VircmW).
OPRUIMING
OPRUIMING
VOOR VE VROUW, No. 3
in alle afdeel ingen
radicaal
verlaagde prijzen
Visschersdijk - Rotterdam - Passage Noordblaak
in alle afdcclingen
radicaal
'aagde prijzen
MIMIUIlNfflillllMkliiü:!
Visschersdijk - Kotterdani - Passage NoordMaak
iiiiiiiiiiniiiiniHinniiïïnnniiuiiiiiiiiniiiRiiiitniiiinuiiiiiiiTiiitiiimiiiniiiHiinipjniinniinfïïiiniiniiuiDiRniiiiiiiicirdiiiriiiüiiiiuimiiHiiniiimiHiuiiuiiiHnuiiiiiiuiiiminiiiRiai
HOE HET SOMS KAN
In het maa-miblad van de huisvr. vereen,
voud ik van Mevr. van GoghKaulbach, het
volgende aardige „lesje in Paedagogie".
Lientje, het kwieke, glundere en vooral
„Nette" hitje, had gesnoept
Niet eens, maar tot driemaal toe, vlak
achter elkaar, was het kwaad ontdekt, dat
het tevoren nimmer onontdekt was bedreven,
kan in 't licht der feiten betwijfeld worden.
De eerste ontdekking gold 't fleschje room,
dat 't jonge mevrouwtje op voorschri/t van
den arts met hautain voorbij zien van wal
de lijn eischte, dagelijks moest gebruiken.
Nadat de helft van 't fleschje in de recht
matige maag beland was, werd de tweede
helft tot nader order opgeborgen in de keu
kenkast. Toen de nadere order kwam. was
't fleschje leeg.
Lientje, ondervraagd, loochende iets tot
deze verrassing te hebben bijgedragen; bla-
gee rend trachtte zij de schuld op de poes te
schuiven.
Den volgenden dag speelde zich hetzelfde
af en daar poes ditmaal zorgvuldig buiten
de keuken was gehouden, moest Lientje niet
alleen snoepen, maar ook liegen.
Twee dagen later had Lientje een aanval
gewaagd op de bonbonnière met borstplaat
jes; mevrouw had ze voor alle zekerheid ge
teld en was dus zeker van haar zaak, maar
op nieuwe ondervraging volgde geen beken
tenis. Lientje bloosde, frommelde aan haar
kinderlijk schort, maar bleef neen schudden
op alle vragen, die „ja" als antwoord ver
langden.
't Jonge mevrouwtje was er ontdaan van,
Ze hield van Lientje en gaf haar van alles
mee, wat „binnen" werd gebruikt. En dat
't kind zoo liegen kon, zoo strak volhouden,
dat zij 't niet gedaan had, hinderde haar nog
veel meer dan 't snoepen. Mevrouwtje wond
zich op, raakte in tranen en was bereid
Lientje voor goed weg te sturen.
De lakonieke opmerking van een oudere
vriendin, dat hitjes altijd snoepten, hetgeen
eigenlijk niet te verwonderen was van kin
deren die thuis weinig lekkers kregen, maak
te een indvuk. Lientje kwam uit een ge
goed arbeidersgezin en dan vooral die leu
gens! dat was niet te verkroppen! Lientje
moest w;eg! al was 't heel jammer,- want
eigenlijk was 't een lief kind.
Toen kreeg de jonge echtgenoot, die pae-
dagogischc talenten had, een schitterenden
inval. Met een zakje in de hand kwam Jiij
in de keuken, riep er Lientjes aandacht.
„Lientje, luister eens!"
't Meisje, half kind nog, wendde zich
schichtig om van den aanrecht, waar zij "met
ra zenden ijver zilver stond te poetsen.
„.Ta mijnheef!"
„Zie je, wat ik hier in mijn hand heb?
,,'n Zakje mijnheer."
„Juist, en weet je wat er in dat zakje
„Nee mijnheer!"
Lientjes oogen gaan wijd open; de handen
frommelen onrustig aan haar schort.
„Borstplaatjes!" zegt mijnheer met na
druk. Lientje wordt rood, haar oogen gaan
schuil achter de leden.
..Kom maar kijken."
Lientje durft niet weigeren; zo begrijpt niet
waar mijnheer heen wil, waagt een schu
wen blik in 't zakje.
„Zie je, borstplaatjes, voor jou, mevrouw
en ik weten nu, dat je erg veel van borst
plaatjes houdt
Hij zwijgt even; Lientjes lippen trillen
verraderlijk. „Dat is ook best te begrij-pen,
wij houden er ook van. Nu heb jij hier een
eigen zakje borstplaat, zet dat hier in de
kast en iederen keer als je trek krijgt, zóó
erg. dat je 't niet meer kunt houden, mag je
er eentje opeten. Maar dan moet je onze
borstplaatjes met rust laten; als wij er zelf
van eten krijg je er ook één, dat weet je
ook wel. Hier, pak aan, *t zakje."
Lientje is in tranen.
„Je had immers de borstplaatjes binnen
voggonoinen?" vraagt de jonge man op den-
zelfden kalm-vriendelijken toon, waarop hij
voortdurend heeft gesproken en Lientje be
kent snikkend: ,..Ta mijnheer! en de room
ook. maar ik zal het niet weer doen."
„Dat geloof ik best," betuigt mijnheer on
vervaard, „en zet nu 't zakje in je kast."
Lientje, beteuterd, doet wat hij zegt
Vooreerst snoept zij niet meer. En later
zal do herinnering aan 't zakje borstplaat
haar waarschuwen.
Mevrouwtje is dankbaar, dat zij T glundere
aardige lientje niet hoeft te missen.
Dit verhaaltje deed mij denken aan een
ander jong mevrouwtje uit mijn kennissen
kring. Zij ook had een zeer jong hitje, aar
dig, kwiek, gewillig netjes enz. maar
dat had gesnoept. En niet het snoepen was
het ergste geweest, vond Mevrouw, maar:
het pertinent blijven ontkennen.
Een voorbeeld: Mevrouw was 's middags
;en een hall uurtje weg geweest en had
op de tafel een doos bonbons laten staan
(onvoorzichtig vond ik dat) en toen zij
later thuis kwam, was er een bonbon uit, en
nota bene lag het staniool ervan nog ver
frommeld naast de doos op tafel, en toch...
Dientje die toch maar heel alleen was thuis
geweest, blééf ontkennen. En of Mevrouw al
op haar gevoel trachtte te werken door
haar er aan te herinneren dat ze toch van
te voren, net zoo goed als de anderen, een
bonbon had mogen nemen, het kind was
er niet toe te brengen geweest, de waarheid
te zeggen en dat, terwijl het papiertje als
bewijs van haar schuld nog op tafel lag.
Nogal onuoozel, dat papiertje merkte
ik op, je zou dan toch zoo zeggen: geraf
fineerd was 't kind dus nog niet Misschien
waagde je ook wat te veel, door zoo dadelijk
in het begin het kind alleen te laten met de
bonbondoos op tafel. Wie weet, hoe vaak
ze er langs geloopen is, en zich verbeet om er
af te blijven.
Och, die bonbon vind ik ook het ergste
niet, maar dat liegen! Dat was gisteren,
en nu vandaag liet zij de worteltjes aan
branden, terwijl ik boven was en zij even
op bet eten zou letten. Nu, ik rook hot direct,
het leek me ook, of er minder in de pan was,
maar Dientje hield stijf vol, dat er heele-
maal niets was aangebrand. Maar ik wou
en zou er het mijne van hebben, en wat denk
je nu, dat ik later, toen ik eens rondsnuf
felde, heb gevonden? in de vuilnisbak had
zij, 'n boo'.ji' onder het andere, de verbrande
worteltjes gedeponeerd, voorzichtig in
krant gepakt.
Dat hielp je een heel eind,.dunkt me
het kind, dat thuis» misschien gewend
met een moeder, die maar alles vertrou
en niets naging je zei immers zelf dat de
moeder haar zoo vreose'lijk ophemelde
een maal beseft, dat je alles merkt, en overal
achter komt, zal ze dat tegenspreken
licht nog eenmaal afleeren, want het is toch
ook nog maar oen kind, ze moet nog veel
loeren en feitelijk nog voor de helft opge
voed worden.
Ik denk er niet over, zoo'n bedriegster die
ik nooit zou kunnen vertrouwen, wil ik niet
in m'n huis houden. Trouwens, haar man
had reeds denzelfden middag een briefje ge
schreven aan den vader van liet meisje, om
dezen te melden dat zij zijn dochter niet kon
den houden, en hemzelf wel de reden zou
den meedeelen als hij die wilde weten, Nogal
kras dus! Nu een paar uur later was de
man van zijn werk in haast aangekomen,
had, toen hij de toedracht der zaak hoorde
even een zucht van verlichting geslaakt
ik kon het me voorstellen en gezegd: nu
eerlijk gezegd valt het me nog een beetje
mee, al vind ik het natuurlijk erg jammer,
dat u zoo gauw besloten is en bij dat besluit
blijven wilt, maar toen ik vandaag uw brief
je kreeg, had ik heusch even gedacht dat er
iets ergs zou zijn gebeurd.
Het jonge en nog onervaren echtpaar had
de zaak erg genoeg gevonden. En toen ik
vroeg, heb je er geen oogenblik aan gedacht
wat voor schrik je de menschen op 't lijf
jagen ging met zoo'n briefje? antwoordde
Bewaar mijn ziel! Ik kan haar niet
bewaren,
al- zij terug woer wil op de oude paan;
uw liefde en heiligheid in 't aanzicht slaan
en roekeloos zich boozen schat vergaren.
Geen groote zonde brengt haar In gevaren,
Maar zij is zwak, zij kan alleen niet gaan,
op moeilijk' alledaagsche levensbaan.
Bewaar mijn ziel, ik kan haar niet
bewaren!
NELLIE VAN KOL.
CORRESPONDENTIE
Door een abuis komen er deze week geen
handwerken. Verleden week waren er echter
zooveeldat wc daar nog wel een keer op
teren kunnen.
ALGEMEENE
Het gaat in bet leven en in het werk toch
altiju eb en vloed, ook in een vrouwenru
briek: één week naar aanleiding van een
klein overgenomen stukje (dus niet eens van
mezelf, wat er ook duidelijk bij stond) een
serie brieven van beleedigde lezeressen,
waarbij je jezelf afvraagt „kunnen die men
schen dan nooit eens iets waar zij liet per
soonlijk niet mee eens zijn met kalmte en
dat vooral: rechtvaardigheid, lezen?" en
dan één week later juist van anderen een
heeje reeks hartelijke en tevreden uitingen,
d'e je weer gansch en al met je werk ver
De ééne zoomin als de andere soort brieven
willen we negecren, en ik was dan ook be
gonnen in dc volgorde van de ontvangen
brieven, eerst- de onaangename. Maar daar
ik niet weet, of dit babbeltje niet nèt om
streeks dc feestdagen in ons Tïlad komt, zullen
we die eerste er maar even uitlichten en tot
een volgende keer laten overstaan (die
schrijfsters vragen we dus nog even geduld
te willen hebben, want wat nu eerst volgt
stond ook al een poosje te wachten).
Aan Mw. T. H. Nee te ongeduldig vind ik
U niet, maar ik wist niet dat u er haast
mee bad. Als u het groote spreipatroon in
kruissteek wilt werken kunt u dat naar
verkiezing doen op aïda-stof of ander hand-
workgaas en gerust in één kleur. Haakwerk
neemt men toch óók in één kleur. Welke?
dat kan ik zoo moeilijk zeggen, dat hangt
van uw kamer, uw gordijnen enz. af. Men
neemt tegenwoordig spreien in alle moge
lijke kleuren, bijv. zalmrose ziet men vóel.
Tüsschenzetstel haken voor lakens en sloo-
pen-, ja dat vind ik ouderwetsch als u het
vraagt, maar bovendien oi\praktisch ook en
onaangenaam in het gebruik. Borduur er
monogrammen op als u wat anders wil. Wat
het uitzet betreft: tegenwoordig maakt of
neemt men niet zooveel lijfgoed meer als
vroeger.
Aan Mw. W. v. H. Dank voor uwe inlich-1
ting, die ik gelijk heb doorgezonden. Uw
brief was me niet alleen om den prettigen
inhoud een verrassing maar ook om de on-
dertcekenlng, hoewel we elkaar eigenlijk
nooit persoonlijk gekend hebben. Maar ik
zie u nog als jong meiske loopon door de
straten van de oude stad in den tijd dat ik
zelf ook nog schoolllep en nü wij allen
zoo ver daar vandaan. Een prettige bemoe
diging was uw schrijven. In een tijd en in
ren w'crk, waarin zooveel is dat naar bene
den haalt, dat de moed en de werklust be
nemen kan, en zooveel stille ondergraving,
dan géven brieven als dc uwe weer nieuwe
vergezichten op den weg, die aandrijven tot
voortgaan.
Nu U ook schrijft dat, al weer een tijd
geleden, onze rubriek in een lange ziekte U
vaak zoo'n verkwikking was, moet ik u ook
eens wat bekennen. Veto jaren terug in dien
ouden tijd in de oude stad, heeft mij ln een
preek van Uw vader eens een enkele ge
dachte getroffen, die mij sedert steeds is bij
gebleven. Ik heb ook reeds weer jaren ge
leden, daar eens over geschreven (in een
ander blad). Dat stukje zal ik 'k heb het
wat vol handig nu, maar misschien vind ik
het wel gauw eens voor u opzoeken en
liet U dan zenden. Wat zal het U goed doen!
Wat kón Uw vader sterk persoonlijk en vaak
treffend spreken, en wat zocht hij in zijn
woord toch altijd alleen Gods ecrl In deze
dagen en dat is de reden, waarom ik U
dit niet particulier, maar in deze rubriek
schrijf kan ik me vaak ergeren aan de
meiuchverheerlijking waarvan men in som
mige. Christelijke groepen gewoonte maakt,
graf redenen zonder einde, artikelen, soms
heelc boeken over laatste (lagen, soms dadr-
over nog afzonderlijke lezingen, enz. enz.
Het lijkt soms haast of men bang is, dat
door het werk van den gestorvene Gods
Naam boven den menschelijken zou worden
geprezen en de laatsto kon worden vergeten.
Vooral wanneer het naaste familieleden zijn
die zulks bewerken kan men soms, bij zoo
veel smakeloosheid de gedachte niet kwijt,
dat het om eigen eer gaat.
Bij zulke dineen denk ik vaak aan men
schen als uw vader ook mijn eigen vader
was zoo die zoo heel eenvoudig hun werk
deden en in dat werk God groot maakten,
niet zlchzclven.
Misschien zal Ik het bewuste stukje hier
eens opnemen. Het is al zoo lang gelcdt
verschenen en in een blad met een klein
lezerstalen als ik dan nu bedenk, hoe
er -verscheidénen me later schreven dat het
eenvoudig woord van dien prediker ook htm
tot zégen werddan kan het haast niet
anders of ook in onze vrouwenrubriek zal
het sommigen licht geven.
Zoo kan het woord van een eenvoudig pre
dikant, door e>eu kind ik was niet veel
meer dan een kind toen opgevangen, nog
heel lang een lichtend spoor nalaten.
Ên U en ik alleen zullen weten, wie die
prediker was.
NATIONALE GERECHTEN
Recepten van fdartine Wittop Koning.
Zooala Iéder land 7-tJn eigen taal bezit en ziln
gen geschiedenis, zoo heeft ook cllt volk ztjn
plseho gewoonten en gebruiken ln het dage-
ksche leven.
Voor een groot deel geven do ligging van
i do wee rages teldho ld
r de tradltloneolo ge-
het land het klim
ze hadden we 't dan aan haar over kun
nen laten, om het te vertellen? zoo'n leu
genaarster, ze had er van kunnen maken
wat ze wilde.
(Wordt vervólgd.)
iroducten, do mogelUkheld
tans op overvloedige vlecht
re Hike piinten den doorslag hebb<
"agelllks B'
la Maggl's
arden gebruikt, do
l'i KG. appelen (liefst
iua/spvK; 16 Gr, tl'a
Hccte bliksem
K-LC CU 1IU.I Zure)
ivG. aaruupptlen
n gaveerPD!416
ï.i de ap;
fclepels Maggi's
gedolto va
Kookte boo
aardappelï
tromaCblj?'r
zijn dezo slechts
>cn gegeven b(J llol moderne procédé, waan
levensmiddelen na gi plukt to ziln. aan ecu
IN GODS NABIJHEID. een collega, die pas kort in ecu haar vreotn
I de plaats was, waar zij zich zéér verlaten
Dien middag ben ik eens in mijn centje voelde en waar haar vele moeilijk lieden
naar het bosch gestapt. overkwamen, „dat je in zoo'n eenzame '.van
Vreemd, hoe onnoodig een menseh toch i del ng in de stille natuur, zoo'n kracht op-
soms zichzelf de dingen ontzeggen kan. Al i doet, je zoo in Gods nabijheid gevp.-It?" I
maanden woonde ik er vlak bij, en ééns, I „iu Gods nabijheid", ja dat ;s het juist
heel in het - begin, hadden ze me op een uitgedrukt. Alle menschen, alle ".dingen, rllc
avond meegenomen en „het bosch laten zorgen en verlangens «iie je op andere tij-
zien'. I den soms zoo ver van Hem aftrekken kun-
Natuurlijk vond ik het verrukkelijk en nen, zijn dan weggevallen, en kunnen niet
prachtig, ik nam me voor, heel gauw weer meer hinderen. Alle werk. alle stieven lijkt
eens alleen te gaan, en toen, maanden la- nutteloos'en krachteloos bij déze sterke ze
kerheid:
God zélf wérkt het! Hij heeft mijn leven
in Zijn Hand.
Ik stond dien avond bij een kiene
plas, in een smal, dicht-beschadmvd paad
je, „grot" noemen ze bet, omdat de lage
boompjes aan weerszijden, zich van boven
over het "weggetje heen, naar elkaar toe-
welven, zoodat de zon er bijna niet door
dringen ken. Het pad liep wat af naar het
midden, om daarna weer te stijgen en in
•ater van de laatste
regendagen blijven staan, zwart en vies,
tóch een glanzend, sp'ogelend oppervlak
en honderden, fk denk duizenden kleine
schrijvertjes, die daar krioeldqn over dien
plas.
Lang heb ik stil gestaan en gekeken naar
het woelige, drukke, gewichtige gedoe.
Zóó waren wij, menschen, in ons „gewo
ne doen", zoo'n niet'ge bombarie hadden
wij bij zooveel werk, zooveel gejacht, dat
in den grond toch niets beteekende, dat
maar bestond in een heen en weer gedraaf,
een heen en weer gezwerm, visa versa, al
tijd in denzelfden kring.
Deze schrijvertjes, van waar kwamen
ze? Zoo gauw en zoo veel? Waar hadden
ze greet en, een week, een paar dagen te
rug, toen deze plas er nog niet was? Wéér
zouden ze zijn na één of twéé van deze
zachte dagen, als de grond zéker droog
wezen zou?
God alleen, die het weet.. Die kent het
die kleinen, zoowel als
ter-
Ja, als je er mot de fiets in mocht, dan
hadden ze me er wel eer gezien. Fietsen,
al heb je er evengoed don tijd voor noodig,
geeft meer zoo'n idee van vlugheid en haast.
Doch zoo maar eens pp je boenen, heel al
leen een paar uur doelloos gaan dwalen in
een bosch, heelemaal net of je geen werk
meer in de wereld hebt enfin, dien mid
dag heb ik het gedaan.
Het was een echte werkmiddag. Vier uur
aan een stuk was ik bezig geweest, het ging I die zinking
prachtig. Haast vond ik het jammer ermee
op te houden, en meende heusch, die werk
bui maar eens geheel waar te moeten ne
men, cn mijn wandolplan wéér op te geven.
Maar toen opeens bemerkte ik, dat het niet
meer ging. Was het de teleurstelling om
wat ik mezelf als belooning voor mijn werk
gesteld had, en nu niet doen zou, of kon ik
werkelijk moe zijn geweest? Ik weet het
niet, maar ik weet dit wel: ik had nog een
massa werk te doen, en toch wou het niet
meer lukken, en ben ik toen op stap ge
gaan. Het ging al tegen zessen, en heel den
mooien middag, zoo zeldzaam in dien re-
gen-Septembcr, had de zon al lokkend en
dringend langs mijn ramen geschitterd en
in blijde straling hadden de roode en gele
dalia's in het voortuintje bun sterren op
geheven naar het gouden licht.
Want het was éón van die prachtige da
gen, zooals we in die maand maar weinig
hebben, maar die dan ook zoo dubbel ge
noten worden.
mend, opeens me hoorde toeroepen: ------
„Zooals gij zijt, zoo heeft God er maar i in Wlcn zooveel meer is dan in ons allen
éénl"' tezamen. Hij kent en begrijpt Niet voor een
Nog voel ik den sidderenden schrik, die j deel, maar volledig, in het verleden en in
me doorvoer, de sterke suggestie van oogen i de toekomst, voor nu cn voor alle tijden,
cn gelaat van den prediker, in dat oogen- Hij is de opheffing, de oplossing van alle
'"'ik. 1 eenzaamheid, jn Ilem is alle troost en alle
„Zoo hééft God er maar één", hoe innig begrijpen. II ij heeft u als éénling ges.cha-
klonk het Hoe geheel anders dan wanneer pevii op(jat ge in Hém alleen, uw toevlucht
hij bijv. gezegd had: Zoo bestadt er maar. vinden 7,oucit. Hij ként u. Juist in uw
eeJV 4 I o i ge n-aardigheid, in dut, wat u onder
hen paar maal werd het nog herhaald, srheidt van alle anderen, omdat gij het al-
lkena een andere hoorder aangewezen,h en fbt daarom gMn mcnscl, val,
aar dat ontnam niet mij persoonlijk den VFrstaJ„ kan, dat uwe eenzaamheid uit-
irake meer"* BK" i maakt. Hij ziet het Hierin ligt het geheim.
En nu nog, al weet ik natuurlijk niet de ,r00sl der godsgemeenschap.
Ik denk er wel nu aan, hoeveel klach
ten over eenzaamheid wo soms ontvanger
ook van lezeressen van ons blad. Ik zou
willen, dat zo de preek van dezen dominn
gehoord hadden. Ik zou willen, dat ze hen:
n hoorden en verstonden, en altijd
Hoe vaak heb ik zelf ook later in mijn
leven, die stem gehoord: „Zooals gij
zijt, zoo beeft God er maar een
Hij heeft u als eenling gesch a.p.en
opdat ge tot Hem uw toevlucht
nemen zoud t". En daarom, al mogen we
niet niet opzet onze eenzaamheid vergröo-
ten, door alles wat in ons is, bijzonder en
eigenaardig te vinden en onbegrepen te
denken, met datgene, wat geen sterve
ling in ons verstaat, wat de mensck juist
miskent, of wat hij, verblind door schijn,
prijst, terwijl het slechts zondige hartstocht
of ijverzucht is, met die dingen gaan we tot
God.
En worden verstaan!
Altijd!
noten worden. i cr,-ontpn
En daar liep ik heel stil, in het stil.e gr£?J®n' - -
verlaten bosch en droomde, alsof er geen Zjn wg dan groot, ja
drukpers en geen zorgen meel' in de ivcrele j Ik heb dien ni. ddag op de v.
waren tI°or moeien denken aan een pi
Ze waren er dan ook niet meer, in deze eens als kind gehoord heb. Of eigenlijk
oogenbliklien was dnt alles weg cn vergeter, hoorde ik van do preek zoowat niets AI»
Wat 's hot toch een gansch andere wereld klem mcisio bob ik lang dat droomende el
waarin je je hegeett, als je zoo overgegeven- onoplettende gehad.
eenzaam, loopt'te dwalen tusschen de hoo- Maar het was een prediker die de gav
ge dennèstammen; je heele persoon en be- had, onder honderd gewone zinnen, zoo af
staan als 't ware voelt opgenomen door de en toe iets persoonlijks, tets pakkend» te
ome-vin- je stappengeluid zelts gevangen zeggen, dat de menschen raakte in de ziel,
door het zachte. veerende mostapiit. ze als het ware op een forsche manier wak-
Wat een sterkende, wonderdoende kracht kar schudde,
ligt er in zoo'n stil verblijf in de stille na- En nooit p mijn leven zal ik vergeten.
hoe ik op zoon oogenblik, dat ik ook, to-
jÈïeb jij dat ook zoo", schreef me eens taal afgeleid, en mijn eigen droomen droo-
meer letterlijk de toen volgende woorden
eer te geven, herinner ik me duidelijk
•n zin der verklaring, die volgde.
Géén twee menschen gelijk. Al zou het
kunnen bestaan, dat twee menschen mei
denzelfden aanleg geboren waren, dan nog
zou het verschillend millieu waarin zij op
groeien, een verschil in karakter doen ont
staan of al waren twee karakters ge
heel gelijk, dan nog zou de één, die een an
dere geschiedenis, andere ervaringen had
gehad, ook andere inzichten en opvattingen
hebben; of al waren twee karakters gelijk,
èn hun milieu èn opvoeding èn hun erva
ring, dan zou, omdat één niet kan staan
op de plaats waar een ander is, cn omdat
de één zich niet in liefde geven kan aan
hetzelfde menschenkind als een anrlér. toch
nog verschil in bestaan, en daardoor ver
schil van ambitie's een gevolg worden.
Denk eens aan de oneindig vele geheimen
en roerselen van een menschen hart, en
vraag u dan af of ge éón oogenblik go-
looven kunt, dat er twee precies ééndere
menschen zouden kunnen bestaan.
Immers neen.
En ddardoor komt het, dat nooit een
mensch den ander volkomen begrijpen
kan.
Omdat er nooit iemand bestaan zal, ge
heel gelijk aan u, daarom zult ge nooit
iemand vindón die u geheel en absoluut
begrijpen kan. Hoogstens wordt ge wat be
naderd. door den één verder dan door den
ander.
Hierin ligt de o e n z a n m h e i d van den
mensch onder de menschen. Nooit begre
pen. uooit gekend door één medeschepsel
nóóit algeheele aansluiting, omdat éi* geen
al goh eel e gelijkheid bestaat.
En dan gaan wij menschen. toch naar el
kander, en zoeken troost, en vragen mede
lijden en eischen begrijpen eiV~ Altijd,
altijd w|pri komen we tenslotte teleurge
steld uitT zoolang we niet eindelijk terecht
komen bij God.
Tk heb een goed uur gehad in dat bosch,
ook door die oude herinnering, alles werd
anders, alles zag er blijer uit. De lasten en
moeiten en zorgen bleven nog wel, maar
niet meer als vóór me opgestapeld, uitzicht
cn doortocht belemmerend, want ik voelde
mij weer kracht gegeven ze op te nemen, en
zag den weg weer open. En toen ik ten
slotte, met langzame pns terug ging wande
len, nog telkens omziende naar den avond-
zonnebrand tusschen de nu donkere den-
ïiestammen, toen heb ik de begeerte in me
voelen branden, iets van dezen stillen
troost, dit hoog geluk te kunnen geven aan
u allen, die daar moeilijk door het leven
gaat.
Belijd uwe eenzaamheid aan Hem, want
Hijzelf fcn Hij alléén, kan het kruis dat ge
Hem nadraagt, u lichter maken.
Zeer fijn porselein
ls. kan men ln plaats
it voldeivaardo Jn het
het waterdicht makca van das
gabardine. j
Hierbij ontstaan wel eens witte vlekken. v(»rartfft men
[Deze verdwijnen echter meestal wanneer aardappeischm
men liet kleedingstuk goed uitspoelt in schillen to nen-
flink warm water. Beter is natuurlijk ze
i te voorkomen door een juiste behandeling. I
Deze is als volgt: maak de stof of do waarop men zv
mantel eerst goed nat, wasch daarna in ^aBchwater pe
warm zeepsop, goed knijpen zoodat alles
van het sop doortrokken is (is het erg vuil j
dan eerst nog een tweede schoon sop). Dan J
gaat het in een aluin-oplossing (een ons £cnt onmmten ooop u-m i
aluin per halve emmer lauw water) en alvorens hot in'fla jam to
j wordt ook daarin goed geknepen en ge- ren kopje met melk ne jam Kiüdt dr
'wreven, zoodat het geheel doortrokken is keiijic van den lepel af en ïeytt niet
van de aluin-oplossing. Tenslotte spoelt men
het een- of tweemaal na in warm water,
;zoodat er geen zeep meer in is. De water- wilt bo uw aspidistra gond verzorf
'dichtheid verdwijnt niet door dit naspoelen daf zoodat *^0°
Als het mogelijk is, doe men dit naspoelenroost aan de aarde afgeeft, wat do
I in regenwater. I ten goede komt.
of cake