ELECTRICITEITSKWESTIE
OVERIJSEL
IN
Radio Nieuws.
INGELEID
VRIJDAG 27 DECEMBER 1929 DERDE BLAD PAG. 9
VERBOND VAN CHR, LETTERKUNDIGE
KRINGEN IN NEDERLAND
'JAARVERGADERING TE
UTRECHT
GROEIENDE BELANGSTELLING,
DIE GEVAAR MEDEBRENGT
REFERATEN VAN K. FOKKEMA EN
MARTIN LEOPOLD.
Morgenvergadering.
In Hotel Terminus te Utrecht heeft op
Tweeden Kerstdag het Verbond van Chr.
Letterkundige Kringen in Nederland zijn
jaarvergadering gehouden.
De voorzitter, de heer W. ten Kate uit
Bussum zeide in zijn openingswoord, dat
de Bond zich in steeds meerdere belangstel
ling mag verheugen. Spr. herinnerde aan
de goed geslaagde conferentie te Harden-
fcroek tijdens de Pinksterdagen 1929. Deze
groei brengt echter een gevaar mede, n.
al te groote populariteit, waardoor men zich
(oms aansluit om allerlei bijoogmerken: de
gezellige vergaderingen, week-ends etc.
Voorts was er in het afgeloopen jaar de
oprichting van den auteurskring, en een ver
stevigd contact met de Ned. Chr. Radioveree-
niging, terwijl ook nauwer aansluiting werd
gezocht met den Essayistenkring. Spr. richt
te zeer hartelijke, waardeerende woorden tot
de secretaresse, Mej. L. Olivier van
Utrecht die om gezondheidsredenen haar
functie moest neerleggen. In het komende
jaar zal de actie van het Verbond met
kracht worden voortgezet. Er is
een sterke opleving
e constateeren bij de christelijke jongeren.
)aarvan getuigt ook de groei van „Opwaart-
iche wegen".
Met dank voor het verrichte werk werden
de verslagen van Secretaresse en Penning
meester goedgekeurd. Het bleek, dat. een
voordeelig saldo in kas was van f 105.79.
Het aftredende bestuur werd bij acclama
tie herkozen, het secretariaat zal in het ko
mende jaar worden waargenomen door den
heer J. deGrootte Amsterdam.
Bij de rondvraag deelde de heer J. van
Ham uit Leiden mede dat meerdere en
yooral
persoonlijke propaganda
poor „Opwaartsche Wegen" dringend nood-
lakelijk is. Ook worde meer werk van de
jongeren opgenomen, opdat zij gelegenheid
krijgen zich te ontplooien. Natuurlijk moet
goede selectie worden toegepast. Er diene
voor gewaakt, dat de beginnende jongeren
fn het geheel geen kans krijgen. In ver
band met de propaganda voor Opwaartsche
Wegen, werd uitvoerig besproken de verhou
ding tuaschen tijdschrift en publiek. Tevens
werd erop gewezen, dat in de hedendaagse.ie
christelijke litteratuur zoo weinig te bemer
ken valt het innerlijke geloof, zooals dat.
b.v. wel het geval is bij vele Roomsche
dichters.
Na de rondvraag werd de vergadering ge-
Vhorst tot '6 middags 2 uur.
i Middagvergaderig
In 'de middagvergadering, waarin het
tiraesidium werd waargenomen door den
heer K. Foklcema van Alphen a-d. Rijn een
lezing over:
r aanlei-
De twee eerste eischen, waaraan het son
net heeft te voldoen, zijn: klankrijk en ge
beeldhouwd Diohten is beeldhouwen. Dat
komt juist bij het sonnet zoo duidelijk uit:
Alles is naar een vast plan ontworpen, en
Uitgevoerd. Evenals de architect het gebouw
naar vaste plannen optrekt, moet de dichter
ie werk gaan.
Uiteengezet wordt vervolgens de verhou-
ïing tusschen
ontvoering en gestalte.
Beiden zijn afhankelijk van elkander. Geen
Uitdrukking zonder vorm en geen vorm
tonder uitdrukking. Zoo is er steeds geweest
en zal er steeds blijven de strijd tusschen
Romantiek en Classisisme, de strijd tus-
ichen het gevoel en den vorm.
Behandeld wordt de vraag welke dichters
tich het meest van den beheerschten
vorm het sonnet zullen bedienen? In den
Renaissance tijd werden veel sonnetten
gedicht, omdat men in dien tijd veel hecht
te aan den vorm-
Uitvoerig zet spr. den inhoud van het son-
het uiteen. Het gevoel overheerscht in de
eerste vier regels, de tweede vier regels ge
ven nadere uitwerking, dan volgt een intel-
lectueele en metrische pauze. Tepslotte be
tiet de dichter dezelfde zaak nog eens van 'n
ander standpunt, (vb. Kloos' sonnet: „Herin
nering aan een overleden vriend).
Het sonnet is dus gebouwd naar een va3t
symmetrisch plan. Spr. toont dit ook aan in
enkele Psalmen (b.v. 119).
Het sonnet stamt uit de vroege Middeleeu
wen, en wordt het eerst gevonden bij de
troubadours. Vandaar gaat het naar Italië,
waar het in de 13e eeuw zijn vasten vorm
krijgt (Dante en Petrarca). Voorname
lijk wordt het gebruikt voor minnelyriek.
In ons land komt het vooral in de 17e eeuw
in zwang. Spr. gaat dan nog uitvoerig in
op den maat en op het streven van velen, die
het wezen van het sonnet meenden te vin
den in den rijmklank.
In onzen tijd heeft het sonnet zijn voor
name plaats verloren.
Spr. noemt sonnetten van Anthonie Don
ker, die wel aan den beheerschten vorm
vasthoudt. Ook bij hem is veel klankrijk
heid. Tenslotte zet spr. uiteen, dat het son
net ontzettend veel mogelijkheden biedt, en
dat elke tijd zijn mogelijkheden heeft ont
wikkeld.
Na de pauze sprak de heer Martin Leo
pold van Groningen over:
„Raincr Maria Rilke'",
en wel voornamelijk over diens mystiek,
D e stralende kern van Rilke's mystiek
begint men pas te kennen bij het lezen van
zijn proza. Men herkent Rilke niet aan,
maar in de dingen.
In 1907 werden de „frühen Gedichte" uit-
Kiïke's ontwikkelingsgang
vanaf zijn „frühen Gedichte" tot „Buch der
Bilden' en „Stundenbuch".
Zijn eerste arbeid kenmerkt zich door een
bepaalde aarzeling. Maar juist deze aarze
ling is het, die hem groot maakt. Zoodra be
merkt hij echter deze aarzeling zélf, of hi i
zet droom en weemoed aan den kant, en
geeft zich over aan de werkelijkheid.
Rilke's „Königslied" is een typisch voor
beeld van zijn vroegste lyriek. In de derde
groep (Advent) zijner eerste gedichten vo^i'
ge sterk, dat hij anders wil worden. Het
leven, tot nog toe aarzelend, wordt werke
lijkheid.
Rilke houdt van het leven. Wat voor een
ander doodgewoon is, lééft voor hem. Men
vindt bij hem veel het woord „Ding", en
zelf vooral wilde hij „Ding" zijn: Hij ont
kende ook maar eenige verhouding tot dc
dingen. Van liet meest innerlijke van een
mensch kon hij zoodoende afstand doen.
Liefde kent hij, maar zelf geliefde worden,
dat wil hij niet. Straks trekt hij zich geheel
terug, maar dan leeft hij nog met God, uit
Wien alle dingen zijn.
Rilke's
overgave aan de vormen
brengt een volkomen zelfverloochening mee,
waaruit zijn mystisch-religieuze levensbe
schouwing moet volgen.
Uitvoerig behandelt spr. zijn „Liebeslieder
der frühen Gedichte".
Aan het slot van zijn frühen Gedichte
blijkt zijn mystisch-religieuse aanleg. Dan
volgt zijn Buch der Bilder. Spr. behandelt
hiervan enkele gedeelten. (Zijn houden van
de stilte het „betasten"van de stilte in zijn
gedichten, het dichten van „ééne beweging"
in betrekking tot vier andere!).
En tenslotte is voor hem ook de dood een
vorm van leven. Dat komt uit in het
Schlusstück vom Buch der Bilder. Hij dringt
tot in het wezen der dingen door, n.l. God.
Men verwijt hem wel eens Pantheisme, maar
ten onrechte. Bij hem staat dat alles op veel
hooger niveau. Dat komt uit in het: „Auch
wenn wir nicht wollen: Gott reift". Dit wordt
de tweede mystische waarde in zijn leven.
De dood een vorm van leven! (Buch von
Arm ut und Tode).
Hij onderscheidt
een grooten en een kleinen dood.
Wie een eigen leven heeft, kan dit slechts
behouden als hij zichzelf prijs geeft in
het groote leven in God. Dat is zijn groote
Dan zijn er zij, die zich aan dit leven
hechten om geld of goed etc. Als zij dit op
pervlakkige leven straks vaarwel zeggen,
sterven zij een kleinen dood. Die dood is
oppervlakkig en decadent.
Maar de groote dood is dit niet. En zulk
een dood is Rilke gestorven.
Spr. heeft deze lezing met tallooze aan
halingen uit Rilke's werk verduidelijkt.
Een drietal jonge dichters hebben
verder dezen middag uit eigen werk iets ten
beste gegeven, de heeren: J. D. Zetswaard
van Laren met „Herfstbladen", Gabriël Smit
van Utrecht met „De laatste halte" en H. M.
van Randwijk van Gorcum met „Kerstmis',
„De Grintwerker", „Zigeunervrouwen in den
herfst" en een „Gebed, herinnerende aan de
koude dagen in het voorjaar 1929."
INGEZONDEN MEDEDEEL1NG.
MISBRUIK VAN POLITIEKE
MACHT DOOR GED. STATEN
NOODELOOZE DUISTERNIS IN
VERSCHILLENDE PLAATSEN
EEN MOOI BEDRIJF GEKORTWIEKT
Een belangstellend lezer uit Twente zendt
ons de volgende uiteenzetting van de „bran
dende" kwestie te Ootmarsum, waaraan we
gaarne plaats verlcenen:
Met belangstelling nam ik kennis van de
in uw blad van 10 Dec. j.l. voorkomende
driestar „Wie volgt?"
Wat het natuurschoon betreft van Ootmar
sum kan men, zooals u het schetst, geheel
accoord gaan; dat schoone is echter niet in
vijf regels te beschrijven.
Om iets noemen: op een der heuvelen op
den Küperberg, met haar aanwijstafel van
de V. V. V. heeft men een uitzicht over een
groot deel van Twente en een deel van
Duitschland.
Een pracht gezicht over Twente's dorpen
en steden, <m 't is zooals de heer van Deinse
zoo schoon bezingt: „Daar ligt tusschen Reg-
ge en Dinkel een land. Dat is ons nijvere
Twente".
Het is dan ook te verstaan, dat in die
oude vesting Ootmarsum (een stedeke van
=fc 1400 inwoners) af en toe e.en streven open
baar wordt naar grootschheid en roem. Denk
toch eens in, dat er getracht werd om dit
historisch plaatsje uit zijn isolement op te
heffen en vanuit dit stedeke (waarin kan
het kleine al niet groot zijn) een Eurppee-
sche verkeersweg te bevorderen, welke in
aansluiting aan de groote booten van Lon
den, Rotterdam, Amsterdam, Apeldoorn, Al
melo, Ootmarsum, Nordhorn voert naar
Skandinavië.
Voor zoo'n energie heeft men eerbied. Oot
marsum heeft gehad een schoolkwestie en
een kermiskwestie, welke echter geheel
plaatselijk zijn en zonder anderen te gelege-
nertijd wel oplossing zullen vinden.
Doch nu de Electriciteitskwestie. Dat is
eigenlijk een zaak, welke de voorziening van
electrischen stroom voor licht en kracht van
de heele Prov. Overijsel raakt.
De Overijselsche electriciteitskwestie is er
een met een practische en principieele zijde
Er is aan de voorziening van electriciteit
in Overijsel een heele geschiedenis reeds
voorafgegaan, welk in 't kort hierop neer
komt. In de laatste jaren der vorige eeuw
kwam in deze streek ('k bedoel hiermede de
plaatsen Borne, Hengelo, Enschedé), zoo af
fn toe in de gemeenten, de voorziening van
electrischen stroom ter sprake en na enkele
jaren nam de vraag hier naar voor kracht
en licht zoo toe, dat na proefneming tus
schen enkele gemeenten eindelijk een sa
menwerking tot stand kwam, welke voor het
Oostelijk deel van Overijsel van groote be-
teekenis was. Enschedé had een eigen plaat
selijke centrale en een andere was er te
Borne die ook andere gemeenten voorzag.
Doordat opwekking op groote schaal voor
een plaatselijk net in een industrie-plaats
met vele moei lij kheden gepaard ging, kwam
door medewerking der gemeenten en ir
menwerking met groot-industrieelen „Het
Twentsche Centraal Station" tot stand. En
het kan njet genoeg gewaardeerd worden,
dat mannen met een vooruitzienden blik iai
medewerking met gemeenten als Enschedé,
Lonneker, Hengelo, Borne en met groot-in
dustrieelen hebben weten tot stand te bren-
een op groote schaal ingericht bedrijf,
dat in zich zelf bevredigende resultaten geeft
cn dienstbaar is tot krachtigen bloei der
groot-, doch mede in groote mate tot zegen
van de klein-industrie.
Doch wat is nu het geval? Er is later door
de gemeenten Zwolle en Deventer in combi
natie met Zutfen (Geld.) een Electriciteits-
voorziening-Maatschappij voor Noord-Over-
ijsel opgericht, welke in 't begin der oorlogs
jaren haar fabriek te Zwolle zou vestigen,
de „IJsselcentrale".
Deze maatschappij kwam met haar fabriek
niet geheel klaar; ze begon met moed, doch
op electriciteitsgebied liggen blijkbaar veel
angels en klemmen. Het Provinciebe
stuur kwam tusschenbeide.
Men had nu een opwekkingsstation te
Hengelo (O.) en kreeg een te Zwolle. Het
Rijk kwam er aan te pas enz. enz. en wit
inzage neemt van de notulen der Prov. Sta
ten krijgt wel de indruk dat er heel wat
woorden zijn gewisseld en hesluiten geno-
WINTERRUST IN DE DUITSCHE BINNENVAART
En 't resultaat? De IJssel-centrale werd
een N.V. waarin de Provincie groot
houder werd, en Deventer en Zwolle, mede
deelnemers van elk een aandeel. De Pro
vincie was voornemens concessie aan te
vragen, doch liet lijd verloopen. Toen vroeg
de N.V. IJssel-centrale consessie en kreeg
ze ook voor geheel Overijssel cn een deel
\an Drente en Drente kreeg een commis
sarisplaats.
Alles goed en wel. De concessie gaf aan
de N.V. geen allen uitsluitend monopolie,
't Rijk behield zich rechten voor om door
te stellen regelen anderen niet uit te slui
ten, als dit natuurlijk de algemeene belan
gen kon dienen. Het Twentsche Elect, sta
tion te Hengelo mocht in de plaatsen waar
ze in 1914 leverden, blijven leveren, aan de
door haar met stroom voorziene gemeenten.
Dit gfng'de eerste tijd zonder eenig con
flict. De IJsselcentrale in 't Noorden en
de Twentsche Mij. in 't Oosten. Dat was
dus in Overijsel prachtig in orde.
Doch wat gebeurt er? In 1919 wordt er
in de Prov. Electriciteitsverordening 'n kleine
wijziging (zoogenaamd) aangebracht; welk
voorstel door het lid van Ged. Staten, mr.
van der Vegte werd verdedigd en door de
Staten, vertrouwen stellende in Ged. Sta
ten, werd goedgekeurd. Het kwam hierop
neer, dat niet meer het Tw. Centraal Sta
tion in de geheele Gemeenten, doch alleen
in die deelen waar ze tot heden leverde,
vrij leveren mocht, doch verder alleen in
die gebieden, welke na aanvraag van het
Tw. Centr. station, als voorzieningsgebied
door Gedep. Staten werd toegelaten.
Zoo kreeg men de moeilijkheden. Er was
uitdrukkelijk steeds met klem gesproken
van het goed recht van d$ Tw. Electr. Cen
trale. Maar daar komen aanvragen voor
verschillende deelen van een Gemeente als
Lonneker. Deze gemeente had vroeger voor
de heele Gemeente Consessie verleend aan
de Tw. Centrale, maar jawel; het kostte
heel wat moeite voor de afgelegen buurt
schappen en na heel wat geschrijf was dat
eindelijk in orde.
Daar komt Wiene (Ambt-Delden). Daar
ligt de kabel der Centrale, doch is door de
wijziging der verordening (hoewel de Tw.
Centr. niet in andere deelen levert, een
ander voorzieningsgebied geworden en Ged.
Staten weigeren (er wordt hier sterk aan
getwijfeld of alle Ged. daaraan hebben mee
gewerkt, doch dit is geheim) en 't slot is:
Wiene blijft donker.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
KOSTBARE BERLIJNSCHE KRACHTINSTALLATIE
Een der ooi-zaken van den slechten toestand der Berlijnsche financiën moet gelegen
zijn in het uitvoeren van kostbare werken ten behoeve der zi(ch ontplooiende industrie,
izooals de krachtinstallatie Berlijn-Spaffïïau, welke door Siemen's-Schuckert werd gebouwd
„ooke/'s/
Dubbel is het genot met
Wybert-tabletten, de keel
is tegen ontsteking be-
V/eiligd, de adem zuiver!
de KRO-Klok. 12 Politieberichten. 12.151.16
Lunchmuziek door het KRO-Trlo, bestaande uit:
Heinrich Scholl, viool
Daar is in Borne een dito geval, dat nog
in behandeling is en dan vraagt men zich
hoe zit dat?
Waarom die gehuchten die onder den
rook der schoorsteenen van de Tw. Centr.
liggen, nu nog verstoken van licht en be
lemmerd in hun ontwikkeling.
Maar Oostmarssum, och ja, Oostmarssum
kreeg en krijgt stroom vam de IJssel Centr.:
Mis, dat is feitelijk stroom van Hengelo.
Zoo krijgt ook Almelo stroom van IJ. C,
doch deze koopt zo van het Tw. Centr.
station, De IJ. C. zet er natuurlijk een
schepje bij op en ge begrijpt: is dus niets
rlan facturist.
Men zegt, dat Almelo 't vorig jaar pl.m.
27 mille op deze wijze meer moest betalen
dan zoo ze zelf bij Tw. Centr. had gekocht,
doch dat cijfer is bij gerucht bekend.
Zoo wil de IJ. C. ook Oldenzaal bedie
nen, doch tot heden lijkt het nog niqt.
En dan de contracten, die de IJ. C. deze
gemeenten voorlegt? Zij mag als N.V. dat
doen; zij mag de prijzen vaststellen; zij
mag als exploitant der IJ. C. economisch
alles regelen, condities stellen enz. enz.
Zeer juist. Maar er is toch verschil.
Bijv. de prijs is in 't contract tweëerlei.
Als ge u voor 10 jaar verplicht van de IJ.
C. stroom te betrekken, als ge alle rech
ten van leggen van kabels door anderen
uitsluit, en ge vrij, IJ.C. laat bedienen de ver
bruikers die meer dan 20 K.W. noodig
hebben, ook dan, al hebt ge in uw gemeen
te eigen distributiebedrijf, dan voor vast
gestelde prijs, maar anders is de prijs,
zooveel en zooveel hooger. Hier wordt niet
één prijs gesteld bij levering aan de ge
meenten, die eigen distributie hebben, maar
treedt men in de eigen regelingen der ge
meenten. Daarbij komt d_ap pog dat de
gemeenten niet vrij zijn, doch willen ze
stroom hebben zich bijna onvoorwaardelijk
aan de IJ. C. moeten over geven en dan
voor 10 jaren, dat zegt ook iets dat te
denken geeft. Oostmarssum heeft daarin
geen behagen; klein als de gemeente is,
wenscht ze vrij te zijn in haar eigen huis
houding, en daarbij is het vraagstuk der
Electr. voorziening een Provinciale kwestie
is geworden.
De N.V. heerscht ook over de vrije ont
wikkeling van de Tw. El. Centr. n.1. in
dien zin, dat ze alle nog niet of deelen van
reeds voorziene gebieden voor haar opeischt.
Een N.V. die mede bestuurd wordt door een
commissaris uit Drente.
Het Provinciaal bestuur heeft als college
weinig te zeggen. De N.V. regelt prijs en
voorwaarden, en zoo komt de Tw. Cen
trale in de knel. Het kan die knel nog wel
dragen, doch men sprak van niet verkorte
rechten en beperkt thans elke uitbreidings
mogelijkheid.
Het wordt hoog tijd, dat er een eind
kome aan deze kwestie, en vooral in dezen
zin, dat men toch versta, dat een industri
eel Twente, dat door Gemeenten en fabri
kanten een zoo groot station van Electr. op
wekking wist tot stand te brengen, niet door
de Provinciale Overheid achteruitgezet mag
worden. Een oplossing is noodig, welke
Oostmarssum en andere Gemeente bevre
digt. Hier in Twente wist particuliere ener
gie in samenwerking met Gemeenten iets
groots te bereiken. Waarom moet het dan af
gebroken worden?
Nacht". 9.309.40 Nieuwsberichten van hetPers-
u Vaz Dlas. 9.40—10 Gramofoon. 10—11
Concertavond. 1112 VroolJJk pro-
HILVERSUM (298 M.. na 6 uur 1071 M.) 10—
10.15 Morgenwijding. 12.012 Concert door het
AVRO-Kwartet 2—4 Concert doodde Stafmutielc
t 6e Regt. Infanterie. 44.30 ..Onze Auto"
:httal l&ssen door J. J. A de Ridder. 4.30—
5 Sportprnatjes door H. Hollander 5—5.30 Geznnd
heldslialfuurtje. Spreker. L. W. Schut.
Dp schoolarts en z
:k. 6.01—8 Coi
van „De ■Rembrandtzangers". 8 VARA
Concert Joodsch koor, cellist en orkest. 9 VAHA
i Adres: Mevr. Soph. Nuw
01—6.
i de KRO-Klok.
naar Duftschland". 6.10
itiek Week-
rerzicht door den heer Paul de Waai
acteur van „De Ttld". 7—7.30 Flatenconcert.
308 Spreker: Pater P. Albers S. J. Onderwerp:
Het Gouden Priesterjubileum van Z. H. Paua
lus XI". 8 Tijdsein. 8 Polleiteberichten. 8.15—
het KRO-Orkest
Joh. Gerritsen.
lel-
teleidlng. 11 Grntnofoonmuzlek.
Na 1
De dir.-generaal van P.T.T. heeft aan de om-
'epvereeniglngen ln ons land meegedeeld, na-
ens den Minister van Waterstaat, dat de be
staande toestand betreffende de golflengten van
Hilversum en Hulzen tot 11 Januari 1930 be
stendigd bltJft Een beslissing over wat daarnai
gebeurt, volgt spoedig.
In de plaats van Dr Fuckema Andreae, bur*
gemeester van Utrecht, die op ztjn verzoek eer-
\ol ontslag heeft verkregen ala lid van den
Radio-raad heeft de Radio-raad benoemd tot
plaatsvervangend voorzitter Mr. B. de Gftay
Fcrt?-nan, te Amsterdam.
COLUMBUS MET DEN
VERREKIJKER
Toen Columbus in 1498 St.-Kitss-Nevis ont-
dekte, was de verrekijker een nog onbekend
instrument. Toch ziet men, op een nieuw*
postzegel van dit eiland, den zeevaarder
met zulk een verlengd oog gewapend. Blijk»
baar neemt men het ginds met de historic
zoo nauw niet.
FEUILLETON
door
BONNA WIEGERS—GROENEVELT.
(24
„Geen woord ervan 'k heb me d'r wel
Verdrietig om gemaakt, maar nu kan 't me
niks meer schelen, geloof ik. 't Is goed, dat
't een end aan is."
,,'t Is toch dun daar heb je nou zoo-
Veel uren aan gegeven. Ze zijn niet waard,
dat je wat voor ze doet". s
,,'t Is hun haat tegen 't geloof", zei Thea
ernstig.
„Ik denk, dat ze 't al dien tijd al vervelend
hebben gevonden, maar 't om den dokter
»-egen.
Ze hebben nu 'n mooie reden, om
Mies weg te sturenVan hadr standpunt
bezien, kón ze misschien niet bedanken".
„Jij vergoelijkt altijd 'k Denk, dat de
concurrentie tusschen de scholen d'r ook
wel achter zitmaar zij had d'r fatsoen
kunnen houden".
„Geloofshaat maakt blind daardor
wordt de verplichting van mensch tegen
over mensch niet gezien. Ze meenen
,,'t Is toch min", viel Piet in de rede. „Als
t mij was overkomen, had ik 't er ook niet
nj gelaten, maar Mies is natuurlijk met
lengende pootjes naar huK gegaan1'*-
,,'k Wist niet, wat 'k zeggen moest".
„Dat is '.t juist Je krijgt al meer op
je kop, als je niet van je afbijt zal jW
„Dan krijg je je zin jö 'k moest im
mers douwen hebben".
Gré glimlachte stil voor zich uit 't was
alles zoo gezellig en goed om haar heen
„Net zoo lang tot je verdédigen hebt ge
leerd", beweerde Piet ,met 'n lachje naar
Thea, alsof hij vragen wou: wat zeg je nu
van m'n wijze les?
Haar vingers gleden door z'n blonde haar
goudblond was et, met zachte golving,
die ze er aardig in vond.
„Je hebt wel een beetje gelijk", meende ze.
„Zelfverdediging is 'n eisch. Maar in dit
geval had ik ook gezwegen. Dankbaarheid
moet spontaan je worden geboden".
Toen keek Mies triumfantelijk naar Piet,
,met 'n: „Wat zeg je nou?!"
„Je bent een schat, hoor Thea", dartelde
ze verder.
Je gaat morgen natuurlijk niet fietsen,
maar 'k breng je een bosje hei mee tot
belooning".
„Graag. Ga je meteen naar Verhoef?"
„k Denk het niet 'k heb er geen bood
schap".
„Als je weer gaat, neem van mij dan wat
eieren mee, voor kleine Piet", stapte Gré uit
heur droofnen.land. „De kippen leggen nngal
goed'lc Heb den vorigon keer ook ver
geten te vragen hoe 't met Lena is. Had ze
nog wat bizonders?"
„Heb ik 't nog niet verteld van dat scheer
spiegeltje? Nee? Och, dat was toch zoo grap
kinderverhalen hadden haar sympathie.
,De vorige week was ze door 't raam ge
vallen. Nu 'had ze nog een litteeken aan 't
orhoofdje zitten. Terwijl ze in 't scheer
spiegeltje van d'r vader zat te kijken, zong
ze zoo'n beetje: kindje in de piegel boed op
hoofdje. Ena kusje opgeve, en toen had
jullie es moeten zien, hoe ze zich telkens
iveer bukte om 'n kusje op dat voorhoofdje
te geven en hoe verontwaardigd ze was,
toen 't even zoo vaak op 't mondje terecht
Er kionk een vroolijk lachen.
„Heerlijk goed, die kinderen", zei Huug
toen, even, trok 'n schaduw over Gré's ge
zichtBij 't opstaan boog Mies ziich nog
es bewonderend over de rozen heen.
„Gezéllig is 't hier toch, je hebt 't altijd
io knus, Gré. 't Is of je hier ademt in een
sfeer van onbezorgd geluk, of 't verdriet
niet door jullie muren heen wil. 'k Begrijp
het me niet".
„Toch hebben wij ook onze zorgen hoor.
Maar 'k ben blij, dat jij et zoo aanvoelt
Kom je gauw weer? 'k Kan cr tegen op
zien, dat je Ouddijk misschien krijgt. Jij
weg, Piet weg, Thea mee Huug, we krijgen
't st.il met ons beidjes".
„Met óns beidjes, zeg je immers".
Piet en Thea brachten Mies naar huis, en
terwijl Huug de krant nam, ging Gré te
genover hem in de vensterbank zitten.
Zij hadden ook hun zorgen had ze
gezegd, en dat was waar. 't Ging best in
Walter» met Huug, hij was er veel sterker
geworden, maar toch mocht hij niet doen,
wat hij wel zou willen, moest er altijd de
rem op worden gezet
fM*n Maar ooh daar mocht ze ook eigen
lijk niet over klagen. God had het immers
zoo goed gemaakt Hij kan z'n werk doen
zonder lasten, en hoeveel zieke menschen
waren er niet, ook in 't gezonde Walten?
Als hij zich maar niet weer driftig maak
te op dien tuinman als bij dien nou es
verdragen konHij was al op den goeien
weg
Heerlijk goed, die kindren had hij
gezegd. Ze wist het wel, hij hield er zoo
van hij zou graag Vader zijn. Veel spraken
ze er niet samen over, maar toch wisten ze
van elkaar, dat ze verléngdenEn telkens
weer, als er een kindje was geboren bij
kennissen in 't dorp, en zij er heen ging,
had ze 't op heur arm genomen met heim
wee in haar ziel naar Moeder-weelde
Dat zei ze dan niet aan Huug, dat vond ze
beter voor hem, 't niet aan te voeren, en
als hij er over begon, ging ze hem altijd
vertroosten met hun liefde, die toch verhin
derde, dat gemis aan kindren, een leegte
in hun leven brengen zouZe hadden er
samen ook voor gebeden meer dan eens
en dan trof 't haar zoo in Huug, dat hij zoo
rustig bidden kon, „Uw Wil geschiede
Dan was 't ook immers goedZulk bid
den maakte je kalm en sterkGod gaf
al zooveel. Huug's herstel, hun liefde en nou
dit weer met Piet en Thea in hun huis
Nu kreeg Thea ook een eigen nestje en Piet
werd béterHoe heerlijk alles toch
j „Waar denk je aan, vrouwtje?" vroeg
Huug, z'n krant dichtvouwend.
„Aan al 't mooie, wat er in 't leven is",
zei ze met blijen glimlach.
,jlk dacht wel, dat het weer in je zong
Je bent ook blij met Thea, hé?"
„Ja", knikte ze. „Daar komen ze juist
hoor je web 't Wordt tijd vow Piet Ml
moet toch nog voorzichtig zijn".
Ze .liep de kamer uit, en hij zag z'n zon
nige vrouwtje na
HOOFDSTUK 14.
Gelukkig de koffie komt Ik zal wel
schenken Roelfje, ga maar weg".
Met 'n zucht schoof de Vries een wan
ordelijk groepje enveloppen en beschreven
vellen van zich. Hij was een welgestelde
boer uit Ouddijk, en voorzitter van 't School
bestuur.
„Ben je daar blij om?" vraag-lachte z'n
buurman, die secretaris was.
„Dat dunkt me! 'k Heb zelden zulke ver
gaderingen meegemaakt als van 't Bestuur.
Dan gaat 't bij ons in de Raad heel anders
toe."
„Waar de Raad niet bij te pas moet ko
men", smaalde Mulder, de schoenmaker.
,,'t Vergadert daar toch vrij wat rustiger
dan hier."
„Daar heeft de voorzitter voor te zorgen".
Mulder wierp een vluchtige blik naar Mees
ter Hemmes.. Toen, met 'n spotlach om z'n
dunne lippen, naar de lange, haast verve-
looze tafel wijzend, zei hij:
„Jij bént geen man van orde kijk die
brieven nou es liggen je krijgt ze niet
eens weer, zooals 't moet".
„Ddt doe ik wel", klonk Meester Hemmes'
bedaarde stem, „das maar 'n kleinigheid, en
z'n goed verzorgde handen begonnen rustig
de vellen in de juiste couverten te zoeken.
„We kunnen er direct wel wat verbran
den", merkte de Penningmeester op. 't Was
'n man met een openhartig, vriendelijk ge-
„En of", viel Mulder hem bij. „Dat juffi*
dat altijd ziek is, kunnen we niet gebruiken
en die geen orde kan houden, is heelemaal
niks waard das twee en dan de der»
de..
„Hou toch op, en drink je koffie", snauw
de de Vries, ,,'t is immers pauze".
„En dan zeg ik, wat ik wil man, dat do«
jij ookDie Juffrouw met d'r korte rok
ken is mij te modern."
„Kijk", zei z'n buurman, „hier heb je m'n
stuk koek Ik krijg altijd last van m'n
kiezen, als 'k zulke spullen eet en jij
kan 'r nog van groeien".
Ze mochten Mulder graag plagen met z'n
magerheid, omdat ie zoo gierig was. Eigen
lijk hadden ze een hekel aan hem, alle
maal.
„Dan hou ik meteen m'n mond, bedoel
je".
„Zoo kun je 't ook opvatten je bent
'n snuggere kereld", was 't lakonieke ant
woord.
„We moeten zeker een drietal maken", in*
formeerde de voorzitter bij Meester Hemmes
„Da's wel regel. Eerst nog es met overleg
schiften, dunkt me er zijn nogal wat."
„En dan proefles laten geven?"
,,'t Is pauze!" riep Mulder, die z'n beide
stukken koek al had verorberd.
„Maar we babbelen toch wat door. Mul
der," deed meester kalmpjes, ,,'t Moet geen
twaalf uur weer worden, zooals laatst
dan mopperen de vrouwen."
„Laat De Vries dan minder voorbarig
zijn," zong Mulder nu een toontje lager.
(Wordt vervolgd.il