ELECTRICITEITSKWESTIE OVERIJSEL IN Radio Nieuws. INGELEID VRIJDAG 27 DECEMBER 1929 DERDE BLAD PAG. 9 VERBOND VAN CHR, LETTERKUNDIGE KRINGEN IN NEDERLAND 'JAARVERGADERING TE UTRECHT GROEIENDE BELANGSTELLING, DIE GEVAAR MEDEBRENGT REFERATEN VAN K. FOKKEMA EN MARTIN LEOPOLD. Morgenvergadering. In Hotel Terminus te Utrecht heeft op Tweeden Kerstdag het Verbond van Chr. Letterkundige Kringen in Nederland zijn jaarvergadering gehouden. De voorzitter, de heer W. ten Kate uit Bussum zeide in zijn openingswoord, dat de Bond zich in steeds meerdere belangstel ling mag verheugen. Spr. herinnerde aan de goed geslaagde conferentie te Harden- fcroek tijdens de Pinksterdagen 1929. Deze groei brengt echter een gevaar mede, n. al te groote populariteit, waardoor men zich (oms aansluit om allerlei bijoogmerken: de gezellige vergaderingen, week-ends etc. Voorts was er in het afgeloopen jaar de oprichting van den auteurskring, en een ver stevigd contact met de Ned. Chr. Radioveree- niging, terwijl ook nauwer aansluiting werd gezocht met den Essayistenkring. Spr. richt te zeer hartelijke, waardeerende woorden tot de secretaresse, Mej. L. Olivier van Utrecht die om gezondheidsredenen haar functie moest neerleggen. In het komende jaar zal de actie van het Verbond met kracht worden voortgezet. Er is een sterke opleving e constateeren bij de christelijke jongeren. )aarvan getuigt ook de groei van „Opwaart- iche wegen". Met dank voor het verrichte werk werden de verslagen van Secretaresse en Penning meester goedgekeurd. Het bleek, dat. een voordeelig saldo in kas was van f 105.79. Het aftredende bestuur werd bij acclama tie herkozen, het secretariaat zal in het ko mende jaar worden waargenomen door den heer J. deGrootte Amsterdam. Bij de rondvraag deelde de heer J. van Ham uit Leiden mede dat meerdere en yooral persoonlijke propaganda poor „Opwaartsche Wegen" dringend nood- lakelijk is. Ook worde meer werk van de jongeren opgenomen, opdat zij gelegenheid krijgen zich te ontplooien. Natuurlijk moet goede selectie worden toegepast. Er diene voor gewaakt, dat de beginnende jongeren fn het geheel geen kans krijgen. In ver band met de propaganda voor Opwaartsche Wegen, werd uitvoerig besproken de verhou ding tuaschen tijdschrift en publiek. Tevens werd erop gewezen, dat in de hedendaagse.ie christelijke litteratuur zoo weinig te bemer ken valt het innerlijke geloof, zooals dat. b.v. wel het geval is bij vele Roomsche dichters. Na de rondvraag werd de vergadering ge- Vhorst tot '6 middags 2 uur. i Middagvergaderig In 'de middagvergadering, waarin het tiraesidium werd waargenomen door den heer K. Foklcema van Alphen a-d. Rijn een lezing over: r aanlei- De twee eerste eischen, waaraan het son net heeft te voldoen, zijn: klankrijk en ge beeldhouwd Diohten is beeldhouwen. Dat komt juist bij het sonnet zoo duidelijk uit: Alles is naar een vast plan ontworpen, en Uitgevoerd. Evenals de architect het gebouw naar vaste plannen optrekt, moet de dichter ie werk gaan. Uiteengezet wordt vervolgens de verhou- ïing tusschen ontvoering en gestalte. Beiden zijn afhankelijk van elkander. Geen Uitdrukking zonder vorm en geen vorm tonder uitdrukking. Zoo is er steeds geweest en zal er steeds blijven de strijd tusschen Romantiek en Classisisme, de strijd tus- ichen het gevoel en den vorm. Behandeld wordt de vraag welke dichters tich het meest van den beheerschten vorm het sonnet zullen bedienen? In den Renaissance tijd werden veel sonnetten gedicht, omdat men in dien tijd veel hecht te aan den vorm- Uitvoerig zet spr. den inhoud van het son- het uiteen. Het gevoel overheerscht in de eerste vier regels, de tweede vier regels ge ven nadere uitwerking, dan volgt een intel- lectueele en metrische pauze. Tepslotte be tiet de dichter dezelfde zaak nog eens van 'n ander standpunt, (vb. Kloos' sonnet: „Herin nering aan een overleden vriend). Het sonnet is dus gebouwd naar een va3t symmetrisch plan. Spr. toont dit ook aan in enkele Psalmen (b.v. 119). Het sonnet stamt uit de vroege Middeleeu wen, en wordt het eerst gevonden bij de troubadours. Vandaar gaat het naar Italië, waar het in de 13e eeuw zijn vasten vorm krijgt (Dante en Petrarca). Voorname lijk wordt het gebruikt voor minnelyriek. In ons land komt het vooral in de 17e eeuw in zwang. Spr. gaat dan nog uitvoerig in op den maat en op het streven van velen, die het wezen van het sonnet meenden te vin den in den rijmklank. In onzen tijd heeft het sonnet zijn voor name plaats verloren. Spr. noemt sonnetten van Anthonie Don ker, die wel aan den beheerschten vorm vasthoudt. Ook bij hem is veel klankrijk heid. Tenslotte zet spr. uiteen, dat het son net ontzettend veel mogelijkheden biedt, en dat elke tijd zijn mogelijkheden heeft ont wikkeld. Na de pauze sprak de heer Martin Leo pold van Groningen over: „Raincr Maria Rilke'", en wel voornamelijk over diens mystiek, D e stralende kern van Rilke's mystiek begint men pas te kennen bij het lezen van zijn proza. Men herkent Rilke niet aan, maar in de dingen. In 1907 werden de „frühen Gedichte" uit- Kiïke's ontwikkelingsgang vanaf zijn „frühen Gedichte" tot „Buch der Bilden' en „Stundenbuch". Zijn eerste arbeid kenmerkt zich door een bepaalde aarzeling. Maar juist deze aarze ling is het, die hem groot maakt. Zoodra be merkt hij echter deze aarzeling zélf, of hi i zet droom en weemoed aan den kant, en geeft zich over aan de werkelijkheid. Rilke's „Königslied" is een typisch voor beeld van zijn vroegste lyriek. In de derde groep (Advent) zijner eerste gedichten vo^i' ge sterk, dat hij anders wil worden. Het leven, tot nog toe aarzelend, wordt werke lijkheid. Rilke houdt van het leven. Wat voor een ander doodgewoon is, lééft voor hem. Men vindt bij hem veel het woord „Ding", en zelf vooral wilde hij „Ding" zijn: Hij ont kende ook maar eenige verhouding tot dc dingen. Van liet meest innerlijke van een mensch kon hij zoodoende afstand doen. Liefde kent hij, maar zelf geliefde worden, dat wil hij niet. Straks trekt hij zich geheel terug, maar dan leeft hij nog met God, uit Wien alle dingen zijn. Rilke's overgave aan de vormen brengt een volkomen zelfverloochening mee, waaruit zijn mystisch-religieuze levensbe schouwing moet volgen. Uitvoerig behandelt spr. zijn „Liebeslieder der frühen Gedichte". Aan het slot van zijn frühen Gedichte blijkt zijn mystisch-religieuse aanleg. Dan volgt zijn Buch der Bilder. Spr. behandelt hiervan enkele gedeelten. (Zijn houden van de stilte het „betasten"van de stilte in zijn gedichten, het dichten van „ééne beweging" in betrekking tot vier andere!). En tenslotte is voor hem ook de dood een vorm van leven. Dat komt uit in het Schlusstück vom Buch der Bilder. Hij dringt tot in het wezen der dingen door, n.l. God. Men verwijt hem wel eens Pantheisme, maar ten onrechte. Bij hem staat dat alles op veel hooger niveau. Dat komt uit in het: „Auch wenn wir nicht wollen: Gott reift". Dit wordt de tweede mystische waarde in zijn leven. De dood een vorm van leven! (Buch von Arm ut und Tode). Hij onderscheidt een grooten en een kleinen dood. Wie een eigen leven heeft, kan dit slechts behouden als hij zichzelf prijs geeft in het groote leven in God. Dat is zijn groote Dan zijn er zij, die zich aan dit leven hechten om geld of goed etc. Als zij dit op pervlakkige leven straks vaarwel zeggen, sterven zij een kleinen dood. Die dood is oppervlakkig en decadent. Maar de groote dood is dit niet. En zulk een dood is Rilke gestorven. Spr. heeft deze lezing met tallooze aan halingen uit Rilke's werk verduidelijkt. Een drietal jonge dichters hebben verder dezen middag uit eigen werk iets ten beste gegeven, de heeren: J. D. Zetswaard van Laren met „Herfstbladen", Gabriël Smit van Utrecht met „De laatste halte" en H. M. van Randwijk van Gorcum met „Kerstmis', „De Grintwerker", „Zigeunervrouwen in den herfst" en een „Gebed, herinnerende aan de koude dagen in het voorjaar 1929." INGEZONDEN MEDEDEEL1NG. MISBRUIK VAN POLITIEKE MACHT DOOR GED. STATEN NOODELOOZE DUISTERNIS IN VERSCHILLENDE PLAATSEN EEN MOOI BEDRIJF GEKORTWIEKT Een belangstellend lezer uit Twente zendt ons de volgende uiteenzetting van de „bran dende" kwestie te Ootmarsum, waaraan we gaarne plaats verlcenen: Met belangstelling nam ik kennis van de in uw blad van 10 Dec. j.l. voorkomende driestar „Wie volgt?" Wat het natuurschoon betreft van Ootmar sum kan men, zooals u het schetst, geheel accoord gaan; dat schoone is echter niet in vijf regels te beschrijven. Om iets noemen: op een der heuvelen op den Küperberg, met haar aanwijstafel van de V. V. V. heeft men een uitzicht over een groot deel van Twente en een deel van Duitschland. Een pracht gezicht over Twente's dorpen en steden, <m 't is zooals de heer van Deinse zoo schoon bezingt: „Daar ligt tusschen Reg- ge en Dinkel een land. Dat is ons nijvere Twente". Het is dan ook te verstaan, dat in die oude vesting Ootmarsum (een stedeke van =fc 1400 inwoners) af en toe e.en streven open baar wordt naar grootschheid en roem. Denk toch eens in, dat er getracht werd om dit historisch plaatsje uit zijn isolement op te heffen en vanuit dit stedeke (waarin kan het kleine al niet groot zijn) een Eurppee- sche verkeersweg te bevorderen, welke in aansluiting aan de groote booten van Lon den, Rotterdam, Amsterdam, Apeldoorn, Al melo, Ootmarsum, Nordhorn voert naar Skandinavië. Voor zoo'n energie heeft men eerbied. Oot marsum heeft gehad een schoolkwestie en een kermiskwestie, welke echter geheel plaatselijk zijn en zonder anderen te gelege- nertijd wel oplossing zullen vinden. Doch nu de Electriciteitskwestie. Dat is eigenlijk een zaak, welke de voorziening van electrischen stroom voor licht en kracht van de heele Prov. Overijsel raakt. De Overijselsche electriciteitskwestie is er een met een practische en principieele zijde Er is aan de voorziening van electriciteit in Overijsel een heele geschiedenis reeds voorafgegaan, welk in 't kort hierop neer komt. In de laatste jaren der vorige eeuw kwam in deze streek ('k bedoel hiermede de plaatsen Borne, Hengelo, Enschedé), zoo af fn toe in de gemeenten, de voorziening van electrischen stroom ter sprake en na enkele jaren nam de vraag hier naar voor kracht en licht zoo toe, dat na proefneming tus schen enkele gemeenten eindelijk een sa menwerking tot stand kwam, welke voor het Oostelijk deel van Overijsel van groote be- teekenis was. Enschedé had een eigen plaat selijke centrale en een andere was er te Borne die ook andere gemeenten voorzag. Doordat opwekking op groote schaal voor een plaatselijk net in een industrie-plaats met vele moei lij kheden gepaard ging, kwam door medewerking der gemeenten en ir menwerking met groot-industrieelen „Het Twentsche Centraal Station" tot stand. En het kan njet genoeg gewaardeerd worden, dat mannen met een vooruitzienden blik iai medewerking met gemeenten als Enschedé, Lonneker, Hengelo, Borne en met groot-in dustrieelen hebben weten tot stand te bren- een op groote schaal ingericht bedrijf, dat in zich zelf bevredigende resultaten geeft cn dienstbaar is tot krachtigen bloei der groot-, doch mede in groote mate tot zegen van de klein-industrie. Doch wat is nu het geval? Er is later door de gemeenten Zwolle en Deventer in combi natie met Zutfen (Geld.) een Electriciteits- voorziening-Maatschappij voor Noord-Over- ijsel opgericht, welke in 't begin der oorlogs jaren haar fabriek te Zwolle zou vestigen, de „IJsselcentrale". Deze maatschappij kwam met haar fabriek niet geheel klaar; ze begon met moed, doch op electriciteitsgebied liggen blijkbaar veel angels en klemmen. Het Provinciebe stuur kwam tusschenbeide. Men had nu een opwekkingsstation te Hengelo (O.) en kreeg een te Zwolle. Het Rijk kwam er aan te pas enz. enz. en wit inzage neemt van de notulen der Prov. Sta ten krijgt wel de indruk dat er heel wat woorden zijn gewisseld en hesluiten geno- WINTERRUST IN DE DUITSCHE BINNENVAART En 't resultaat? De IJssel-centrale werd een N.V. waarin de Provincie groot houder werd, en Deventer en Zwolle, mede deelnemers van elk een aandeel. De Pro vincie was voornemens concessie aan te vragen, doch liet lijd verloopen. Toen vroeg de N.V. IJssel-centrale consessie en kreeg ze ook voor geheel Overijssel cn een deel \an Drente en Drente kreeg een commis sarisplaats. Alles goed en wel. De concessie gaf aan de N.V. geen allen uitsluitend monopolie, 't Rijk behield zich rechten voor om door te stellen regelen anderen niet uit te slui ten, als dit natuurlijk de algemeene belan gen kon dienen. Het Twentsche Elect, sta tion te Hengelo mocht in de plaatsen waar ze in 1914 leverden, blijven leveren, aan de door haar met stroom voorziene gemeenten. Dit gfng'de eerste tijd zonder eenig con flict. De IJsselcentrale in 't Noorden en de Twentsche Mij. in 't Oosten. Dat was dus in Overijsel prachtig in orde. Doch wat gebeurt er? In 1919 wordt er in de Prov. Electriciteitsverordening 'n kleine wijziging (zoogenaamd) aangebracht; welk voorstel door het lid van Ged. Staten, mr. van der Vegte werd verdedigd en door de Staten, vertrouwen stellende in Ged. Sta ten, werd goedgekeurd. Het kwam hierop neer, dat niet meer het Tw. Centraal Sta tion in de geheele Gemeenten, doch alleen in die deelen waar ze tot heden leverde, vrij leveren mocht, doch verder alleen in die gebieden, welke na aanvraag van het Tw. Centr. station, als voorzieningsgebied door Gedep. Staten werd toegelaten. Zoo kreeg men de moeilijkheden. Er was uitdrukkelijk steeds met klem gesproken van het goed recht van d$ Tw. Electr. Cen trale. Maar daar komen aanvragen voor verschillende deelen van een Gemeente als Lonneker. Deze gemeente had vroeger voor de heele Gemeente Consessie verleend aan de Tw. Centrale, maar jawel; het kostte heel wat moeite voor de afgelegen buurt schappen en na heel wat geschrijf was dat eindelijk in orde. Daar komt Wiene (Ambt-Delden). Daar ligt de kabel der Centrale, doch is door de wijziging der verordening (hoewel de Tw. Centr. niet in andere deelen levert, een ander voorzieningsgebied geworden en Ged. Staten weigeren (er wordt hier sterk aan getwijfeld of alle Ged. daaraan hebben mee gewerkt, doch dit is geheim) en 't slot is: Wiene blijft donker. INGEZONDEN MEDEDEELING. KOSTBARE BERLIJNSCHE KRACHTINSTALLATIE Een der ooi-zaken van den slechten toestand der Berlijnsche financiën moet gelegen zijn in het uitvoeren van kostbare werken ten behoeve der zi(ch ontplooiende industrie, izooals de krachtinstallatie Berlijn-Spaffïïau, welke door Siemen's-Schuckert werd gebouwd „ooke/'s/ Dubbel is het genot met Wybert-tabletten, de keel is tegen ontsteking be- V/eiligd, de adem zuiver! de KRO-Klok. 12 Politieberichten. 12.151.16 Lunchmuziek door het KRO-Trlo, bestaande uit: Heinrich Scholl, viool Daar is in Borne een dito geval, dat nog in behandeling is en dan vraagt men zich hoe zit dat? Waarom die gehuchten die onder den rook der schoorsteenen van de Tw. Centr. liggen, nu nog verstoken van licht en be lemmerd in hun ontwikkeling. Maar Oostmarssum, och ja, Oostmarssum kreeg en krijgt stroom vam de IJssel Centr.: Mis, dat is feitelijk stroom van Hengelo. Zoo krijgt ook Almelo stroom van IJ. C, doch deze koopt zo van het Tw. Centr. station, De IJ. C. zet er natuurlijk een schepje bij op en ge begrijpt: is dus niets rlan facturist. Men zegt, dat Almelo 't vorig jaar pl.m. 27 mille op deze wijze meer moest betalen dan zoo ze zelf bij Tw. Centr. had gekocht, doch dat cijfer is bij gerucht bekend. Zoo wil de IJ. C. ook Oldenzaal bedie nen, doch tot heden lijkt het nog niqt. En dan de contracten, die de IJ. C. deze gemeenten voorlegt? Zij mag als N.V. dat doen; zij mag de prijzen vaststellen; zij mag als exploitant der IJ. C. economisch alles regelen, condities stellen enz. enz. Zeer juist. Maar er is toch verschil. Bijv. de prijs is in 't contract tweëerlei. Als ge u voor 10 jaar verplicht van de IJ. C. stroom te betrekken, als ge alle rech ten van leggen van kabels door anderen uitsluit, en ge vrij, IJ.C. laat bedienen de ver bruikers die meer dan 20 K.W. noodig hebben, ook dan, al hebt ge in uw gemeen te eigen distributiebedrijf, dan voor vast gestelde prijs, maar anders is de prijs, zooveel en zooveel hooger. Hier wordt niet één prijs gesteld bij levering aan de ge meenten, die eigen distributie hebben, maar treedt men in de eigen regelingen der ge meenten. Daarbij komt d_ap pog dat de gemeenten niet vrij zijn, doch willen ze stroom hebben zich bijna onvoorwaardelijk aan de IJ. C. moeten over geven en dan voor 10 jaren, dat zegt ook iets dat te denken geeft. Oostmarssum heeft daarin geen behagen; klein als de gemeente is, wenscht ze vrij te zijn in haar eigen huis houding, en daarbij is het vraagstuk der Electr. voorziening een Provinciale kwestie is geworden. De N.V. heerscht ook over de vrije ont wikkeling van de Tw. El. Centr. n.1. in dien zin, dat ze alle nog niet of deelen van reeds voorziene gebieden voor haar opeischt. Een N.V. die mede bestuurd wordt door een commissaris uit Drente. Het Provinciaal bestuur heeft als college weinig te zeggen. De N.V. regelt prijs en voorwaarden, en zoo komt de Tw. Cen trale in de knel. Het kan die knel nog wel dragen, doch men sprak van niet verkorte rechten en beperkt thans elke uitbreidings mogelijkheid. Het wordt hoog tijd, dat er een eind kome aan deze kwestie, en vooral in dezen zin, dat men toch versta, dat een industri eel Twente, dat door Gemeenten en fabri kanten een zoo groot station van Electr. op wekking wist tot stand te brengen, niet door de Provinciale Overheid achteruitgezet mag worden. Een oplossing is noodig, welke Oostmarssum en andere Gemeente bevre digt. Hier in Twente wist particuliere ener gie in samenwerking met Gemeenten iets groots te bereiken. Waarom moet het dan af gebroken worden? Nacht". 9.309.40 Nieuwsberichten van hetPers- u Vaz Dlas. 9.40—10 Gramofoon. 10—11 Concertavond. 1112 VroolJJk pro- HILVERSUM (298 M.. na 6 uur 1071 M.) 10— 10.15 Morgenwijding. 12.012 Concert door het AVRO-Kwartet 2—4 Concert doodde Stafmutielc t 6e Regt. Infanterie. 44.30 ..Onze Auto" :httal l&ssen door J. J. A de Ridder. 4.30— 5 Sportprnatjes door H. Hollander 5—5.30 Geznnd heldslialfuurtje. Spreker. L. W. Schut. Dp schoolarts en z :k. 6.01—8 Coi van „De ■Rembrandtzangers". 8 VARA Concert Joodsch koor, cellist en orkest. 9 VAHA i Adres: Mevr. Soph. Nuw 01—6. i de KRO-Klok. naar Duftschland". 6.10 itiek Week- rerzicht door den heer Paul de Waai acteur van „De Ttld". 7—7.30 Flatenconcert. 308 Spreker: Pater P. Albers S. J. Onderwerp: Het Gouden Priesterjubileum van Z. H. Paua lus XI". 8 Tijdsein. 8 Polleiteberichten. 8.15— het KRO-Orkest Joh. Gerritsen. lel- teleidlng. 11 Grntnofoonmuzlek. Na 1 De dir.-generaal van P.T.T. heeft aan de om- 'epvereeniglngen ln ons land meegedeeld, na- ens den Minister van Waterstaat, dat de be staande toestand betreffende de golflengten van Hilversum en Hulzen tot 11 Januari 1930 be stendigd bltJft Een beslissing over wat daarnai gebeurt, volgt spoedig. In de plaats van Dr Fuckema Andreae, bur* gemeester van Utrecht, die op ztjn verzoek eer- \ol ontslag heeft verkregen ala lid van den Radio-raad heeft de Radio-raad benoemd tot plaatsvervangend voorzitter Mr. B. de Gftay Fcrt?-nan, te Amsterdam. COLUMBUS MET DEN VERREKIJKER Toen Columbus in 1498 St.-Kitss-Nevis ont- dekte, was de verrekijker een nog onbekend instrument. Toch ziet men, op een nieuw* postzegel van dit eiland, den zeevaarder met zulk een verlengd oog gewapend. Blijk» baar neemt men het ginds met de historic zoo nauw niet. FEUILLETON door BONNA WIEGERS—GROENEVELT. (24 „Geen woord ervan 'k heb me d'r wel Verdrietig om gemaakt, maar nu kan 't me niks meer schelen, geloof ik. 't Is goed, dat 't een end aan is." ,,'t Is toch dun daar heb je nou zoo- Veel uren aan gegeven. Ze zijn niet waard, dat je wat voor ze doet". s ,,'t Is hun haat tegen 't geloof", zei Thea ernstig. „Ik denk, dat ze 't al dien tijd al vervelend hebben gevonden, maar 't om den dokter »-egen. Ze hebben nu 'n mooie reden, om Mies weg te sturenVan hadr standpunt bezien, kón ze misschien niet bedanken". „Jij vergoelijkt altijd 'k Denk, dat de concurrentie tusschen de scholen d'r ook wel achter zitmaar zij had d'r fatsoen kunnen houden". „Geloofshaat maakt blind daardor wordt de verplichting van mensch tegen over mensch niet gezien. Ze meenen ,,'t Is toch min", viel Piet in de rede. „Als t mij was overkomen, had ik 't er ook niet nj gelaten, maar Mies is natuurlijk met lengende pootjes naar huK gegaan1'*- ,,'k Wist niet, wat 'k zeggen moest". „Dat is '.t juist Je krijgt al meer op je kop, als je niet van je afbijt zal jW „Dan krijg je je zin jö 'k moest im mers douwen hebben". Gré glimlachte stil voor zich uit 't was alles zoo gezellig en goed om haar heen „Net zoo lang tot je verdédigen hebt ge leerd", beweerde Piet ,met 'n lachje naar Thea, alsof hij vragen wou: wat zeg je nu van m'n wijze les? Haar vingers gleden door z'n blonde haar goudblond was et, met zachte golving, die ze er aardig in vond. „Je hebt wel een beetje gelijk", meende ze. „Zelfverdediging is 'n eisch. Maar in dit geval had ik ook gezwegen. Dankbaarheid moet spontaan je worden geboden". Toen keek Mies triumfantelijk naar Piet, ,met 'n: „Wat zeg je nou?!" „Je bent een schat, hoor Thea", dartelde ze verder. Je gaat morgen natuurlijk niet fietsen, maar 'k breng je een bosje hei mee tot belooning". „Graag. Ga je meteen naar Verhoef?" „k Denk het niet 'k heb er geen bood schap". „Als je weer gaat, neem van mij dan wat eieren mee, voor kleine Piet", stapte Gré uit heur droofnen.land. „De kippen leggen nngal goed'lc Heb den vorigon keer ook ver geten te vragen hoe 't met Lena is. Had ze nog wat bizonders?" „Heb ik 't nog niet verteld van dat scheer spiegeltje? Nee? Och, dat was toch zoo grap kinderverhalen hadden haar sympathie. ,De vorige week was ze door 't raam ge vallen. Nu 'had ze nog een litteeken aan 't orhoofdje zitten. Terwijl ze in 't scheer spiegeltje van d'r vader zat te kijken, zong ze zoo'n beetje: kindje in de piegel boed op hoofdje. Ena kusje opgeve, en toen had jullie es moeten zien, hoe ze zich telkens iveer bukte om 'n kusje op dat voorhoofdje te geven en hoe verontwaardigd ze was, toen 't even zoo vaak op 't mondje terecht Er kionk een vroolijk lachen. „Heerlijk goed, die kinderen", zei Huug toen, even, trok 'n schaduw over Gré's ge zichtBij 't opstaan boog Mies ziich nog es bewonderend over de rozen heen. „Gezéllig is 't hier toch, je hebt 't altijd io knus, Gré. 't Is of je hier ademt in een sfeer van onbezorgd geluk, of 't verdriet niet door jullie muren heen wil. 'k Begrijp het me niet". „Toch hebben wij ook onze zorgen hoor. Maar 'k ben blij, dat jij et zoo aanvoelt Kom je gauw weer? 'k Kan cr tegen op zien, dat je Ouddijk misschien krijgt. Jij weg, Piet weg, Thea mee Huug, we krijgen 't st.il met ons beidjes". „Met óns beidjes, zeg je immers". Piet en Thea brachten Mies naar huis, en terwijl Huug de krant nam, ging Gré te genover hem in de vensterbank zitten. Zij hadden ook hun zorgen had ze gezegd, en dat was waar. 't Ging best in Walter» met Huug, hij was er veel sterker geworden, maar toch mocht hij niet doen, wat hij wel zou willen, moest er altijd de rem op worden gezet fM*n Maar ooh daar mocht ze ook eigen lijk niet over klagen. God had het immers zoo goed gemaakt Hij kan z'n werk doen zonder lasten, en hoeveel zieke menschen waren er niet, ook in 't gezonde Walten? Als hij zich maar niet weer driftig maak te op dien tuinman als bij dien nou es verdragen konHij was al op den goeien weg Heerlijk goed, die kindren had hij gezegd. Ze wist het wel, hij hield er zoo van hij zou graag Vader zijn. Veel spraken ze er niet samen over, maar toch wisten ze van elkaar, dat ze verléngdenEn telkens weer, als er een kindje was geboren bij kennissen in 't dorp, en zij er heen ging, had ze 't op heur arm genomen met heim wee in haar ziel naar Moeder-weelde Dat zei ze dan niet aan Huug, dat vond ze beter voor hem, 't niet aan te voeren, en als hij er over begon, ging ze hem altijd vertroosten met hun liefde, die toch verhin derde, dat gemis aan kindren, een leegte in hun leven brengen zouZe hadden er samen ook voor gebeden meer dan eens en dan trof 't haar zoo in Huug, dat hij zoo rustig bidden kon, „Uw Wil geschiede Dan was 't ook immers goedZulk bid den maakte je kalm en sterkGod gaf al zooveel. Huug's herstel, hun liefde en nou dit weer met Piet en Thea in hun huis Nu kreeg Thea ook een eigen nestje en Piet werd béterHoe heerlijk alles toch j „Waar denk je aan, vrouwtje?" vroeg Huug, z'n krant dichtvouwend. „Aan al 't mooie, wat er in 't leven is", zei ze met blijen glimlach. ,jlk dacht wel, dat het weer in je zong Je bent ook blij met Thea, hé?" „Ja", knikte ze. „Daar komen ze juist hoor je web 't Wordt tijd vow Piet Ml moet toch nog voorzichtig zijn". Ze .liep de kamer uit, en hij zag z'n zon nige vrouwtje na HOOFDSTUK 14. Gelukkig de koffie komt Ik zal wel schenken Roelfje, ga maar weg". Met 'n zucht schoof de Vries een wan ordelijk groepje enveloppen en beschreven vellen van zich. Hij was een welgestelde boer uit Ouddijk, en voorzitter van 't School bestuur. „Ben je daar blij om?" vraag-lachte z'n buurman, die secretaris was. „Dat dunkt me! 'k Heb zelden zulke ver gaderingen meegemaakt als van 't Bestuur. Dan gaat 't bij ons in de Raad heel anders toe." „Waar de Raad niet bij te pas moet ko men", smaalde Mulder, de schoenmaker. ,,'t Vergadert daar toch vrij wat rustiger dan hier." „Daar heeft de voorzitter voor te zorgen". Mulder wierp een vluchtige blik naar Mees ter Hemmes.. Toen, met 'n spotlach om z'n dunne lippen, naar de lange, haast verve- looze tafel wijzend, zei hij: „Jij bént geen man van orde kijk die brieven nou es liggen je krijgt ze niet eens weer, zooals 't moet". „Ddt doe ik wel", klonk Meester Hemmes' bedaarde stem, „das maar 'n kleinigheid, en z'n goed verzorgde handen begonnen rustig de vellen in de juiste couverten te zoeken. „We kunnen er direct wel wat verbran den", merkte de Penningmeester op. 't Was 'n man met een openhartig, vriendelijk ge- „En of", viel Mulder hem bij. „Dat juffi* dat altijd ziek is, kunnen we niet gebruiken en die geen orde kan houden, is heelemaal niks waard das twee en dan de der» de.. „Hou toch op, en drink je koffie", snauw de de Vries, ,,'t is immers pauze". „En dan zeg ik, wat ik wil man, dat do« jij ookDie Juffrouw met d'r korte rok ken is mij te modern." „Kijk", zei z'n buurman, „hier heb je m'n stuk koek Ik krijg altijd last van m'n kiezen, als 'k zulke spullen eet en jij kan 'r nog van groeien". Ze mochten Mulder graag plagen met z'n magerheid, omdat ie zoo gierig was. Eigen lijk hadden ze een hekel aan hem, alle maal. „Dan hou ik meteen m'n mond, bedoel je". „Zoo kun je 't ook opvatten je bent 'n snuggere kereld", was 't lakonieke ant woord. „We moeten zeker een drietal maken", in* formeerde de voorzitter bij Meester Hemmes „Da's wel regel. Eerst nog es met overleg schiften, dunkt me er zijn nogal wat." „En dan proefles laten geven?" ,,'t Is pauze!" riep Mulder, die z'n beide stukken koek al had verorberd. „Maar we babbelen toch wat door. Mul der," deed meester kalmpjes, ,,'t Moet geen twaalf uur weer worden, zooals laatst dan mopperen de vrouwen." „Laat De Vries dan minder voorbarig zijn," zong Mulder nu een toontje lager. (Wordt vervolgd.il

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9