GROOT VA O Zij belegerden do stad onder leiding van Graaf Guy •van Vlaanderen. Zes weken lang werd Zierikzec in gesloten, maar men schoot niet op. De Vlaauische graaf woedend over den tegenstand zeidc, dat hij niet langer voor dit „kraaiennest" wildo liggen, en beval do bestorming. Maar het dappere Zierikzec wist van geen wij kon. Mannen, vrouwen, kinderen, alles vocht mee, en of- s.choon de graaf verschillende koeren de stad poogde te overrompelen, de poorters van Zierikzec waren wakker, en wisten de zware aanvallen te koeren. Op het cinilo van deze eeuw nam de stad steeds in bloei toe. 1393 liepen de eerste grooto schepen van de W'rf, voor do tochten naar Denemarken. Maar «laar bleef hot niet bij. Men wilde verder dan Scandinavië. Mcordcro schepen werden gebouwd cn de haven was somwijlen to klein om al de sche pen, die luin kostbare lading uit verre landen naar «Je grooto koopstad Zicrikzoe terugbrachten, te ber gen. mast do Straat-vaardcrs, die uit de Middclland- schc Zee-landen vijgen, citroenen en oranje-appelen aanvoerden, zag men de schepen, die den zoeten Franschen wijn of Noorsch of Russisch hout aan brachten. Verderop lagen de vaartuigen, zwaar be laden niet ruw zout, dat hier in Zicrikzoe gezuiverd -noest worden om daarna, weer naar alle windstre ken, vervoerd te worden. Een der droevigste bladzijden uit dc geschiedenis van dezo stad is liet uitroeien der Tempelieren in 1313. Dezo afschuwelijke moordpartij, waaraan slechts enkelen ontkwamen, vervult ieder mot weer zin. Ook het uitbannen der Minderbroeders wegens een in dat klooster gepleogdon moord van den mon nik Dirk Oudcrgcest, in 1383, bracht dc gemoederen zeer in beweging. 1-114 wa» een buitengewoon rampjaar. Een zware brand brak uit on ecu groot gedeelte der stad brand de af. Gravin Jacoba was echter de stad zeer gene gen en beval, dat de half afgebrande slad weder opgebouwd moest worden. lijtig werd hieraan de hand geslagen, doc.li de poorters verloren hun hoofddoel niet uit het oog. Kwam cr een huls klaar, dan werd er ook tegelijker tijd een schip van de helling gelaten. In tien jaar tijds waren de bewoners cr als 't ware weer boven op, en nu moest het ook vooruit met de Zierikzccsche koopvaardijvloot. Tot nu toe had men reeds verre reizen gedaan, inaar in 1438 besloten do poorters ook den handel op Spanje to guan beginnen. ;;„o ver was men nog nooit geweest en heel Zierik- Kee was cr vol over. Men trok gezamenlijk naar de Lieve Monstorkerk, waar in tegenwoordigheid van do Zicnkzeesehe koopvaarders cn de burgemesters oen plechtige mis voor den goeden afloop werd opge dragen. i <lo schepen kwamen terug, tot grooto blijdschap <lcr bevolking, on hcusch niet zonder rijke lading. De bloei van Zierikzee. nam met den dag toe. Twee jaar later bezocht graaf Philippus dc stad on schonk hij haar „do Broederschap van den Edele Kruisboge", opdat zij nog honger aanzien zou bekomen. Geen wonder, dat dc hoogmoed zijn intrede in de Klad deed. Zierikzec bloeide als geen andere plaats in Zeeland. Als men door ilc slad wandelde, «zag men de kokerijen, waar de traan uit de kabeljouw werd bereid, de zoutpakhuizen, waar liet gezuiverde zout in tonnen werd verpakt, scheepstimmerwerven, werk plaatsen waar men touw, zeilen en ankers maakte, lakenweverijen en ververijen, in één woord, al de industrieën welke dc middeleeuwen kenden, kon men in Zierikzec vinden. En do hoogmoedige Zierikzccsche poorters wisten dit zeer goed. Was hun stad geen stad van hooge be- tcckonis voor allen? Bcheerschte zij niet de Schelde- mond en daardoor de gehcele Schelde? Was cr één stad in geheel Zeeland, waar meer schepen binnen liepen? Ja moest tzelfs het machtige Antwerpen niet de vlag strijken voor Zierikzee? Waar, zoo zeiden dc poorters, „waar zag men zulke sterke muren cn wallen en zulke kloeke, stadspoortei's? Welke stad kon izich beroemen op zulk ecu grootseh kerkgebouw, als Zierikzec in den St. Lieven Monster beaat? Alleen één dirg ontbrak nog: Zierikzee had geen toren. En wat i« nu een. stad zonder toren? Een toren moest er komen *dat stond vast. Men wilde een bouwwerk, dat een symbool zou zijn van do macht, het vrijheidsgevoel cn den godsdienstzin der poorters, dat den schepeling van ver zou wenken en ecu veilfgen weg zou wijizen naar den Schelde- anond, een bouwwerk, dat zwierig en stout naar den hemel .*/>u streven. Maar do hoogmoed sprak het eerst mee in dit overigens goede plan. Ilct mocht geen toren zijn, zoo als er te Antwerpen oen stond. Neen, hij moest nog fraaier, nog grootcr zijn, ja 't moest dc mooiste en grootste van geheel Holland en Zeeland worden. Doch waar zou men den bouwmeester vandaan halen? Verschillende personen weiden ontboden. Tal rijke malen vergaderde de vroedschap over voorgc- Jcgdo plannen, maar geen er van werd goedgekeurd. Do In-eren waren zoo veeleischend, dat er steeds niets van kwam en de tad zonder toren bleef. Weder waren zij op 'een keer in vergadering, toen cr een jeugdig persoon aangediend werd. Nadat hij was binnengelaten, stelde hij zich voor als een lid vuil de beroemde bouwmeester-familie Keldermans •uit Mechelcn, die ook het fraaie Stadhuis van Middel burg cn van Ter Veere gebouwd had. Hij deelde do hoeren mode, dat bij vernomen had, dat men in Zierikzec een toren wenschte, en vroeg do Ziorikzeeschc Magistraten verlof liun zijn ontwerp te mogen voorleggen. Dit ontmoette natuurlijk geen bezwaar. Anthonie Keldermans greep zijn toscli, deed deze open en linulde er telkens blokjes uit, die bij keurig in elkaar paste en alzoo een toren voor hen op bouwde. Ademloos en vol spanning keek de vroedschap toe. Toon iiij klaar was, greep hij een rol, en ontrolde een kaart, waarop precies stond aangegeven, wat hij duur zoo juist voor de hecrcn had opgebouwd. Onder bot houwen had Keldcrmans de Vroedschap geheel in gelicht over elk onderdeel. Do vroedschap was opgetogen over de teekoning, de houten toren en de keurige uiteenzetting van het te houwen kunstwerk. Ja, doze Kelde^ans had hun hoogmoedige hartewcnsch gevoeld en begrepen, hij had daar in kloeke, maar toch zwierige en stoute lij non aangegeven, wat zij eioh gedroomd hadden. Dat waren ranke zuilen cn naalden, de majestueuze bogen mot fijn beeldhouwwerk, die bij de magistrale St. Lievcnmonsterkcrk pasten. zijn ontworpen hoogte. De vroedschap van XicriKZco was buiten zichzelf van vreugde. Men kon do vreugde op hun gezichten zien en zij konden hun oogen haast niet afwonden van liet fraaie houten torentje cn van dc teekoning. En inderdaad het was ook iets fraais, dat Anthonie Keklerinans bun voor oogen stelde. Dc gohcclc toren zou uit vier verdiepingen bestaan, waarvan het Be nedenste liet zwaarst zou zijn cn elk der volgende in dikte zou afnemen, om ten slotte in een fraaie spits te eindigen. Geen toren in Holland of Vlaanderen zou cr zijn, die deze toren in hoogte zou overtreffen. Niet jnlnder dan 20(5 M. zou liij hoog worden en vanuit deze hoogte zou men oen verrukkelijk gezicht hebben op de Zecuwsche stroomen Er was thans geen lang debat noodig bij de Vroed- eehap, en onder leiding der tweo Burgemeesters be sloot men aan Anthonie Keldermans, het bouwen van dezen toren op te dragen. De tijding, dat de Vroedschap besloten had, een toren te bouwen, die den roem van het ganschc land zou worden, werd met groote vreugde in de bloeiende stad ontvangen. Nu zou eerst het verlangen gestild naar datgene, dat Zierikzee nog ontbrak. Weldra zou de toren rijzen „Ga Roel maar van 't station halen, Sippie." Zacht cn zooder nadruk werden deze woorden gesproken. Grootva slond voor het raam, leunend niet z'n hand o;i het bloementafeltje, starend naar buiten in de grijze Decemberlucht. Hij was daarnet opge rezen van zijn warme plekje bij de kachel om te kijken of het al droog was. Maar toon hij de grijze wolkengevaarten zag voorbij zeilen, de donkere loodgrijze regenwolken, dacht hij plots aan iets heel anders. Zoo intens greep hem die gedachte aan, dat hij vergat waarom hij eigenlijk opgestaan was. Het late Decemberlioht viel in de kamer, deed het al schemeren. Grootva stond daar zoo bewegingloos stil, gebogen als een heel© oude man. Grootva was oud.... nu, zooals hij daar stond, geleek hij veel ouder. Sippie zat bij de kachel, turend in de blauw-gele vlammen, soms even opschrikkend als een vonk van de houtspaanders afknelterde. Z'n oogen wer den vochtig door de warme gloed on liet starre kij ken in de vlammen, die telkens liooger oplaaiden. Hij zag er allerlei sprookjesachtige dingen in, die hij alleen aan Opa vertelde „Ga Roel maar van 't stution halen, Sippie." Even keek hij op toen hij Grootva's zachte stem hoorde. Toen word liet weer stil. De vlammen speelden hun dartele spel langs de muren en op den grond. Ruilen builde de wind door de toppen^der hooge kastanje, zwiepte de takken op en neer. Sippie stond van zijn lage stoeltje op, liep naar 't raam en drukte zijn neus stijf tegen de ruiten aan. 't Zal wel droog blijven, hè opa". Vertrouwelijk sloeg hij zijn arm om Grootva heen, maar bleef naar buiten kijken. Grootva schrikte op uit zijn gepeins. „Welja jongen, anders loop je maar tusschen de •droppels door." Sippie keek op naar Grootva. Diens donkere oogen lachten fijntjes, de rimpels in zijn voorhoofd trok ken weg en de mond werd breeder, bijna tot een lach. Sippie lachte ook. Opa was toch maar een wat lieve man, de beste man van heel de wereld. Hij kon altijd zoo leuk iets vertellen, nog fijner als de meester op school, cn daar hield Sippie toch ook veel van. Als hij 's avonds op bed lag, boven op Roel's ka mer, (hij moclit tegenwoordig vaak bij Opa .slapen) en naar het donkere beweeg der kastanjetakken op liet gordijn koek, lag hij altijd te luisteren naar da verre geluiden van beneden. Dan schalde Roel's lach soms boven alles uit Opa vertelde zeker weer.... En over Sipple's moe gelaat gleed dan een blijde glimlach. Dan zal ik maar gaan hè, Opa?" „Wel ja", zei Grootva. Sippie ging zijn jas halen in de gang. Grootmoe stonrl in de keuken te poetsen, want morgen was het Zaterdag. „Ga je Roel halen," vroog ze zonder op te kijken. „Ja Opoe. 'k Mag weg. En 't zal wel droog blijven ook." Grootmoe legde even de poetsdoeken neer, veeg de d'r handen schoon en deed hem zijn shawl oru. „Ziezoo, 't zit netjes hoor." Ze bekeek lieui cn een glimlach van trots gleed over haar gelaat. Wat een lieve jongen toch. Net z'n grootvdaer. Ook zoo blij, zoo zucht en vriendelijk altijd. Ze liep haastig weer naar de keuken, bang dat de melk zou overkoken. Even later ging de kamerdeur weer open. „RAüg!" riep Sippie luid. „Dag Stpl" riep Grootmoe en Opa zachter „dag jongen." De deur ging open en sloeg weer «licht. Toen was het weer stil in de gang. Alleen, de klok tikle, harder nu. Ruiten zeilden de donkere wolken voorbij, klaag de de wind door de top der hooge kastanje. Grootva zat weer bij de kachej. En staarde naar buiten. Sippie was toch zoo'n alleraardigst ventje. Uren lang cn nu vooral in de Kerstvacantie kon hij bij hom .zitten, liem vertellend van school, van thuis on van zijn vriendjes. En het werd liem nooit to moe om te luisteren naar wat de kleine jongen vertelde. Soms beving hem dan een stille weemoed; dacht hij aan de jaren toon hij zelf nog voor de klas stond, als onderwijzer. Maar ook cn dat deed hem altijd pijn als Sippie over Lili sprak, zijn zusje, dat een jaar geleden gestorven was. Dan keken die oogen inaar naar huiten, opmerk zaam, alsof er iets was dat zijn aandacht trok. Grootva was oud geworden. Hij ha«l zoo innig veel van Lila gehouden; een teere plant die maar 'even gebloeid had Tóen was er een schaduw over zijn leven ge* vallen. De kinderen zagen hot, maar ze zwegen er over. Eens op een dag was Sippie bij Opoe in de keu* ken gekomen en aarzelend had hij gevraagd: „Opoe, hoe komt hot toch dut Grootva's handen zoo beven?" Ze keek in de kinderlijk vragende oogen cn haar handen legden het werk neer waarmee ze bezig „0, grootva is wat geschrokken cn daarom maar 't zal wel gauw ovorgaan hoor Sippie." En ze kuslo hem op zijn voorhoofd. Zou de jongen iets begrijpen van het groote ver-« driet, van het leed dat zijn ziel zoo schrijnde? Sippie lachte, ,,'k Zal wel goed op Opa jiasscn als we weer gaan wandelen, hoor Grootmoe", zei hij. Sippie wandelde langs den Parkweg naar het Station."' Hij trok z'n muts over do ooren cn zette de kraag van zijn jekker hoog op. Zoo stapte hij parmantig verder, zich verkneuterend in het heerlijke vooruit zicht om Roel struks te zien. Als-fde nu maar met de Kerstdagen thuis kwam. Dat had Opa zoo graag. Oom llerhi uit Hilversum zou ook komen. Zou 't weer zou vol worden in huis als toen Lili begraven werd? Sippie schrok even. De juffrouw op school ha«l verteld, dat Lili nu in don hemel was, waar ze nooit meer ziek zou zijn. Sippie was uit school gekomen, geheel onder den indruk ervan. „Opa", had hij gezegd, „Lili is nu in den hemel cn ze heeft nu heeleinaal geen pijn moor. Boven is het voel heerlijker dan hier op aarde zegt de juf* f l-DUW.' Opa had toen weer opmerkzaam naar buiten go* keken, alsof zijn oogen iets zochten Morgen kwam Roel bij hen thuis eten. Fijn! Sippie glunderde van pleizier, stapte vlug* gei- dooi- De fijne regenspikkeltjes kriebelden op z'n ge* zicht maar hij vond het in den regen loopen nu fijn. Ginds waren de hekken van don overweg al. Bo* ven in liet, blokhuis branden groene cn roode licht* jes, hij liet loket verspreidde dc booglamp een hel der wit licht. De hekken gingen op, klikten even, veerden toen weer terug. Dc exprestrein jakkerde voorbij. Sippie kreeg ecu rilling, sloot even de oogen tot het vreese* lijko monster voorbij was. Tien minuien later liep Sippie met Roel gearmd langs den Parkweg, druk pratend over Opa en Grootma en alles wat er in deze vacanlieweek ge beurd was. En Roel luisterde maar. Als Sippde eenmaal aan liet vertellen was, dan was zijn woordenvloed niet le stuiten. 'loon ze vlak bij huis waren, liep hij vooruit cn belde. Meteen riep hij blij door de brievenbus: „Opa,dom Roel is er hoor". De deur ging open. Grootmoe lachte ben tegen. Wat was dio Sippie tooh luidruchtig! „Hoe is 't ruet Opa", vroeg Rooi zacht aan Groot* moe, toon hij haar goedendag had gekust. ,,'t Gaat wel.... Je weet 't was vandaag Lili'3 jaardag hè". Roel unikte zwijgend en begreep. Ze gingen nnar binnen. Grootva stond op. Toen zag Sippie plots hoe Opa's handen beefden, heviger nu, cn hoe er twee groote tranen blonken iri zijn oogen. En hij begreep waarom Opa huilde. A. V, WAT NIET IEDEREEN WEET. De meeste sinaasappelen worden in Engeland ge geten, want terwijl in Duitschland on Frankrijk .por hoofd ongeveer zeven pond komen, gebruikt iedere Engelschman, gemiddeld 19 in den zelfden tijd. tijd, als ik mot mijn negen zoo had willen doen, was ik wel klaur gekomen." Het vonijnigc „dat zijn do zegeningen van het grooto gezin, ik heb gelukkig wèl gelegenheid om mijn kinderen to loeren h«x> het hoort,' was het eenigo onaardige, dat oma van Annio te liooren had gekregen cn kijk, «lat nam zo haar minder kwa lijk, d4n al de lieve woordjes. Oma erkende ook in stille wol oen afstraffing verdiend te hebben. Wat Üiad zij cr zich mee to bemoeien en dan nog wel waar Koos hij was? Dien avond had oma ernstiger om vergeving dan voorheen cn nu niet uit plichts-, maar uit schuld gevoel. Zoo naderde de tijd van oma's vertrek. Vrijdag zouden de kinderen vacantia krijgen. Oma was maar het liefst Zaterdag al met Koos vertrokken, maar daarvan wilden Jan cn Annio niets weten. Neen, ze moest in olk geval tot Maandug blijven. „Als alles Zaterdag vertrekt krijg ik zeker heim wee," zei Annie. Zaterdags zou Ada naar Arnhem gaan. Een van dc kennissen moest er dien dag ook heen «n zou haar meenomen. Goed, oma zou tot Maandag blijven. Vrijdags werd Ada's koffer gepakt. Wat een jurken daar al in gingen. Wie had er nou ooit van gehoord, dat oen kind van negen jaar cr zijden jurken op na hield. Ju, ja, Jan verdiende goed en Annie wist ©r wel weg mee. Een héél teer, beeldmooi jurkje hield Annio pein zend in do hoogte. „Snoezig, hè?" zei ze. „Mijn vriomlln, mevrouw Borg, zei onlangs, dat Ada net een sprookjesko ningin net jo was, als zo dat aan had. Toch weet ik 3iiet, of ik het haar wel zal meegeven. Ze gaat eerst -naar Cor. Daar zijn drie jongens. Nou, u snapt, daar is het ravotten zonder eind en Cor, die geen meisjes gewend is, zal er niet te veel op letton." „Houd het dan thuis," ried oma. „Ze heeft toch zonder dit ook al jurken genoeg hij zich." ,,.)a maar aks ze hij Cor geweest is, gaat ze naar Ellic in Velp. Ellic heeft tweo meisjes, die zo keu rig kleedt, 'k Zou voor niets ter wereld willen, dat Ada er minder uitzag, 'k Zal het er dus maar bij doen en Ada zeggen, dat zo het hij tante Cor niet dragen mag. Nauwelijks was Ada uit school of ze werd bij den koffer geroepen cn kreeg het hevel. - „Maar moeder, de jongens willen altijd mijn jur ken zien. Tante zegt, dut ze zoo dol op mcisjes- klecrcn zijn, onulat ze geen zusje hebben. Nou, uJs ze dan zeggen: trek die jurk eens aan?" „Dan doe jij liet toch niot Wat moeder zegt is toch zeker meer de moei to waard dan wat de neefjes zegge „Ja," pruilde Ada, „muur als tunte dan ook zegt, dat ik hom eens aan moet doen? 't Is toch gek om een jurk bij jo to hebben cn hom nooit aan te mo gen trekken. iJiat hem dan maar thuis." „Dat kan niet, kindje," zei moeder Annie, die dooi de geilachte aan do naderende scheiding wat milder was dan andors cn daarom minder beslist sprak. „Je gaat ook naar tante Elite cn daar wil je toch wol graag mooi ziju? Verbeeld je, dat jij niet zoo mooi was als do nichtjes." Ada, dio morkte, dut cr meer tegenspraak geduld werd dan anders, gaf hot nog niet op. „Er zijn toch nog mooie jurken genoog. Kijk eens, die rose en deze gebloemdo zal tante ook wel mooi vindon." „Hoor eens, Ada, nu moet hot uit zijn. Jij neemt die jurk meo cn als tante Cor aogt, dat je hem moet aantrokken, zeg je maar, dat jo hom liever niot aan hebt ,dat je die rose veel mooier vindt, Bogrcpcn?" „Ja, moeder," zei hot kind gedwee. „Zoo, ga dan nu nog maar wat spelen, 'k Zal je straks wol roepen, als jo in 't bad moet. Niet te ver weggaan dus.' „Nee, moeder." Juffrouw Boskcns had onder dit gesorek een paar maal onrustig heen en weer geschoven. Zou „Hccrc, help ine, om het rechte woord te vinden. Geef me zachtmoedigheid," steeg het op uit haar ziel. „Die kinderen toch, hè?" i Annio zei het lachend. 'l „En ik dacht: zoo'n moeder toch." Oma zei dit ernstig. „Wat bedoelt u?" „Kind," cn juffrouw Boskcns lei haar hand op Annie's arm of ze niet een eigen dochter sprak: „kind, ik hob er dikwijls over godacht wat een goede opvoeding.jij Koos en Ada geeft! In veel op- xichtcn maak je er vrij wat meer werk van dan ik, maar nou bon ik van je geschrokken." „Zoo?" 't Klonk uitdagend. „Ja, jij loert je kinderen liegen." „Maar moedert" „Natuurlijk. Wat is het anders dan liegen, aks Ada teggen moet., dat ze het jurkje ligycr niet aan heeft?" Annie zweeg. „En het deed me ook pijn jo tc hooren zoggen: verheeld je, dat je er minder mooi uitzag dan do nichtjes. Groote menschcn, die, wèt liet ook kost, al tijd gelijk of boven een ander willen staan, vind ik allervervelendst cn ik ben daarin niet dc cenigc. Maar als kinderen al zoo beginnen. Leer ze liever «laar boven verheven te zijn, ocii, ik hen maar een ongeleerd mcnscli, anders zou ik liet je beter kun nen zeggen. Ik heb vroeger geen boeken gelezen over opvoeding, maar zoo nu en dan las ik het doopfor mulier eens over cn dun dacht ik cr aan, hoe ik be loofd had, ze op te voeden in de vrcozc Gods. En daarbij behoort men ze verre te houden van leugen en bedrog, Annie." 't. Bitse antwoord, dat oma verwacht had, bleef uit. Annie zei niets. Ileelcmoal niets. Nog even ging zo voort met het klaarmaken van den koffer, riep toen Ada on ging met haar naar de badkamer. Beneden zat oma alleen. Dat hinderde niet. Ze wou graag alleen zijn oji dat oogonblik. Dien avond was Annie niet nis andere avonden. Ze was minder vriendelijk, en toch beviel ze juf frouw Boskcns zóó beter. Boos scheen ze in elk ge val niet te zijn. Neen, ze was niet boos. Toen ze don volgenden morgen naar gewoonte Aankomst der boot in de haven van Zlerikzeo. moeder liet kopje thee op de slaapkamer bracht lis het een verrassing de Zceuwsch'e Sproolcj'ewrtaï ging ze niet weg na het op het nachtkastje te heb- voor zich te zien opdoemen, maar ook wie vanuit de iSW ben neergezet» Neen, zo ging oven zitten. Dat deed ze andei's nooit „Moeder," zei ze, „ik heb die jurk weer uit Ada's koffer genomen. Ze krijgt die niet mee." „Gelukkig," 'antwoordde juffrouw Boskcns uit den grond van haar hart. „Ja, dat zei Ada zelf ook." „Kind, Annie ,'t vied me niet makkelijk zoo te spreken als ik gisteren deed, maar ik kon niet an ders èn omdat leugens zonde zijn èn omilat ik mee lij had niet jou zelf." „Met mij, moeder?" „Ja, want als een kind liegen leert tegen een an der zal liet ook tegen de ouders niet oprecht blijven." „Zoover dacht ik nóg nooit, moeder," zei Annie met hooge kleur. „Och, dat geloof ik zoo graag. We zijn aan alle kanten door onwaarheid omringd en als we niet op passen wordt heel ons leven één leugen." Annio stond op. „Ik zal van nu aan oppassen, moeder," beloofde ze. „Met God, kind! Eiken dag bidden, anders val je in het kwaad, eer je het merkt." „Ja," antwoordde Annio peinzend, „een mcnscli is zoo suamgegroeid met veinzerij. Echte oprechtheid is er zoo weinig in dc wereld." „Breng jij «iie in jouw wereldje," zei juffrouw Boskcns. ,,'k Zal mijn best doen, moeder, en u ben ik dank- Juffrouw Boskcns wreef zich de oogen eens uit, toen ze weer alleen was. Ze had toch niet ge droomd. Nee noor, zo was goed wakker. Toen ze 's Maandags vertrok nam Annio met vrij wat minder woorden afscheid dan zc gewoon was, inaar moeder had haar nog nooit zóó hartelijk ge vonden. En moeders „uitstekend" op dc vraag van Jans en Piet of ze het naar haar zin had gehad, was zóó krachtig, dat die twee elkaar verwonderd aankeken. op het nachtkastje te heb- voor zicli te zien opdoemen, maar oolc wie vanuit de Noordzee, do brcedo Oostersehelde opvaart cn zijn blikken laat weiden over dit machtige water, dooa groenende dijken omzoomd cn in bedwang gehouden ziet liier cn daar een boomgroep, een eenzame molen! of torenspits opdoemen. Maar do meeste dezer silhouetten zijn tc vaag om in het geheugen bewaard te blijven, cn gaan godach* tcloos oorhij, totdat daar, verderop, het oog getrof fen wordt door een massale steenklomp, die «lort omtrek uren ver behccrscht en die het oog boeit door zijn zware doch tevens majestueuze vormen cn dio flcn blik steeds weer tot zich trekt, door de sterke bekoring, die cr van dit beeld van rustige kracht uitgaat. Als gij eventueel niet mocht weten, wat die steen* klomp is, dan zal men u aan boord wel inlichten, want ieder die Zeeland maar een weinig kent, zal het ii dadelijk zeggen. „Dit is de St. Lieven Monster van Zierikzec". Ongetwijfeld zal de vreemdeling zich' dan herinneren, dat hij den onafgnwerkten toren zag op 'n ets, althans zeker in een illustratie of op een prentbriefkaart, want do St. Lieven Monster is, even als de eveneens onafgewerkte „Oldcnhovo" van Leeuw arden, en do „Dromedaris" van Kokhuizen en «Ion „Dom" van Veere, door geheel Nederland bekend. Alvorens tot de geschiedenis van dezen toren t« komen, eerst iets uit de historie van Zierikzee zelve. Deze oude, kleine, welhaast vergeten stad, eens do glorie van Zeeland, heeft ecu rijke geschiedenis. Daarom is het een onmogelijke taak in een kort hrstck Zierikzec tc beschrijven. Op volledigheid wil dii artikel in geen enkel opzicht bogen. Dat liet eon rijke historie heeft, iilijkt wel uit het feil, «lat aan de Academie te Leiden Dr. J. Pot pro* moveerde op het proefschrift „Het beleg van Zierik* zee". En dit is nog maar een enkel fragment. Volgens «Ie kronijkschrijvpr Amamlus Zirizeus, wiens „Waercld-Chronyck" i> 1031 tc Leuven ver scheen, is do stichter der stad onbekend. Ik vind echter ook vermeld, dat in Si!) do stad gesticht zou zijn door een zekeren lieer, van onbekend land cu geslacht, „Zieric" gehei'ten. Hieromtrent zijn echter zeer tegenstrijdige moonin* gen; sommigen beweren dat dezo naam in verband staat met de bisschoppen o.Thaonis van Zirce (1288) en Fredcrikus van Zirce (1317). Hoe dan ook, dit staat vast, «lat Zierikzee onder Zieric een stad begon tc worden cn dut de vcrauno- ling gehuchten en huizon in 849 mot oen muur cu vosten is versterkt geworden. Het oudste charter, waarin dc naam Zierikzec voor komt is uit hot jaar 1220 cn wordt geschreven „Sy- ricoeporcli". Do in Zeeland zoo gevreesde Noorman nen hielden ook in Zierikzec hun strooptochten. Langzaam maar zeker begon Zierikzec tot bloei te kemou. Omtrent het jaar 1124 begon men in dezo plaats de zoutnoring uit te oefenen, waarhij het zout uit «Ie nscli der darink gebrand zijnde, in de koeten, die daarvoor gemaakt werden, bereid werd. In de clfdo eeuw, werd Zierikzec oen grafelijk kas teel rijk, dat den naam 's Gravenhof verkreeg en dat tot hot begin der 17c eeuw bestond. Dit kasteel was gelegen in het tegenwoordige centrum der slad, waar nu dc St. Lieven Monstertoren zich verheft. Het jaar 1151 was ccn hoogst belangrijk jaar voor dc stad. Een schoone capclle verrees tusschon do huizen, die toegewijd werd aan den Heiligen Levinus gestorven in 657 schutspatroon van de stad. Wederom ging Zierikzec oen flinke schrede vooruit, toe li in 1210 de stad de stedorochton en verschillend© keuren ontving. Zij werd in dien tijd reeds buschouwd als de voornaamste sterkte van Zeeland. Zierikzee deelde dan ook niet weinig in dc gunst der graven van Zeeland. Graaf Willem I vond er hl 1203 bescherming, toen zijn vijanden hem belaagd hadden cn was daar zeer dankbaar voor. Met graaf Floris V konden zij liet minder goed vinden. Deze was gegriefd,- dat do poorters van Zie rikzee in 1280 tegen Middelburg waren opgetrokken, en legde de slad een zware boute op, oui hen alzoo eens flink tc straffen. In don loop dor lie eeuw nam do belangrijkheid van Schouwen's hoofdstad zeer toe. Zij wits dan ook zeer gunstig gelegen, waarom de Vlamingen, dio dit goed inzagen, haar in 1303 in bezit trachtten to Uit Zierikzee's Historieblaan. EEN ROODDAKIGE SPROOKJESSTAD. Door A. M. W e s s e 1 s. I. Stadje met je lage huisjes, kleurig, klein cn artistiek, mot je mooie, wijde haven, met je stadjes romantiek. Waar dc kerk met zware zuilen machtig op je nedcrzict, waar de lieve Monstertoren zwijgend spreekt van groot verdriet. 't Is een wereld op zich zelve Zoo tong een Zccuwsch dichter en wij kunnen niet anders dan hiermede ten volle instemmen, 't Is ccn stadje, zoo rijk aan historie, dat wij niet twijfelen of wij doen onze lezers oen genoegen, iets uit zijn his torie mede to declen. Reeds dc tocht er been is een verrukking en niet de Rotterdamsche boot meereizend over de breede Oostersehelde, ziet men Zierikzee zich afteekencn tegen de lucht. Op de schokloos voortschuivende l»oot voelt men die rustige stemming over zich komen, passend bij de geheimzinnige sfeer van het afgelegen oilandstadje. Op dc hoogte van den Moerdijk, wan neer men onverwachts in het breede water komt, be gint men al roods onder den invloed van liet bekoor lijke Zecuwsche land en riviergezicht tc komen en geraakt men in de sfeer welke gewenscht is om van Schouwen's hoofdstad ten volle te genieten. Dc overgang uit de Dordtschc Kil in het llollandsch Diep is overweldigend. Hoe verandert danr-plotseling het land on riviergezicht. Hier komt men te midden van ccn watervlak, zoo breed, zoo weiilsch cn grootseh, dat dc oever bijna aan het gezicht ont trokken is. Het is wonderbaarlijk en dan zal men zeker ge heimzinnige bekoring van het Zecuwsche landschap inct recht over zich voelen komen. Maar niet alleen voor lien die uit Rotterdam komen (Zie i f®la bladzfjde 14).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 15