ZONDAIGSBLAD m m m m SCHAAKRUBRIEK. m m m m m m 1 t i u m k m k m m m i: 400 .Redacteur: W J H. CARON. Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W. Illlllllllll)llllllllllllllllll!lllllllllllll||||||||lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli[||||||||||llllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllllllll|]|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||lilllllllllillllllllllllllllllll(i?. Men word' verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 200. Van. H. ROSENKILDE. a JU Ut §Ppl B i ri Hf Wit Legint en geeft in twee zetten mat. Wit (5): Kfl, Dc6, Tg3, Lbl, Ld6. Zwart (51: Kdi, Pel. Pd3, pi.b2. gL Ptobleem no. 201. Van: A. MARI. i 0 Küp l s - a Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (11/ Kh3, Da7, Td3, Tb4, La4, Lb2, Pd4. pi.a5, c2, eG, f(>. Zwart (5): Kd5, 2»c&, La3, pi.a6, c3. Oplosa ng van probleem no. 198. Van: B. v. DEUN. Wit i4;: Kh3, Dh4, Lg2, Pe& Zwart (4.': Kgl, l el, pi.d3, e2. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1 Pe3dl, dreigt Dh4f2f. Varianten: 1 TclXdl 2. Dhi—dit; 1e2Xdl D (L of T) 2. Dhi—dit: 1. e2Xdl P 2. Dh4—elf; 1e2— el D 2. DhiXelL. Oplossing van probleem no. 199. Van: W. VON HOLZIIAUSEN. ,Wit Kd3, Dg5. Lc3, pi.f3, hG. Zwart (i): Kfl. pi.f2. f5, h7. Mat in drie zetten. 1. Lc3— h8! fo—fi 2. Dg5g7 en mat door Dg7—al. Op 1. Kflel volgt reeds onmiddellijk mat door «5, Dg5—elf. Niet goed ia 1. I.c3b4, want nu kan de Dame niet via g7 op al mat geven, daar zwart na 1f5f4 2. ügó87 pat komt te staan. Over de variant, gegeven bij de oplosaing van probleem no. 196 1. Dg5Dc4f 2. Pc4: f5 (het streepje tussch-n c'3 bel"' laatste zetten was een drukfout) scheef een onzer lezers: „Dit is volkomen juiat, maa- op Dc4f kan volgen 2 Tc4: Dit is- inderdaad zoo. Het blijkt dus, dat de sleutelzet van no. 196 is 1. Dfti'_'r Hieronder mn melden we de goede oplossingen, ook van no. 160: Ph. J. van der Linden (196, 198, 199), Leiden; L. Mol, (196, 198 199/. Loosduinen; H. T. Nieuwhuia 198, 199) Amersfoort; J. C. van Ooster- wljk :1P6). Rotterdam: M Opbroek (198, 199), C. Smitekamp (198. 1P9>, H. C. J. Spier (190, 198, 199) en D. G. Stuijfzand (198), Den Ilaag; A. Verduijn (199), Honsclersdijk. "ORRESPONDENTIE M. R. (e A. In no. 198 kon na 1. Ddi el D gecn mat op den tweeden zet volgen. Ph. J. v. d. L. te L. Dank voor uw mededeelingen. In de uitwerking van no. 196 had u op Dc4f ook aangegeven Pel: H. C. P. S. to D. H. De laatste paar weken was ik zeer bezet. Daardoor heb ik de partij nog niet rustig RéTI-OPENING Gespeeld in het tournooi te Bradley Beach 1929. Noten naar opmerkingen van Dr. Aljechin in K. N. Schachnachrichten. Wit: A. KKRITZ 1. Pglf3 3. g2- c4 art. Dr. ALJECHIN. Pg8—f6 b7bG Lc8b7 e7e6 4. Lfl- In een vroegere partij tegen denzelfden tegen stander (in consultatie met A. Pinkus, New-York, Maart 1929) probeerde Dr. Aijechin bier 4 e7—e5, wat teeds na enkele zetten tot onnoodige moeilijkheden bleek te voeren. De tekstzet leidt tot bekende stellingen. 5. 0—(i Lf8e7 (i. d2—d4 0—0 7. Pblc3 Dd8c8 Met het streven het spel gecompliceerd te maken. Overigens zijn 7. d7—d5 of 7PfGe4 etc. bier goed*1 voortzettingen. 8. Lelg5 Eenvoudig en goed. Maar ook 8. d5 kwam hier zeer in aanmerking. 8. h7—b6 9. I5XfG Le7XfO 10. e2~ e4 e7—d6 11. Ddl—e2 Pb8cG Ongetwijfeld kansrijker dan de cliché-zet Pb8 b?. Zwart wil zoo spoedig mogelijk een strijd op de zwarte velden beginnen, waarbij zijn Konings- looper, die hie' gecn opponent zal vinden, bijzon dere dienster, moet ne wij zen. 12. Tal—dl Dc8e8 Onmiddellijk 12eGe5 kon hier ook ge schieden. Zwart wilde echter na eventueel 13. Pc3 d5 Lffi d8" li. d4Xe5 d6Xe5 de kracht van 15. b2 bi verzwakken. 13. Tfl—el e6e5 14. Pc3d5 Lf6d8 15. d4Xe5 d6Xe5 16. Lg2h3 Dreigt 17. Lh3—d7, gevolgd door Pd5—f6f en wit wint de Dame. 16Kg8h8 lien economischer verdediging dan 16Lb7c8 17. c4c5 Interessant gedacht. Na. 17b6Xc5 18. De2 b5 etc. staat wit beter. Door den volgenden zet verschaft zwart zich echter solide remisekanscn. Stand no 17. c4c5. X X X, A 1 i i I PpP a i - pp IS tSr lil mm 18. Pf3Xd4 e5Xd4 19. De2c4 Na 19. Tdl.Adi, zou volgen 19c7—cG bene vens De8—e5Xc5 met goed spel voor zwart. 19c7—c6 20. Pd5b4 bGXc5 21. Pb4d3! Wederom schijnt wit in het centrum voordeel te behaion; maai zwart beschikt over een verborgen parade. 2 1Ld8a5! Een gewichtige tusschenzet, waardoor de Toren op een enzeke: veld wordt gelokt 22 Tel—e2 La5—bG 23. Pd3Xc5 De8e7 24 -bi Wit, die de partij tot dusver echt idee-vol heeft gevoerd, had zich hier door hiot eenvoudige 24. Pc5Xb7 (maar niet 24. Pc5— d7 Tfd8 25. PbG: abö: 26. Td4: La6P ondanks den vijandelijken vrij-pion goede remisekansen kunnen verschaffen. De tekst zet is evenwel iets te optimistisch. 2 4a7a5 25. TdlXd4 fIet kwaliteitsoffer berust blijkbaar weer op een overschatting van eigen stelling. Maar ook 25. Pd7 was foutief wegens 25. LaG etc.; na 25. Pb7: Db7: 26. b5i etc. zou wit evenwel nog niet zoo slecht staan. 2 5Lb7a6 26. Pc5Xa6 Lb6Xd4 27. Pa6c7 Ta8—b8 28. Pa6c7 Ta8—b8 Eenvoudiger «as wel 28Ta5 29. Pd5 Dc5 etc. 29. Pc7d5 De7e5 30. DcGc4 Ld 4— c3 31 Pd5Xc3 Een tijdelijke pionwinst ten koste van een door- slaandcn aanval, is zeker geen gelukkige gedachte. Na 31. a3! Dd6! 32. Pc8: bc: 33. Wc3: Tblf 34. Tel Tel:f 35. Del: Da3: enz. zou bet winnen der partij voor zwart ongetwijfeld met grootere technische moeilijkheden gepaard gaan. 31b4Xc3 32. Te2—c2 De5—h51 33. Kgl—g2 Tb8bl 34. Dc4Xc3 Db5—dl 35. Lh3—f5 Kh8—g8l Dreigt door g6 den Looper te deulaceerén en dwingt tot het volgende ei—e5, wat de gansche centrumpositie van wit verzwakt. 36. eie5 Ddl—fit 37. Kg2—f3 Dfl—hit 38. Kf3e3 DhlXh2 39. Tc2—b2 Tblgil Sterker dan Torenzuil. Er dreigt nu: 40 Tg3:+ 41 fg3: Dg3:f 42. Kd2 (of Kdi TfdSf enz.)' Ug3f2f gevolgd door Df2Xf5 en zwart wint. 40. Lfó—ei Dh2—b5 41. Tb2—bl Ook na andere zetten wordt pion e5 gemakkelijk vervoerd. 41TglXbl 42. LeiXbl Tf8—e8 43. f2—f4 Dh5h2! 44. De3—el Klaarblijkelijk de eenige zet, maar wegens zwart'a antwoord toch ontoereikend. 44Te8—a8! Opgegeven. Heel de witte stelling stort ineen. EEN INTERESSANT EINDSPEL. Van den jongen schaakmeester Flohr, die in het tournooi te RohitschSauerbrunn zulke goede re-, sultaten bereikt een van wien nog veel verwacht wordt, laten we hier volgen het fijne slot van zijn partij tegen Hönlinger. Na den 91sten zet ontstond de volgende stelling: Zwart: FLOHR. li pp i a i 1! ii flf JK Wit: HÖNLINGER. Er volgde: 92. e3—e4 Kf6—e5: Er behoort moed toe dit te spelen; maar Zwart heeft de zaak goed bekeken. 93. Dh5Xföt Ke5d4 94. Df5dóf Kd4c3 95. Dd5c5f Ke3b3 96. Dc5Xa5 Zwart, die eerst een pion vóór was, heeft thans een pioen minder dan wit, ipaar is nu aan bod! 96Dg3h2f 97. Ke2fl Lg7d4l Dreigt mat: Df2f 98. Lf3dlf Kb3c3 99. Da5—f5 Dh2—hlf 100. Kfl—«2 Dhi—g2f 101. Ke2—el Dg2—d2f 'I De winnende zet; nu moet de Looper vallen. 102. Kei—fl Dd2Xdlf 103. Kfl—g2 bi—b3 en zwart won. EERSTE ROTT. CHR. SCHAAKCLUB. 1 Wegens uitbreiding van het ledenaantal is boi vengonoemde club verhuisd van het Wijkgebouw Teilingerstraat 5 naar „Pella", Snellemanstraat 41 (rechts van de Geref. Kerk. Vaste speelavond op Woensdag, aanvang 19.45 uur. CHR. SCHAAKVEREENIGING TE DEN HAAG. Men verzoekt ons een woord van aanbeveling te schrijver, voor de vergadering tot oprichting eener Chr. Schaakvereeniging te Den Haag, die op 7- Jan. a.s. zal plaats vinden in het zaaltje boven de lunchroom van de Regentes. Weimarstraat. Het valt ons zeer gemakkelijk hieraan te voldoen. Immers we spelen om te genieten. En het genot wordt grooter als we gezamenlijk spelen met hen, die ons tot vriend zijn. Verkleind wordt anderzijds het genoegen, wanneer we doo~ woord of daad in onze overtuiging worden gekwetst Kleinen spot, die vraagt, of er soms een schaakspel in Christelijken zin bestaat, wijzen we af als niet ter zake dienende: het is duidelijk, dat het karakter van een schaakvereeniging niet wordt bepaald door het spe! als zoodanig, maar door het gezamen'ijke spelen. Daarbij gaat het niet om een bepaald woord, of een bepaalde zaak, als het reizen en spelen op Zon', dag, het is een kwestie van millieu, van 9feer. SPRANKELS. De indiscretie van een vloeiblad heeft op de indis cretie van sommige menschen tenminste nog het voordeel van een preciese weergave. IIM l I| ||»l *11111111 yu No. 52 JAARGANG 1299; NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DEN BEGINNE HET EINDE Die van den beginne aan verkondig het einde, van ouda af die dingen die nog niet geschied zijn; Die zeg: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al mijn welbehagen doen. Jesaja 46 10. Nog een paar dagen, en ook dit jaar behoort weer tot de geschiedenis. Onzekere toekomst was het voor u bij den aanvang. Gewis verleden is het geworden bij het einde. Alle vragen naar wat het u zou bren gen hebben haar beantwoording gevonden. Een nieuw jaar nadert als een even onzekere toe komst. Dezelfde vragen keeren terug. Of neen, enkele zijn er afgevallen. Maar daarvoor zijn nieuwe vragen in de plaats getreden, waarop ge geen antwoord weet. Het antwoord moet ge afwachten. Ge kunt u bij het einde van het jaar bijna niet meer te binnen brengen, hoe ge aan het begin ervan stondt En nog minder weet ge bij het begin hoe Let arfh het einde zal zijn." Die onwetendheid aangaande de toekomst maakt u zoo klein. Want ja, er zijn wel allerlei gegevens die in zekere richting wijzen en daardoor verwachtingen wekken waaraan ge u min of meer met vertrouwen overgeeft. Maar zekerheid hebt ge in 't geheel niet. Onvoor ziene gebeurtenissen brengen telkens weer een wen ding in den loop der dingen. En de uitkomst spot met uw berekeningen en verwachtingen. Zoo is het zelfs in die dingen, die door menschen tot beslissing moeten worden gebracht, die menschen tot op zekere hoogte in hun handen hebben. Maar de menschen hebben zichzelven niet in handen: als God hun adem wegneemt, zoo sterven zij, en al hun plannen liggen daar voor wat anderen ermee willen doen. En nog minder hebben menschen elkander in han den. Eén misverstand tusschen do machtigen der aarde, dio over hot lot der volken moeten beslissen, één verschil waarover ze het niet eens kunnen wor den. En aan de schoonste verwachtingen wordt dc bodem ingeslagen. En hoeveel blijft er niet over, dat menschen in 't geheel niet in handen hebben? Hoeveel dat ze wel zien aankomen maar waar tegen ze niets kunnen uitrichten, waaraan zij zeiven onderworpen zijn. Daarbij hoeveel waaromtrent niet de minste aan- Wijziging bestaat. Zal het jaar dat komt een jaar van Vruchtbaarheid en zegen zijn of van onvruchtbaar heid? Wie weet met nauwkeurigheid te zeggen wat er woelt in het hart der aarde? Wie, wat er woelt in het hart der volken, in de massa's die hedea onderworpen zijn en morgen uitbreken tot geweld en tevolutie? Metterdaad de toekomst is duister. En bij het ein de van een jaar dat weer in vrede en zonder groote rampen verliep gaat er een zucht van verlichting op üit de harten dergenen die over het lot van wereld én menschheid nadenken en zorge koesteren. Is het dan niet te verstaan dat het mcnschelijk fiart zich aan die klein makende en benauwende onzekerheid zoekt te ontworstelen? Dat alles bcprocld wordt om althans eenige zekerheid omtrent de toe komst te krijgen? Twee wegen tracht de mensch daartoe te bewande len. Hij zoekt het bij de wijzen, wier inzicht hij meer acht dan het zijne. Of hij zoekt het bij de waarzeg gers, dio voorgeven langs bovcnnatuurlijken weg de toekomst te onthullen, en de eer daarvan toekennen aan de afgoden, hetzij ze die afgoden bij namo noe men, hetzij ze gewagen van verborgen krachten daarmee ze in betrekking staan. Maar welke middelen de mcnsch ook aangrijpe om de onzekerheid te overwinnen, ze falen alle. De wijs heid der wijzen blijkt telkens dwaasheid. En de waarzeggerij is onzinnig. Nieuw is dit alles niet. De middelen mogen andere zijn, maar in hoofdzaak is het nog zooals ge het iu uw Bijbel leest van de heidenen in de dagen der profeten. Met majestucuse spot wordt inzonderheid door den profeet Jesaja de nietigheid van de afgoden der hei denen in het licht gesteld. Het is God zelf die dit doet door den dienst van den profeet. En Hij kan het doen omdat Hij God is en niemand meer. Dit komt vooral daarin uit dat de Ileerë „van den beginne verkondigt het einde en van ouds af die diu- gen dio nog niet geschied zijn". Niet bij gissing, niet door berekening. Neen, maar omdat Hij alleen kan zeggen: „Mijn raad. zal bestaan en Ik zal al mijn welbehagen doen". Bezie eerst bij den terugblik op het jaar dat voor bijging onder dit licht het deel levens dat weer achter u ligt. Wat u onbekend was, was bij den Heere bekend. En al wat dit jaar geschiedde was ontplooiing van zijn raad. Hij wist het al van te voren. Hem was niets verborgen. Hij beheerschte alles. Indien het Hem behaagd had, Hij zou u vooraf heel de geschiedenis van dit jaar hebben verhaald, zooals gij ze nu achteraf uit de gebeurtenissen die voorbij zijn verhalen kunt. Zelfs meer dan dit Voor u blijft ook in die ge schiedenis nog zooveel verborgen? Wat waren de oorzaken van de gebeurtenissen, wat waren de drijf- veeren van der menschen handelingen? Ge weet zoo min het een als het ander. Maar bij Hem was dit alles bekend. En Hij gebruikt alle menschen en dingen zooals ze waren en leefden om zijn raad en welbehagen te volbrengen. Zoo ligt ook de toekomst van het jaar dat nadert in zijn raad besloten. Ge zoudt wellicht bcgeoren, dat de Heere dit bock van zijn raad voor u opende en u althans iets ervan mededeelde? En wat zoudt ge dan vooruit willen weten? O, .wees oprecht met uw antwoord op deze vraag. Want neen, uw begeerte strekt zich niet uit naar wat het voor naamste is, veeleer naar het bijkomstige. Maar die begeerte doet u juist het oog sluiten vooc wat uw God u wel heeft medegedeeld, omdat Hij dit voor uw troost en zaligheid noodzakelijk achtte. Ge belijdt het immers nog wat uw Kerk u vaa jongsaf heeft geleerd, dat Christus als onze hoogste. Profect en Lecraar ons „den verborgen raad en willö Gods van onze verlossing volkomenlijk heeft geopen-i baard"? Welnu, dat is het waarop de Heere door den pro-, feet zijn volk wijst als Hij zegt: Mijn raad zal be* str en Ik zal al mijn welbehagen doen. Dat wel behagen is zijn behagen dat Hij heeft in uw heil- en zaligheid. Dat heeft de Heere van den beginne der wereld aan verkondigd. En heel de geschiedenis is geschieden:s van dit Goddelijk welbehagen tot de redding dcc wereld. En zoo is ook uw leven de geschiedenis van zijn, welbehagen tot uw waarachtig en eeuwig heil. Zoo uw oog er maar voor geopend mag zijn, dan ziet ge dat ook in het jaar dat weer achter u ligt. Zoo zal het ook zijn in het jaar met zijn onbekende toekomst dat gij straks weer ingaat. Wat zoudt ge dan nog meer willen weten? Is dit u niet genoeg? Dat die onbekende toekomst geheel in de hand is van Ilcm, die zijn raad volbrengt, die zijn'welbehagen volvoert! Maar dit heeft dan ook u iets te zeggen met he* trekking tot uw leven zooals gij z,elf het (e leven hebt. Ook gij hebt, als naar Gods beeld geschapen, uw raad en uw welbehagen, uw plannen, uw voornemens die gij koestert, uw begeerten die ge hoopt vervuld te zien. Onderwerp dat alles aan Gods Woord en wil. Laat al uw voornemen gericht zijn naar dit éérie: Heere, wat wilt gij dat ik doen zal. Laat het uw welbehagen zijn, Hem welbehagelijk te leven. Dan zult gij den troost kennen van het wandelen met uw God. Dan is Hij altijd nevens u als uw al machtige Helper. Hij, die van den beginne aan ver kondigt het einde en van ouds af de dingen die nog niet geschied zijn; Die zogt: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al mijn welbehagen doen. HET OUDE JAAR 't Oude jaar is heengegaan, in den kring des tijds verslonden. Vriend, hoe is het u gegaan: leeft gij nog in d' oude zonden, of zijt gij door Jezus' bloed reeds vernieuwd in uw gemoed? Jaren snellen immer voort Jezus blijft nog altijd nooden. Hebt gij reeds Zijn stem gehoord, Hem uw harte aangeboden? Haast u dan, eer 't is te laat: ook uw levensjaar vergaat. Hij, wiens hart is toebereid, dankt God voor de vlucht der jaren, daar hij steeds den Heer verbeidt, Die Zijn volk straks zal verg! |i. 't Jubeljaar komt dichter bij Prijst den Heer: dan zijn wij vrij!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11