voor
naar mijn gevoelen o. m. hierin:
dat onze partij blijkens de stembusuit-
en vrijwel over de gehecle linie, zoowel
>luut als relatief genomen, eenigszins
tot icruitgaundo is in aanhang onder het
-'dat de toestanden op kerkelijk gebied
d® toenemenden invloed gaan uitoefenen op
politieke leven en wel in dezen zin, dat
rrocpecringen op het terrein van de kerk
instituut tot op zekere hoogte in de hand
ken een formatie van en een indeeling
politieke partijen welke met de •kerke-
groepeeringen overeen komen;
dat do locale gesteldheid van ons poli
leven op vele plaatsen gaat vertoonen
gebrek aan contact mot het volk in zijn
se schakeeringen op godsdienstig poli-
en sociaal gebied» mede veroorzaakt
het wegvallen van kader, dat vertion
en gezag had, steunende op genoegzame
apieelc kennis en toereikend inzicht in
rerkclijke verhoudingen, terwijl de daar-
■opengekomen plaatsen niet in voldocn-
nate konden worden of werden bezet
dfsprekend is in dit drietal kenmer-
iniet gegeven een complete karakteristiek
de positie onzer partij, maar ik beperk
tot de gegeven opsomming, omdat het
voornemen is, slechts deze drie punten
espreken en in verband daarmede aan te
welk work aan onze propagandaclubs
ht
ver het le punt:
do afbrokkeling van den invloed
onzer partij
uns volk, behoeft, formeel genomen,
eel te worden gezegd. Het constateert
feit, waarvoor niemand de oogen kan
iteiv al is het op zichzelf gezien volstrekt
met van onrustbarenden aard. De situa-
welke is ontstaan door de oprichting van
staatkundige Gereformeerde Partij, en de
mdore wijze waarop de leiders dezer par-
liaar propageeren, is aan dit feit niet
md. Toch zou men verkeerd doen als
uitsluitend daarop zijn aandacht richt-
oor de verklaring van dit punt. Dc ge-
e positie der protestantsch christelijke
pen op politiek gebied heeft een wijzi-
ondergaan. Dit blijkt ook uit de veran-
e gedragslijn van de Chr. Ilist. Unie.
vel da aanwezigheid van de Hervormd
formeerde Staatspartij als de inwerking
een daaraan verwante groep in de Unie
op het beicid van deze, hebben daar
het hare bijgedragen. De Chris. I-Iist.
wenscht nog wel de samenwerking met
-R. en de R.K. Partij, maar feitelijk
its op zoodanige wijze, dat over de ai of
rerking voor elk punt van staats-
id, dat van genoegzaam belang geacht
it, telkens afzonderlijk door haar wordt
Dit geeft aan de politieke positie der
tsche partijen in het algemeen en aan
der prot.-ciir. groepen in het bijzonder
zekere instabiliteit. Tengevolge daarvan
in het vorig jaar een rechtseh ministe-
1 normaal karakter een parlcmen-
niet optreden,
zc onvastheid brengt onder daarvoor
istandigheden en wie zal de.
vezigheid daarvan geheel ontkennen?
zich mede,'dat een groote, te groote in-
d uitgaat van factoren, welke öf zeer
lijk werken, óf een eenigszins extreem
kter dragen, terwijl zij tevens in de hand
it, dat de R.K. om door hen ongewenscht
hte gevolgen van deze instabiliteit te
ai, elders dan ter rechterzijde steun zoe-
of accepteeren.
!t name onze partij ondervindt van een
uider de nadeelige gevolgen. Haar ge-
slijn is, wat men daar ook op tegen
hebben, duidelijk. Zij is gewoon klaar
|te geven welk standpunt zij inneemt èn
nover de strevingen van.de Staatkundig
formeerde Staatspartij, èu ten aanzien
de samenwerking der rechtsche partijen
'oorheen steun boden aan een parie
tair rechtsch kabinet. Dit maakt haar in
situatie als de bestaande kwetsbaar,
kwetsbaar dan anders.
Het 2e punt, dat ik noemde, moet wellicht
althans ten dcele verklaard worden uit de
werking van factoren waarvoor ik reeds
uwe aandacht vroeg. Het schijnt m.l. niet.
voor tegenspraak vatbaar, dat de oprichting
der Staatkundig Gereformeerde Partij en
der Hervormd Geref. Staatspartij en de aan
bevelingen welke voor die partijen door
hare leiders worden gegeven.
op politiek terrein brachten, of, zoo deze
reeds in meerdere of mindere mate invloed
uitoefenden, dien invloed heben versterkt.
Of dauranu echter ook moet worden toege
schreven het verschijnsel, waarop ik hier
speciaal het oog heb, mag worden betwijfeld.
Ik bedoel dat begin van organisatie, dat tot
stand gekomen is voor een groep Hervormde
anti rcvolutionnairen en de verschijning van
een politiek orgaan ten behoeve van de
voorlichting der Christelijk Gereformeerde
anti revolut.ionnairen. Zij die hieraan be
gonnen eii er den noodigen arbeid voor ver
richten, helibón ongetwijfeld uitsluitend een
goed doel in het oog gevat.. Zij willen als
goede anti .rcvolutionnairen alleen werk
zaam zijn voor de versterking van de A. R.
partij, voor de propaganda barer beginselen
onder hunne kerkelijke geestverwanten. Het
kost mij dan oog geen moeite om te verkla
ren, dat ik mij richt, noch tepen de perso
nen, noch tegen hunne bedoelingen, als ik,
met alle waardcering voor persoon en ar
beid, mij veroorloof er op tc wijzen, dat
zulke wegen m.i. niet behooren te worden
ingeslagen.
De A. R. partij is
een politieke, niet een kerkelijke
partij.
Zij strijdt niet vóór een bepaalde kerk of
bepaalde kerken of tegen een bepaalde kerk
of bepaalde kerken. Zeker, zij heeft ecne
opvatting van het kerkelijk vraagstuk voor
zoover dat op staatkundig terrein gelegen
is, maar deze opvatting geeft haar geen
kerkelijk karakter, maakt haar niet .ie poli
tieke partij voor bepaalde kerkelijke gezind
ten. In deze opvatting poogt zij juist de
principieele vertolking te geven van het
anti revolutionnair, dus staatkundig sevoe-
len met betrekking tot dit op het staatster-
rein gelegen vraagstuk. Zij behartigt, niet de
belangen van een bepaalde kerK of be
paalde kerken op staatkundig terrein. Zij is
niet de politieke partij voor bepaalde kerken
of bepaaldo kerkelijke groepen. Dit is reeds
duizend malen gezegd in allerlei variatie
maar 't moet blijkbaar telkens nog worden
herhaald.
De A. R. partij is een politieke partij. Zij
gaat uit van een bepaalde Drincipieele* staat
kundige overtuiging. Zij draagt 'een bepaal
de staatkundige levensbeschouwing en vindt
daarin het uitgangspunt voor hare politiek.
Daarom moet in haar of rondom haar niet
van kerkelijke groepeeringen of kerkelijke
gezindten worden uitgegaan, noch op orga
nisatorisch, noch on persgebied. Op geen
enkele wijze mag worden bevorderd een
„kerkelijke in-stelling" van hare politiek,
eene verlegging van het accent van het po
litieke naar het kerkelijke terrein. Het in cIp
organisatie cn in de propaganda gaan wer
ken met kerkelijke groepecringen geeft, al
wordt dit niet bedoeld, plaats aan kerkelijke
onderscheidingen, kerkelijke gezindten in de
politieke partij. Onze partij vertegenwoor
digt de A. R. of Christ. Hist, richting op
staatkundig terrein. De historische ontwik
keling heeft tengevolge gehad, dat wij ons
anti revolutionnair noemen, dat wij spreken
van de A. R. partij. Zoo moet het blijven.
Wij zijn kortweg Anti Rcvolutionnairen,
moeten kortweg Anti Revolutionnair propa
geeren, moeten kortweg Anti Revolution-
naire bladen hebben. Als sommige Christ.
Historischen aan onze partij een kerkelijk
cachet willen opdrukken, dan gaat daartegen
ons verzet, maar dit verzet moet over de
geheele linie gepaard gaan met het
als politieke partij. Hot volgen van een an
dere methode in de organisatie en de propa
ganda moet op den duur tot. gevolg hebben,
dat men gaat werken met andere onder
scheidingen dan zuiver staatkundige en dat
zal de eenheid en de kracht der anti rcvolu
tionnairen zoowel j rincipieel als practisch
schaden. Ik vermag het niet anders te zien
en moet dit uitspreken al zou ik het nog
zoo gaarne nalaten, gelet oo de waardeering
welke ik heb voor den arbeid van hen, die
er blijkbaar toch eenigszins anders over
denken
Het in de 3e plaats genoemde punt ves
tigt o.m. onize aandacht op de omstandig
heid, dat de jongeren op politiek gebied an
ders voor de zaak staan dan het reeds ge
storven en wegstervende geslacht. Zij die
leefden tijdens de oprichting van de partij,
in den tijd van den politicken strijd tot 1901,
om mij hiertoe te bepalen, stonden en staan
heel anders dan zij, die dit niet persoonlijk
hebben meegemaakt. Hun leven was strij
den en al strijdend werkzaam zijn tot het
verkrijgen van inzicht in de beginselen. Zij
kenden de politieke verhoudingen en leef
den uit de kracht van het beginsel, welke
telkens in den kamp op zoo wonderbaarlijke
wijze bleek. Zij kenden de stroomingen en
„onderstroomingen" in de plaats hunner in
woning en den invloed welke daarvan uit
ging op de politieke verhoudingen en partij-
formatie. Zij waren dientengevolge uitne
mende leiders van de politieke actie. Dit
geslacht sterft uit Hunne plaatsen worden
ingenomen door hen, d' e dien kamp en zijne
ontwikkeling in werkelijkheid niet mee
maakten. Zij staan niet voor en in de his
torie van eigen leven en worstelen en moe
ten deze leeren kennen door stud e te ma
ken van de geboekte geschiedenis cn me
dedeel ingen te ontvangen van anderen. Dit
geeft een andere positie. Daarbij komt, dat
de vraagstukken 'grooter in aantal zijn ge
worden, dat de oihvang der Overheidswerk-
zaamheid zeer is toegenomen, dat
zijn dan voorheen, dat de samenstelling van
ons volk en het kiesstelsel geen afwisse
ling brengen in de regeeringsmeerderheid
waaruit, gegeven de menschelijke natuur,
ook bezwaren voortvloeien. Een en ander
blijft niet zonder .invloed op de eischen,
welke voor de locale leiding worden ge
steld. Daarom kan liet niet ivcrwonderen,
dat lang iv'et overal de plaatsen van het
weggevallen kader konden worden ingeno
men door personen, berekend voor de te
genwoordige taak. Dit schaadt de behou
dende, de wervende en winnende kracht
ivan onze partij.
Welke is in het Hicht van een en ander
de taak der propagandaclubs?
Het werkzaam zijn voor de verdieping
van het inzicht 'in onze beginselen; voor de
■verkrijging van nauwkeuriger kemvs der
staatkundige geschiedenis; voor de ontwik
keling van het vormogen tot het zien van
het verband tusschen de diepere, de univer-
seele beginselen en de verschijnselen van
den tijd, in de politieke partijen en verhou
dingen waarneembaar; voor de bevordering
van het contact tusschen ouderen en jonge
ren op pb'.'tiek gebied, zoowel principieel
als practisch gezien, om door een en ander
de beste waarborgen te verkrijgen voor een
regelmatige vervulling van de opengevallen
plaatsen in (het kader door personen met
organisatorische principieele en practisclie
kennis, die ernst en gezag hebben, die ver
krijgen en behouden in den localcn kring
waar zij de aanvoerders zijn van onze keur
bende.
Men zou kunnen vragen of dit alles be
hoort tot de taak der propagandaclubs
Wanneer men dit vraagt in dezen kring,
dan antwoord ik volmondig ja. Het bete
kent niet dat deze taak uitsluitend toekomt
aan de propagandaclubs en dat de partij
zelf en hare leiding en hulpmiddelen geen
taak zouden hebben hierin. Juist het tegen
deel is het geval, maar in de algemeene
taak der partij komt aan de propaganda
clubs krachtens hare doelstelling en krach
tens hare geschiedenis en het verband
waarin zij leven met de Partij, een taak toe,
en elke propagandaclub, die diit uit het oog
verliest handelt (in strijd met haar doel en
taak. Vooral in den laatsten tijd zijn er
meermalen menschen geweest, die gezegd
hebben dat de propagandaclubs geen studie
maar slechts propaganda tot taak hebben.
De studie, zoo zegt men, ligt op een heel
ander veld dan dat waarop de propaganda
ligt. Deze twee kunnen niet samengaan
zonder dat het een het ander zou schaden.
De propagandaclubs beoefenen de propa
ganda door het rondbrengen van verkic-
zingslectuur, het huisbezoek, en administra
tieve werkzaamheden tijdens de stembus
campagne. het werven van abonné's op de
A. R. bladen en tijdschriften, enz. enz., in
één woord, de propagandaclubs hebben een
propagandistische taak en haar werkzaam
heid moet strekken om den aanhang onder
het volk aan de a.r. partij bij de verkiezin
gen te versterken.
Zij, die zoo redeneeren, blijken nliet vol
doende in het oog gevat te hebben
Wat men ook moge inbrengen tegen menige
propagandaclub, of tegen den arbeid door
vele propagandaclubs verricht of tegen het
feit, dat vele club§ haar taak niet op behoor
lijke wijze hebben vervuld of zelfs verwaar
loosd, men zal nimmer op grond van de
geschiedenisfeiten of de doelstelling kun
nen zeggen, dat de naam propagandaclub
slechts omvat de uiterlijke propaganda en
uitsluit de innerlijke propaganda: het kwee-
ken van menschen met kennis der anti-rev
beginselen, van menschen met anti-rev.
ka rakter.
Van den aanvang af is in het woord pro
paganda in vebband met de propagandclubs
primaiir geweest de inwendige propaganda
en secundair de uitwendige pro pagan na
Primair de verdieping' en kennis, de studie
■van het A. R. beginsel, om zich onder t<*
dompelen in de geschiedenis van den anti-
rev. kamp in ons vaderland. Het eerste en
voornaamste en blijvende deel van de taak
der propagandaclubs is steeds geweest de
propaganda naar binnen, opdat we zelf zulk
een kennis en inizcht in het princiep beko
men. dat we soli ede anti-revolutionairen
worden, en geschikt als God dat op onzen
levensweg brengt, om te kunnen plaats ne
men in het kader der anti-rev. partij, inzon
derheid voor localen en geavcstelijken arbeid.
Ik heb gemeend dit te moeten zeggen,
omdat in de laatste anaanden gebleken is.
dat er menschen zijn die er anders over
denken. Zonder den naam te noemen, heeft
neder reeds begrepen, dat ik gesproken hop
over het
jongste verschijnsel in de politieke
geschiedenis der anti-revoluitio-
natren:
DE NIEUWE BRUG BIJ KATERVEER GEOPEND
K!tcn'adïda?rki inïlSX™r"L Ka,crvK'r- wanr™" 8ister <|e opening plaats had. wend gemaakt door de vele
n ,,V l Voorclig waren. Aanwezig waren o.m. Minister Reymer, oud-minister Van der Vegte E Baron
Voorst tot Voorst, Commissaris der Koningin in Overijsel, Mr. I. A. van Royen, Burgmeiter van zwSe, S
VAN ZWANEN EN.
EEN ZWANENVRIEND
Een mooie kiek uit het Rotterdamsche Park. 't Is voedertijd voor de zwanen, en zoo men ziet is er voor den maaltijd groote animo -
De meesten wachten in 't water hun deel af, maar sommigen geven er de voorkeur aan op den vasten val te dineeren. 't Is altijd'
een aardig moment: de mooie witte, sierlijke vogels van nabij gade tc slaan. Begrijpelijk, dat menige wandelaar een poosje toe-r
kijkt. De ijverige dieren-verzorger, die men op onze foto in volle actie ziet, is de heer J. v. d. Laar, die heden 16 Januari, den dag
herdenkt, dat hij voor 35 jaar in dienst trad bij de afdecling plantsoenen van Gemeentewerken. Hij kent z'n beestjes en de-
beestjes kennen hem. Van dit laatste zouden heel wat staaltjes te vertellen zijn. Maar niet alleen onder de dieren, ook onder dei
menschen, bezit de heer v. d. Laar vele vrienden, die om zijn kennis van en zijn liefde voor het dier vaak zijn hulp inroepen
voor dezen arbeid zou ontbreken waardee
ring. Integendeel, alles wat geschiedt om
de actie te verleavendigen tot beg nselstudie,
om ons geschikt te maken voor zulk een
inzicht in de gesöhiedeius van Nederland
van de laatste 75 jaren, dat wc georiënteerd
zijn ten opzichte van de politieke partijen,
de stroom ingen cn onderstroomingen enz
juich ik toe, mits deze arbe'd steeds voldoet
aan twee voorwaarden: dat zij geschiedt
slechts naar zulk een methode, dat de beste
menschelijke waarborgen tot versteviging
van de leden der partij, van welke schakee
ring of leeftijd ook, verkregen worde,
ten tweede, dat ook met het oog op dezen
arbeid -bepaalde economische wetten niet op
zij worden geschoven of op den achtergrond
worden gezet met schade ten aanzien van
het beste gebruik van de krachten, welke
ons ten dienste staan.
En het iis slechts uit dat gezichtspunt.dat
ik betreur, dat de organisatie der A. R. J. A.
niet reeds in den aanvang geleid is in een
richting dat zij
zou vormen, met propagandaclubs:
ik heb niets tegen de A. R. J. A.,
maar alleen tegen de afzonderlijke organi
satie daarv an. Er is tot mij gezegd: wat hebt
ge toch tegen die A. R. J. A., als toch de
t/ijdén veranderen, veranderen de behoeften
en 'nu is er klaarblijkelijk behoefte aan po
litieke organisatie, speciaal voor jonge men
schen, niet in de partij en niet in de propa
gandaclubs, maar afzonderlijk, om zelf te
kunnen doen aan de studie der anti-rev.
beginselen.
Als er nieuwe behoeften zijn, dan be
hooren die te worden bevredigd, maar ob
jectief gesproken en heusch ik kan in
deze zaak heel makkelijk objectief oordee-
len is er in al wat ik gehoord en gelezen
heb ter verdediging van de A. R. J. A. en
ter toelichting van het ontstaan der bewe
ging, niets geweest dat moest doen zeggen:
wij kunnen dat niet doen in samenhang en
samenleven met het Veiband van propa
gandaclubs. Ik moet daarvan het eerste nog
zien. Men zou kunnen zeggen: laat de zaak
toch loopen, als het werk op zichzelf n
goed is. Maar afgescheiden van de vraag of
men, als ik dat gedaan had, in mijn kn
liteit van voorzatter van het Verband
Propagandaclubs zoo'n houding goedgekeurd
zou hebben, zou ik toch als ik geen voor
zitter van dit Verband geweest was op eenof
andere wijze mij over dezo zaak hebfben uit
gelaten.
Ik heb niets tegen het doel" en niets tegen
het. ondernemen van dezen arbeid, maar ik
betreur de methode, die men daarvoor ge
kozen heeft
Bij hot organiseeren van jonge menschen
moet men niet uit het oog verliezen, de
economie. Er is nu eenmaal altijd minder
kracht, altijd minder kennis, altijd minder
visie op de verhoudingen dan ideëel gespro
ken het geval moest zijn. Dat tekort blijft
en nu gaait men een arbeid ondernemen,
die wat wezen en strekking en doel be
treft, zoo wordt geformuleerd door de on
dernemers van dien arbeid, dat ge niet
kunt zien dat er principieel en zakelijk ge
sproken eenig verschil is met. den arbeid
der propagandaclubs. Men krijgt nu twee
organen, twee organisaties, twee groepen
van menschen, die dezelfde zaak beharti
gen, twee groepen, die hetzelfde materiaal
verzamelen, twee groepen, die onafhanke
lijk van elkaar studeeren. Dat kan de eco
nomie toch niet bevorderen.
Ik beb er een open oog voor dat er
veel te weinig propagandaclubs
zijn, en dat een groot aantal dier clubs veel
te weinig doet en dat er veel leden van die
clubs zijn, die veel te weinig studeeren
en dat 'er is een gebrek aan kracht en een
groot deel van hei werk in de clubs gedaan
nioet worden door menschen, die toch al
zoo zwaar beladen zijn. Maar zoo dikwijls
hebben wij geroepen: is er nog kracht bui
ten onzen kring, zoo ja, ze kome in onzen
kring, maar dat roepen is onbeantwoord
gebleven. En zie nu, verleden jaar, midden
in de verkiezingscampagne toen het uiter
ste gedaan moest worden om van die cam
pagne voor de a-r. partij het grootst moge
lijke nut te verkrijgen, is er gebleken in
anderen kring dan den onzen een begeerte
naar principieele studie van het antirev.
beginsel. Ik juich dat toe zonder eenige
reserve, maar waarom niet aanstonds sa
menwerking gezocht? lis er in de propa-
aandaclubs ooit iemand geweest die het
standpunt innam, dat de propagandaclubs
niet aan studie moesten doen? Mij is daar
van niets bekend.
Ik heb dit nogmaals op deze vergadering
willen zeggen. Dan.is het van mij af. Per
soonlijk heb ik mijn uiterste best gedaan
voor de A.R.J.A. definitief haar eigen orga
nisatie kreeg, dat te voorkomen en de
A.R.J.A. en propagandaolubs organisato
risch in één verband 'te brengen. Ik ben in
dat pogen niet geslaagd. Nu zijn wij als
Verband voor het eerst samen na dit ge
beuren en moest ik over deze zaak spre
ken, omdat men mij vroeg: wat is uw oor
deel? Zelfs meende men al uit ons zwijgen
te mogen afleiden, dat er geen bezwaar te
gen was dat propagandaclubs in A.R.J.A.-
clubs werden omgezet, of dat leden der
propagandaclubs meewerkten aan de
A.R.J.A. en de propagandaclub in den steek
lieten.
Deze zaak is
van veel grooter beteekenis
dan de menschen in de gewone practijk
van het leven thans ervaren. Het is geen
versterking maar een verslapping cn een
verzwakking van den band aan elkaar.
Ieder begrijpt, dat wat ik hier zeg niet gc-
riaht is tegen eenige persoonlijkheid of te
gen de doelstelling, maar alleen ziet op
wat de ervaring ook in betrekking tot de
studie der antirev. beginselen geleerd
heeft. Ik hoop, dat' spoedig allerzijds het
i-naioht moge komen, dat er eenheid rn o e t
komen, niet opgelegd door een despoot
maar door een innerlijk begeeren, door
een verlangen en een zucht die overheer-
schend is: de zucht 'en het verlangen naar
de eenheid. Dit zal dan het summum geven
op het gebied van het meest economische
gebruik der krachten in het praotische en
principieele werk, mede omdat het aan
brengt het samenbindend cement.
Op dezen grondslag kan men op de meest
vrije wijze critiek oefenen op de propagan
daclubs. Dan staan wij open voor die cri
tiek omdait wij weten, dat die critiek dan
geboren is uit liefde. Dan staan wij open
voor wenken met betrekking tot de organi
satie, tot het karakter der clubs, tot de
studie van het antirev. beginsel.
Nog enkele opmerkingen.
In den tegenwoordigen tijd wordt ook een
onderscheid gemaakt tusschen studie en
actie, wait gevaarlijk is. Op het terrein van
het zuiver weten geldt dat onderscheid.
Maar deze onderscheiding mag niet zon
der meer worden overgebracht op het 6 r-
rein der actie en activiteit van de studie der
beginselen onzer politieke partij. Wie zich
in de geschiedenis verdiept in waarlijk
christelijk historischen zin, weet dat God
ook de genade geeft, dat liet
dieper inzicht in deze dingen
verkregen wordt juist in den kamp, in de
worsteling om een plaats te verkrijgen in
het leven, in den strijd tegen den vijand.
Dat is gezien op het terrein van Kerk, Stqat
en Maatschappij. Men moet op het terrein
der politiek onderscheid maken tusschen
studie en actie, maar geen onderscheiding
aanbrengen. De geschiedenis leert ons, dat
menschen, die er toe kwamen om zich
alleen in de studie te verdiepen, ertoe ge
raakten alleen dit maar te blijven doen.
Zoo is menig man verloren gegaan voor de
antirev. propaganda, al nemen we deze
zelfs in den zin van propaganda naar
binnen.
De meeste prikkels om te studeeren om
inzicht te verkrijgen in de historie, worden
geboren in het leven van allen dag, in den
strijd met de kameraden, in de gesprek
ken met hen, met wie we in aanraking ko
men. Hoog de studie, maar alleen die stu
die waardoor de wisselwerking tusschen
wetenschap en leven (practijk) wordt ge
handhaafd. Ik hoop dat onder het gebeu
ren van dit jaar ook gerekend zal mog-jn
worden het elkaar vinden van A.R.J.A. en
propagandaclubs in één verband om teza
men zoo vruchtbaar mogelijk werkzaam te
zijn voor de partij, die wij allen lief hebben.
(Applaus).
DISCUSSIE.
Bij de discussie merkte de lieer De Jong
van N ie u w-L ekkerland op, dat naar
zijn meening het verband tusschen de
A.R.J.A. en de propagandaclubs dit jaar
wel tot stand zal komen, omdat do rede van
den voorzitter zeer welwillend was tegen
over de A.R.J.A. en dus daarin een waar
borg gevonden wordt voor het streven naar
eenheid.
Spr. zeide dat hij bezocht heeft de verga
dering van de A.R.J.A. en dat hij daaruit
den indruk gekregen heeft, dat zij toch nog
iets anders bedoelen dan de propaganda
club. Terwijl de propagandaclubs bedoelen
liet aankiweeken van elementaire kennis
der A. R. beginselen, schijnt de A.R.J.A.
zich voor te stelen net aankweeken van
zoodanige practisclie kennis, dat het de
menschen makkelijker zal vallen om verte
genwoordigende plaatsen in de publieke
lichamen als gemeenteraden en dergelijke,
in te nemen. Spr. n eet niet of .dit aan de
A.R.J.A. zal gelukken.
De heer Jongeneel van O u d-A 1 b 1 a s
zeide, dat hij hier was in zijn kwaliteit van
voorzitter zijner propagandaclub, maar dat
hij niet schroomde, om tevens mee te dee-
Jen dat hij was penningmeester der A.R.J.A.
Spr. zeide, dat de heer Colijn gelegenheid
had gegeven aan dc A.R.J.A. om dit jaar
eens rustig door te werken, om zoo te zien
hoe datgene wat opgekomen is uit het A. R.
partijleven zelf, groeit. Spr. was er daarom
niet voor, dat op het oogenblik naar fusie
zou worden gestreefd, en heeft uiteengezet
dat er toch nog wel onderscheid is tusschen
de A.R.J.A. en de propagandaclubs.
Mr, van Ma a re van Arnhem, lid
der Commissie van Uitvoering, sloot zich'
aan bij het betoog van den voorzitter en zou
het ook toejuichen als het tot samensmel-
ting kwam.
Mr. Verkerk, van Hedel, voorzitter van
het Provinciaal Verband Gelderland der Pro
pagandaclubs, bracht ter sprake een schrij
ven dat hij had ontvangen van de A.R.J.A.
en waarin hem» verzocht werd, of hij zich!
beschikbaar wilde stellen als districtshoofd
voor dc A.R.J.A. Spr. vroeg wat hij in dezen
moest doen.
De heer E d e 1 w e i s bracht ter sprake,
dat z.i. de partijleiding zelve niet geheel on
schuldig is aan het feit, dat in onze partij
bij candidaatstellingen en dergelijke teveel
gerekend wordt met cle kerkelijke gezindte.
Spr. herinnerde aan het geval, dat zich bij
de laatste Kamerverkiezingen heeft voorge
daan en waarbij een zeer verdienstelijk par
tijgenoot in rangnummer op de lijst werd
verlaagd, omdat hij plaats moest maken
voor iemand van een andere kerkelijke rich
ting. Spr. achtte dergelijke methode ver
keerd.
De heer De Wit, van Schoten, wees ei?
op, dat vaak door de oudere leden der par
tij in de hand gewerkt wordt „dat de dood'
in de pot" komt.
Menschen op hoogen leeftijd moesten hun
plaatsen beschikbaar stellen, maar men ziet
het maar al te vaak dat zij zetelvast zijn en
hun plaats niet willen inruimen. Spr. vond
dat dergelijke menschen remmend en be
lemmerend werken en achtte dit een groot
kwaad in onze partij.
Antwoord Inleiden.
De heer Schouten heeft den Spr. beant
woord en o.m. aan Mr. Verkerk gezegdi
dat deze zelf moest weten wat hij deed.
Spr. zou in zulk een geval kiezen voor het
bestaande. Datzelfde geldt ook voor den
heeT Jongeneel, die naar Spr. mziet,
toch niet kan volhouden, dat er practisch en,
principieel onderscheid is tusschen het werk
wat door de Propagandaclubs wordt verricht
en datgene wat de A.R.J.A. zich voorstelt
Den heer Edelweis antwoordt Spr. dat
het geval dat hij heeft aangehaald, zich niet
zoo heeft toegedragen als hij het hier voor
wil stellen. De kwestie is alleen deze: Er,
was een Kamerlid, dat uit zichzelf op ge
heel nobele motieven zich teruggetrokken!
heeft om voor een ander plaats te maken. 1
Spr. vond het hier niet de plaats, om zich!
uit te spreken over de daad van dit Kamer-
lid, maar wilde wel zeggen, dat dit Kamer- i
lid uit volkomen edele motieven zonder
eenige pressie gehandeld heeft Dat is do
objectieve verklaring van dit geval. Aan' den
heer De Wit gaf Spr. toe, dat er inderdaad
menschen van hoogen leeftijd zijn die niet
plaats willen maken voor anderen. Spr.
heeft een ouden vriend, die op zekeren dag
tot hem zeide van iemand, die zeer bejaard
was: „Ik begrijp niet dat die en die zijn
plaats toch niet beschikbaar stelt" Maar toen.
die oude vriend eenmaal zelve even oud was
geworden, trok hij zich ook niet terug, dat is
een menscheJijk verschijnsel en Spr. hoopte
clat het ons allen zal mogen zijn gegeven om
te weten wanneer de tijd van gaan voor
ons gekomen is.
Den heer De Jong van Nieuw-Lekkerland!
antwoordde Spr. dat hij zich niet heeft wil
len uitlaten over het onderscheid in taalv
en doelstelling tusschen A.R.J.A. en Propa
gandaclubs, dat deze heeft gemeend te on
derscheiden bij een bezoek van de vergade
ring van de A.R.J.A., omdat hem dit thans
nog niet volkomen duidelijk is.
Aan het eind van zijn repliek wekte Spr.
nogmaals met alle kracht op tot het zoeken
van eenheid, omdat versnippering van krach-
ten niet in het belang is van de partij. Het
blijkt nu, dat er kracht is, dat er menschen,
dat er talenten zijn, maar men heeft die aan
de Propagandaclubs onthouden. In het be
lang der partij is het noodig dat propaganda
clubs en A.R.J.A. in één verband tesamen!
gaan leven.
MEDEDEELINGEN VAN DEN SECRETARIS
De secretaris, de heer R. A. cl e n O u d e n,
deed daarna eenige mededeeQingen over de
sterkte of, zoo zeide hij, ik zou het ook
kunnen noemen, de zwakte van het Vera
band. Er zijn tegenwoordig 37 clubs, 2
prov. verbanden en 1 centrale club. Een.
26-tal clubs was verhinderd te komen, il
clubs zonder geenerlei bericht, 3-i clubs 1"~
ken reeds lange jaren of voor korten f
te zijn opgeheven of vergaderen niet e
dus slapend. Het meorendeel van deze*
laatste clubs behoorde reeds tot den vroegc-
ren bond cn waren door den secretaris over
genomen van den secretaris van dien vroe-
geren bond. liet aantal betalende abonné's
op „Nederland en Oranje" steeg met 100 en
bedraagt thans 1730, maar de exploitatie
kosten kunnen nog niet worden gedekt.
MIDDAGVERGADERING.
In de Middagvergadering was aan da
orde het referaat van Dr. K. Dijk van Den
Haag over „De overheid en Gods ordinan
tiën" (de grondgedachte van artt. 35 van
het Program).
Van dit referaat gaven wij Zaterdag reeds
i een uitvoerig schema.