©S <iOrg(H)@©
m
ff
896
a
ZIJN GROOTE VRIEND.
II (Slot).
„Natuurlijk, moet je eerst groot zijn, en dan niet
Biet agenten vechten, zooals je vader!"
„Vader is zoo sterk, maar gelukkig heb je een
andere wijk en kom je niet bij ons in de straat hè!"
Ze praatten nog wat samen en Sam was maar
blij, dat zijn agent niet in hun straat kwam.
Sammie's blijdschap was echter van korten duur,
want zijn agent kreeg 'n nieuwe buurt en juist die
waar Sam woonde.
Den eersten den besten avond, dat hij in z'n nieuwe
Wijk de ronde deed kwam Sam in de duisternis
Btilletjes naar hom toe en fluisterde:
„Kijk maar goed uit! Mijn vader is weer los!"
De agent wist het Wist dat Sam's vader een be
ruchte dief en vechtersbaas was en dat was juist de
reden, waarom hij deze buurt gekregen had.
„Maar Sam, ik kan me toch niet verstoppen. Ik
moet hier mijn plicht doen!", antwoordde hij.
„Je plicht doen.... dat is waarvoor je een medaille
kunt krijgen".
„Ja maar daar mag je het toch niet om doen. Je
plicht moet je doen omdat het van je gecischt wordt!
Snap je?"
Sam ging heen. „Plicht", dacht hij. Wat is nou je
plicht? Moest hij vertellen dat z'n vader met de
anderen z'n vriend te lijf wilden? Was dat z'n plicht?
Was hij dan geen verrader? Sam kon het niet met
zichzelf eens worden. Maar hoor, wat is dat? Ruwe
stemmen vloeken geluid van slagen van een
awaren val.
„Trap 'm!" „Sla 'm dood!", hoorde hij z'n vader
roepen.
Sam vloog naar de plaats waar het geluid van
daan kwam.
i Daar zag hij zijn vriend bewusteloos op den grond
liggen. Z'n vader en de anderen sloegen en schop
ten hem nog.
Sam vloog op z'n vader toe.
„Vader niet doen!", schreeuwde hij. ,,'t Is mijn
SLECHTS
83 EEN FIRMA
KAN UIT DE VELE VERSCHIL
LENDE SOORTEN KOFFIE
SAMENSTELLEN
POND POND
KAN IS af^JfeUNNlNK
KAMPEN
68
<3
£3
83
E3
£3
£3
£3
83
83
E3E3E3E3S3£383E38383E3£383£3£3
VRAAGT ZE UWEN WINKELIER.
vriend. Hij gaf me de centen, die ik verloren had!"
Maar z'n vader gooide hem van zich af en ging
door met den armen agent te mishandelen.
Daar zag Sam het signaalfluitje van den agent
hangen ei) voor iemand cr erg in had bukte hij zich
cn floot er op. Twee, drie keer klonk het schelle
gefluit door de duistere straat.
Toen kwamen zware vocstappen nader. Drie stevig
gebouwde politieagenten verschenen op het tooneel
cr ontstond een hevig godrang een gevecht
maar van dit alles bemerkte Sam niet meer, want
een zware laars had hem bewusteloos naast zijn
vriend geschopt
Op de stille ziekenzaal ligt in *n klein helder wit
l>cdje, 'n aardige krullebol. Pleegzusters loopen on
hoorbaar af en aan. Een buigt zich over het kleine
ventje, dat door zoo bleek en zoo stilletjes neerligt
Met zachte hand beurt ze zijn kopje wat op. De
blauwe kijkers openen zich en zien verwonderd rond
Zwijgend laat de zuster het joggic wat drinken en
legt daarna zijn hoofdje weer neer.
De oogen vallen vanzelf weer toe. Hij is zoo moe,
die kleine Sam en alles doet hem pijn. Slapen wil
hij maar, al maar slapen.
De zuster vertelt hem, dat de agent al lang weer
beter is cn eiken dag naar hem komt kijken.
„Als jij niet gefloten had, zouden zc hem vermoord
hebben. Aan jou heeft hij zijn leven te danken. Ja,
je ben. een held", zegt de zuster en ze drukt *n ku9
op de donkere krullen van het ventje.
Dien avond zat zijn groote vriend bij z'n bedje en
'hield het kleine handje vast. Praten deed hij niet,
maar Sam voelde zich zoo gelukkig, nu hij zijn
vriend bij zich wist.
„Wat is 'n held?" vroeg Sam plotseling.
„Een held?" Jij bent een held!"
„Ja, dat zegt de zuster, maar wat is dat nu eigen
lijk?"
De goede agent wist niet goed wat hij zeggen
Sam trachtte hem wat op weg te helpen.
„Is dat soms iemand die een medaille krijgt?" vroeg
hij.
„Veel beter Sam. Een held is 'n dappere jongen, die
als mijn zoontje bij mij thuis komt Wil je dat Sam?
Dan zal ik voortaan voor je zorgenl"
Of Sam het wou? Nooit meer slaag krijgen en al
tijd lekker eten! Nu óf Sam het wou!
WU0BO OEJ
WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN.
Hier volgen de oplossingen der raadsels van de
vorige week, de nos. 181184.
No. 181. ratel-slang ratelslang.
No. 182. zebra, Belg, scheef, stoel, zeef, degen, le
der, pad, Drecht slecht gezelschap bederft de goede
ZtNo.''l83 Schimmel.
No. 184. Amandeltaai u
Ouder gewoonte geven we in dit laatste nummer
van het jaar geen nieuwe raadsels.
Mij dunkt je hebt aardig je portie gehad. Niet
minder dan 184 raadsels gemakkelijke cn moei
lijke hob je op te lossen gekregen. Nu mag je op je
lauweren rusten tot D.V. de volgende week, dan
beginnen wc weer met nieuwen moed.
ONS KNUTSELHOEKJE.
Tot nu toe hebben we alleen langs rechte lijnen ge
sneden, welnu deze week probceren we, om een cir
kel uit te snijden Dat is niet zoo gemakkelijk, omdat
we nu niet langs een lat kunnen snijden.
Begin met heel ondiep langs den heelen omtrek in
te snijden, dan nog eens twee keer, telkens wat, die
per; ziezoo, nu zai het mes zoo gauw niet uitglijden
en je kunt gerust flink aandrukken.
Bij A II een schermpje. De stippellijnen ritsen. We
gebruiken niet al te dun karton.
De B-ers maken een hanger voor visitekaartjes. Het
hakje (onderaan) maken we afzonderlijk. Den uit
slag hiervoor zie je bij B II. Het bovenste vakje bij
'B I stelt een leitje voor. Je snijdt dus eerst dat recht
hoekig uit en omrandt het. Dan het leitje er achter
bevestigen. Het bakje plak je met gluton op liet
schild.
De C-ers maken oen maand-kalcnder.
Eerst een rechthoek groot 15 bij 12 cM. Nu komt
er langs den onderkant en 'bijna langs de geheele zij
kanten een strook karton 1 cM. breed, waar we de
kaartjes tusschenstekcn. Hiervoor maken we twee
van die randen. Een van 1 cM. en een van 1 y2 cM.
breed. Deze beide randen plakken we op elkaar en
HAfjgervanr iTefaVfcs
flZDnrfA*?.
y
f flmAniM.9
Z
1 ip/fi5dA9
Jj
1
1 P
1
i l
-
V
aan het schild vast Omranden cn met sierpapier be
plakken. Voor den kalender maken we twaalf afzon
derlijke kaartjes van stevig teekenpapier. Rechthoe
ken van 13 bij 9 cM. en teekenen daarop den naam
van de maand, de dagen der week en de cijfers van
het aantal dagen. Zie verder teekening.
DE KOKSMAAT VAN DE DROMEDARIS
'n Verhaal over de vestiging der Hollanders
aan de Kaap.
(Slot).
HOOFDSTUK XIX.
Aan de Kaap terug.
De kleine expeditie was vertrokken.
Korporaal Willem Muller met negen man voorzien
van een voldoende voorraad koper om vee te koopen
werd begeleid door Harry. Ze waren nog maar nau
welijks op weg, toen een tweetal Hottcntotten zich
bij hen voegden- Het waren de vrienden Oesaba en
Kalandoe, die het niet hadden aangedurfd in hot fort
te verschijnen, maar die zich nu bij het gezelschap
Intusschen beviel dit Muller heel matig, ofschoon
Harry duizendmaal verzekerde, dat de beide mannen
niets kwaads in den zin hadden, maar heel trouwe
vrienden van hem waren, die slechts mee gingen om
hem van dienst te zijn.
Muller liet Harry maar praten, doch hield hem
goed in de gaten. Hij zag opperbest, dat de veedief
voortdurend druk in gesprek was met zijn makkers
en dat maakte hem ongerust.
„Zou die zwarte rakker soms bezig zijn me in een
hinderlaag te lokken?' dacht hij.
Ondenkbaar zou dat niet zijn.
Muller had een groote partij koper bij zich, waar
mee heel wat koeien gekocht konden worden. Voorts
waren de klccrcn en de wapenen van de soldaten
buitengewoon begeerlijk voor Ilarry. Als het hem dus
gejukte de kleine expeditie om het leven te brengen,
zou hij zich daarmee geweldig kunnen bevoordee-
lcn.
Al deze overwogingen cn de geheimzinnige manier
van doen van Ilarry maakten Muller werkelijk een
beetje bang en die vrees werd ten slotte zoo erg, dat
hij niet meer verder durfde.
Hij sprak er met z'n mannen over en deze gaven
hem den raad een bode naar het fort terug te zenden
met het verzoek nog een aantal mannen mee te zen
den en goed wat kruit en kogels. Men kon dan weer
verder trekken en zou bij 'n mogelijken overval beter
tegen de zwarten kunnen praten.
Zoo gezegd zoo gedaan.
Weldra waren er twee mannen op stap naar het
fort, terwijl dc anderen zoolang gingen kampeeren,
om op de nieuwe manschappen te wachten.
't Speet Van Riebeeck geweldig toen hij van do
397
REBUS
beide boden hoorde wat er aan de hand was. Hij
was zoo dringend om vee verlegen en nu kwam er
nog weer een oponthoud van enkele dagen.
Maar hij begreep toch ook, dat Muller niet anders
had kunnen handelen. Als hij reden had om te ver
moeden dat de zwarten hem in de val wilden lokken,
wel dan moest hij op z'n tellen passen. Dat was heel
verstandig.
En de Commandeur besloot dadelijk nog negen
mannen met de twee boden mee te zenden.
Tot dit nieuwe negental behoorde ook Koen Brec-
vaart schoon hij daartegen ernstig geprotesteerd had.
H Hielp niet, hij moest mee en wel honderdmaal ver
zekerde hij aan z'n vrienden, dat de zwarten, als
zij hem soms wilden opeten, aan hem geen gemak
kelijk kluifje zouden hebben.
Z'n makkers lachten maar eens wat, gaven elkaar
*n knipoogje. Ze begrepen best, dat al deze bewerin
gen van Koen voortkwamen uit een zeer benauwd
hart.
Vol moed togen de mannen op weg en na een
Cr dagen waren ze in het kamp aangekomen, waar
lier hen wachtte.
Nu werd de tocht voortgezet.
Muller had nu achttien man onder zijn bevelen.
Allen waren goed van wapenen voorzien en zou
den dus in geval van nood zich nog wel kunnen
verdedigen.
Doch als de overmacht te groot wordt?
Ja, als er honderden, misschien wel duizenden Hot
tcntotten op hen afkwamen, waren zij natuurlijk ver
loren.
Intusschen bleef Ilarry vreemd doen.
Nu en dan passeerde men een kleinen stam Hotten-
totten, waarmee Harry op Muil er's bevel moest trach
ten zaken te doen, doch steeds liepen deze zaken op
niets uit. 't Kostte altijd 'n beetje koper of tabak,
zonder dat men er één koe voor terug kreeg.
Harry betuigde dan wel z'n spijt over den mis
lukten handel, maar daarbij bleef het dan ook. Po
gingen om meer succes te behalen wendden de Hot-
tentotten niet aan.
Daar kwam nog bij dat Harry allerlei wonderlijke
wegen bewandelde.
't Spreekt vanzelf, dat men niet langs mooie ge
baande wegen kon gaan, maar ook de voetpaden, die
door de inboorlingen misschien reeds eeuwen bewan
deld waren, vermeed de zwarte gids.
Korporaal Muller begon ten slotte 'n sterk vermoe
den te krijgen, dat het werkelijk Harry's bedoeling
zou zijn de kleine troep Hollanders naar een plaats
te voeren, waar ze gemakkelijk overvallen en ver
moord kon worden.
Het doel van de reis was het land van de Cochoquas
te bereiken en daar Wijnand los te koopen als het
maar eenigszins mogelijk was.
H Had er echter alles van, dat dit doel nooit zou
worden bereikt en daarom achtte Muller het na ver
loop van een paar weken geraden zoo spoedig moge
lijk naar het fort terug te keeren. Muller deelde zijn
besluit aan Harry meer.
Deze toonde zich zeer teleurgesteld.
*t Begon nu zoo verzekerde hij juist goed te
worden. Ze begonnen nu flink op te schieten.
Ze naderden nu het doel van den tocht en zeker
zou het hun gelukken de vrijheid van Wijnand te
verwerven. Ook kon Muller er op rekenen, dat ze
nu spoedig vee zouden kunnen koopen.
Alles goed en best, maar Muller bedankte er voor
©m zich nog langer door den zwarten veedief bij
den neus te laten nemen. Hij had cr nu genoeg van.
*t Stond nu bij hem vast, dat hij moest keeren en
wel zoo spoedig mogelijk. Ilarry protesteerde hier
tegen wat hij kon, maar 't hielp niets. Muller bleef
bij zijn plan. Nu had hij nog de gelegenheid om te
rug te keeren, nu zou het hem wellicht gelukken
ongedeerd het fort weer te bereiken, hij mocht die
gelegenheid niet voorbij laten gaan.
Toen Harry bemerkte dat er aan het besluit van
den korporaal toch niet te tornen viel, begon hij
over wat anders. Hij drong er op aan, dat Muller
hem al het koper zou geven, dat deze als ruilmiddel
had meegenomen. Hij zou dan z'n best doen om bij
de Cochoquas niet alleen Wijnand los te koopen,
maar ook vee te ruilen en dit zou hij dan netjes op
het fort komen afleveren.
Aanvankelijk had Muller weinig ooren naar dit
plan.
Hij vreesde, dat Harry dc buit netjes voor zichzelf
zou houden en nooit met het vee zou komen opdagen,
"t Was dus heel wat gewaagd om hem 't koper mee
te geven. Maar daar tegenover stond weer, dat als hij
Harry geen koper meegaf, hij dan zeker geen enkel
stuk vee zou brengen cn bovendien de gelegenheid
zou missen, om den koksmaat los te koopen.
Hij moest het er dus maar op wagen.
Was 't koper weg, nu ja, dan was er niets aan te
doen.
Zoo 'gar hij dan eindelijk toe cn kreeg Harry al het
koper, dat do Commandeur aan Muller had meege
geven voor den veehandel. Hij drukte Harry nog eens
goed op 't hart om nu geen streken uit te halen,
maar flink op te passen cn te zorgen dat Wijnand
terug kwam. Daar moest hij in hoofdzaak voor zor
gen. Ook voor vee, maar Harry wist evengoed als
Muller, tlat de Commandeur erg op den koksmaat
was gesteld. Nog alle dagen was hij er verdrietig
over, dat Wijnand weg was en als Harry w:er heele-
maal in dc gunst wilde komen bij den Commandeur,
moest hij er t oor zorgen, dat de jongen terugkwam.
Harry beloofde z'n best te zullen doen en met vele
goede voornemens bezield vertrok hij met zijn beide
vrienden naar het Noorden.
Muller keerde niet zijn achttien manschappen naar
de Kaap terug.
Van Riebeeck was niet weinig teleurgesteld toen
Muller onverrichterzake terugkeerde en het meest
speet het hem nog, dat Wijnand er niet wa9. Want
eerlijk gezegd had hij weinig verwachting van Har
ry's trouw en hij vermoedde dan ook, dat hij den
schelm nooit zou terugzien.
Maar dit vermoeden bleek toch niet juist want na
verloop van een paar maanden daagde Harry eens
klaps op.
't Was Koen Breevaart, die hem het eerst ont
moette. Hij haastte zich de Commandeur in kennis
te stellen met Harry's nadering.
„Dat zwarte schepsel komt daar ginds weer aan,
Commandeur," zcide hij.
Van Riebeeck behoefde niet te vragen, wie hij
met dat zwarte schepsel bedoelde, dat was natuurlijk
niemand anders dan Ilarry.
„Heeft hij vee bij zich?" vroeg Van Riebeeck
„Ik heb geen enkelen koeienkop gezien, dus dat zal
wel mis zijn, alleen zijn z'n twee trouwe kameraden
weer bij hem."
„Maar wat doet de kerel dan hier? Hij weet toch
dat we vee noodig hebben en Muller heeft hem zakken
vol koper meegegeven. Als dat nu alles weg is be
hoeft hij werkelijk niet hier te komen om het mij te
vertellen".
„Moet ik zeggen, dat hij hij u mag komen?" vroeg
Koen.
„Ja, laat hem dadelijk hier komen".
Enkele oogenblikken later trad Harry het vertrok
van Van Riebeeck binnen. Z'n twee vrienden Kalan
doe en Oesaba bleven maar buiten, ze achtten het
blijkbaar maar beter dat Ilarry dat zaakje alleen op
knapte.
De veedief droog nog steed z'n halfversleten pan
tervel om de schouders. Den flaphoed hield hij ver
frommeld in de hand en zoo stond hij daar in dee
moedige houding voor den Commandeur van de Kaap.
„Wel Harry, wat kom je doen?" vroeg hij.
„Ik kom u vertellen, wat ik voor u gedaan heb heer,
ik heb 'n groot ongeluk gehad heer".
„Dat dacht ik wel; jij bent zelf één groot ongeluk
Harry! Maar vertel op, 'k heb nog meer te doen cn
kan niet naar lange verhalen luisteren".
„Ik zal het kort vertellen heer. *n Hottentottenhende
heeft me overrompeld heer, en ze hebben me bestolen;
de Hottcntotten zijn echte dieven heer".
„Ja, daar weet ik van mee te praten, maar vertel
verder, wat hebben ze van je gestolen?".
„Zc hebben vier zakken koper en al m'n tabak ge
stolen heer, ik kan cr niets aan doen heer, ze hebben
mij en m'n vrienden overvallen, 't was een heele bende
en wij konden niet tegen hen vechten, heer,
anders
„Ja, natuurlijk, anders zou jij als een leeuw mijn
koper en mijn tabak hebben verdedigd, daarvoor ken
ik je wel".
Van Riebeeck lachte terwijl hij dit zeide; hij was
vandaag in een bijzonder goed humeur en het lompe
bedrog van dezen Hottentot kon hem tot goede hu
meur niet ontnemen.
Want dat Harry aan 't liegen was stond bij hem
vast.
„Vier zakken koper", zeide Van Riebeeck lang
zaam, „maar Ilarry je had toch veel meer dan vier
zakken?"
„Ja heer, maar van liet andere koper heb ik ook
koeien gekocht, dat had korporaal Muller mij im
mers opgedragen?"
„Heb je dan vee?"
„Ja heer ,ik heb toch nog koeien gekocht".
„Wel lummel, zeg me dat dan dadelijk, je weet, dat
ik ze noodig heb, hoeveel heb je er?"
„Dertien heer, dertien beesten heb ik maar kunnen
koopen, 't is niet veel heer, maar ik zeide al dat de
Hottentotten vier zakken koper gestolen hebben en ik
moest ook nog
„Dat weet ik nu al, maar ik moet zeggen, dat je
dc beesten dan schandelijk duur gekocht hebt. Dertien
beesten voor zoovéél koper, hoe kom je er bij kerel?"
„Het vrij koopen van die Hollanders kostte zooveel
heer. Koning Ocdasoa was er lang niet goedkoop mee,
hij wilde veel koper hebben heer en ook uw hulp heer,
want de Namaquas willen hem aanvallen".
„Wat zeg je daar? Heb je Wijnand meegebracht;
zeg dat dan toch eerst. Is de jongen er werkelijk?"
Ineens was Van Riebeeck de dure koeien vergeten
zóó blij was hij, dat de koksmaat weer terug was.
„Ik heb nog een Hollander losgekocht heer, Wij-
nands vader, die is cr ook bij, ik heb hem meege
bracht uit het land van de Cochoqua's".
„Heb je Hendrik Troost meegebi'acht? Was die daar
dan?"
„Ja heer, die man was daar bij de Cochoquas en
Oedasoa wilde hem niet missen heer, maar als U
hem helpen wilde
„Schei maar uit met je piraatjes, die hoor ik later
wel, haal nu maar gauw die menschen, ik wil ze da
delijk zien".
Maar Harry ging niet
Hij verfrommelde z'n flaphoed al tusschen z'n han
den en in eens viel hij op z'n knieën voor Van Rie-
beekek neer.
„Heer", smeekt hij, „wilt u nu Harry al z'n schelm
stukken vergeven?" Ik hem nu vee gekocht en ik heb
dc menschen teruggebracht en ik zal nu nog veel meer,
\ee koopen heer".
„Sta op kerel", zeide Van Riebeeck kort, „ge moogt
alleen voor God knielen, vooruit haal de menschen
en het vee en ik zal je voor je schelmstukken geen
straf geven, dat beloof ik je".
Nu klaarde Harry's gezicht op.
Ijlings verwijderde hij zich nu en weldra stapten
Hendrik Troost en Wijnand de woning van den Com
mandeur binnen.
Koen was met het groote nieuws het fort doorge
sneld en bij Hendrik Bom had hij het zoo maar over
de onderdeur geroepen.
Heiltje was er van geschokken en schreiend van
blijdschap kwam zij weldra bij den Commandeur
binnen.
Dat was een vreugde.
Van Hiebeek trok zich terug in een onder vertrek
en liet de gelukkige vader met zijn beide kinderen
alleen.
Toen de eerst opwelling van vreugde voorbij was
knielden deze drie menschen s~- ïen neer en met een
voudige woorden dankte Hendrik Troost den Heer©
voor Zijn genadige uitredding.
„Als moeder dat nog eens had mogen beleven", zeide
Heiltje zacht.
Dien dag bleef de familie Troost bij Van Riebeeck.
Er werd heel wat gepraat en de Commandeur kwam
er nu achter, waarom Harry zoo eigenaardig had
gedaan.
De schelm had voor de vier zakken kopci', die ge
stolen hecten te zijn, koeien voor zich zelf gekocht en
wat nog veel ex-ger was, niet de Kaapmans, maar
Harry had den diefstal en den moord op z'n ge
weten.
Wijnand's vei-haal was precies hetzelfde, dat ook
Pieter Joohcmsz had verteld. Maar hij had nu de ver
geving van Van Riebeeck en dus liet deze hem met
rust. Doch meer dan vroeger hield hij hem in 't oog.
Den ^ondag daarop, toen de kleine gemeente in
het kerkje bijeen was en de ziekentrooster Willem
Wylandt weer als gewoonlijk een preek zou voorlezen
sprak hij niet het voorgeschreven gebed uit Feitelijk
mocht hij dit niet doen. De Hoeren in Amsterdam
hadden een gebed voorgeschreven en dat moest in elke
godsdienstoefening worden uitgesproken.
Maar ditmaal week Wylant daarvan af, met goed
vinden van Van Riebeeck cn in eenvoudige en harte
lijke woorden dankte hij den Heere voor Zijn gena
dige uitredding.
Kort daarop begon Van Riebeeck grond weg te
schenken, waarop kolonisten als z.g.n. vrije burgei's
vo^r zichzelf moesten werken.
Een der eersten die zich een stuk land zag toege
wezen was Hendrik Troost.
Er verrees een eenvoudige woning en daai'in nam
Troost met z'n beide kinderen z'n intrek. Gijsbert
kwam natuurlijk dikwijls praten als de dagtaak was
verricht en vaak werd de geschiedenis van de koks
maat opgehaald, die in een beschuitton was meege
gaan naar de Kaap.
Daar werd het vroegere knechtje van Melis Dii-ksen
een van de kloekste burgers van het nieuwe Holland-
sche volk, dat zich aan de Kaap zou ontwikkelen tot
een vrije, krachtige natie, waarboven in later eeuwen
de schoone Prinsenvlag frank en vrij zou wapperen.
ONS TEEKENHOEKJE.
De laatste week van het jaar een zeilschip als voor
beeld om na te teekenen.
OPLOSSING REBUSSEN DECEMBER.
I. Aandeel in de Winst.
II. Opstandelingen.
III. Een linieschip of visschershulk op zee,
Is eveneens, voer 't U slechts naar de ï'eè.
IV. Gehoorzaamheid eischt grooter geesteskracht,,
Dan de ongehoorzaamheid ooit in haar waan
bedacht
TEN BESLUITE
Zie zoo vrienden en vriendinnen, dit nummer is
bet laatste van dezen jaargang. Velen zullen de Zon
dagsbladen van dit jaar wel bewaard hebben en als
die nu ingebende- worden, kunt ge nog eens al de
jeugdrubrieken doorsnuffelen.
Nu wenschen we jullie allemaal een gezegend 1930.
We hopen D.V. weer te zorgen voor prettige lectuur,
raadsels, rebnssen, enz.
DE JEUGDREDACTEUR.