GROOT VA
O
Zij belegerden do stad onder leiding van Graaf Guy
•van Vlaanderen. Zes weken lang werd Zierikzec in
gesloten, maar men schoot niet op. De Vlaauische
graaf woedend over den tegenstand zeidc, dat hij
niet langer voor dit „kraaiennest" wildo liggen, en
beval do bestorming.
Maar het dappere Zierikzec wist van geen wij kon.
Mannen, vrouwen, kinderen, alles vocht mee, en of-
s.choon de graaf verschillende koeren de stad poogde
te overrompelen, de poorters van Zierikzec waren
wakker, en wisten de zware aanvallen te koeren.
Op het cinilo van deze eeuw nam de stad steeds in
bloei toe.
1393 liepen de eerste grooto schepen van de
W'rf, voor do tochten naar Denemarken.
Maar «laar bleef hot niet bij. Men wilde verder
dan Scandinavië. Mcordcro schepen werden gebouwd
cn de haven was somwijlen to klein om al de sche
pen, die luin kostbare lading uit verre landen naar
«Je grooto koopstad Zicrikzoe terugbrachten, te ber
gen.
mast do Straat-vaardcrs, die uit de Middclland-
schc Zee-landen vijgen, citroenen en oranje-appelen
aanvoerden, zag men de schepen, die den zoeten
Franschen wijn of Noorsch of Russisch hout aan
brachten. Verderop lagen de vaartuigen, zwaar be
laden niet ruw zout, dat hier in Zicrikzoe gezuiverd
-noest worden om daarna, weer naar alle windstre
ken, vervoerd te worden.
Een der droevigste bladzijden uit dc geschiedenis
van dezo stad is liet uitroeien der Tempelieren in
1313. Dezo afschuwelijke moordpartij, waaraan
slechts enkelen ontkwamen, vervult ieder mot weer
zin. Ook het uitbannen der Minderbroeders wegens
een in dat klooster gepleogdon moord van den mon
nik Dirk Oudcrgcest, in 1383, bracht dc gemoederen
zeer in beweging.
1-114 wa» een buitengewoon rampjaar. Een zware
brand brak uit on ecu groot gedeelte der stad brand
de af. Gravin Jacoba was echter de stad zeer gene
gen en beval, dat de half afgebrande slad weder
opgebouwd moest worden.
lijtig werd hieraan de hand geslagen, doc.li de
poorters verloren hun hoofddoel niet uit het oog.
Kwam cr een huls klaar, dan werd er ook tegelijker
tijd een schip van de helling gelaten. In tien jaar
tijds waren de bewoners cr als 't ware weer boven
op, en nu moest het ook vooruit met de Zierikzccsche
koopvaardijvloot. Tot nu toe had men reeds verre
reizen gedaan, inaar in 1438 besloten do poorters ook
den handel op Spanje to guan beginnen.
;;„o ver was men nog nooit geweest en heel Zierik-
Kee was cr vol over. Men trok gezamenlijk naar de
Lieve Monstorkerk, waar in tegenwoordigheid van do
Zicnkzeesehe koopvaarders cn de burgemesters oen
plechtige mis voor den goeden afloop werd opge
dragen.
i <lo schepen kwamen terug, tot grooto blijdschap
<lcr bevolking, on hcusch niet zonder rijke lading. De
bloei van Zierikzee. nam met den dag toe. Twee jaar
later bezocht graaf Philippus dc stad on schonk hij
haar „do Broederschap van den Edele Kruisboge",
opdat zij nog honger aanzien zou bekomen.
Geen wonder, dat dc hoogmoed zijn intrede in de
Klad deed. Zierikzec bloeide als geen andere plaats
in Zeeland. Als men door ilc slad wandelde, «zag men
de kokerijen, waar de traan uit de kabeljouw werd
bereid, de zoutpakhuizen, waar liet gezuiverde zout
in tonnen werd verpakt, scheepstimmerwerven, werk
plaatsen waar men touw, zeilen en ankers maakte,
lakenweverijen en ververijen, in één woord, al de
industrieën welke dc middeleeuwen kenden, kon men
in Zierikzec vinden.
En do hoogmoedige Zierikzccsche poorters wisten
dit zeer goed. Was hun stad geen stad van hooge be-
tcckonis voor allen? Bcheerschte zij niet de Schelde-
mond en daardoor de gehcele Schelde? Was cr één
stad in geheel Zeeland, waar meer schepen binnen
liepen? Ja moest tzelfs het machtige Antwerpen niet
de vlag strijken voor Zierikzee?
Waar, zoo zeiden dc poorters, „waar zag men zulke
sterke muren cn wallen en zulke kloeke, stadspoortei's?
Welke stad kon izich beroemen op zulk ecu grootseh
kerkgebouw, als Zierikzec in den St. Lieven Monster
beaat?
Alleen één dirg ontbrak nog: Zierikzee had geen
toren.
En wat i« nu een. stad zonder toren?
Een toren moest er komen *dat stond vast. Men
wilde een bouwwerk, dat een symbool zou zijn van
do macht, het vrijheidsgevoel cn den godsdienstzin
der poorters, dat den schepeling van ver zou wenken
en ecu veilfgen weg zou wijizen naar den Schelde-
anond, een bouwwerk, dat zwierig en stout naar den
hemel .*/>u streven.
Maar do hoogmoed sprak het eerst mee in dit
overigens goede plan. Ilct mocht geen toren zijn, zoo
als er te Antwerpen oen stond. Neen, hij moest nog
fraaier, nog grootcr zijn, ja 't moest dc mooiste en
grootste van geheel Holland en Zeeland worden.
Doch waar zou men den bouwmeester vandaan
halen? Verschillende personen weiden ontboden. Tal
rijke malen vergaderde de vroedschap over voorgc-
Jcgdo plannen, maar geen er van werd goedgekeurd.
Do In-eren waren zoo veeleischend, dat er steeds niets
van kwam en de tad zonder toren bleef.
Weder waren zij op 'een keer in vergadering, toen
cr een jeugdig persoon aangediend werd. Nadat hij
was binnengelaten, stelde hij zich voor als een lid
vuil de beroemde bouwmeester-familie Keldermans
•uit Mechelcn, die ook het fraaie Stadhuis van Middel
burg cn van Ter Veere gebouwd had.
Hij deelde do hoeren mode, dat bij vernomen had,
dat men in Zierikzec een toren wenschte, en vroeg
do Ziorikzeeschc Magistraten verlof liun zijn ontwerp
te mogen voorleggen.
Dit ontmoette natuurlijk geen bezwaar.
Anthonie Keldermans greep zijn toscli, deed deze
open en linulde er telkens blokjes uit, die bij keurig
in elkaar paste en alzoo een toren voor hen op
bouwde.
Ademloos en vol spanning keek de vroedschap toe.
Toon iiij klaar was, greep hij een rol, en ontrolde
een kaart, waarop precies stond aangegeven, wat hij
duur zoo juist voor de hecrcn had opgebouwd. Onder
bot houwen had Keldcrmans de Vroedschap geheel in
gelicht over elk onderdeel.
Do vroedschap was opgetogen over de teekoning, de
houten toren en de keurige uiteenzetting van het te
houwen kunstwerk. Ja, doze Kelde^ans had hun
hoogmoedige hartewcnsch gevoeld en begrepen, hij
had daar in kloeke, maar toch zwierige en stoute lij
non aangegeven, wat zij eioh gedroomd hadden.
Dat waren ranke zuilen cn naalden, de majestueuze
bogen mot fijn beeldhouwwerk, die bij de magistrale
St. Lievcnmonsterkcrk pasten.
zijn ontworpen hoogte.
De vroedschap van XicriKZco was buiten zichzelf
van vreugde. Men kon do vreugde op hun gezichten
zien en zij konden hun oogen haast niet afwonden
van liet fraaie houten torentje cn van dc teekoning.
En inderdaad het was ook iets fraais, dat Anthonie
Keklerinans bun voor oogen stelde. Dc gohcclc toren
zou uit vier verdiepingen bestaan, waarvan het Be
nedenste liet zwaarst zou zijn cn elk der volgende
in dikte zou afnemen, om ten slotte in een fraaie
spits te eindigen.
Geen toren in Holland of Vlaanderen zou cr zijn,
die deze toren in hoogte zou overtreffen. Niet jnlnder
dan 20(5 M. zou liij hoog worden en vanuit deze
hoogte zou men oen verrukkelijk gezicht hebben op
de Zecuwsche stroomen
Er was thans geen lang debat noodig bij de Vroed-
eehap, en onder leiding der tweo Burgemeesters be
sloot men aan Anthonie Keldermans, het bouwen van
dezen toren op te dragen.
De tijding, dat de Vroedschap besloten had, een
toren te bouwen, die den roem van het ganschc
land zou worden, werd met groote vreugde in de
bloeiende stad ontvangen.
Nu zou eerst het verlangen gestild naar datgene,
dat Zierikzee nog ontbrak.
Weldra zou de toren rijzen
„Ga Roel maar van 't station halen, Sippie."
Zacht cn zooder nadruk werden deze woorden
gesproken.
Grootva slond voor het raam, leunend niet z'n
hand o;i het bloementafeltje, starend naar buiten
in de grijze Decemberlucht. Hij was daarnet opge
rezen van zijn warme plekje bij de kachel om te
kijken of het al droog was.
Maar toon hij de grijze wolkengevaarten zag
voorbij zeilen, de donkere loodgrijze regenwolken,
dacht hij plots aan iets heel anders. Zoo intens
greep hem die gedachte aan, dat hij vergat waarom
hij eigenlijk opgestaan was.
Het late Decemberlioht viel in de kamer, deed het
al schemeren. Grootva stond daar zoo bewegingloos
stil, gebogen als een heel© oude man.
Grootva was oud.... nu, zooals hij daar stond,
geleek hij veel ouder.
Sippie zat bij de kachel, turend in de blauw-gele
vlammen, soms even opschrikkend als een vonk
van de houtspaanders afknelterde. Z'n oogen wer
den vochtig door de warme gloed on liet starre kij
ken in de vlammen, die telkens liooger oplaaiden.
Hij zag er allerlei sprookjesachtige dingen in, die
hij alleen aan Opa vertelde
„Ga Roel maar van 't stution halen, Sippie."
Even keek hij op toen hij Grootva's zachte stem
hoorde.
Toen word liet weer stil. De vlammen speelden
hun dartele spel langs de muren en op den grond.
Ruilen builde de wind door de toppen^der hooge
kastanje, zwiepte de takken op en neer.
Sippie stond van zijn lage stoeltje op, liep naar
't raam en drukte zijn neus stijf tegen de ruiten
aan.
't Zal wel droog blijven, hè opa". Vertrouwelijk
sloeg hij zijn arm om Grootva heen, maar bleef naar
buiten kijken.
Grootva schrikte op uit zijn gepeins.
„Welja jongen, anders loop je maar tusschen de
•droppels door."
Sippie keek op naar Grootva. Diens donkere oogen
lachten fijntjes, de rimpels in zijn voorhoofd trok
ken weg en de mond werd breeder, bijna tot een
lach.
Sippie lachte ook. Opa was toch maar een wat
lieve man, de beste man van heel de wereld. Hij
kon altijd zoo leuk iets vertellen, nog fijner als de
meester op school, cn daar hield Sippie toch ook
veel van.
Als hij 's avonds op bed lag, boven op Roel's ka
mer, (hij moclit tegenwoordig vaak bij Opa .slapen)
en naar het donkere beweeg der kastanjetakken op
liet gordijn koek, lag hij altijd te luisteren naar da
verre geluiden van beneden.
Dan schalde Roel's lach soms boven alles uit
Opa vertelde zeker weer....
En over Sipple's moe gelaat gleed dan een blijde
glimlach.
Dan zal ik maar gaan hè, Opa?"
„Wel ja", zei Grootva.
Sippie ging zijn jas halen in de gang. Grootmoe
stonrl in de keuken te poetsen, want morgen was
het Zaterdag.
„Ga je Roel halen," vroog ze zonder op te kijken.
„Ja Opoe. 'k Mag weg. En 't zal wel droog blijven
ook."
Grootmoe legde even de poetsdoeken neer, veeg
de d'r handen schoon en deed hem zijn shawl oru.
„Ziezoo, 't zit netjes hoor." Ze bekeek lieui cn een
glimlach van trots gleed over haar gelaat.
Wat een lieve jongen toch. Net z'n grootvdaer.
Ook zoo blij, zoo zucht en vriendelijk altijd.
Ze liep haastig weer naar de keuken, bang dat
de melk zou overkoken.
Even later ging de kamerdeur weer open.
„RAüg!" riep Sippie luid.
„Dag Stpl" riep Grootmoe en Opa zachter „dag
jongen."
De deur ging open en sloeg weer «licht.
Toen was het weer stil in de gang. Alleen, de klok
tikle, harder nu.
Ruiten zeilden de donkere wolken voorbij, klaag
de de wind door de top der hooge kastanje.
Grootva zat weer bij de kachej. En staarde naar
buiten.
Sippie was toch zoo'n alleraardigst ventje. Uren
lang cn nu vooral in de Kerstvacantie kon hij
bij hom .zitten, liem vertellend van school, van
thuis on van zijn vriendjes. En het werd liem nooit
to moe om te luisteren naar wat de kleine jongen
vertelde. Soms beving hem dan een stille weemoed;
dacht hij aan de jaren toon hij zelf nog voor de
klas stond, als onderwijzer. Maar ook cn dat
deed hem altijd pijn als Sippie over Lili sprak,
zijn zusje, dat een jaar geleden gestorven was.
Dan keken die oogen inaar naar huiten, opmerk
zaam, alsof er iets was dat zijn aandacht trok.
Grootva was oud geworden. Hij ha«l zoo innig
veel van Lila gehouden; een teere plant die maar
'even gebloeid had
Tóen was er een schaduw over zijn leven ge*
vallen.
De kinderen zagen hot, maar ze zwegen er over.
Eens op een dag was Sippie bij Opoe in de keu*
ken gekomen en aarzelend had hij gevraagd: „Opoe,
hoe komt hot toch dut Grootva's handen zoo beven?"
Ze keek in de kinderlijk vragende oogen cn haar
handen legden het werk neer waarmee ze bezig
„0, grootva is wat geschrokken cn daarom
maar 't zal wel gauw ovorgaan hoor Sippie." En
ze kuslo hem op zijn voorhoofd.
Zou de jongen iets begrijpen van het groote ver-«
driet, van het leed dat zijn ziel zoo schrijnde?
Sippie lachte, ,,'k Zal wel goed op Opa jiasscn als
we weer gaan wandelen, hoor Grootmoe", zei hij.
Sippie wandelde langs den Parkweg naar het
Station."'
Hij trok z'n muts over do ooren cn zette de kraag
van zijn jekker hoog op. Zoo stapte hij parmantig
verder, zich verkneuterend in het heerlijke vooruit
zicht om Roel struks te zien. Als-fde nu maar met
de Kerstdagen thuis kwam. Dat had Opa zoo graag.
Oom llerhi uit Hilversum zou ook komen.
Zou 't weer zou vol worden in huis als toen Lili
begraven werd?
Sippie schrok even.
De juffrouw op school ha«l verteld, dat Lili nu in
don hemel was, waar ze nooit meer ziek zou zijn.
Sippie was uit school gekomen, geheel onder den
indruk ervan.
„Opa", had hij gezegd, „Lili is nu in den hemel
cn ze heeft nu heeleinaal geen pijn moor. Boven is
het voel heerlijker dan hier op aarde zegt de juf*
f l-DUW.'
Opa had toen weer opmerkzaam naar buiten go*
keken, alsof zijn oogen iets zochten
Morgen kwam Roel bij hen thuis eten.
Fijn! Sippie glunderde van pleizier, stapte vlug*
gei- dooi-
De fijne regenspikkeltjes kriebelden op z'n ge*
zicht maar hij vond het in den regen loopen nu fijn.
Ginds waren de hekken van don overweg al. Bo*
ven in liet, blokhuis branden groene cn roode licht*
jes, hij liet loket verspreidde dc booglamp een hel
der wit licht.
De hekken gingen op, klikten even, veerden toen
weer terug. Dc exprestrein jakkerde voorbij. Sippie
kreeg ecu rilling, sloot even de oogen tot het vreese*
lijko monster voorbij was.
Tien minuien later liep Sippie met Roel gearmd
langs den Parkweg, druk pratend over Opa en
Grootma en alles wat er in deze vacanlieweek ge
beurd was.
En Roel luisterde maar. Als Sippde eenmaal aan
liet vertellen was, dan was zijn woordenvloed niet
le stuiten.
'loon ze vlak bij huis waren, liep hij vooruit cn
belde. Meteen riep hij blij door de brievenbus:
„Opa,dom Roel is er hoor".
De deur ging open. Grootmoe lachte ben tegen.
Wat was dio Sippie tooh luidruchtig!
„Hoe is 't ruet Opa", vroeg Rooi zacht aan Groot*
moe, toon hij haar goedendag had gekust.
,,'t Gaat wel.... Je weet 't was vandaag Lili'3
jaardag hè".
Roel unikte zwijgend en begreep.
Ze gingen nnar binnen. Grootva stond op.
Toen zag Sippie plots hoe Opa's handen beefden,
heviger nu, cn hoe er twee groote tranen blonken
iri zijn oogen.
En hij begreep waarom Opa huilde. A. V,
WAT NIET IEDEREEN WEET.
De meeste sinaasappelen worden in Engeland ge
geten, want terwijl in Duitschland on Frankrijk .por
hoofd ongeveer zeven pond komen, gebruikt iedere
Engelschman, gemiddeld 19 in den zelfden tijd.
tijd, als ik mot mijn negen zoo had willen doen,
was ik wel klaur gekomen."
Het vonijnigc „dat zijn do zegeningen van het
grooto gezin, ik heb gelukkig wèl gelegenheid om
mijn kinderen to loeren h«x> het hoort,' was het
eenigo onaardige, dat oma van Annio te liooren
had gekregen cn kijk, «lat nam zo haar minder kwa
lijk, d4n al de lieve woordjes. Oma erkende ook in
stille wol oen afstraffing verdiend te hebben. Wat
Üiad zij cr zich mee to bemoeien en dan nog wel
waar Koos hij was?
Dien avond had oma ernstiger om vergeving dan
voorheen cn nu niet uit plichts-, maar uit schuld
gevoel.
Zoo naderde de tijd van oma's vertrek. Vrijdag
zouden de kinderen vacantia krijgen. Oma was maar
het liefst Zaterdag al met Koos vertrokken, maar
daarvan wilden Jan cn Annio niets weten. Neen,
ze moest in olk geval tot Maandug blijven.
„Als alles Zaterdag vertrekt krijg ik zeker heim
wee," zei Annie.
Zaterdags zou Ada naar Arnhem gaan. Een van
dc kennissen moest er dien dag ook heen «n
zou haar meenomen.
Goed, oma zou tot Maandag blijven.
Vrijdags werd Ada's koffer gepakt.
Wat een jurken daar al in gingen. Wie had er
nou ooit van gehoord, dat oen kind van negen jaar
cr zijden jurken op na hield.
Ju, ja, Jan verdiende goed en Annie wist ©r wel
weg mee.
Een héél teer, beeldmooi jurkje hield Annio pein
zend in do hoogte.
„Snoezig, hè?" zei ze. „Mijn vriomlln, mevrouw
Borg, zei onlangs, dat Ada net een sprookjesko
ningin net jo was, als zo dat aan had. Toch weet ik
3iiet, of ik het haar wel zal meegeven. Ze gaat eerst
-naar Cor. Daar zijn drie jongens. Nou, u snapt, daar
is het ravotten zonder eind en Cor, die geen meisjes
gewend is, zal er niet te veel op letton."
„Houd het dan thuis," ried oma. „Ze heeft toch
zonder dit ook al jurken genoeg hij zich."
,,.)a maar aks ze hij Cor geweest is, gaat ze naar
Ellic in Velp. Ellic heeft tweo meisjes, die zo keu
rig kleedt, 'k Zou voor niets ter wereld willen, dat
Ada er minder uitzag, 'k Zal het er dus maar bij
doen en Ada zeggen, dat zo het hij tante Cor niet
dragen mag.
Nauwelijks was Ada uit school of ze werd bij den
koffer geroepen cn kreeg het hevel.
- „Maar moeder, de jongens willen altijd mijn jur
ken zien. Tante zegt, dut ze zoo dol op mcisjes-
klecrcn zijn, onulat ze geen zusje hebben. Nou, uJs
ze dan zeggen: trek die jurk eens aan?"
„Dan doe jij liet toch niot Wat moeder zegt is
toch zeker meer de moei to waard dan wat de
neefjes zegge
„Ja," pruilde Ada, „muur als tunte dan ook zegt,
dat ik hom eens aan moet doen? 't Is toch gek om
een jurk bij jo to hebben cn hom nooit aan te mo
gen trekken. iJiat hem dan maar thuis."
„Dat kan niet, kindje," zei moeder Annie, die dooi
de geilachte aan do naderende scheiding wat milder
was dan andors cn daarom minder beslist sprak.
„Je gaat ook naar tante Elite cn daar wil je toch
wol graag mooi ziju? Verbeeld je, dat jij niet zoo
mooi was als do nichtjes."
Ada, dio morkte, dut cr meer tegenspraak geduld
werd dan anders, gaf hot nog niet op.
„Er zijn toch nog mooie jurken genoog. Kijk
eens, die rose en deze gebloemdo zal tante ook wel
mooi vindon."
„Hoor eens, Ada, nu moet hot uit zijn. Jij neemt
die jurk meo cn als tante Cor aogt, dat je hem moet
aantrokken, zeg je maar, dat jo hom liever niot aan
hebt ,dat je die rose veel mooier vindt, Bogrcpcn?"
„Ja, moeder," zei hot kind gedwee.
„Zoo, ga dan nu nog maar wat spelen, 'k Zal je
straks wol roepen, als jo in 't bad moet. Niet te ver
weggaan dus.'
„Nee, moeder."
Juffrouw Boskcns had onder dit gesorek een paar
maal onrustig heen en weer geschoven.
Zou
„Hccrc, help ine, om het rechte woord te vinden.
Geef me zachtmoedigheid," steeg het op uit haar ziel.
„Die kinderen toch, hè?"
i Annio zei het lachend.
'l „En ik dacht: zoo'n moeder toch."
Oma zei dit ernstig.
„Wat bedoelt u?"
„Kind," cn juffrouw Boskcns lei haar hand op
Annie's arm of ze niet een eigen dochter sprak:
„kind, ik hob er dikwijls over godacht wat een
goede opvoeding.jij Koos en Ada geeft! In veel op-
xichtcn maak je er vrij wat meer werk van dan ik,
maar nou bon ik van je geschrokken."
„Zoo?" 't Klonk uitdagend.
„Ja, jij loert je kinderen liegen."
„Maar moedert"
„Natuurlijk. Wat is het anders dan liegen, aks Ada
teggen moet., dat ze het jurkje ligycr niet aan heeft?"
Annie zweeg.
„En het deed me ook pijn jo tc hooren zoggen:
verheeld je, dat je er minder mooi uitzag dan do
nichtjes. Groote menschcn, die, wèt liet ook kost, al
tijd gelijk of boven een ander willen staan, vind ik
allervervelendst cn ik ben daarin niet dc cenigc.
Maar als kinderen al zoo beginnen. Leer ze liever
«laar boven verheven te zijn, ocii, ik hen maar een
ongeleerd mcnscli, anders zou ik liet je beter kun
nen zeggen. Ik heb vroeger geen boeken gelezen over
opvoeding, maar zoo nu en dan las ik het doopfor
mulier eens over cn dun dacht ik cr aan, hoe ik be
loofd had, ze op te voeden in de vrcozc Gods. En
daarbij behoort men ze verre te houden van leugen
en bedrog, Annie."
't. Bitse antwoord, dat oma verwacht had, bleef uit.
Annie zei niets. Ileelcmoal niets. Nog even ging
zo voort met het klaarmaken van den koffer, riep
toen Ada on ging met haar naar de badkamer.
Beneden zat oma alleen.
Dat hinderde niet.
Ze wou graag alleen zijn oji dat oogonblik.
Dien avond was Annie niet nis andere avonden.
Ze was minder vriendelijk, en toch beviel ze juf
frouw Boskcns zóó beter. Boos scheen ze in elk ge
val niet te zijn.
Neen, ze was niet boos.
Toen ze don volgenden morgen naar gewoonte
Aankomst der boot in de haven van Zlerikzeo.
moeder liet kopje thee op de slaapkamer bracht lis het een verrassing de Zceuwsch'e Sproolcj'ewrtaï
ging ze niet weg na het op het nachtkastje te heb- voor zich te zien opdoemen, maar ook wie vanuit de
iSW
ben neergezet» Neen, zo ging oven zitten.
Dat deed ze andei's nooit
„Moeder," zei ze, „ik heb die jurk weer uit Ada's
koffer genomen. Ze krijgt die niet mee."
„Gelukkig," 'antwoordde juffrouw Boskcns uit den
grond van haar hart.
„Ja, dat zei Ada zelf ook."
„Kind, Annie ,'t vied me niet makkelijk zoo te
spreken als ik gisteren deed, maar ik kon niet an
ders èn omdat leugens zonde zijn èn omilat ik mee
lij had niet jou zelf."
„Met mij, moeder?"
„Ja, want als een kind liegen leert tegen een an
der zal liet ook tegen de ouders niet oprecht blijven."
„Zoover dacht ik nóg nooit, moeder," zei Annie
met hooge kleur.
„Och, dat geloof ik zoo graag. We zijn aan alle
kanten door onwaarheid omringd en als we niet op
passen wordt heel ons leven één leugen."
Annio stond op.
„Ik zal van nu aan oppassen, moeder," beloofde ze.
„Met God, kind! Eiken dag bidden, anders val je
in het kwaad, eer je het merkt."
„Ja," antwoordde Annio peinzend, „een mcnscli is
zoo suamgegroeid met veinzerij. Echte oprechtheid is
er zoo weinig in dc wereld."
„Breng jij «iie in jouw wereldje," zei juffrouw
Boskcns.
,,'k Zal mijn best doen, moeder, en u ben ik dank-
Juffrouw Boskcns wreef zich de oogen eens uit,
toen ze weer alleen was. Ze had toch niet ge
droomd. Nee noor, zo was goed wakker.
Toen ze 's Maandags vertrok nam Annio met vrij
wat minder woorden afscheid dan zc gewoon was,
inaar moeder had haar nog nooit zóó hartelijk ge
vonden.
En moeders „uitstekend" op dc vraag van Jans en
Piet of ze het naar haar zin had gehad, was zóó
krachtig, dat die twee elkaar verwonderd aankeken.
op het nachtkastje te heb- voor zicli te zien opdoemen, maar oolc wie vanuit de
Noordzee, do brcedo Oostersehelde opvaart cn zijn
blikken laat weiden over dit machtige water, dooa
groenende dijken omzoomd cn in bedwang gehouden
ziet liier cn daar een boomgroep, een eenzame molen!
of torenspits opdoemen.
Maar do meeste dezer silhouetten zijn tc vaag om
in het geheugen bewaard te blijven, cn gaan godach*
tcloos oorhij, totdat daar, verderop, het oog getrof
fen wordt door een massale steenklomp, die «lort
omtrek uren ver behccrscht en die het oog boeit door
zijn zware doch tevens majestueuze vormen cn dio
flcn blik steeds weer tot zich trekt, door de sterke
bekoring, die cr van dit beeld van rustige kracht
uitgaat.
Als gij eventueel niet mocht weten, wat die steen*
klomp is, dan zal men u aan boord wel inlichten,
want ieder die Zeeland maar een weinig kent, zal
het ii dadelijk zeggen. „Dit is de St. Lieven Monster
van Zierikzec". Ongetwijfeld zal de vreemdeling zich'
dan herinneren, dat hij den onafgnwerkten toren zag
op 'n ets, althans zeker in een illustratie of op een
prentbriefkaart, want do St. Lieven Monster is, even
als de eveneens onafgewerkte „Oldcnhovo" van Leeuw
arden, en do „Dromedaris" van Kokhuizen en «Ion
„Dom" van Veere, door geheel Nederland bekend.
Alvorens tot de geschiedenis van dezen toren t«
komen, eerst iets uit de historie van Zierikzee zelve.
Deze oude, kleine, welhaast vergeten stad, eens do
glorie van Zeeland, heeft ecu rijke geschiedenis.
Daarom is het een onmogelijke taak in een kort
hrstck Zierikzec tc beschrijven. Op volledigheid wil
dii artikel in geen enkel opzicht bogen.
Dat liet eon rijke historie heeft, iilijkt wel uit het
feil, «lat aan de Academie te Leiden Dr. J. Pot pro*
moveerde op het proefschrift „Het beleg van Zierik*
zee". En dit is nog maar een enkel fragment.
Volgens «Ie kronijkschrijvpr Amamlus Zirizeus,
wiens „Waercld-Chronyck" i> 1031 tc Leuven ver
scheen, is do stichter der stad onbekend. Ik vind
echter ook vermeld, dat in Si!) do stad gesticht zou
zijn door een zekeren lieer, van onbekend land cu
geslacht, „Zieric" gehei'ten.
Hieromtrent zijn echter zeer tegenstrijdige moonin*
gen; sommigen beweren dat dezo naam in verband
staat met de bisschoppen o.Thaonis van Zirce (1288)
en Fredcrikus van Zirce (1317).
Hoe dan ook, dit staat vast, «lat Zierikzee onder
Zieric een stad begon tc worden cn dut de vcrauno-
ling gehuchten en huizon in 849 mot oen muur cu
vosten is versterkt geworden.
Het oudste charter, waarin dc naam Zierikzec voor
komt is uit hot jaar 1220 cn wordt geschreven „Sy-
ricoeporcli". Do in Zeeland zoo gevreesde Noorman
nen hielden ook in Zierikzec hun strooptochten.
Langzaam maar zeker begon Zierikzec tot bloei te
kemou. Omtrent het jaar 1124 begon men in dezo
plaats de zoutnoring uit te oefenen, waarhij het zout
uit «Ie nscli der darink gebrand zijnde, in de koeten,
die daarvoor gemaakt werden, bereid werd.
In de clfdo eeuw, werd Zierikzec oen grafelijk kas
teel rijk, dat den naam 's Gravenhof verkreeg en dat
tot hot begin der 17c eeuw bestond. Dit kasteel was
gelegen in het tegenwoordige centrum der slad, waar
nu dc St. Lieven Monstertoren zich verheft.
Het jaar 1151 was ccn hoogst belangrijk jaar voor
dc stad. Een schoone capclle verrees tusschon do
huizen, die toegewijd werd aan den Heiligen Levinus
gestorven in 657 schutspatroon van de stad.
Wederom ging Zierikzec oen flinke schrede vooruit,
toe li in 1210 de stad de stedorochton en verschillend©
keuren ontving. Zij werd in dien tijd reeds buschouwd
als de voornaamste sterkte van Zeeland.
Zierikzee deelde dan ook niet weinig in dc gunst
der graven van Zeeland.
Graaf Willem I vond er hl 1203 bescherming, toen
zijn vijanden hem belaagd hadden cn was daar zeer
dankbaar voor.
Met graaf Floris V konden zij liet minder goed
vinden. Deze was gegriefd,- dat do poorters van Zie
rikzee in 1280 tegen Middelburg waren opgetrokken,
en legde de slad een zware boute op, oui hen alzoo
eens flink tc straffen.
In don loop dor lie eeuw nam do belangrijkheid
van Schouwen's hoofdstad zeer toe. Zij wits dan ook
zeer gunstig gelegen, waarom de Vlamingen, dio dit
goed inzagen, haar in 1303 in bezit trachtten to
Uit Zierikzee's Historieblaan.
EEN ROODDAKIGE SPROOKJESSTAD.
Door A. M. W e s s e 1 s.
I.
Stadje met je lage huisjes,
kleurig, klein cn artistiek,
mot je mooie, wijde haven,
met je stadjes romantiek.
Waar dc kerk met zware zuilen
machtig op je nedcrzict,
waar de lieve Monstertoren
zwijgend spreekt van groot
verdriet.
't Is een wereld op zich zelve
Zoo tong een Zccuwsch dichter en wij kunnen niet
anders dan hiermede ten volle instemmen, 't Is ccn
stadje, zoo rijk aan historie, dat wij niet twijfelen of
wij doen onze lezers oen genoegen, iets uit zijn his
torie mede to declen.
Reeds dc tocht er been is een verrukking en niet
de Rotterdamsche boot meereizend over de breede
Oostersehelde, ziet men Zierikzee zich afteekencn
tegen de lucht. Op de schokloos voortschuivende l»oot
voelt men die rustige stemming over zich komen,
passend bij de geheimzinnige sfeer van het afgelegen
oilandstadje. Op dc hoogte van den Moerdijk, wan
neer men onverwachts in het breede water komt, be
gint men al roods onder den invloed van liet bekoor
lijke Zecuwsche land en riviergezicht tc komen en
geraakt men in de sfeer welke gewenscht is om van
Schouwen's hoofdstad ten volle te genieten.
Dc overgang uit de Dordtschc Kil in het llollandsch
Diep is overweldigend. Hoe verandert danr-plotseling
het land on riviergezicht. Hier komt men te
midden van ccn watervlak, zoo breed, zoo weiilsch
cn grootseh, dat dc oever bijna aan het gezicht ont
trokken is.
Het is wonderbaarlijk en dan zal men zeker ge
heimzinnige bekoring van het Zecuwsche landschap
inct recht over zich voelen komen.
Maar niet alleen voor lien die uit Rotterdam komen
(Zie i
f®la bladzfjde 14).