DE PSALMEN-TROEBELEN
IN ZEELAND
DIE ZIJN LEVEN VERLIEST
DINSDAG 14 JANUARI 1930^ DERDE BLAD PAG. 9
VERDOOLDE MUZIKALITEIT
GERECHTSDIENAARS „ONDER
STEUNEN" DEN GEMEENTEZANG
IEN „ONTSTEMD" MUZIKAAL TALENT
EENVOUDIGWEG VERBANNEN
Werd de nieuwe Psalmberijming on
der zeer moeilijke omstandigheden inge
voerd, er kwam nog iets anders bij, nl. de
zingtrant der Gemeente en deze
raad gehouden, waar-aam ook do Baljuw en
Schepenen deel namen. Het gevolg dezer
vergadering was, dat Zondags van den kan
sel een Publicatie, mede namens de Vroed
schap, werd voorgelezen, waarin den kerk
leden bevolen werd om korter te zingen,
vooral de za.ngi-e.gels en noten niet lan
ger te rekken dan de voor-zanger.
Tevens deelde do predikant Ruijs mede,
dat wie zich daar niet aan hield, en toch
langzaam na bleef zingen, voor de eerste
maal
daarop volgende keer het duh-
0C-
opgesteld, om op te letten en dadelijk ter
hand te wezen.
De dienstbode van den predikant zou
mede van lvaar plaats in de prediikants-
bank op de onwillige sohapen der kudde
een oog houden.
„Als zoo iets niet helpt, helpt niememdail"
dacht Ds. Ruijs en do zijnen.
Maar jawel, een halsstarrige besloot todh
door te zingen en terwijl een deel den- ge
meente door do bedreiging dae gooa ge
holpen had klaar was met het vers, klonk
het tergend galmend nog door de kerk:
„Wanneer ik steeds opmerkend -
u-eest,
ju de verschillende Kerken.
Er was in de tijden, dio aan de nieuw»
berijming voorafging, een vreemde zangwij-
§e. Josua van leperen beschrijft zo aldus:
lo. de noten uitrekken;
2o. in den mond draaien;
3o. kauwen
4o. door ettelijke verhoogingen en verhef
fingen tussohen de tanden en 't gehemelte
riangsgewijze heen en weer slingeren;
5o. de noten doen dwarrelen.
Men begrijpt derhalve wat dit voor
een „kunst was en dat deze wijze langza
merhand aan sommigen tegen de borst
stuitte.
De gemoedelijke vroomheid vloeide in dit
figuratieve Psalmgezang zoetelijk in, doch
gekuischte smaak begon te walgen en men
zocht naar iets anders.
Verschillende „stijlen" op zanggebied wer
den geprobeerd, maar niets werd goedge
vonden
Maar eindelijk had men het gevonden, er
bwam uitkomst dooa* de uitvinding dei-
Korte Zangwijze.
Te Veere of Goes (de steden zullen wel
geen srbrijd over de eer der uitvinding aan
gaan) moet deze „nieuwe zangwijze" zijn
uitgebroed.
Wij kunnen niet anders zeggen, dan dat
dit een wonderlijk rare uitvinding was.
Ds. Josua van Ieperen beschrijft ze aldus:
De eerste noot van iedere regel zingt
men lang, de middelste noten kort
en de laatste noot ook weer lang en
ileepend.
Dan volgt de rust, totdat de voorzanger
Invalt met den eersten noot van den volgen
den regel.
De uitgevonden zangwijze werd bizon-
der mooi gevonden en door verschillende
Kerken aanvaard.
Van Axel begon de victorie in Zeeland.
De Burgemeester dezer plaats, Josius Pau-
lus, had hooren zeggen, dat men in Gelder
land met groot succes reeds op deze wijz»
zong, dus achtte hij het moment gekomen
dat het ook in het Zeeuwsch-Vlaamsche
Axel zou gebeuren.
De Iterkeraad was spoedig voor dit plan
gewonnen.
De voorzanger werd geroepen en bevolen
zich hieraan sfciptelijk te houden. Want van
deze hing veel af. Hij was, evenals op an
dere plaatsen, een man van veel gewicht
In sommige plaatsen werd het betaald.
Dat. zulk een voorzanger leiding kon geven,
blïikt ook wel uit het volgende.
Gewoonlijk gaven de predikanten niet op
welke Psalmen gezongen moesten worden,
maar lieten de keuze daarvan over aan den
voorzanger.
In den regel liet deze de Psalmen achter
elkaar naar het nummer zingen van Ps. 1
t 1 tot Ps. 150 3.
Zoo kon het gebeuren, dat op Kerstdag
Ps. 51 b.v. werd aangeheven, of op een
Paaschdag, de Lofzang van Zacharias, dat
hing er van af wat nummer der Psalmen
aan de beurt was.
De Axelsche leeraar kondigde het voorne
men eenige weken te voren af dan konden
de Gemeenteleden zioh in hunne huisgezin
nen alvast eens wat oefenen.
't Zou best gaan in Axel, was hert voor-
loopig oordeel van Dominé en Kerkeraad.
Maan- hierin hadden ze mis gerekend.
Er was een kern in de gemeente Axel, die
dit maar zoo niet voetstoots aannam. Zij
trokken zich van de korte zangwijze niets
aan en zongen langzaam en slepend als ge-
Woon.
Als de voorzanger zijn eerste regel vlug
had uitgezongen, waren zij nog maar in
het midden.
Men begrijpt dat zoo iets een zeer on
stichtelijk karakter ging dragen en dat de
voorzanger den strijd tegen de langzaam-
ringenden op moest geven.
Het gevolg was tevens, dat de leeraar D s.
Abraham Ruijs, ofschoon inwendig he
vig vertoornd, toch ook niet aan zijn pre
diking kon beginnen voor de laatste galm
Was weggestorven.
Onmiddellijk na den Zondag werd krijgs-
Het eerste art. stond ln ons blad van Ziet er zeer glad en gepantserd uit. Als een ren-auto is zij er blijkbaar op berekend,
Vrijdag 10 Januari j.l. zoo weinig mogelijk luchtweerstand op te wekken.
Onmiddellijk klonk het dreigend vragend
van den kansel uit Ds. Ruijs' mond aan
zijn dienstbode:
„Kaatje, wie is het die daar nazingt?" en
nadat deze op luiden toon den naam van
den overtreder had genoemd, vonnisde de
leeraar dadelijk:
„Dat kost je twintig gulden boete man,
zonder pardon! Wacht u voor de volgende
maal" Er werd door den Baljuw geen
nade gebruikt en de Axelsche zanger
die hij nazong betalen.
Te Westkapelle was 't nog gekker.
Zooals onze lezers allen wel weten, zijn
de Westkappelaars, de werkers aan den
.gouden" zeedijk, een geheel apart volkje.
Zij werken steeds aan den dijk. De bange
nacht, wanneer de Noordzee met haai- gol
ven de dijk bestormt, is him een feestdag, en
onderling hechten zij, vooral door huweiijk,
veel aan elkaar.
Of zij nu in die tijden, welke wij be
handelen, nu zoo bizonder godsdienstig wa
ren, is uit de beschikbare bescheiden niet
bekend.
De invoering der Nieuwe Psalmberijming
zelvo zou wel gemakkelijk geschied zijn,
maar zie je, dat nieuwe korte Psalmgezang,
daar moesten zij niets van hebben.
Toen dan ook de predikant Johannes v.
d. Sloot het besluit van den 30-jarigen Am
bachtsheer Marten Vefih van der Perre
die dé verkorte zangwijze in 'zijn ambachts-
keik gezongen wilde hebben afkondigde,
besloten de dijkwerkers reeds in hun bin
nenste het niet te doen.
De jonge Ambachtshe-er had niets over
hun zangwijze te commandeeren, vond men.
De gevolgen, hieruit voortvloeiende, ble
ven dan ooik niet uit
De schoolmeester van het dorp, Abraham
Krijger, zou een aanvang maken en voerde
met stentorstem, met de nieuwe woorden ook
de nieuwe zingtrant in.
Westkappelens dijkwerkers waren eerst
wat onthutst, doch zij lieten zich zoo maar
niet ringelooren.
Zij zetten zich schrap en zongen de oude
Psalmen Dathend, op de oude manier, en
rekten dezelve niet weinig. Zij gingen kalm
hun gang en zongen door met al de ver-
eischte „wentelingen, kouwingen, veihoogin
gen en slangsgewijze dwarrelingen".
De voorzanger en meester Krijger hadden
intussohen reeds hun hoeden opgezet, ten
teeken, dat het gezang al lang uit was. Deze
gewoonte wordt nog steeds in Zeeland trouw
gevolgd, vooral in de Oude Gereformeerde
Gemeenten.
Ds. van der Sloot kon echter niet begin
nen voor de laatste zanger klaar was.
De spanning nam derhalve toe, vooral
toen Baljuw, Burgemeester en Schepenen
zich dn de zaak gingen mengen.
Een „Waerscliuwinge" werd opgesteld en
op verschillende plaatsen van het dorp aan
geplakt, bij welke proclamatie zij meedeelde
„op aanmaning van den I-Ialshcer Mr. Mar
tin Veth van der Perre, dat al die wanorde
in de kerk maken, die inwoning binnen het
gebied van Westcappel zal worden ontzegd,
zullende elk, die voor het aanheffen van den
voorzang moedwillig beginnen, of, na het
uitzingen van den regel opzettelijk zou blij
ven voortzingen, als een
verstoorder der Openbare Eeredlenst
worden aangezien.
Veel werd er natuurlijk over die publicatie
op straat en in huis gedebateerd.
Hoe zou dat nu eens afloopen?
De Zondag brak onder spanning aan.
Er was in de smalstad Westcappelle maar
1 gerechtsdienaar, maar met het oog op een
eventueel kerkelijk conflict, werd die van het
naburige dorp Poppekerke even „geleend".
Nu kregen deze twee gerechtsdienaren in
last, om scherpelijk op te letten wie het
luidst nazong, om dan gelijk proces-verbaal
op te maken.
Er moesten niet veel verzen gezongen wor
den of er stonden reeds verschillende op
roermakers „op de bon". Van te voren was
er reeds besloten om
eens korte metten met die zangers
te maken en door eenige strenge voorbeelden
te stollen, de schrik er in te brengen.
Den anderen dag werden allen ten Stad-
huize ontboden, waar de vierschaar gespan
nen werd.
De acte van. beschuldiging werd in 'extenso
voorgelezen.
't Langzaamste zong volgens de ingeko
men politle-rapporten zekere Zacheus,
een kleermaker, en de Vroedschap besloot
met meerderheid van stemmen, hem „weg
te jagen".
„Ho, ho, wacht even!" zeiden twee schepe
nen, die met het vonnis accoord waren ge
gaan, „denk jullie er om Burgemeester en
Schepenen, dat hij onbemiddeld is! En dan
een vrouw en 4 kinderen, die onverzorgd
achter blijven. Die hebben niets gedaan, dus
kunnen wij die niet uit de Heerlijkheid van
Westcappel bannen, dus die komen ten laste
van onze armen! En dan als jullie doordoen,
dan hebben wij daar een strop aan!"
Zoo had de Vierschaar de zaak nog niet
bekeken.
„Ja dat wordt een strop", vond men ook,
dus dan maar liever Zacheus vrij, dan een
„strop" halen en op deze wijze scharrelde de
langzaamste zanger er van tusschen.
Maar er was nog een taaie aanhouder der
noten, een echte Fries, 't Was een zekere
IJsbrand Leinse Burggraaf, een
timmerman van beroep. Hij was gehuwd en
aj kon hij zich niet beroemen dat hij een
groot gezin had, hij zat 'er, wat het gelde
lijke betreft, „warmpjes" in.
Hem besloot de Magistraat te treffen.
Men onderhield hem over het onbetame
lijke van. zijn gedrag, om de ongehoorzaam
heid aan de Overheid, zoo op de spits te
drijven.
IJsbrand zei de, dat het „niet stond fn zijn
gemoede" om te gehoorzamen. Dus moest
deze man, oordeelden de rechters, maar eens
flink gestraft worden. Het vonnis werd op
ENGELAND'S NIEUWE WONDER-LOCOMOTIEF
INTERNATIONALE ACADEMISCHE WINTERSPELEN IN DAVOS
De Duitsche studenten N. Mumrn
5 Juli 1777 geveld „dat deze Burggraaf, zich
als een tumultuairen wederhoorigen burger,
niettegenstaande minnelijke interpellatiën
bleef gedragen, en na advies van twee
rechtsgeleerden, hem door politieke uitzet
ting de plaats in Heerlijkheid van West
cappel te doen ruimen."
Geheel Westcappelle geraakte in opwin
ding.
Burggraaf kreeg een missive thuis, waarin
hem, zonder eenige opgave van redenen,
eenvoudig door Burgemeester, Schepenen en
Raad gelast werd, om in persoon binnen den
tijd van 2 X 24 uren op poenaliteit van
zwaarder straffen, het rechtsgebied te ver
laten.
De banneling week uit en vestigde zich in
het aangrenzende dorp Zoutelande om
vandaar uit zijn recht te zoeken. De zaak
maakte later in Den Haag een onderwerp
van bespreking uit, daar men het recht be
twistte dat een stad laat staan een smal
stad, zoo haar burgers mocht verbannen.
27 Oct. 1778 werd het banvonnis herroepen
en keerde Burggraaf weer.
Ook te Zaamslag ging het allesbehalve
van een leien dakje, maar verstandig over
leg deed de nieuwe Psalmberijming zegepra
len.
Te Zoutelande werd zij midden in den
zomer ingevoerd. Zoolang de Ambachtshee-
ren in hun bank zaten, zong men gedwon
gen mee, maar nauwelijks hadden deze Zou
telande verlaten, of de boeren haalden hun
kleine Datheenboekjes uit den zak, om daar
uit nog eens, niet alleen op de hun welbe
kende wijze, maar ook in het oude kreupel-
rijm te kunnen zingen.
't Was gauw klaar, want plots verscheen
de Ambachtsheer, die er van onderricht was,
en deze dreigde met ingrijpende straffen.
Dit hielp, want in die dagen had een Am
bachtsheer nog vee) gezag.
Uit deze enkele Historische aanteekenip-
gen ziet men, dat dé berijming niet zoo van
zelf ging. Nog is de strijd niet geheel gestre
den en zingt men in tal van kerken nog de
liederen Datheen.
Tot voor eenige jaren zong men b.v. in
Poortvliet in de Geref. Kerk, oude en
nieuwe door elkaar. Dit is nu de laatste tijd
veranderd.
Een ontzaggelijk hulpmiddel in den Psalm
strijd was het Kerkorgel.
Later D.V. hoop ik den Kerkorgel-
strijd in Zeeland eens voor u te behan
delen.
Goes. A. M. WESSELS.
Uit Oost-lndie.
OPBRENGST RIJKSMIDDELEN
BATAVIA, 11 Januari (Aneta) Naar
wij vernemen zal op den gewonen dienst
der landmiddelen over het jaar 1929 een
overschot te verwachten zijn ten bedrage
van 10 en 15 millioen gulden. Het grootste
deel daarvan wordt gevormd door de meer
dere opbrengst van de invoerrechten. De
petroleumaccijn3 daarentegen, waaromtrent
hoogere ontvangsten waren verwacht, zal
DE HUISZOEKINGEN BIJ DE P. N. I.
BATAVIA 11 Januari (Aneta.) Zater
dagavond werd alhier door Je voormannen
op het gebied der Nationalistische Volks
beweging en onder leiding van Dr. Soetomo
een vergadering gehouden, waarin o.m. een
motie in behandeling kwam waarin
protest werd aangeteekend tegen de gehou
den huiszoekingen. De bedoeling is de«e
aldus geformuleerde mot-e voor te leggen
aan een Zondag te' houden openbare ver
gadering.
,MIJN REIS DOOR BORNEO"
DOEL EN STREKKING
BORNEO IS NOG ONBEKEND
De heer H. F. Till erna schrijft ons:
ICort voor mijn reis door de Westerafdee-
ling van Borneo wax-en daar twee Italiaan-
sclie prinsen geweest. De heeren waren voor
zien van de allerhoogste aanbevelingen,
waardoor ze in staat waren veel te zien en
waar te nemen. Over hun bezoek schreven
ze in ltaliaanscihe bladen. Die bariohten
zijn in de Indische peis terecht gekomen.
Deze heeft er zich aan geërgerd, omdat er
kort en goed in ston/d, dat liet, gezien de
achterlijke toestaaiden daar duidelijk was,
dat het kleine Nederland niet m staat was
die streken tot ontwikkeling te brengen,
waarom het goed zou zijn, dat een groot land
als Italië, die taak overnam.
Nederland wordt om zijn „koloniaal" be
leid door bezoekers steeds geprezen. Het is
dus wel merkwaardig, dat de Italiaansche
gasten het afkeurden. Nu moet men wel be
denken, dat bewonderaars van het beleid
uitsluitend op Java, Bali en een deel van
Sumatra komen. Dit is slechts een deel
van den uitgestrekten archipel, wel het eco
nomisch meest belangrijke, maar dat deel
is Inddë niet! 't Is er slechts een klein
deel van!
Daar maken ze kennis met
de groote cultures,
belangrijke technische wei-ken (irrigatiewer-
ken, spoorwegen, havens, enz. enz.). Die
mogen inderdaad worden geroemd! Ze ma
ken autotochten door Weltevreden, Ban
doeng, Semarang, Soerabaja, Medan, en ze
bewonderen de goede wegen, het drukke
verkeer, de merkwaardige stadsuitleg, de
ruime bebouwing. Dat is de buitenkant. Het
gaat er mee als met de schilderachtige
stadsgrachten van Amstex-dam; schilder
achtig doen de huizen in die omgeving aan,
maar van binnen vallen ze wat bewoon
baarheid betreft, tegen. Kwamen de Indi
sche gasten in de stadskampongs der ste
den, die ze bezochten, dan zou hun oordeel
anders luiden (aangenomen dat ze sociaal
voelen!).
Dit geldt zoowel voor Nederlandsche be
zoekers als voor budtenlandsche. Enkelen
slechts strekken hun onderzoekingstochten
uit tot de Buitengewesten.
Het gevolg er van is, dat men van den
onmetelijken archipel weinig weet, nocli
hier, noch in Indië. Men is niet in staat om
met kennis van zaken toestanden te beoor-
deelen. Ik wil eerlijk zijn en erkennen, dat
ik na 'n paar jaar door den archipel te heb
ben omgezworven, niet geneigd ben om de
kritiek naast me neer te leggen. Wat toch
is het geval?
Nederland heeft
overal „orde en rust-
geschapen. Dat is voor de bevolking van
groote beteekenis. Ik erken het gaarne!
Maair naast het consigne: „orde en rust
bewaren" luidt het bevei: „de zaak aan den
gang houden, verder mets doen, want meer
kunnen we toch niet". Ik heb den indruk
gekregen, dat men het zoo volhandig heeft
met Java, een deel van Sumatra en van
Celehes, dat men hieraan meer dan genoeg
heelt. Het is noch hier, noch in Indië he
kend, dat er b.v. op Borneo streken zijn,
waar in geen 4 jaar, ja zelfs in geen 20 jaar,
een besturend ambtenaar is geweest Lie
ambtenaar kan dat niet! Hij heeft het veel
te volhandig met zijn paperassen. Hij kan.
onmogelijk voldoende contact houden met
de menschen in zijn gebied. Veel, dat op an
dere standplaatsen door ondergeschikt per
soneel kan worden gedaan, moet hij zelf
doen, want hij heelt dergelijke gesohikte
personen niet! Aan hun eigenlijke bestuurs
taak kunnen de ambtenaren sJechts een
deel van hun tijd wijden. In de belang
rijke Chineesche districten van Borneo b.v.
hebben zij het zoo volhandiig met de roerige
Chineesche bevolking, dat de oorspronkelij
ke bewoners, de Dajaks, onmogelijk van da
bestuurszoigcn kunnen gemeten. Die amb
tenaren weten dit nog veol en veel bt-ler
dan ik, maar zooals ik reeds zei: ze kun
nen niet anders. Ook ten opzichte van an
dere zaken is er
reden tot kritiek.
Zoo is er in een gebied, 5 maal zoo groot
als Nederland, maar één rechterlijk ambte
naar! En die mag nog niet eens alles be
rechten! Voor meer ernstige gevallen moet
dit de rechter op Java, te Batavia doen!
Ook op het gebied van landbouw, technische
werken, is die afdeebng slecht voorzien. Ik
merk op, dat van Borneo aanzienlijke be
dragen „netto winst" in 's lands kas vloeien
Nederland heelt in veel streken „rust en
orde" gebracht. De beteekenis hiervan is
groot, ik merkte dat al op. Dit is vaak ge
gaan met het verbieden van oude, eerbied
waardige, heilige gewoonten, die in onze
oogen ontoelaatbaar waren. Dat overwegin
gen van buitenlandsche kritiek op ons „ko
loniaal" beleid daarbij een rol hebben ge
speeld staat vast. Maar heeft men wel eens
bedacht, dat tegenover „ontnemen" ook
„geven" moet staan, dat besturen niet uit
sluitend verbieden beteekent, maar vooral
opvoeden, leiden? Beseft men wel, dat men
door dat ontnemen de primitieve maat
schappij aan het wankelen brengt, het gees
telijk evenwicht verstoort? Begrijpt men
het wel goed, dat die maatschappij plotse
ling met onze kuituur in aanraking komt,
die haar allerlei zaken brengt, waaraan w ij
ons in den loop van vele eeuwen hebben
leeren aanpassen, er ons tegen hebben we
ten te immuniseeren? Dat alles eiseht:
voorzorg.
Primair bij dit alles is
onbekendheid met menschen en land.
Noch in de regeeringsbureaux te Welte
vreden, Buitenzorg en Den Haag, noch in
de beide volksvertegenwoordigingen kent
men de wenschen, de nooden der Buitenge
westen. Voor Midden-Celebes wees ik op
misstanden onder de Toradja's: sommige
stammen sterven er uit. liet geboortevraag-
stuk edscht onderzoek. Niemand heeft op
dat droevige feit gereageerd. Als het babi's
in plaats van baby's waren, zou men wel
maatregelen treffen (zie Soemba).
Zooals ik reeds zei: primair is de onbe
kendheid met land en volk. Meen; bekend»
•heid leidt tot belangstelling en meer be
langstelling leidt tot medegevoel, tot den
wcnsch tot verbeteringen.
Met mijn films over Borneo nu wil ik
trachten dat land met zijn sympathieke
Dajaks bekend te maken.
De film bestaat uit drie deelen, die sa
men één geheel vormen. Wil men ze rustig
beschouwen, dan dient men er drie avon
den voor te nemen. Wie de heele cyclus
heeft gezien zal zeggen: ik heb Borneo ge
zien, kennis gemaakt met een mooi land,
een sympathieke bevolking, 't was voor mij
een openbaring!
INGEZONDEN MEDEDEELINfl.
Door T. P. RIKSEN
(2
Zij hielp hem daarom aan een betrekking,
*- want de macht der protectie is groot
vertrouwde hem weer wat geld toe, om
zijn gezin in den eersten tijd van het noodi-
ge te kunnen voorzien en hoopte, dat de les,
welke hij had ontvangen, zoodanige kracht
zou blijken te bezitten, dat hij voor verdere
misstappen bewaard bleef.
Doch al waren zijn omstandigheden ver
beterd en zijn nijpende zorgen verdreven,
hij bleef dezelfde krachtlooze figuur. Zan
der eenig weerstandsvermogen, niet in staat
om op te tornen tegen de moeiten des le
vens, liet hij zich spoedig weer met den
stroom meedrijven.
Hij kon nu eenmaal niet buiten genot, be
gon dit weldra al was het nu op meer
bescheiden schaal te zoeken en naderde
daardoor voor de tweede maal den afgrond
welks peillooze diepte hem een oogenblik
had doen huiveren.
Zoo was hij, dieper en dieper wegzinkend
verlaagd tot een paria der maatschappij,
want wel hield de hulp der familie niet
aanstonds op, wel werden er nog enkele
baaien pogingen in hét werk gesteld hem te
redden, doch aan alle geduld komt een
einde en dit te spoediger, wanneer men
bemerkt, dat men toch niet het minste re
sultaat mag verwachten.
Zijn moeder hoe kon het anders
gunstiger over hem denkend, hoopvoller ge
stemd en meer geduld bezittend, gaf langen
tijd den moed niet op, doch tenslotte onder
vindend, dat al hare pogingen vruchteloos
waren, trok zij zich uit het leven terug,
kocht een villa nabij een Geldersoh dorp,
waar zij, vrouw der wereld als zij was, on
danks haar rijkdom, verdrietig en vergramd
tegen het, leven, dat niets dan narigheid op
leverde, hare dagen sleet, treurend als de
genen, die geen hope hebben.
Doch dit alles was geschied voor vam
toe gebracht, haar kinderen te wijzen op 't
vroeger door haar in zorgeloos optimisme
verlaten pad, dat den rechtvaardige naar
boven leidt. Erkenend de waardij van het
verloren jeugd-geloof, leerde zij den troost
ervan niet smaken, doch de zaadkorrels,
ten opzichte van haarzelf op steenachtigen
bodem gevallen, droegen voor hare kinde
ren vrucht.
Het geloof kon dus bij van Eekeiren's ver
loving geen twistappel zijn, immers zijn
meisje dacht als hij.
Neen, de bezwaren zijner familie tegen
de verbintenis hadden betrekking op Mien's
vroegere omstandigheden. En dan, haar
vader leidde nog steeds zulk een loszinnig
leven, was zoo berucht, moest overal toe in
Eekercn's tijd. Toen hij met zijn meisje staat worden geacht. Wie wist, welk
kennis maakte 't was tijdens de uitvoe-schande hij nog over zijn kinderen zou
[ring van een zangvereeniging kende hij brengen?
i haar alleen van gezicht en was hij alleen Daar deze argumenten echter geen kracht
jin zooverre van hare omstandigheden op genoeg bleken te bezitten, om van Eekeren
de hoogte, als hij deze kende van „hooren j van zijn voornemen af te schrikken, werd
j zeggen". er een reden aangevoerd, welke misschien
Haar vader leidde toen het bestaan van meer op zijn eergevoel kon werken,
een, zwerver, haar moeder was enkele jaren Hij bezat toen reeds een eigen, kleine
geleden gestorven, en Mien leefde met haarmeubelzaak, had door gebrek aan kapitaal
zuster, die bij het onderwijs was, op kamers met veel moeilijkheden te kampen, maar
l terwijl zijzelf als kinderjuffrouw, al eischte kon, de omstandigheden in aanmerking ge-
het wat overleg, zonder zorgen door den nomen, niettemin op bevredigende resulta-
tijd kon komen. ten wijzen.
Dit moest haar moeder worden nagege- Dacht hij dan zoo werd hem tegenge-
ven, dat zij, overstelpt door de ellende van voerd in het geheel niet aan de toekomst?
haar huwelijksleven, toch een open oog had Hij wilde toch immers vooruit in 't leven,
[gehouden voor de toekomst barer kinderen zij,n zaak uitbreiden? Maar dan moest hij
.en al haar krachten had ingespannen hun zich toch niet verloven met een meisje, van
I een behoorlijke opvoeding te geven, hetgeen j wier vader geen roode duit te wachten was
I haar met de hulp barer vroegere relaties Hij gevoelde toch zelf het best aan welke
I-was gelukt. oorzaak zijn zakenzorgen te wijten waren?
Daarenboven had het levensleed er haar I zijn tekort aan kapitaal 1 .Welnu, waarom
•dam niet omgezien naar een meisje, dat
/hem naderhand door zijn finantieële moei
lijkheden zou kunnen heen hel pep, wier
omstandigheden van dien aard waren, dat
hij zijn idealen, mits hij zich niet al teveel
voorstelde, zou kunnen verwezenlijken?
Haar ouders behoefden dam niet rijk te zijn
't was ndet noodzakelijk en zelfs niet ver
kieselijk, dat hij bij de keuze van een meis
je alleen naar hare omstandigheden zag,
maar er waren toch genoeg nette burger
meisjes die bij het overlijden hunner ouders
wel iets te wachten hadden. Als hij voor
zulk een nu eens het oog open hield? Wat
zou het hegeerlijk zijn later een bloeiend
bedrijf te bezitten en hij zou het moeten
toegeven zonder hulp van anderen, zon
der eenig kapitaal, zou hij dat ideaal naar
alle waarschijnlijkheid nooit bereiken.
Maar al moest van Eekeren erkennen, dat
deze redenen veel waarheid bevatten, zij
waren im 't minst niet in staat hem van zijn
vormemen ten opzichte van Mien Rengers-
i bergen terug te houden, integendeel zij
vuurden hem in zijn pogingen om haar te
winnen juist aan.
j Wat anderen in haar nadeel beschouw
den was voor hem een reden te meer om
met haar de levensreis te aanvaarden. Het
.karakter van haar vader en het hare daar
tegenover, de moeilijke omstandigheden,
waarin zij had verkeerd en de kranige wijze
waarop zij die had weten te overwinnen,
waren voor Van Eekeren voldoende bewij
zen, dat zij het meisje was, dat hij moest
hebben afgezien vam het feit, dat haar
lieftallige aard en prettig voorkomen hem
reeds lang voor haar hadden veroverd,
j De eerste jaren van hun huwelijk waren
er vele schaduwen, welke hun leven ver-
somberden. Van Eekeren's familie achtte
het noodig te toornen, dat zijn weigering,
om haar advies op te volgen, haar wel
eenigszdns had beleedigd en kon niet nala-
I ten, hem dit telkens en telkens weer in den
1 vorm van „fijme speldeprikken" of „steken
onder water" te doen gevoelen, liefst in het
bijzijn van zijn vrouw, hetgeen Van Eeke
ren spoedig begon te vervelen en verwij'de-
ring teweeg bracht.
Dat zijn zaak niet naar wensch ging en
hij alle krachten moest inspannen, om het
hoofd boven water te houden, wist hij beter
dan iemand anders. Het griefde hem, maak
te hem driftig en vergalde zijn humeur, om
op anderer gelaat dat triomfantelijk lachje
te moeten lezen: wat hebben we je voor
speld, we hebben het immers zien aanko
men?
Bovendien had zijn vrouw in die jaren
veel verdriet van de zijde van haar vader.
Pogingen, om hem in een verbetoringsge-
sticht te doen opnemen, hadden geen gun
stig gevolg, daar zijn gedrag van dien aard
was, dat men hem ook daar niet kon hand
haven. Zoo leefde Mien steeds van bange
voorgevoelens vervuld, eiken dag vreezend,
dat zij van nieuwe euveldaden van haar
vader zou hooren.
Wat echter niemand had kunnen voor
zien, geschiedde. Mien's ooms en tantes
hadden nooit anders gedacht dan dat hun
moeder, die toen SI jaar was, vóór hun
broer, die zich tot een vagebond verlaagd
had, zou komen te overlijden, hem een deel
der erfenis nalatend, dat hij dan wel spoe
dig met degenen van zijn slag, in wier ge
zelschap hij behagen had leeren vinden,
zou hebben verbrast.
Plotseling evenwel Jcwam Mien's vader
!op 48-jarigen leeftijd te overlijden. Het ze-
!deloos, ongebonden leven, dat hij nu zoo
vele jaren had geleid, eischte wel een zeer
sterk gestel, en het zijne was blijkbaar,
meer dan men bespeuren kon, ondermijnd.
Tegen aller verwachting in overleefde zijn
moeder hem nog drie maanden.
Het gevolg van dit gebeuren was, dat
Mien cn haar zuster Bets ieder voor de
helft van hetgeen hun vader zou zijn toe
bedeeld, opkwamen.
En zoo geschiedde het, dat Vam Eekeren
verschillende malen met de deftige familie
zijner vrouw ten kantore van haren notaris
samenkwam, om de vele beslommeringen te
regelen, welke een erfenis met zich brengt.
Niemand was zeker meer verwonderd
dan de eenvoudige meubelmaker, toen hij
zich tot een voor hem zoo geheel vreemd
optreden geroepen zag. Het was hen» dan
ook niet mogelijk een gevoel van beklem
ming van zich af te zetten.
Wat hem in andere omstandigheden on
getwijfeld zou hebben gegriefd, was hem nu
een opluchting. De familie zijner vrouw gaf
namelijk duidelijk blijk, zich niet verder
met hem en zijn vrouw te willen Inlaten
dan strikt noodzakelijk was. Het deerde
hem echter niet, hij gevoelde zich in dat
gezelschap toch niet thuis.
Dat was het groote moment in zijn leven
geweest. En nog, als hij er na zoovele jaren
aan terugdacht, was het hem als 'n droom,
(Wordt vervolgd.);