DE SABBATSSTRIJD
IN ZEELAND
INGELEID
DINSDAG 24 DECEMBER 1929 VIERDE BLAD
tig weer en morgen (Maandag) moest men
dit weer maar afwachten. Zonde was het
toch niet, volgens de gezagvolle domino
Burs, maar een werk van noodzakelijkheid,!
want regende het eventueel 's Maandags,
dan kon er wel veel bedorven zijn.
't Sp.reekt vanzelf dat dergelijke drogre
denen het. Zeeuwsche volk al verder van
het pad hielpen. Zoo kon het toch niet
doorgaan, want waar was dan het einde?
De" Baljuwen, in de verschillende Juris
dicties werden gewaarschuwd, en van deze
hing veel van den gang van zaken af.
I In het rechtsgebied van Zeeuwsch-
1 Vlaanderen, dat toentertijd goed Protes
tant sch was, was een Baljuw, zekere Joris
j Bellaert, die het volkomen met de SynoÜJ
j en Willem 'I'eellinck eens was.
Hij verbood ten strengste, dat er door de
boeren in de Heerlijkheid Nieuw vliet
Een der grootste strijdpunten, waarmede op Zondag mocht worden gewerkt,
het Zeeuwsche volk zich gaarne bazig hield. Sommigen, volgelingen van Burs, trok-
ken zich echter van dit bevel niets aan,
en gingen kalm hun gang. Doch Baljuw
Bellaert liet niet met zich spotten en daag
de de Sabbatschennende boeren
DE PREDIKSTOELEN DAVERDEN..
OOK LODESTEYN KOOS PARTIJ
VOETIUS COITTRA COCCEJTJS
(In aansluiting aan een artikel in de
„Leeuwarder Kerkboete" van Ds. J. Mu.-uer
over den strijd om den Sabbat, eenige we
ken geleden in onze rubriek Kerknieuws
overgenomen, ontvingen wij van een onzer
Zeeuwsche rneuewertcers, nog een histon-
scne bijdrage over dit onoerv>erp).
„hoe moet de Sabbath gevierd worden".
Voorwaar een vraag, die maar niet zoo
opeens beantwoord kon worden en waar
heel veel aan vast zat.
Reeds voor deSynode van 161S was er
verschil van gevoelen ontstaan over de
voor de Rechtbank te Nieuwvliot
om zich hierover te verantwoorden en o.a.
zag zekere Joos Mehoude zich veroordeeld
eüoorzaamheid ende dat
„uit rede
vraag, hoever de rust op Zondag moest hjj op 19 July 1665 op Zondag zijn koolzuad
worden uitgestrekt. heeft laten dorschen, vvaerdoor hij den Sab-
Het ging er in die bewogen dagen hard j,at des Heeren geschonden heeft, voor
naar toe. De broederlijke liefde was ver te zichzelven twee rijksdaalders, mitsgaders
zoeken en haitstocht had zich van velen v00r iederen persoon, die hij in d
meester gemaakt. Met volle
getuigd worden, dat velen warme hoofden
en koude harten hadden.
't Is voorzeker interessant na te gaan, op
hoe velerlei wijze deze strijd tot uitdruk
king kwam. Gekuischte taal was verre zoek
en men behoefde slechts een blik te slaan
in diverse tijdschriften (de z.g. blouw-
boekjes) om te zien, wat Je verschillende
broeders van elkaar maakten en de namen
Symelaar. Kribbebijter, Kerkuil enz. ge
tuigen niet van den geest der Christelijke
liefde, die er toch voor alles moest zijn.
't Kon dan ook niet anders of de Synode
moest zich in den strijd mengen aangezien
haar oordeel over deze zaak werd inge
roepen.
Na dagen van spanning, besliste deze, na
de zaak ernstig van allen kant bekeken te
hebben en na biddend overleg:
„dat de Sabbat der Joden was afgeschaft,
maar dat de dag des Heeren ervoor in de
plaats was gekomen en door de Christenen
moest geheiligd worden. Die dag moest ge
heel aan den Godsdienst gewijd zijn; men
moest zich van alles onthouden, uitgezon
derd hetgeen van de alleruiterste noodza
kelijkheid was, en de liefde vorderde".
Met deze Synodale beslissing was er een
vaste lijn in de Sabbatsbeschouwing vast
gesteld. Nu kon de strijd gaan vóór of tégen
de Synode.
De strijd nam in kerkelijk Nederland in
vollen omvang aan, zoowel op straat, als
thuis en in de kerk.
Do gildekamers, waar de diverse neerin-
gen bijeenkwamen, waren soms theologi
sche debatkamers.
De beroemde Willem Teellmck nam in
1621 de pen op, om dit Synodale besluit te
verdedigen, dat geheel in de lijn der Kerk
vaders was.
Niet alleen ijverde deze Zeeuwsche predi
ker met woord en pen, maar ook met de
daad toonde hij duidelijk aan waar hij we
zen wilde en hoe zijns inziens de Sabbat
moest gevierd.
In Zeeland had deze vrome Leeraar veel
invloed. Niet alleen in het toen nog bloeien
de stadie Arnemuiden, maar ook in
het naburige invloedrijk® VHssingen
■wist hij het van de Magistraat dezer stad
te verkrijgen, dat de
Zondagmarkt verbeden werd
,verk had,
#n dat de Vlissingsche poorten
bl cn voor alle vervoer.
Alleen kon men op zekere uren, door een
s.g. kinket te voet de stad Vlissingen bin
nen komen, wel een bewijs hoe streng de
Magistraat haar taak opvatte, inzake de I
Zondagsrust.
Ook Voetius mende zich in den strnd,
toen de Zeeuwsche predikant Jacokus Burs,
die de kerk van Middelburg diende, in 1627
pleitte voor een veel ruimere opvatting en
beweerde, dat de Synode met baar besluit
een
volkomen Jodendom wilde Invoeren
onder de Christenen.
Volgens deze Middelburgsche leeraar be
hoefde men den Zondag niet zoo stipt
te houden en mocht men wel werk verrich
ten, zooals zaaien, ploegen, oogsten en rei
zen enz.
Met kracht stond Burs deze vrije opvat
ting in zijn prediking voor en het gevolg
was natuurlijk dat deze in het gevlei kwam
bij diegenen, die niet veel voor de strenge
Sabbatsheiliging voelden.
Al heel gauw werd er, dank zij deze pre
diking, ook door andere leeraars overgeno
men, misbruik van gemaakt. Zeeuwsche
boeren begonnen
handarbeid op Zondag
1 rijksdaalder".
Niet alleen golden deze strenge bepalin
gen voor den Zondag, maar ook de Bid
dag werd streng gehandhaafd.
Als er een Biddagbrief bij de Magistraat
der Zeeuwsche steden binnenkwam, be
richtte deze dit onmiddellijk aan den Pre
dikant.
Dadelijk werden dan maatregelen geno
men, dat op dezen door de Begeering vast-
gestel-den Biddag, alle herbergen gesloten
moesten worden. Allle publieke vermakelijk
heden werden verboden en evenmin mocht
op den
biddag openbare arbeid verricht
worden. Lang heeft deze strenge Biddagvle-
ring zich gehandhaafd. Nog zijn er in Zee
land wel sporen van te ontdekken, en is et
een zekere groep die niet eet, voordat de
middaggodsdienstoefening voorbij is, daar
men het zoo beschouwde, dat men in gebed
nuchter voor God moest verschijnen.
Men duide dit die menschen niet euvel,
zij meenen het goed.
Zooals gezegd, nam de strijd in vollen
omvang aan. Gomarus, Rivet, Waleus, wier
pen zich ook met hun gezag in den strijd
en het werd een pennenstrijd
Ook' godvruchtige en alom beminde
Lodens, .1 bleef niet achter. Deze dichter-
predikant, dreef de zaak tot het uiterste.
Dr. Troost, die een proefschrift aan Lo-
densteyn wijdde, deelt in zijn dissertatie
(pag. 177) mede:
„dat toen Lodesteijn ruim een maand te
So e. termeer was, hij zijn Kerkeraad be
richtte, dat hij tegen de ontheiliging van
den Sabbat zou prediken en hij verzocht
den Kerkeraad, dat zij in handel en wan
del voor zou gaan, en dat niemand eenige
winste, of achtinge en plezier mocht stel
len, boven de zuivere viering van den Sab
bat, uitgedrukt in het uitgedrukte Woord
Gods".
Toen dan ook Lodesteijn naar Slui
Zeeland trok, had hij er een moeilijken
strijd, maar hij wist de Sabatsheiliging
met kracht door te zetten.
Ofschoon wij voor het geestelijk lev
in Zeeland veel aan Lodesteijn te danken
hebben en hem daarom in dankbare her'
nering houden, moet men echter ook
kennen dat Lodesteijn aan eene zijde over
dreef. Deze wilde zelfs
den ganschen Zondag vasten
en zich opsluiten in huis en kerk. Deze idee
DE PRINS, DE PRINSES EN HET
SPROOKJE
Sprookjes eindigen in den regel: toen leefden
„zij" lange jaren gelukkig en tevreden; ze
beginnen doorgaans bij een prins of een
prinses. Zoo'n sprookje wordt thans ook ver
teld van ön-'.e Prinses; hoe kort geleden
is 't dat zij nog „Juliaantje" heette! De
Prins zou ditmaal Wilhelm von Erbach-
Sohönburg zijn, een neef van Koningin
Emma. Is het een sprookje, ofeen
sprookje dat werkelijkheid wordt
verschillende personen zijn, die deze stren
ge Sabbatsviering beleven, en niet zullen
eten van hetgeen des Zondags „klaar" ge
maakt is.
Daarentegen zijn er weer anderen, die er
niets van moesten hebben. Niet dat zij den
Zondag verachten, 0 neen, dat niet, maar
zoo beweerde men: „In het kerkgaan zit
het niet! Als je maar Zondag in het hart
viert! Kousen stoppen is ook Gadsdienst!" en
dan sleept men verschillende teksten uit
Gods Woord erbij om dit te staven.
Wij zullen thans deze historische bijdra
ge niet langer maken, maar besluiten met
een alleraardigste vertelling, die ook po
historische gronden rust en die voorviel in
een tijd toen Voetius en Coccejus elkaar
zeer fel bestreden en de predikstoelen da
verden om elkaar te bestoken.
De practijk bracht soms vreemde dingen
mee. Zulk een conflict tusschen leer en
ven, viel hier in Zeeland voor.
In de nabijheid van Zeeland's hoofdstad
ligt het kleine dorpje Arnemuiden, en gaan
heden ten dage sommige personen uit die
plaats wel eens een „overstap" maken naar
Middelburg, om deze of gene leeraar te be
luisteren, die „naam" heeft, dit was vroe
ger eveneens het geval.
Zoo was er In Arnemuiden een visoh-
vrouw, die van ganscher harte de Voetiaau-
sche of beter gezegd, de beginselen, die naar
Gods Woord zijn, was toegedaan
Het spreekt vanzelve dat deze
Voetiaansche vischvrouw
geheel in de Sabbatskwestie meeleefde.
Nu had zij hooren zeggen, dat er in Mid
delburg een leeraar zijn intrede had ge
daan, die zeer veel volk trok, maar reedf
spoedig den naam had, dat hij niet zuiver
in de leer was en een aanhanger van Coc
cejus was.
Onze vischvrouw moest er het hare van
hebben. Zij stelde zich niet tevreden met
het hooren zeggen, maar wilde het zelf
eens hooren.
Zij trok Zondags naar Middelburg en
mocht een betoog aan'nooren over de stel
ling, dat de Sabbat van het vierde gebod,
in den dood, de begrafenii
van Christus vervuld was en de Christenen
mitsdien den eersten dag der week gods
dienstig vierden, niet krachtens eenig stel
lig uitgedrukt gebod van God, maar uit het
beginsel der Christelijke vrijheid.
Deze preek was de Voetiaansche visch-
allesbehalve naar den zin en ten
11 tien soclzaliRcn Lodesteijn vond in Zee- j zeerste on,stjoht was zij uit de kerk geko-
land veel ingang, voorzoover het dit laat
ste betreft en nog zijn er in Zeeland talrijke
dorpen, waar men des middags niemand op
de straat ziet. Voorzoover men niet ter kerk
is, blijft men thuis, wï
wandelen is zondig.
In den Sabbatsstrijd
berde gebracht. Vragen als „mag men vuur
aanmaken, ldeeren borstelen, eten klaar
maken" maakten strijdpunten uit Schrijver] te vangen. Zoo'n leer kon bij haar niet door'
dezes kan verzekeren, dat er in Zeeland nog t den beugel en hiertegen wilde zij op besliste j
volgens haar een valsche leer
wend verkondigd.
Op den terugweg van Middelburg naar
Arnemuiden had zij rijkelijk den tijd om
K J' I haar gedachten eens te laten gaan
zij het aan moest vangen om den
tverd van alles te y
dominé in zijn eigen netten
wijze protest aanteekenen.
Na de geheele week gepeinsd te heb
ben, hoe zij dit eens aan moest pakken, had
zij het eindelijk gevonden.
Allereerst informeerde zij goed of dominé
des Zondags toch wel in Middelburg was
om voor de gemeente op te treden en hier-
zekerheid bekomen hebbende, trok zij
des Zondags haar alledaagsche plunje aan,
het vischjuk op hare schouders, waar
aan een tweetal flinke korven bengelden,
velke een ruime voorraad zeebankei
aanwezig was.
I11 goeden welstand kwam zij te Middel
burg aan en trok zich niets aan van de
vreemde blikken die op haar geworpen wer
den. Onmiddellijk na kerktijd, toen zij ver
moedde dat de dominé binnen was, belde
j aan de pastorie aan.
Zij behoefde niet lang te wachten, want
onmiddellijk deed de dienstbode'" open en
roeg ten zeerste verwonderd wat zij
,'enschte.
„Ik kom eens kijken of dominé eens geen
lekkere kabeljauw lust!" klonk het onver
vaard.
„Maar mensch, je bent niet wijs' Schaam
en dat op Zondag!" was het antwoord
1flap.... daar sloeg de deur voor de
neus van de Arnemuidsche vrouw dicht.
t was dus mis, maar daarom liet zij
den moed niet zakken.
Zij zoü en moést den dominé hebben.
Voor den vorm ging zij even heen, doch
vijf minuten later belde zij weer aan. Weer
ging de deur open, maar nu was zij de
dienstbode te slim af, want eer dat deze
haar weer dicht kon flappen, had de visch
vrouw er haar klomp tusschen gezet, zoo
dat dit niet kon.
Een heftige woordenwisseling ontstond
tusschen de dienstbode en de vischvrouw,
welke laatste er bij de dienstbode op aan
drong, dat zij den dominé zou gaan vragen
of hij geen lekker zoodje visch wilde koo-
pen, hetwelk de dienstbode pertinent wei
gerde te doen.
De schrille stem der Arnemuidsche drong
ook tot dominé's kamer door, die eens pools
hoogte wilde nemen wat voor
spectakel op Zondag aan de dear
voorviel en derhalve ook naar voren kwam.
„Zie zoo!" dacht de vischvrouw, „nou
heb ik je!"
Zonder zich verder om de dienstbode te
bekommeren, wendde zij zie., direct tot den
predikant cn zeide:
„Goeden morgen dominé! Mooi weertje
he? Dominé ik kom eens kijken of je nu
niet eens een lekker zoodje heerlijke ver-
sche visch wilt koopen, ze
„Maar vrouwtje, hoe heb ik het toch met
je? Je weet toch zeker wel dat het Zondag
is en dat dan
„Nou ja dominé", onderbrak de vurige
koopvrouw, „wat zou dat? U preekt en ik
leur met visch om een boterham te verdie
nen. dat maakt zoo geen verschil....'"
„Wat? Wat? Geen verschil? Maar vrouw
tje hoe kan je dat nu zeggen! Jou leuren
op den dag des Heeren is zondig -n
..Nou nog mooier dominé! Hoe heb ik
het nu met je? Vorige week Zondag hebt
u in de kerk staan betoogen over de Chris
telijke Vrijheid en toen hebt u dit en dat
beweerd. Zooals u ziet ben ik consequent,
11 moet dat ook zijn. gelooft niet aan het
gebod „gij zult geen werk doen op den
Sabbat", maar de vrijheid van den Sabbat
predikt u.
„Welnu dominé, ik ga met u nu hetzelfde
pad op! Ik ga nu voortaan Zondags leu
ren en kom iiu bij u aan of ik niets aan u
kan verdienen. Als 'de zaken op Zondag
coed gaan, zullen er wel meerdere vrouwen
komen leuren, wees daar maar verzekerd
van. Van u, die het als 't ware zelf aan-
preekt. wacht ik geen complimenten af, ik
breng uwe preek in practijk".
Op zulk een klemmende wijze bracht zij
den dominé in het nauw, die nu terug
deinsde voor de
practischo gevolgen zijner leer.
In gedachten zag hij reeds groenteboe
ren. broodbakkers enz., des Zondags aan de
pastoriedeur komen.
Door deze practische onderwijzing ge
leerd, werd hij bekeerd van de dwaalweg
van Coccejus, tot de zuivere leer van Gods
Woord door Voetius voorgestaan.
Moge het in Zeeland, dat steeds den naam
had, dat het de
Zondag in hooge eere
hield, zoo blijven; want in den weg van
Gods geboden en de heiliging van Zijnen
dag, kan gewisselijk Zijn zegen worden ver-
A. M. WESSELS.
UIT HET SOCIALE LEVEN
DE VAKBEWEGING OP
1 JANUARI 1929
Dezer dagen verscheen de Statistiek van
den omvang der vakbeweging van het Cen
traal Bui eau voor de Statistiek. Daaruit
blijkt, dat liet aantal georganiseerde werk-
ners in ons land in het jaar 1928 gestegen
an 520.100 op 1 Jan. 1928 tot 552.100 op 1
Januari 1929. Dc stijging bedroeg dus 6 pet.
tegen 3 pet. in 1927 en 2 pet in 1926.
Bij de drie grootste vakcentralen was de
stijging het sterkst. Het N. V. V. ging met
11.350 (7 pet.), het R. K. Werkl. Verbon/l met
8.300 (S pet.) en het Chr. Nat Vakverbond
met 4.800 (9 pet.) vooruit Procentsgewijs
was dus van deze drie bij het C. N. V. zelfs
de grootste vooruitgang.
Van de kleinere vakcentralen had het N.
A. S. een vooruitgang van 1800 (13 pet.). Het
Neutrale Vakverbond van 300 (3 pet.) en het
Verbond van Hoofdarbeiders van 200 (1 pet.)
De syndicalistische vakbeweging schrom
pelde'in van 4700 tot 2950 leden en telt dus
nauwelijks meer mee. Grootendeels kwam
zeker het verlies der Syndicalistische Vak
centrale aan. het N. A. S. ten goede.
Ook nu hadden, evenals de beide vorige
jaren, de organisaties van werknemers in
het z.g. „vrije bedrijf" het grootste aandeel
in den groei.
Gezamenlijk een stijging van 22.800 (7%
pet) tegen 8000 4y2 pet.) voor de groep per
soneel in Overheidsdienst en 1200 3 pet.)
voor de groep administratief ea technisch
personeel.
Sedert 1919 was het verloop van het aantal
vereenigden in de drie groepen als volgt:
Aantal ledgn op 1 Januari:
1919 1920 1928 1929
Werklieden 303,200 428.700 294.100 316.900
Adm. en techn.
pers35,900 52,900 43,700 44,900
Pers. in openb.
dienst 175,500 201,900 182,300 190,300
REIZEN EN TREKKEN
Dr. Ado BSssIer, de onderzoekingsreiziger,
die door vele gevaren bedreigd de onbekende
oerwoudgebieden van Zuid-Amerika door
kruiste.
Totaal 514,600 683,500 520,100 552,100
Ledental 1 Jan. waarv.inde
1928 1929 4 gr. steden
Nat. Arb. Secr. 14,250 16,100 67
N. V. V203,050 217,400 42
Chr. Nat Vakv. 52,700 57,500 30
R.-K. W. V. 102,100 110,400 16
Neut Vakverb. 12,300 12,600 48
Synd. Vakverb. 4,700 2,950 69
Ver. v. Hfdarb. 15,600 15,800 49
Niet bij centr.
115,500 119,350 34
INGEZONDEN KEDEDEELINfï.
GOED BEGIN 1S T HALVE WERK
EET DAAROM ELKEN MORGEN
Totaal 520,100 552,100
35
In deze ledentallen zijn niet begrepen do
adspirantleden. Begin 1929 was dit getal in
totaal 10.300. Het aantal georganiseerde vrou
wen steeg van 33,600 tot 36,500 of met 8 pet.
Van de georganiseerden aangesloten bij
een Vakcentrale, is het cijfer voor de werk
lieden ook nu veel gunstiger dan voor het
administratief en technisch personeel in
Overheidsdienst. Dat blijkt wel uit de vol
gende cijfers:
Aant. georg. waarv. in In
op 1 Jan. '29 vakcentr.
Adm. en techn.
pers44,900 26,950 60.—
Werklieden 316,800 806,850 96.9
Pers. in openb.
dienst 190,300 98,900 52.—
Totaal 552,100
N. A. S.... 71
N. V. V.... 72
C. N. V.... 72
R. K.W.... 80
A. N. V.... 28
N. S. V.... 73
V. V. H....
CHR. METAALBEWERKERSBOND
VERGADERING TE UTRECHT VAN DEN
ALGEMEENEN RAAD.
Te Utrecht vergaderde de algemeen© Raad
van bovengenoemden Bond, onder voorzitter
schap van den heer F. Eikerbout, uit Leiden.
In zijn openingswoord werd gewezen op den
groeten bloei van den Bond, die in de elf
afgeloopen maanden met 1100 leden vermeer,
derde en tot bijna 7000 leden klom. Veel
kon in het belang van de metaalarbeiders
worden verricht door het afsluiten van goede
contracten.
Hierna deelde de voorzitter mee, dat ver
wacht kan worden, dat het contract met den
Metaalbond spoedig :n werking zal kunnen
treden. Eveneens werden mededeelingen ver
strekt inzake de actie met den R.-K. Me
taalbond, Gewezen werd op den tragen gang
van zaken. Bedrijfsvereenigingen werden op
gericht met den Metaalbond, den R.-K. Me
taalbond, den bond van Loodgieters en fit
ters. Ook in de Verwarmingsindustrie is een
Bedrijfsvereeniging opgericht. In den breedè
werden mededeelingen verstrekt over de gei
voerde onderhandelingen.
De secretaris-penningmeester, de heer
Grotenhuis, deelde een en ander mee over
de statutenwijziging, welke zooveel moeilijk-
1 oplevert, vooral ten aanzien van de
werkloosheidskas, dat het hoofdbestuur voor
stelt deze zaak nogmaals op de e.v. algemeenfli
gadering in behandeling te nemen, waar-
e men accoord gaat.
)e commissie uit de verschillende andere
organisatie® in de metaalindustrie, om eenheid
te brengen in contributieheffing en uitkeerings
bepalingen, bracht een rapport uit, welks con
clusies door den R.-K. en den Chr. Bond wer
den aangenomen, doch door den Bondsraad van
den Alg. Bond verworpen. De kwestie is hier
mee van de haan. De finaneieele toestand van
Bonds- en Werkeloosheidskas geeft aanleiding
tot tevredenheid.
Het hoofdbestuur kon zich niet vereenigen
met de uitspraak van de commissie inzake de
grensregelingskwestie, waarbij het hoofdbe
stuur van meening is, dat de loodgieters niet
bij de bouwvakken, doch by de metaalbewer
kers behooren. Na korte bespreking werd be
sloten, dat het hoofdbestuur van deze uit
spraak in beroep zal gaan bij het algemeen be
stuur van het C.N.V.
Na eenige bespreking werd de begrooting
voor 1930, die aan ontvangst en uitgaaf %"uit
met een bedrag van f 260.460, goedgekeurd.
Het hoofdbestuur stelde voor een extra maand
te bestemmen voor propaganda voor den Bond,
welk voorstel werd aangenomen.
Na rondvraag ging de heer G. Hordyk, vnfl
Rotterdam, in dankzegging voor,
77
23
Het statistisch overzicht bevat verder al
lerlei uitvoerige gegevens. Niet alleen
ledentallen, doch ook geldmiddelen, voor
naamste voorvallen in de vakbeweging hier
en in 't buitenland, hun instellingen en
adressen enz.
BLOEMBOLLENARBEIDERS
KINDERBIJSLAG.
Volgens het voor de bloembollenstreek be
staande collectieve contract ontvangen de
huwde arbeiders met drie en meer kinderen
een kinderbijslag. In 192S/'29 werd aan 410
hoo'den van gezinnen f. 13.892 utgekeerd.
tec f. 12.141 in l928/'28. De kosten van
dien bijslag worden geheel door de werkge
vers gedragen, die voor dat doel betalen 2 ct.
per Rynland sche roede.
PERSONEELRAAD
NEDERL. SPOORWEGEN
Men deelt ons mede:
De Personeelsraad der Ned. Spoorwegen
vergaderde vorige week.
De voorzitter bracht, in verband met bet
aftreden van den heer J. Augustijn, als iict
van den Raad, een woord van dank voor
de wijze, waarop hij gedurende vier jaren
deze taak heeft vervuld.
Langdurige besprekingen vonden plaats
inzake de elassificatieregeling.
Met algemeene stemmen werd vastge-
£e'd'dat de toepassing van dienstordefl
2317 ex tra-ui tkeerin) inzake het werk-
plaatspersoneel juist is geschied.
Voorts besloot de Raad zich alsnog tot dd
directie to wenden, en de bepalingen van
dienstorder 2317 voor personeel onder R,
D.V.-verband, dat wegens ziekte afwezig is
geweest en voor personeel, wiens los dionst
verband aansliutt aan het R.D.V.-verbancL
ruim toe te passen.
BONNA WIEGERS-GROENEVELT.
(23
Toen scheen hij te bedaren om haar. Met
groote passen liep hij heen en weer, bleef
dan weer staan.
„Ben jo blij, als'ik weg ga?"
O, dat ontroerend angstige in die stem,
weer huiverde ze.
„Nee, nee".
Ze zag het opklaren van z'n gezicht.
„Thea", begon hij voor 't eerst, zich sterk
bebeerscltend, „als ik je zeg, dat er veel aan
ge'cgcn ligt, gééf je dan antwoord?"
,,'t Was niet om jóu, 't was om me zelf",
haperde ze, met afgewend hoofd, maar hij
zag line het blozen trok tot in heur lials en
her lippen trilden.
„Thea!" rien liii uit, haar pols omklem
mend, „begrijn ik goed?!"
O, nu wist ze. Zag on eens hunkering naar
her liefde in z'» opgewondenheid, ze
ztisr hem vóór zich als de eenzame strijder
v'pos l'efde haar begeeren was, en wil
lend hel nen ja. hem willend beschermen,
sloeg ze beide pinnen om hem heen.
„Tm ik hou 700 héél vcél van je".
Hij verborg z'n gezicht aan haar schouder
en ze liet hem zoo, zelf de rust hervindend.
„Thea", bracht hij eindelijk uit.
„Stil maar Piet, nu weten we immers
allebei".
„Dat jedat jeHij knerste z'n
tanden op elkaar, om z'n aandoening mees
tor te worden, richtte zich op, leunend z'n
handen op haar schouders.
„Dat jo van mij houdt".
„Van jou, zooals je bent".
„Wéét je dan, hoe ik ben?"
„Ik ken je willen en je streven, ik hel)
je lief", zei ze innig-oveptuigend.
Nu was hij. gegaan door de poort, in het
geluk, in heftige ontroering blikte hij in
haar oogen, die hem tegenglansden toen
omsloot hij haar met z'n armen en kusten
ze elkaarZe merkten het niet, dat Gré,
die door de opene tuindeuren binnen was
gegaan, met blijen glimlach ook weer weg
sloop, boe ze zacht in de keuken thee ging
zetten en waarschuwend Huug begroette
ze waren slechts voor elkaar.
„Hoe kwam je toch zoo terug?" wou Thea
eindelijk weten.
„M:n fietsband klanté, en eerlijk ge
zegd, ik was er blij om".
„Ik nu ook", zei ze eenvoudig, in blije rust
Hij keek haar aan, haar vergelijkend met
zich zo'f.
„Als 'k je nou straks es tegenval", gaf hij
z'n gedachten weer.
..Dat doe ie niet. Al kennen we ellcaar nog
niet in alles, de liefde zoekt overal het goe
de 11 it".
„Maar 'k heb zooveel gebreken", wierp hi'
tegen.
„Dacht je dnn. dat 'k graag een volmaak
te jongen had? Wat moest ik dan wel met
al mijn fouten doen?"
„Maar je ként ze niet".
„Jij de mijne ook nog niet".
„Maar als je eens wist, hoe ik thuis ben.
'k Heb vaak gezegd, dat Mies een schip is
zonder roer, maar mijn roer wil altijd naai
den verkeerden kant uit".
„Als je 't zélf in handen neemt, ja, da's hij
iedereen zoo. Je moet het besturen overla
ten aan God."
,En ik wil zelf. Jij bent zoo heel anders
en ik zoo vol vertrouwen. Alleen, toen 'k
ellendig en zwak was, toen heb 'k m'n
kleinheid voor God gevoeld, 'n stofje aan de
weegschaal. Daar heb jij ook toe meegehol
pen, TheaMaar je oude natuur komt
altijd weer boven, 'k Geloof, dat ik pas in
een andere omgeving ook een ander mensch
kan worden".
„Niet een ander, maar je zelf," verbeterde
ze hem.
„Jij liefste." Bewogenheid trilde in z'n
stem. „En als ik nou straks naar huis ga,
wil je dan met me mee, m'n meisje?"
„Graag 0 zoo graag weer
Ze hield blozend op.
„Toe maar," moedigde hij aan.
„Weer vader en moeder laten zeggen, da's
7.00 mooi," lei ze d'r hoofd aan z'n schou
der.
Toen drukte hij een kus in haar dichte
haar, en bedacht hoe ze ook was, zonder
eigen tehuis
Langzaam ging de deur openeerst
kwamen twee bouquetjes rozen dan tw
lachende gezichten.
,,'t Is feest vandaag," zei Huug.
„Groot feest," vulde Gré aan, gauw hem
voorbij loopend.
„Tea. Piet, wat ben ik blij."
Ze kuste haar zuster, en pakte bei Piet's
handen.
Toen kwam Huug.
„Maar hoe weten jullie toch?!" vroeg
Thea, verbaasd.
,0 kindje, ik zag 't zooeven al jullie
r samen. Maar je hebt me gelukkig niet
gehoord en kijk nou es."
Ze hield de vazen met rozen omhoog.
„Ja, heerlijk, mooi! En ik zag 't al 't
jn die rozen, waar jij niet aan mag ko
men waar Huug zoo zuinig op is."
„Dan kun je zien, hoe 'k de verloving op
prijs stel," boog hij even.
,,'t Is toch wel echt groot feest" Geroerd
ging Thea de kamer uit, terwijl Gre de bloe
men plaatste. Ze ging naar boven, omdat ze
danken moest
Na 't eten kwam Mies. Niet opgewekt was
ze, want 's middags bij Van Huizen was
haar gezegd, dat ze niet terug hoefde te ko
men, Jat de juffrouw van de openbare
school 't wel wilde doen, en boekjes zou
kiezen, die ze geschikter vonden voor hun
jongen, dan die van Mies, met zooveel Chris
telijkheid erin.
„U is dus niet meer noodig," had de
moeder gezegd, en haar de hand toestekend,
weer even flauwtjes als ze 't altijd had ge
daan, had 7.0 haar zonder meer uitgelaten,
niet eens bedankt voor al de moeite.
Zo ging er niet graag naar toe, dat was
waar, want dc kilheid van die moeder en
't halsstarrig zwijgen van dat meisje maak
ten haar zenuwachtig-gedwongen en het
was alleen het blije schitteren van Jan's
oogen, dat haar vertelde, hoe hij genoot, cn
heur wi', om doop te zetten wat ze begon
gesteund door Bart dat haar deed blij
ven hpengaan, maar nu zóó'n slotZe
wist bet wel, niet om de belooning moest je
het goede doen, maar om zóó behandeld te
worden
In die stemming was ze gekomen. En nu
stond ze stil in de kamerdeur, groot van
erbazing d'r oogen, vergetend wat was
geweest
„Wat is hier te doen?"
Ze zag op de tafel het Goudsche schaaltje
met diep-blauwe viooltjes er in op het
orgel de rose-en-wit gekleurde gladiolen uit
den voortuin, en in den erker twee rozen-
ruikers ze zag in Thea's haar en in
Piet's knoopsgat een margriet ze zag
zwijgende, glundere gezichten
„Wat is er toch?"
,,'t Is feest," zei toen Piet, z'n hand op
Thea's schouder leggend, en in eens begrij
pend, schoot Mies de kamer in op Thea af.
„Dat ik daar nooit aan gedacht heb o
meid, wat dol nou worden we zusters."
Ze kuste Thea wild trok Piet aan z'n
kuif, en waagde 't in overmoed ook hém te
kussen, hoewel hij daar nooit op gesteld
was geweest
„Nou ben je vast weer beter," zei ze on
deugend naar Gré. „Twee verlovingen in zoo
korten tijd. wat zal moe kijken. En wat
is 't hier leuk en wat een bloemen."
„Alle eer aan Huug, die heeft het be
dacht," vertelde Gré. ,,'t Zijn rozen uit het
bekende perkje, zie je niet?"
„JaaJonge, Huug, wat was je dan in
'n goeie bui," plaagde ze hem.
„Haast in staat om Tuinman ook 'n paar
te geven," gaf hij terug.
Thea was opgestaan om de mooiste viool
uit de drijffschaal te zoeken, en stak die tus
schen Mies d'r broche."
„Uit blijdschap, dat je m'n zusje wordt,"
zei ze, toen kreeg Mies een plaatsje naast
Piet,
„Nu je meer waarde aan vrouwen gaat
hechten, kom ik zeker ook in eere?" vroeg
ze hem.
„Als je wat verstandiger wordt mis
schien wel."
„Ik koop het niet, hoor kun je begrij-
Pen- Wees me maar dankbaar, dat ik in
Walten zat zonder mij en Walten had je
geen Thea gezien."
„Laat ik dat dan 'n verstandige zet van
jo noemen.
„Dan volgen vanzelf wel meer waardee
ringen," voorspelde Tea.
„Is-de anders niet kwistig mee hij 'a
bang, dat 'k te ij-del word. Weet je nog.
Piet, dat je vroeger altijd zei, dat 'k heel
wat douwen moest hebben eer 'k m'n plaats
je in kon nemen?"
„Die doen 't verwende kind ook goed."
„Ik krijg ze wel hoor, vroolijkte ze, in de
feeststemming om zich heen, wat was ge
beurd beschouwend als een nietigheid.
„Aan Tuinman z'n klappen zijn w' al ge
woon, maar nu moest j'es weten van vrouw
van Huizen.
„Wat heb je dan nu weer beleefd? Ge
ïnteresseerd mengde Huug zich nu ook in
t gesprek van de „jolige jongelui", zooals
zn gedachten ze hadden betiteld, en Gré,
die op was gestaan om de koekjes te pak
ken, ging even weer zitten.
„Zo beeft me m'n congé gegeven. Die on
derwijzeres van do openbare 'zal 't nu doen
J ™i*n boekJ'es waren te Christelijk voor
„Wat 'n nijd." vond Huug. „En hoe ben
je dr weggegaan heeft ze Je nog be
dankt?
(Wordt vervolgd.}