VircmW). OPRUIMING OPRUIMING VOOR VE VROUW, No. 3 in alle afdeel ingen radicaal verlaagde prijzen Visschersdijk - Rotterdam - Passage Noordblaak in alle afdcclingen radicaal 'aagde prijzen MIMIUIlNfflillllMkliiü:! Visschersdijk - Kotterdani - Passage NoordMaak iiiiiiiiiiniiiiniHinniiïïnnniiuiiiiiiiiniiiRiiiitniiiinuiiiiiiiTiiitiiimiiiniiiHiinipjniinniinfïïiiniiniiuiDiRniiiiiiiicirdiiiriiiüiiiiuimiiHiiniiimiHiuiiuiiiHnuiiiiiiuiiiminiiiRiai HOE HET SOMS KAN In het maa-miblad van de huisvr. vereen, voud ik van Mevr. van GoghKaulbach, het volgende aardige „lesje in Paedagogie". Lientje, het kwieke, glundere en vooral „Nette" hitje, had gesnoept Niet eens, maar tot driemaal toe, vlak achter elkaar, was het kwaad ontdekt, dat het tevoren nimmer onontdekt was bedreven, kan in 't licht der feiten betwijfeld worden. De eerste ontdekking gold 't fleschje room, dat 't jonge mevrouwtje op voorschri/t van den arts met hautain voorbij zien van wal de lijn eischte, dagelijks moest gebruiken. Nadat de helft van 't fleschje in de recht matige maag beland was, werd de tweede helft tot nader order opgeborgen in de keu kenkast. Toen de nadere order kwam. was 't fleschje leeg. Lientje, ondervraagd, loochende iets tot deze verrassing te hebben bijgedragen; bla- gee rend trachtte zij de schuld op de poes te schuiven. Den volgenden dag speelde zich hetzelfde af en daar poes ditmaal zorgvuldig buiten de keuken was gehouden, moest Lientje niet alleen snoepen, maar ook liegen. Twee dagen later had Lientje een aanval gewaagd op de bonbonnière met borstplaat jes; mevrouw had ze voor alle zekerheid ge teld en was dus zeker van haar zaak, maar op nieuwe ondervraging volgde geen beken tenis. Lientje bloosde, frommelde aan haar kinderlijk schort, maar bleef neen schudden op alle vragen, die „ja" als antwoord ver langden. 't Jonge mevrouwtje was er ontdaan van, Ze hield van Lientje en gaf haar van alles mee, wat „binnen" werd gebruikt. En dat 't kind zoo liegen kon, zoo strak volhouden, dat zij 't niet gedaan had, hinderde haar nog veel meer dan 't snoepen. Mevrouwtje wond zich op, raakte in tranen en was bereid Lientje voor goed weg te sturen. De lakonieke opmerking van een oudere vriendin, dat hitjes altijd snoepten, hetgeen eigenlijk niet te verwonderen was van kin deren die thuis weinig lekkers kregen, maak te een indvuk. Lientje kwam uit een ge goed arbeidersgezin en dan vooral die leu gens! dat was niet te verkroppen! Lientje moest w;eg! al was 't heel jammer,- want eigenlijk was 't een lief kind. Toen kreeg de jonge echtgenoot, die pae- dagogischc talenten had, een schitterenden inval. Met een zakje in de hand kwam Jiij in de keuken, riep er Lientjes aandacht. „Lientje, luister eens!" 't Meisje, half kind nog, wendde zich schichtig om van den aanrecht, waar zij "met ra zenden ijver zilver stond te poetsen. „.Ta mijnheef!" „Zie je, wat ik hier in mijn hand heb? ,,'n Zakje mijnheer." „Juist, en weet je wat er in dat zakje „Nee mijnheer!" Lientjes oogen gaan wijd open; de handen frommelen onrustig aan haar schort. „Borstplaatjes!" zegt mijnheer met na druk. Lientje wordt rood, haar oogen gaan schuil achter de leden. ..Kom maar kijken." Lientje durft niet weigeren; zo begrijpt niet waar mijnheer heen wil, waagt een schu wen blik in 't zakje. „Zie je, borstplaatjes, voor jou, mevrouw en ik weten nu, dat je erg veel van borst plaatjes houdt Hij zwijgt even; Lientjes lippen trillen verraderlijk. „Dat is ook best te begrij-pen, wij houden er ook van. Nu heb jij hier een eigen zakje borstplaat, zet dat hier in de kast en iederen keer als je trek krijgt, zóó erg. dat je 't niet meer kunt houden, mag je er eentje opeten. Maar dan moet je onze borstplaatjes met rust laten; als wij er zelf van eten krijg je er ook één, dat weet je ook wel. Hier, pak aan, *t zakje." Lientje is in tranen. „Je had immers de borstplaatjes binnen voggonoinen?" vraagt de jonge man op den- zelfden kalm-vriendelijken toon, waarop hij voortdurend heeft gesproken en Lientje be kent snikkend: ,..Ta mijnheer! en de room ook. maar ik zal het niet weer doen." „Dat geloof ik best," betuigt mijnheer on vervaard, „en zet nu 't zakje in je kast." Lientje, beteuterd, doet wat hij zegt Vooreerst snoept zij niet meer. En later zal do herinnering aan 't zakje borstplaat haar waarschuwen. Mevrouwtje is dankbaar, dat zij T glundere aardige lientje niet hoeft te missen. Dit verhaaltje deed mij denken aan een ander jong mevrouwtje uit mijn kennissen kring. Zij ook had een zeer jong hitje, aar dig, kwiek, gewillig netjes enz. maar dat had gesnoept. En niet het snoepen was het ergste geweest, vond Mevrouw, maar: het pertinent blijven ontkennen. Een voorbeeld: Mevrouw was 's middags ;en een hall uurtje weg geweest en had op de tafel een doos bonbons laten staan (onvoorzichtig vond ik dat) en toen zij later thuis kwam, was er een bonbon uit, en nota bene lag het staniool ervan nog ver frommeld naast de doos op tafel, en toch... Dientje die toch maar heel alleen was thuis geweest, blééf ontkennen. En of Mevrouw al op haar gevoel trachtte te werken door haar er aan te herinneren dat ze toch van te voren, net zoo goed als de anderen, een bonbon had mogen nemen, het kind was er niet toe te brengen geweest, de waarheid te zeggen en dat, terwijl het papiertje als bewijs van haar schuld nog op tafel lag. Nogal onuoozel, dat papiertje merkte ik op, je zou dan toch zoo zeggen: geraf fineerd was 't kind dus nog niet Misschien waagde je ook wat te veel, door zoo dadelijk in het begin het kind alleen te laten met de bonbondoos op tafel. Wie weet, hoe vaak ze er langs geloopen is, en zich verbeet om er af te blijven. Och, die bonbon vind ik ook het ergste niet, maar dat liegen! Dat was gisteren, en nu vandaag liet zij de worteltjes aan branden, terwijl ik boven was en zij even op bet eten zou letten. Nu, ik rook hot direct, het leek me ook, of er minder in de pan was, maar Dientje hield stijf vol, dat er heele- maal niets was aangebrand. Maar ik wou en zou er het mijne van hebben, en wat denk je nu, dat ik later, toen ik eens rondsnuf felde, heb gevonden? in de vuilnisbak had zij, 'n boo'.ji' onder het andere, de verbrande worteltjes gedeponeerd, voorzichtig in krant gepakt. Dat hielp je een heel eind,.dunkt me het kind, dat thuis» misschien gewend met een moeder, die maar alles vertrou en niets naging je zei immers zelf dat de moeder haar zoo vreose'lijk ophemelde een maal beseft, dat je alles merkt, en overal achter komt, zal ze dat tegenspreken licht nog eenmaal afleeren, want het is toch ook nog maar oen kind, ze moet nog veel loeren en feitelijk nog voor de helft opge voed worden. Ik denk er niet over, zoo'n bedriegster die ik nooit zou kunnen vertrouwen, wil ik niet in m'n huis houden. Trouwens, haar man had reeds denzelfden middag een briefje ge schreven aan den vader van liet meisje, om dezen te melden dat zij zijn dochter niet kon den houden, en hemzelf wel de reden zou den meedeelen als hij die wilde weten, Nogal kras dus! Nu een paar uur later was de man van zijn werk in haast aangekomen, had, toen hij de toedracht der zaak hoorde even een zucht van verlichting geslaakt ik kon het me voorstellen en gezegd: nu eerlijk gezegd valt het me nog een beetje mee, al vind ik het natuurlijk erg jammer, dat u zoo gauw besloten is en bij dat besluit blijven wilt, maar toen ik vandaag uw brief je kreeg, had ik heusch even gedacht dat er iets ergs zou zijn gebeurd. Het jonge en nog onervaren echtpaar had de zaak erg genoeg gevonden. En toen ik vroeg, heb je er geen oogenblik aan gedacht wat voor schrik je de menschen op 't lijf jagen ging met zoo'n briefje? antwoordde Bewaar mijn ziel! Ik kan haar niet bewaren, al- zij terug woer wil op de oude paan; uw liefde en heiligheid in 't aanzicht slaan en roekeloos zich boozen schat vergaren. Geen groote zonde brengt haar In gevaren, Maar zij is zwak, zij kan alleen niet gaan, op moeilijk' alledaagsche levensbaan. Bewaar mijn ziel, ik kan haar niet bewaren! NELLIE VAN KOL. CORRESPONDENTIE Door een abuis komen er deze week geen handwerken. Verleden week waren er echter zooveeldat wc daar nog wel een keer op teren kunnen. ALGEMEENE Het gaat in bet leven en in het werk toch altiju eb en vloed, ook in een vrouwenru briek: één week naar aanleiding van een klein overgenomen stukje (dus niet eens van mezelf, wat er ook duidelijk bij stond) een serie brieven van beleedigde lezeressen, waarbij je jezelf afvraagt „kunnen die men schen dan nooit eens iets waar zij liet per soonlijk niet mee eens zijn met kalmte en dat vooral: rechtvaardigheid, lezen?" en dan één week later juist van anderen een heeje reeks hartelijke en tevreden uitingen, d'e je weer gansch en al met je werk ver De ééne zoomin als de andere soort brieven willen we negecren, en ik was dan ook be gonnen in dc volgorde van de ontvangen brieven, eerst- de onaangename. Maar daar ik niet weet, of dit babbeltje niet nèt om streeks dc feestdagen in ons Tïlad komt, zullen we die eerste er maar even uitlichten en tot een volgende keer laten overstaan (die schrijfsters vragen we dus nog even geduld te willen hebben, want wat nu eerst volgt stond ook al een poosje te wachten). Aan Mw. T. H. Nee te ongeduldig vind ik U niet, maar ik wist niet dat u er haast mee bad. Als u het groote spreipatroon in kruissteek wilt werken kunt u dat naar verkiezing doen op aïda-stof of ander hand- workgaas en gerust in één kleur. Haakwerk neemt men toch óók in één kleur. Welke? dat kan ik zoo moeilijk zeggen, dat hangt van uw kamer, uw gordijnen enz. af. Men neemt tegenwoordig spreien in alle moge lijke kleuren, bijv. zalmrose ziet men vóel. Tüsschenzetstel haken voor lakens en sloo- pen-, ja dat vind ik ouderwetsch als u het vraagt, maar bovendien oi\praktisch ook en onaangenaam in het gebruik. Borduur er monogrammen op als u wat anders wil. Wat het uitzet betreft: tegenwoordig maakt of neemt men niet zooveel lijfgoed meer als vroeger. Aan Mw. W. v. H. Dank voor uwe inlich-1 ting, die ik gelijk heb doorgezonden. Uw brief was me niet alleen om den prettigen inhoud een verrassing maar ook om de on- dertcekenlng, hoewel we elkaar eigenlijk nooit persoonlijk gekend hebben. Maar ik zie u nog als jong meiske loopon door de straten van de oude stad in den tijd dat ik zelf ook nog schoolllep en nü wij allen zoo ver daar vandaan. Een prettige bemoe diging was uw schrijven. In een tijd en in ren w'crk, waarin zooveel is dat naar bene den haalt, dat de moed en de werklust be nemen kan, en zooveel stille ondergraving, dan géven brieven als dc uwe weer nieuwe vergezichten op den weg, die aandrijven tot voortgaan. Nu U ook schrijft dat, al weer een tijd geleden, onze rubriek in een lange ziekte U vaak zoo'n verkwikking was, moet ik u ook eens wat bekennen. Veto jaren terug in dien ouden tijd in de oude stad, heeft mij ln een preek van Uw vader eens een enkele ge dachte getroffen, die mij sedert steeds is bij gebleven. Ik heb ook reeds weer jaren ge leden, daar eens over geschreven (in een ander blad). Dat stukje zal ik 'k heb het wat vol handig nu, maar misschien vind ik het wel gauw eens voor u opzoeken en liet U dan zenden. Wat zal het U goed doen! Wat kón Uw vader sterk persoonlijk en vaak treffend spreken, en wat zocht hij in zijn woord toch altijd alleen Gods ecrl In deze dagen en dat is de reden, waarom ik U dit niet particulier, maar in deze rubriek schrijf kan ik me vaak ergeren aan de meiuchverheerlijking waarvan men in som mige. Christelijke groepen gewoonte maakt, graf redenen zonder einde, artikelen, soms heelc boeken over laatste (lagen, soms dadr- over nog afzonderlijke lezingen, enz. enz. Het lijkt soms haast of men bang is, dat door het werk van den gestorvene Gods Naam boven den menschelijken zou worden geprezen en de laatsto kon worden vergeten. Vooral wanneer het naaste familieleden zijn die zulks bewerken kan men soms, bij zoo veel smakeloosheid de gedachte niet kwijt, dat het om eigen eer gaat. Bij zulke dineen denk ik vaak aan men schen als uw vader ook mijn eigen vader was zoo die zoo heel eenvoudig hun werk deden en in dat werk God groot maakten, niet zlchzclven. Misschien zal Ik het bewuste stukje hier eens opnemen. Het is al zoo lang gelcdt verschenen en in een blad met een klein lezerstalen als ik dan nu bedenk, hoe er -verscheidénen me later schreven dat het eenvoudig woord van dien prediker ook htm tot zégen werddan kan het haast niet anders of ook in onze vrouwenrubriek zal het sommigen licht geven. Zoo kan het woord van een eenvoudig pre dikant, door e>eu kind ik was niet veel meer dan een kind toen opgevangen, nog heel lang een lichtend spoor nalaten. Ên U en ik alleen zullen weten, wie die prediker was. NATIONALE GERECHTEN Recepten van fdartine Wittop Koning. Zooala Iéder land 7-tJn eigen taal bezit en ziln gen geschiedenis, zoo heeft ook cllt volk ztjn plseho gewoonten en gebruiken ln het dage- ksche leven. Voor een groot deel geven do ligging van i do wee rages teldho ld r de tradltloneolo ge- het land het klim ze hadden we 't dan aan haar over kun nen laten, om het te vertellen? zoo'n leu genaarster, ze had er van kunnen maken wat ze wilde. (Wordt vervólgd.) iroducten, do mogelUkheld tans op overvloedige vlecht re Hike piinten den doorslag hebb< "agelllks B' la Maggl's arden gebruikt, do l'i KG. appelen (liefst iua/spvK; 16 Gr, tl'a Hccte bliksem K-LC CU 1IU.I Zure) ivG. aaruupptlen n gaveerPD!416 ï.i de ap; fclepels Maggi's gedolto va Kookte boo aardappelï tromaCblj?'r zijn dezo slechts >cn gegeven b(J llol moderne procédé, waan levensmiddelen na gi plukt to ziln. aan ecu IN GODS NABIJHEID. een collega, die pas kort in ecu haar vreotn I de plaats was, waar zij zich zéér verlaten Dien middag ben ik eens in mijn centje voelde en waar haar vele moeilijk lieden naar het bosch gestapt. overkwamen, „dat je in zoo'n eenzame '.van Vreemd, hoe onnoodig een menseh toch i del ng in de stille natuur, zoo'n kracht op- soms zichzelf de dingen ontzeggen kan. Al i doet, je zoo in Gods nabijheid gevp.-It?" I maanden woonde ik er vlak bij, en ééns, I „iu Gods nabijheid", ja dat ;s het juist heel in het - begin, hadden ze me op een uitgedrukt. Alle menschen, alle ".dingen, rllc avond meegenomen en „het bosch laten zorgen en verlangens «iie je op andere tij- zien'. I den soms zoo ver van Hem aftrekken kun- Natuurlijk vond ik het verrukkelijk en nen, zijn dan weggevallen, en kunnen niet prachtig, ik nam me voor, heel gauw weer meer hinderen. Alle werk. alle stieven lijkt eens alleen te gaan, en toen, maanden la- nutteloos'en krachteloos bij déze sterke ze kerheid: God zélf wérkt het! Hij heeft mijn leven in Zijn Hand. Ik stond dien avond bij een kiene plas, in een smal, dicht-beschadmvd paad je, „grot" noemen ze bet, omdat de lage boompjes aan weerszijden, zich van boven over het "weggetje heen, naar elkaar toe- welven, zoodat de zon er bijna niet door dringen ken. Het pad liep wat af naar het midden, om daarna weer te stijgen en in •ater van de laatste regendagen blijven staan, zwart en vies, tóch een glanzend, sp'ogelend oppervlak en honderden, fk denk duizenden kleine schrijvertjes, die daar krioeldqn over dien plas. Lang heb ik stil gestaan en gekeken naar het woelige, drukke, gewichtige gedoe. Zóó waren wij, menschen, in ons „gewo ne doen", zoo'n niet'ge bombarie hadden wij bij zooveel werk, zooveel gejacht, dat in den grond toch niets beteekende, dat maar bestond in een heen en weer gedraaf, een heen en weer gezwerm, visa versa, al tijd in denzelfden kring. Deze schrijvertjes, van waar kwamen ze? Zoo gauw en zoo veel? Waar hadden ze greet en, een week, een paar dagen te rug, toen deze plas er nog niet was? Wéér zouden ze zijn na één of twéé van deze zachte dagen, als de grond zéker droog wezen zou? God alleen, die het weet.. Die kent het die kleinen, zoowel als ter- Ja, als je er mot de fiets in mocht, dan hadden ze me er wel eer gezien. Fietsen, al heb je er evengoed don tijd voor noodig, geeft meer zoo'n idee van vlugheid en haast. Doch zoo maar eens pp je boenen, heel al leen een paar uur doelloos gaan dwalen in een bosch, heelemaal net of je geen werk meer in de wereld hebt enfin, dien mid dag heb ik het gedaan. Het was een echte werkmiddag. Vier uur aan een stuk was ik bezig geweest, het ging I die zinking prachtig. Haast vond ik het jammer ermee op te houden, en meende heusch, die werk bui maar eens geheel waar te moeten ne men, cn mijn wandolplan wéér op te geven. Maar toen opeens bemerkte ik, dat het niet meer ging. Was het de teleurstelling om wat ik mezelf als belooning voor mijn werk gesteld had, en nu niet doen zou, of kon ik werkelijk moe zijn geweest? Ik weet het niet, maar ik weet dit wel: ik had nog een massa werk te doen, en toch wou het niet meer lukken, en ben ik toen op stap ge gaan. Het ging al tegen zessen, en heel den mooien middag, zoo zeldzaam in dien re- gen-Septembcr, had de zon al lokkend en dringend langs mijn ramen geschitterd en in blijde straling hadden de roode en gele dalia's in het voortuintje bun sterren op geheven naar het gouden licht. Want het was éón van die prachtige da gen, zooals we in die maand maar weinig hebben, maar die dan ook zoo dubbel ge noten worden. mend, opeens me hoorde toeroepen: ------ „Zooals gij zijt, zoo heeft God er maar i in Wlcn zooveel meer is dan in ons allen éénl"' tezamen. Hij kent en begrijpt Niet voor een Nog voel ik den sidderenden schrik, die j deel, maar volledig, in het verleden en in me doorvoer, de sterke suggestie van oogen i de toekomst, voor nu cn voor alle tijden, cn gelaat van den prediker, in dat oogen- Hij is de opheffing, de oplossing van alle '"'ik. 1 eenzaamheid, jn Ilem is alle troost en alle „Zoo hééft God er maar één", hoe innig begrijpen. II ij heeft u als éénling ges.cha- klonk het Hoe geheel anders dan wanneer pevii op(jat ge in Hém alleen, uw toevlucht hij bijv. gezegd had: Zoo bestadt er maar. vinden 7,oucit. Hij ként u. Juist in uw eeJV 4 I o i ge n-aardigheid, in dut, wat u onder hen paar maal werd het nog herhaald, srheidt van alle anderen, omdat gij het al- lkena een andere hoorder aangewezen,h en fbt daarom gMn mcnscl, val, aar dat ontnam niet mij persoonlijk den VFrstaJ„ kan, dat uwe eenzaamheid uit- irake meer"* BK" i maakt. Hij ziet het Hierin ligt het geheim. En nu nog, al weet ik natuurlijk niet de ,r00sl der godsgemeenschap. Ik denk er wel nu aan, hoeveel klach ten over eenzaamheid wo soms ontvanger ook van lezeressen van ons blad. Ik zou willen, dat zo de preek van dezen dominn gehoord hadden. Ik zou willen, dat ze hen: n hoorden en verstonden, en altijd Hoe vaak heb ik zelf ook later in mijn leven, die stem gehoord: „Zooals gij zijt, zoo beeft God er maar een Hij heeft u als eenling gesch a.p.en opdat ge tot Hem uw toevlucht nemen zoud t". En daarom, al mogen we niet niet opzet onze eenzaamheid vergröo- ten, door alles wat in ons is, bijzonder en eigenaardig te vinden en onbegrepen te denken, met datgene, wat geen sterve ling in ons verstaat, wat de mensck juist miskent, of wat hij, verblind door schijn, prijst, terwijl het slechts zondige hartstocht of ijverzucht is, met die dingen gaan we tot God. En worden verstaan! Altijd! noten worden. i cr,-ontpn En daar liep ik heel stil, in het stil.e gr£?J®n' - - verlaten bosch en droomde, alsof er geen Zjn wg dan groot, ja drukpers en geen zorgen meel' in de ivcrele j Ik heb dien ni. ddag op de v. waren tI°or moeien denken aan een pi Ze waren er dan ook niet meer, in deze eens als kind gehoord heb. Of eigenlijk oogenbliklien was dnt alles weg cn vergeter, hoorde ik van do preek zoowat niets AI» Wat 's hot toch een gansch andere wereld klem mcisio bob ik lang dat droomende el waarin je je hegeett, als je zoo overgegeven- onoplettende gehad. eenzaam, loopt'te dwalen tusschen de hoo- Maar het was een prediker die de gav ge dennèstammen; je heele persoon en be- had, onder honderd gewone zinnen, zoo af staan als 't ware voelt opgenomen door de en toe iets persoonlijks, tets pakkend» te ome-vin- je stappengeluid zelts gevangen zeggen, dat de menschen raakte in de ziel, door het zachte. veerende mostapiit. ze als het ware op een forsche manier wak- Wat een sterkende, wonderdoende kracht kar schudde, ligt er in zoo'n stil verblijf in de stille na- En nooit p mijn leven zal ik vergeten. hoe ik op zoon oogenblik, dat ik ook, to- jÈïeb jij dat ook zoo", schreef me eens taal afgeleid, en mijn eigen droomen droo- meer letterlijk de toen volgende woorden eer te geven, herinner ik me duidelijk •n zin der verklaring, die volgde. Géén twee menschen gelijk. Al zou het kunnen bestaan, dat twee menschen mei denzelfden aanleg geboren waren, dan nog zou het verschillend millieu waarin zij op groeien, een verschil in karakter doen ont staan of al waren twee karakters ge heel gelijk, dan nog zou de één, die een an dere geschiedenis, andere ervaringen had gehad, ook andere inzichten en opvattingen hebben; of al waren twee karakters gelijk, èn hun milieu èn opvoeding èn hun erva ring, dan zou, omdat één niet kan staan op de plaats waar een ander is, cn omdat de één zich niet in liefde geven kan aan hetzelfde menschenkind als een anrlér. toch nog verschil in bestaan, en daardoor ver schil van ambitie's een gevolg worden. Denk eens aan de oneindig vele geheimen en roerselen van een menschen hart, en vraag u dan af of ge éón oogenblik go- looven kunt, dat er twee precies ééndere menschen zouden kunnen bestaan. Immers neen. En ddardoor komt het, dat nooit een mensch den ander volkomen begrijpen kan. Omdat er nooit iemand bestaan zal, ge heel gelijk aan u, daarom zult ge nooit iemand vindón die u geheel en absoluut begrijpen kan. Hoogstens wordt ge wat be naderd. door den één verder dan door den ander. Hierin ligt de o e n z a n m h e i d van den mensch onder de menschen. Nooit begre pen. uooit gekend door één medeschepsel nóóit algeheele aansluiting, omdat éi* geen al goh eel e gelijkheid bestaat. En dan gaan wij menschen. toch naar el kander, en zoeken troost, en vragen mede lijden en eischen begrijpen eiV~ Altijd, altijd w|pri komen we tenslotte teleurge steld uitT zoolang we niet eindelijk terecht komen bij God. Tk heb een goed uur gehad in dat bosch, ook door die oude herinnering, alles werd anders, alles zag er blijer uit. De lasten en moeiten en zorgen bleven nog wel, maar niet meer als vóór me opgestapeld, uitzicht cn doortocht belemmerend, want ik voelde mij weer kracht gegeven ze op te nemen, en zag den weg weer open. En toen ik ten slotte, met langzame pns terug ging wande len, nog telkens omziende naar den avond- zonnebrand tusschen de nu donkere den- ïiestammen, toen heb ik de begeerte in me voelen branden, iets van dezen stillen troost, dit hoog geluk te kunnen geven aan u allen, die daar moeilijk door het leven gaat. Belijd uwe eenzaamheid aan Hem, want Hijzelf fcn Hij alléén, kan het kruis dat ge Hem nadraagt, u lichter maken. Zeer fijn porselein ls. kan men ln plaats it voldeivaardo Jn het het waterdicht makca van das gabardine. j Hierbij ontstaan wel eens witte vlekken. v(»rartfft men [Deze verdwijnen echter meestal wanneer aardappeischm men liet kleedingstuk goed uitspoelt in schillen to nen- flink warm water. Beter is natuurlijk ze i te voorkomen door een juiste behandeling. I Deze is als volgt: maak de stof of do waarop men zv mantel eerst goed nat, wasch daarna in ^aBchwater pe warm zeepsop, goed knijpen zoodat alles van het sop doortrokken is (is het erg vuil j dan eerst nog een tweede schoon sop). Dan J gaat het in een aluin-oplossing (een ons £cnt onmmten ooop u-m i aluin per halve emmer lauw water) en alvorens hot in'fla jam to j wordt ook daarin goed geknepen en ge- ren kopje met melk ne jam Kiüdt dr 'wreven, zoodat het geheel doortrokken is keiijic van den lepel af en ïeytt niet van de aluin-oplossing. Tenslotte spoelt men het een- of tweemaal na in warm water, ;zoodat er geen zeep meer in is. De water- wilt bo uw aspidistra gond verzorf 'dichtheid verdwijnt niet door dit naspoelen daf zoodat *^0° Als het mogelijk is, doe men dit naspoelenroost aan de aarde afgeeft, wat do I in regenwater. I ten goede komt. of cake

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10