INGELEID
DINSDAG 17 DECEMBER 1929
DERDE BLAD PAG. 9
NIEUW LICHT OP
MOZES' BOEKEN
in.
DE MGZESVERHALEN.
Ter inleidipg van het verhaal van zijn
eigen geboorte, het sparen van zijn leven en
zijn wonderbare redding wijst Mozes op de
verschillende maatregelen, die de Faraö der
onderdrukking genomen heeft om Israël te
knechten en uit te roeien.
In Exodus 1 1G is sprake van „stoelen".
Het woord van den grond 3ext komt nergens
elders in het O. T. voor, wat opnieuw een
bewijs is, dat de schrijver van den Penta
teuch door eigen aanschouwing en nauw
keurige kennis van dezen echt-Egyptischen
guboortstoel op de hoogte was. Oorspronke
lijk waren het twee los, maar dicht bij
elkander staande steenen: groot, hoog en
zwaar, gehouwen uit dezelfde steensoort,
waarvan men molcnsteenen maakte. Latpr.
in 1200 v. C., waren deze steenen aan
elkander verbonden, en nog later, in 4en
domotisohen tijd, in =t S00 v. C., waren het
meerdere aan elkander verhonden, ringvor
mige steenen, waarvan de middelste een
voetstuk had. Op dezen gchoortestoel ging
de aanstaande moeder ziiten, terwijl de
vi'oedvrouw voor haar nederhurkte om haar
bij te staan, of, zooals het in het Egyptisch
heet, haar te „ontbinden". Het was dus voor
die vroedvrouw, als ze gewild had, gemak
kelijk geweest om, zoodra ze zag, dat het een
knaapje was, dat te worgen. Als nu de
vroedvrouw ter verantwoordingen geroepen
worden bij Faraö, dat de 'jongskens niet ge
worgd zijn, verontschuldigen zij zich, dat de
Hebraïnnen „sterk" zijn, welk woord in den
grondtext van onzekere beteekenis is, en
reeds door anderen is vertaald door: „want
zij zijn als de dieren", maar mogelijk nog
duidelijker kan overgezet worden door: „als
het kleinvee", waaronder in het bijzonder te
verstaan zijn geiten en schapen. 2)
De nauwkeurige uitlegger der Schrift is
ook niet dadelijk klaar om de juiste beteeke
nis van Ex. 1 21 vast te stellen: „En het
geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God
vreesden, zoo bouwde Hij haar huizen",
waar immers de eerste en de laatste uit
drukking, groote moeilijkheid opleveren, zoo
w.cl omdat reeds in vs. 20 is gezegd: „Daarom
deed God de vroedvrouwen goed", en om
dat het inleiden met do uitdrukking: „En
hét geschiedde" op iets nieuws wijst, terwijl
het bouwen van gewone huizen, die, zooals
nu nog in Egypte van den modder van den
Nijl gemaakt worden, uitgesloten is en als
zegen Gods niet veel beteckenen zou, en bo
vendien als figuurlijke uitdrukking nergens
elders voorkomt. Yahuda wijst er nu op, dat
het woord, hier door „huizen" vertaald, in
2 Kon. 23 7 gebruikt wordt van behuizin
gen, Tempeltjes voor afgodsbeelden, welke
ook in Egypte als zoodanig gebruikt werden.
Hij vermoedt nu, dat Faraö zal bevolen
hebben in de woningen der Hsbreërs afgods
beelden te nlaatse.n met schrikwekkend
voorkomen, die, als de godin Sechmet, pesti
lentie en andere onheilen konden veroorza
ken. Waarbij wij dan zouden kunnen den
ken aan de afgodische neigingen der He-
breërs, zooals die op de woestijnreis uitkwam
en in den dienst van 't gouden kalf. Hij wil
dan dat vera aldus vertalen: „En het ge
schiedde, dewijl de vroedvrouwen do afgods
beelden .vreesden, zoo maakten ze (de Hebre-
inneiï.) er behuizingen voor", nl. om ze zoo
doende voor het oog der aanstaande moeders
te verbergen, die nu niet meer bang be
hoefden te zijn.
In ex. 2 begint Mozes dan aan zijn eigen
geschiedenis.
Hij verhaalt allereerst, dat toen zijn moe
der hem voor het eerst aanschouwde, zij zag,
Het eerste artikel stond in ons blad van
Woensdag 4, het tweede in dat van Zater
dag 7 December.
dat hij schoon was, wat ook in Hebr. 11 23
staat, terwijl Hand. 7 20 heeft: „uitne
mend schoon". Dat woord in Exodus heeft
reeds den vroegeren rabbijnen aanleiding ge
geven om allerlei wonderlijks van Mozes als
kind te zeggen: hij zou besneden geboren
zijn; het geheele huis zou bij zijn geboorte
in lichtglans gestaan hebben, wat zelfs te
ruggeleid werd op Geil. 1 4; iedereen wilde
dat merkwaardige kind zien; de menschen,
die hem zagen, konden niet meer van hem
vandaan, enz. De randteekeuing heeft:
„Godesehoon, wat zeldzaam juist is, nl. wan
neer men dit zóó opvat, dat zijn ouders
door het geloof bij Mozes' geboorte inzagen,
dat God een bijzonder voornemen met hem
had. In ieder geval kan er op worden ge
wezen, dat het oorspronkelijke woord, in
Ex. 2 2 gebruikt, eerst 'beteekent.: goed, en
dan: schoon, wat precies overeenkomt met
een Egyptisch woord, dat vooral met voor
liefde gebruikt wordt om een uitnemende
'hoedanigheid van goden en koningen aan
wijzen.
In Ex. 2 3, waar niet (minder dan vier
woorden aan de Egyptische taal ontleend
voorkomen, lezen we: „doch als zij hem niet
langer verbergen kon, zoo nam zij voor hem
een kist van biezen, en belijmde ze met
lijm en pek; en zij leidde het jongske daar
in en leide ze in de biezen aan den oever der
rivier". Het woord „kist" komt slechts hier
Genesis voor, waar het vertaald is door
ark. In het Egyptisch wordt het bovendien
gebruikt voor een kistje of kastje, in den
vorm van een schip met een deurtje boven
op, waarin een afgodsbeeld van de grootte
van een kind bewaard werd, en dat, meestal
op een draagbaar, in den vorrè van een bark
bij feestelijke processies in den stoet mede-
gedragen of langs den Nijl van de eehe tem
pelstad naar de andere vervoerd werd. De
zen zomer zag ik, tot mijn niet geringe ver
bazing en blijdschap zulk een godenkistje
van 70 bij 40 cM. in bet museum te Cairo,
dat uitnemend geschikt was om er een kind-
in te leggen.
Jochebed wist dus wel, wat ze deed, waar
bij wij vanzelf aan Gods leiding en ingeving
denken. Zij gébruikte, om haar kind te red
den, een kastje, dat geheel den vorm had
van een afgodenkastje, opdat de dochter van
Faraö Mozes gebruikt hier in Ex. 2 5
opzettelijk dien officieelen titel der prinses
vgl. 1 Kon. 3 1 en 11 1 als zij zich ging
wasschen om aan godsdienstige plechtighe
den deel te nemen, bij het zien van dat
kastje zich onmiddellijk er heen zou begeven
om den daarin opgesloten afgod, zooals zij
dan meende, te redden. In onze vertaling
staat: een kist „van biezen" maar er wordt
daarvoor een geheel ander woord gebruikt
dan aan het slot van het vers, waar we lezen:
„In de biezen". Het moet dan ook anders
vertaald worden, nl. door nijlschip, daar het
niet van biezen, maar van licht, kleverig hout
gemaakt was, dat in Egypte gebruikt werd
voor het vervaardigen van aalcjes en kleine
bootjes, gelijk het aldus ook moet gelezen
worden in Joib 9 26 eri Jes. 18 23. In tegen
stelling van de ark, Gen. 6 14, die van
goferhout gemaakt, en met pek bepekt werd,
welke woorden Ln den grondtekst met het
Akkadisoh, d.i. Babylonisch overeenkomen
werd dit kistje gemaakt van papyrushout, en
belijmd met asfalt en een andere kleefstof,
welke in Egypte' steeds dienden om kisten,
kasten, schepen en doodkisten waterdicht
te maken.
Terloops zij opgemerkt, dat men wel eens
van den kant cler Babel-BiJbel-geleerden 4)
er op op heeft gewezen, dat dit verhaal der
wonderbare redding afkomstig zou zijn van
een Babylonische sage over de geboorte van
Sargon I, koning van Akkad in 2600 v. C.
Maar- deze sage heeft -met dit verhaal van
Mozes letterlijk niets gemeen. Bij Sargon
wilde immers de moeder juist het kind ver
drinken, terwijl alle woorden in het Sargon-
verhaal geheel Babylonisch zijn, en juist, ge
lijk reeds gedeeltelijk is aangewezen, de
woorden waarop het, in het Mozes-verhaal
aankomt, alle aan het Egyptisch ontleend
zijn, terwijl het geheele verhaal een door
'en door Egyptisch karakter draagt.
Over den naam, dien het knaapje vai
prinses ontving, is veel geschreven. Josephus
heeft dien ten onrechte vertaald door: „uit
VLUG ALS VOGELS
Ski-ioopers en bob-sleeërs stuiven weer pijlsnel langs de blanke berghellingen. Deze
sneeuwsporten eischen veel stabiliteit, inzonderheid van je financiën.
het water gered" Egyptologen van naam zijn
het met elkander zeer oneens. De een ver
taalt: Kind, zoon van N.N., dus: vondeling,
tweede: knaap, een derde meent, dat
het een eigennaam is, en afkorting van een
godennaam, enz. Altemaal dus verklaringen,
die tot dusver koren op den molen waren
der Schriftbestrijders, bij name van de Pen-
tateuch-aanvallers.. Yahuda oordeelt echter
andere, en vertaalt wel de eerste lettergreep
Mo door water, maar wijst er op, dat dit
in overdrachtelijken zin beteekent: zaad, dus
kind, zoon, gelijk het in een Eg,rotische uit
drukking voorkomt, die letterlijk beteekent:
.goddelijk water" en wil zeggen: goddelijke
De tweede lettergreep Ses komt van
een Egyptisch woord Se, dat in het algemeen
elke waterverzameling beteekent, als vijver,
kanaal, meer, enz., en in het bijzonder ge
bruikt werd van de breedste doelen van
den Nijl 6), zoodat het woord Mozes dan be
teekent: „kind van den Nijl". In Ex. 2 10
wordt gezegd, dat des konings dochter dien
naam gaf, zeggende: „want ik heb hem uit
uit het water getogen". Hierbij lette men er
op, dat de verhaler opzettelijk in het He-
breeuwsch een woord gebruikt, dat de rivier
de Nijl aanduidt, gelijk ook in Ex. 7 15 en
8 16, terwijl het andere woord, in onze
vertaling overgezet door: „getogen", in let
tervorm precies overeenkomt met het woord
Mozes, welk Hebreeuwsch woord beteekent:
uit trekken, redden, zoodat de geheele zin
aldus vertaald kan worden: „want ik ljeb
hem uit den Nijl gered", hoewel de mogelijk
heid niet is uitgesloten, dat het uit de Egyp
tische taal stamt. Men heeft hier dan de
zelfde lettèrspeling: Mozes-masa zonder over
eenkomst van betee-keuis in woorden, als in
Gen. 11 9 tusschen het woord Baibe.l, dat
eigenlijk in het Babylonisch beteekent:
„poort Gods", en 'het Hebreeuvvsche woord
ba!al, dat dooreenroeren, verwarren betee
kent
Hillegersberg. M. H. A. VAN DER VALK
Als dit Ramses II is geweest, zooals we
ln ons vorig artikel opmerkten, heeft hij
deze onmenschelijke maatregelen een
goede leerschool gehad, toen hij overste was
gedurende zijn kroonprinsschap van de
grensvesting Tar.
2) Onze dierenartsen en veeboeren kunnen
dit wei bevestigen.
3) De Grieksche schrijver Plutarchus deelt
mede, dat de Egyptenaren dit papyrusbout
gebruikten omdat zij het als een verweer
middel beschouwden tegen de krokodillen,
waardoor liet verhaal in Ex. 2 nog meer be-
estiging verkriict.
Deze Babel-Bijbel-geleerden, als o.a. Fr.
Delitzsch en O. Weber be. eerden, dat de
Babylonische litteratuur de bron is, waaruit
de Bijbelsche oergeschiedenissen ziin geput.
Babel en Bijbel zijn dan het resultaat van
eenzelfde wereldvoorstelling, vrucht van een
zelfden bodem, zoodat van Israël lean gezegd
worden: „het dorpje daarbuiten heeft Babels
aard, Babels cultuur; slechts door Babel is
het wat het is". Men leze wat Prof. A. Noordt-
zij daarover schrijft in zijn: Gods Woord en
der eeuwen getuigenis, p. 110 v.
5) Het is opmerkelijk, dat de plaats, die
iu nog, dicht bij Cairo. nl. bij de ruïnen
an het oude Memphis, wordt aangewezen
als die, waar Mozes in het godenkastje werd
nedergezet tusschen de biezen, een van de
breedste gedeelten van den Nijl is.
Prof. Noordtzij schrijft in zijn reeds aan
gehaald werk p. 140: „Een etymologische ver
klaring van den naam Babel wil dit laat
ste natuurlijk niet zijn. Hier wordt niet an
ders gedaan dan Babel in verband brengen
met bal al, gelijk elders Efraïm in-verband
;ebracht wordt met fara en" Samuel met
j ama".
In Aant. 1 van mijn eerste artikel heb ik
onbegrijpelijk genoeg gezegd, dat Hexateuch
de bijbel der Samaritanen was. Het is echter
bekend genoeg, dat deze slechts de boeken
van Mozes erkennen. In Nablus, zooals thans
het vroegere Sichem heet, is nog een klein
overschot, der Samaritanen, die in een achter
hoek van de stad een klein heiligdom heb
ben. Hun hoogepriester vertoont da-ar
geld en goede woorden een rol, dde den
Pentateuch moet voorstellen, maar hij be
driegt de toeristen, daar hi, een geheel an
der geschrift laat zien. Toch moeten de Sa
maritanen in het bezit zijn van een zeer oud
handschrift van den Pentateuch. De Sama
ritanen hebben ook wel een boek Jozua. Dit
is eohter in het Arabisch geschreven,
teekent eerst uit het laatste gedeelte cler mid
deleeuwen en geeft een overzichtelijke ge
schiedenis van Mozes en Jozua en komt dus
niet overeen met ons boek -ua.
RIJKSKANSELIER MULLER IN DEN AANVAL
Kerknieuws.
Rijkskanselier Müller trotseert met zijn financieel program den Rijksdag. Zijn
meerderheid is nog problematisch. Of hij het „klaren" zal?
KERK EN BELIJDENIS
Dr. K. Dijk heeft in de „Hera«*> nog
er op gewezen, dat er geen sprake van is, uai
de belijdenis boven de autoriteit van de Heilige
Schrift verheven zou zijn. De Belijdenis staat
zelfs niet naast, veel minder boven, maar diep
onder de Heilige Schrift. Deze alleen is norm
en regel voor ons geloof. Toch, zoo schrijft hij
verder, eert de Geref. Kerk haar Belijdenis
als de zuiverste dusver bekende Kerkbelijde
nis, zoodat ze maar niet ieder oogenblik kan
veranderd werden. Prof. Bavindk heeft gezegd:
„De Kerk weigert en moet weigeren, zich tot
een debatingclub of philosophisch genootschap
te verlagen waarin heden voor waarheid geldt,
wat gister leugen was, want zij is niet aan een
bare der zee, maar aan een rots gelijk, pilaar
en vastigheid der waarheid".
Aan dit kostelijk woord, zegt Dr. Dijk, mo
gen wij elkaar in dezen tijd wel ter dege her
eren. Het relativisme van tegenwoordig doet
en glimlachen over een constante Belijdenis,
voedt de gedachte, dat men haar kan aan
vaarden voorzoover men zelf begeert, terwijl
daarnaast het streven opkomt, om in de Kerk
te debatteeren en zoo tot een gemeenschappe
lijk standpunt te komen.
Aan die tweeërlei nëiging mag de Kerk niet
toegeven. Ook niet aan. de laatste. Ook niet in
dezen zin, dat men voor elke Synode de een of
andere kwestie opwerpt, die onderzocht m-oet
worden, want dan maakt1 men van de Kerken
'theologisch dispuut-college, dat misschien
interessant is uit een oogpunt van intel
lectueel spiegelgevecht, maar dat met het we
'll en de taalt der Kerk geheel in strijd is.
Evenzoo moet de Kerk er voor waken, dat
i in haar Confessie niet allerlei dingen por
neert^en behandelt, die op zuiver thèologi. ch-
wetenschaippelijk terrein liggen, en in welken
.uitbouw" of welke „aanvulling" ook, heeft
dj op haar hoede te zijn voor het gevaar van
mgmatisme en confessionalisme. Wanneer zij
de Waarheid Gods, maar dan ook de centrale
waarheden klaar, en scherp uitspreekt in haar
Confessie, treedt zij met autoriteit op en
dwingt zij eerbied af, doch verder moet zij
ook niet gaan."
INDRINGERS ONDER VALSCHE VLAG.
We lezen in de „Wekker" de volgende
waarschuwing:
Misschien uel-den wel eens aan uw huis
deur of zullen wel eens aanbellen een of
twee colporteurs, die u een boek willen ver-
koopen „Voor de Zending".
Aarzelt men, dan praten ze u die boeken
n, u overhalende: „het is toch voor een
goed doel".
Menigeen kocht voor een rijksdaalder, vijf
guldens of meer boeken; deze boeken halen
alles wat er zoo al op de wereld gebeurt uit
het O. 'l'.sch. boek Daniël of uit het N.
T.isch hoek Openbaring.
Men staat er versteld van, wat ze daar
niet uithalen. Kranten vol gruwelen diépen
ze daaruit op. Men duizelt van de „ultha-
In den loop der eeuwen is dit steeds ge
schied, dus ook hier weer niets nieuws on
der de zon.
Die hoeken zijn geïllustreerd met plaat
jes uit buitenlandsche couranten of met
foei-leelijke engelen met honingzoete ge
zichtjes, zwevende door de lucht met ellen--
lange trompetten.
Illustraties die een kunstkenher enkele
dagen kippenvel bezorgen.
De uitgave is van het' „Internationaal
Traktaat-Genootschap", dat in alle groote
steden van Europa en Amerika depóts heeft
Wie nu bezweken is en voor veel gelds
zulk een boek kocht, zet zich 's avonds neer
om daarvan te genieten.
Dan begint het hun te schemeren voor de
oogen, want dan lezen ze daar allerlei waar
van ze niet veel begrepen, bijvoorbeèld ook
dit: dat de ziel van' een mensch niet on
sterfelijk was, dat de zielen der afgestorve
nen zullen slapen tot den jongsten dag, om
dan óf te sterven óf met heerlijkheid te wor
den bekleed, enz. En als dan de dominee
kwam, dan was 't: „dominee, we hebben
van een colporteur zoo'n mooi boekje ge
kocht, 't was voor de Zending. Maar er staan
enkele vreemde dingen in die wij niet goed
begrijpen".
„En geen wonder", was dan steeds het
antwoord: „die menschen die u bij u gehad
hebt, waren leden van de Amerikaansche
jsecte cler Adventisten, Russellisten of hoezo
ook genoemd worden. Hun voornaamste
leer, die ze er met geweld in willen drijven,
j is de leer van den zieleslaap en van de ein-
I delijke vernietiging van de zielen der goa-
deloozen. En die „Zending", waarvoor zij
voorgeven te arbeiden, is niet wat elk ge-
I woon Christenmensch en dus ook gij daar-
I oude# verstaat, de Zending onder deHe I-
den en, maar het is de Adventistische Zen-
riling onder ons, Christenen, die volgens
hen in doodelijke dwaling verstrikt liggen
en dus ook Adventist moeten worden ge
maakt".
Radio Nieuws.
HUIZEN (1875 M., Ultslultt
169.30 Concert. 10.30—11
..•30 Gramofoon. 11.3012.30
ling. 12.302 Concert. Alt mt
2— 2.45 Concert Biano, orgel.
'iramofoon 5—6 Klnderv
on. 6.30—7.30 Cursussei
srle over: ..De Stads-kip
lursmededecllngon dooi
irtje. C6,30 Gra-
Christelüke Getuigenie-eamenkom
irl" te Amsterdam. Sprekers
10.30 Lcztng over: De elee
sprekers cn de electr. grarr
(plck-up). 10,3011 Gramofooninu
juder", 8S.30
XCRJt-voor-
de J^ódsch-
it vanuit „Sal-
i Kinderkoor*
Egber
5—630
5.30J6.30 Con<'
:et. 6.30 Vaz Dias: Koersen, ti.s
;h: Beginners. 7.15—7.45 Itolla
■den. 8.01—8.46 AVRO-Nutslezi
Indlë. Het Mohammedieme Spreker: I
nouck Hurgronje. Daarna: Duits'
469 Inleidende causerie door Jan
.45—11 Concert door het vereterlcti
rkest. Hélöne Cals (sopraan), het I
t AVKO-
7.15 Ha-
.nsch: Ge-
Dat nu deze lieden daarvoor arbeiden, dat
staat hun tot op zekere hoogte vrij. Wat
minder fraai is, is .dat zij op zulk een be
dekte wijze handelen. Nooit komen ze er
rond mee voor den dag: wij zijn Adventis
ten, die ook U op dien weg willen leiden.
Neen, altoos is 't of zij doodgewone Chris-
tenmenschen waren, die het bloot om uw
zieleheil te doen was en die daarvoor en dan
meteen ten nutte van „de Zending'
boekje willen verkoopen.
En onder dat voorgeven krijgt ge dan
zoo'n Adventistisch ding, dat u in de war
brengt of waarmede ge zit.
Indringers onder valsche vlag!
HET EVANGELIE IN RUSLAND.
Draagt het Evangelie in Rusland nog
vrucht?
Paul Achenbach, drie voor den Zendings-
bond „Licht im Osten" werkt en tijdelijk te
Maarssen (U.) vertoeft, antwoordt in een
artikeltje in „Uw Koninkrijk kome" daarop
als volgt:
Ondanks alle verdrukking antwoorden
wij: Ja!
Communistische bladen schreven in den
laatsten tijd: „Op de Sovjetwerkplaatsen en
fabrieken behalen de geloovigen de eene
overwinning na de andere. Zoo hebben b.v.
in de textielfabrieken Chalturin zich 2000
bij de Evangelische kringen aangeslo
ten, terwijl in de Kiemcel der goddeloozen
zich nauwelijks 500 bevinden een resul
taat van de wijze, waarop de menschen be-
■erkt worden.
„De Evangelische geloovigen vervolgen
de communisten mét hun prediking over
„vrede cn broederschap in Christus". Daag-
lijks trekken zij de jeugd van stad en land
hunne gelederen".
„Het is genoeg daarop te wijzen, en dat
alleen in Noord-Kaukasië 54 gemeenten be
staan, die uitsluitend uit jonge menschen
bestaan".
Persoonlijke berichten zeggen het volgen
de: „Prinses Lieven, van ,wie de Holland-
sche bladen thans zeggen, dat zij gevangen
genomen is, werkt in de Gemeente der Evan
gelische Christenen, 's Zomers zijn allen,
ook de Prinses, op het land en in de tui
nen vlijtig aan 't werk. Zij melkt de geit,
draagt water aan en van de opbrengst van
hun werk onderhouden zij zich. De Prinse^
is nog krachtig, maar haar haar is heele-
maal grijs
Br. M., leider van veel Gemeenten, kan
>g werken. Hij is altijd op reis. De levens
middelen zijn schaarsch. Als prediker heeft
hij geen bons en leeft hij van wat de ge
loovigen hem geven. Er is gebrek aan melk
en griesmeel, vooral voor de kinderen.
Lieve Hollandsche Zendingsvrienden, wij
danken u hartelijk voor uw trouwe hulp.
De nood en de verdrukking zijn eohter nog
veel grooter geworden.
Wie brengt een bijzonder offer in den
tijd van bijzonderen nood in Rusland?
_,lk heb er ook wednig zin in, om me nat
te laten regenen", is het peinzend-ovèrwe-
gende antwoord van manlief. „Ik ga graag
naar de kerk maar 't moet niet regenen.
Gelukkig dat we radio hebben, 't Is wel een
Luthersche dienst vanmorgen maar en
fin
Slap-van-geest ontblootte zijn hoofd weer,
door zijn slappe hoed aan den kapstok te
hangen en zette zich, met een sigaar,
rustig in zijn leuningstoel
Waarop Willem, zijn veel-belovende oud
ste spruit, tot Janske, zijn dito-jongste, met
glundering-in-de-oogen het woord aldus
richtte (maar het was niet inrit bijzijn des
vaders en der moeder): „Fijn, meid, we
ge thuisblijven, als 't regent, gaan Pa
doe niet naar de kerk!"
Wie uwer brengt broeder Slap-van-geest
het volgende eens onder de aandacht Het
is een recept van broeder Trouw-op-'t pad
u weet wel, die oude grijze broeder, die
een half uur loopens van de kerk afwoont
en nooit mist
Bij voorbant dank!
„Waarom ik ook bij ongunstig weer naar
de kerk ga.
Ie. In den Bijbel staat nergens, dat men.
alleen bij mooi weer de samenkomsten dei-
gemeente moet bijwonen.
2e. Ik reken er vast op, zelfs bij 't meest-
ongunstige weer, den predikant op den kan
sel, en den organist op 't orgel te vinden:
het zou me ten zeerste verbazen, indien zij
thuis waren gebleven.
3e. Door-de-week gaat, zelfs bij nood
weer, een handelaar naar de beurs, en een
koopman naar zijn kantoor en wie laat
zich nu door regen terughouden van 't bij
wonen van feestelijkheden?
4e. Blijf ik thuis, dan moedig ik anderen.
ian ook thuis te blijven, terwijl kinderen 't
oorbeeld van ouders en oudoren gaarne cn
gewillig volgen; aldus gaat misschien door
mijn schuld veel zegen verloren en wordt
geslacht gekweekt van anti-lcerkgang-
bij-regen-raenschen.
5e. Ik denk zoo, dat de Heere de meeste
verontschuldigingen voor het wegblijven uit
de kerk (en zeker het woers-excuus)- even
beslist zal afwijzen, als die we lezen in Lu-
kas 14 18—20".
ALS 'T REGENT
Geeft u dit recept door?
Misschien is het nög beter, dit niet
w buurman te adresseeren, maar aai
zelf
i Kleine vos, die den wijngaard
derft 1"
Gemengd Nieuws»
De
GROOTE 70 JAAR
'ïvtwerper van het bekende Nederl.
Dan ga ik niet naar <le kerk!
Is „Loosd. Kerkbl." schrijft Ds. J. Smelik
het volgende:
Het is broeder Slap-van-geest, dien
hoort spreken.
't Is op een Zondagmorgen reeds
paar clagen lang 'hingen grauwe, dreigende
luchten boven de lage landen bij de zee
na, met een half uur voor kerktijd tikkeren
de eerste druppelen droefgeestig op de stra
ten neer
Broeder Slap-van-geest schrikt bepaald, nu
hij voor de ramen zijner woning verschijnt,
om 's te kijken „hoe de lucht is
„Tjonge", mompelt hij tot zijn wederhelft,
die dr.uk bezig is haar hoed voor den spiegel
recht op haar kruin te drukken, ,,'t regent!'
„Regent 't?" vraagt de vrouwelijke mond,
met zulk een verbazing-in-haar-stem, alsof
regen in do lage landen bij de zee iets héél
extra-ordinairs is „regent 't
„En óf't zet flink door".
„Nou maar, dan ga ik niet -- dan ga ik
liever vanavond misschien is 't dan
droog".
kortschrift „Groote", de gepens. Luit. Kol.
A. P. Groote, te Amsterdam hoopt 30 Dec.
a.s. zijn 70sten verjaardag te vieren. De
beoefenaars en bewonderaars van zijn stel
sel zijn voornemens hem op dien da£ te
huldigen en hebben daartoe een comité ge
vormd, waarvan de burgemeester van Am
sterdam het voorzitterschap heeft aanvaard
Het comité van beoefenaars dor stenogra
fie „Groote" tc Rotterdam cn omstreken be
staat uit de heeren W. Roos, D. Blomberg
D. de Bruin, C. de Neef Jr. J. G. C. Pronk
Dr
Ent.
Alle boefenaars en bewonderaars vah het
stelsel „Groote" wonende in Rotterdam of
omstreken, die hiermede syrnpathiseeren
worden verzocht, dc lijsten te willen teelte
nen welke zijn neer gelegd op het kantoor
van Mevr. K. Ort, Henegouwerlaan B5 la
Rotterdam.
VERDRONKEN.
Te Leeuwarden is uit het kanaal een
vrouwenlijk ogephaald. De identiteit kon
nog nvet worden vastg:steld, maar men
schat den leeftijd op ongeveer 23 jaar. Aan
deze vondst ging het vinden van een da
mesrijwiel vooraf. Men heeft fietssporen
op den berm van den weg kunnen waar
nemen.
De politie stelt een onderzoek in.
FEUILLETON
BONNA WIEGERS-GROENEVELT.
(18
't Kwam Verhaar zeer waarschijnlijk voor
maar toch wilde hij er een eind aan maken
bij mocht die gesprekken niet
„Jullie vrouwen verbeelden je ook wel es
wat. Als ze hier komt, Marieke, moet je
vriendelijk voor ze zijn. Maar dat ben je
toch immers altijd?"
„Als jullie m'ook zoo verwennen, heb ik
geen reden om 't niét te zijn".
„En 'irui mist ook de noodige leiding,
ze heeft geen moeder meer. Weet je toch
wel?"
,,'t Is ook zoo", zei ze beschaamd, „ik zal
er om denken, vader".
Als zij touh eens geen moedertje had
„Hoe kornt liet toch eigenlijk, dat jij zooveel
thuis bent?" vroeg Mies ineens,
„De school is voor vijf weken gesloten we
gens roodvonk, en nu valt de groote vacan-
tie'ïor mooi achteraan".
„Zit het zoo. U zeker blij, mevrouw?"
„Ja kind," bevestigde mevrouw Verhaar.
„Als dio vacantie es weer achter de rug
HOOFDSTUK XI.
JuffrouiV de Waard was in de keuken be
drijvig aan 't zorgen. Nu Bart er was, en
vooral met zoo'n vreugde in huis, wou ze
toch graag wat extra's maken. Haar man
had een verrukkelijke mand met fruit laten
anmorgen vroeg al, ze had
vrouws hartelijke stem. Dan maakte ze haar handen los en zich be-1 beur liefdeschat neerleggen in de fluistering
„Graag", zei ze zacht l'heerschend nam ze z'n arm, om stappen, die J „Mijn groote, sterke jongen".
Toen wou ze Bart de hand reiken, maar naderden, hol-klinkend door de stille straat, i „O Mies, wat is God goed; we moeten Hem
aan z'n houding zag ze al ,dat 't nog niet Zoo liepen ze verderDe kloklcedreun danken".
noodde was. van kwart voor elven klonk als feestgejubel' „Hij heeft het wél gemaakt", zei ze teer.
,,'k Breng je naar huis", zei hij, even tin- door d'avond heen als vreuigdëfakkels Thuisgekomen, vond ze moeder, waoh-
telend zijn oogen in de hare. (straalden de hooge lantaarns hun schijnsel tertd alleen bij 't schaai-sche licht van laag-
„Dan blijf ik hier, en moet je haar ook langs den weg. j brandende schemerlamp,
maar mantelen", hield Marie zich terug. I ,,'t Is feest, overal feest merk je het I ,,'t Is goed moeder, 't is alles goed," juioh-
„Ik müg toch mee?" vroeg hij zacht in de wel en van binnen is alles één lied", juichte te ze.
gang, zich naar haar overbuigend. hij. Juffrouw de Waard hield haar tranen niet 0,.., 00
Ze knikte slechts, ze kón niets zeggen, 1 We gaan door bloemenweelde", zei ze ln tegen. Ontroerd hielp ze Mies den mantel niet geweten wat ze zag. Zulke dingon dééd
want na al 't onrustige woelen, 't verwarde heur groote vreugde, „en we mogen er pluk- uitdoen en streek de blonde haren weg uit j hij hoogst zelden, als er iets was, wat
vragen van de laatste weken, zag ze nu ken en strooien, zooveel we maar willen",
niets andere dan die eene groote, heerlijke j „Er ze verwelken nooit", vulde hij ov-
zekerheid, dat hij van haar was en zij van
hem
Buiten nam hij haar arm en drukte die
tegen zrich aan.
„Mies", zei hij bewogen, omdat ze 't ge
worden liet.
„Bart", fluisterde ze terug.
I „Mies, lieveling".
„O jongen!" Ze kneep z'n arm
- gezicht, hem bizonder aangenaam had gestemd. De-
„Dan wordt alles weer moojri ze verloving had dan ook wel z'n buitenge-
„En moeder, morgen komt hij hier". wono goedkeuring weggedragen. Hij" had
„Best kind, best. Hij is nu welkom als zelfs vrij gevraagd op 't kantoor, om thuis
kind van huis". j koffie te drinken voor de ontmoeting met
Toen, even, kwam een peinzende uitdruk- Bart Wat had hij ook glunder gekeken,
king in Mies d'r stralende oogen. toen ze 't hem aan 't ontbijt vertelde en Mies
„Wat zal vader zeggen?" aarzelde ze. [nog boven was. Ze had 't er wel eens vaker
„Die zal blij zijn, hij houdt van Bart. Maar ;over willen hebben, maar toen had hij go
gen. Als het daarbinnen zoo zingt, dan kun je moet er niet. van schrikken, als hij 't zegt jzegd: „Jij moet je er buiten houden, dat
i „u jongeni z,e Kneep zn arm m naar je niet redeneeren, dan moet je juichen, op zn kalme manier zijn zaken, waarin een derde meer kwaad
i groote ontroering, en blikte vol verlangen dan zou je willen hollen, samen hollen". „Dat doe ik niet. Vader meent 't altoos'doet dan goed", en dat had haar njjdig ge-
i en liefde naar licm op. In stille overeenkomst gingen ze bij de goed". 1 maakt „Als ieder zoo langzaam Irep als jij,
„Ben je dan tóch van mij", klonk z'n stem brug niet rechtdoor, maar sloegen af links En, ineens weer lachend, keek ze guitig kwam er zeker niet veel tot stand"; was d'r
1 nu -=-J l prikkelbaar antwoord govveest Later 11
moedig aan. „Bloemen, door liefde gestrooid
zijn altij'd frisch".
Weer zwegen ze en beluisterden in die
stilte hun hartezang.
„Wat heb ik je veel te zeggen, Bart wat
moet je nog veel weten".
„Ja liefste, jij bok maar nu niet—mor-
ingeh'ouclen-warm, en bei z'n handen om-.'t kamaal, en daar, waar ze niemand zagen, naar moeder,
vatten de hare met kracht j waar niets het avondzwijgen stoorde dan 't j „k s\ oud nu ook gauw weer beter, denk
I „Al zoo langals .je eens wistWat j blaffen van een waakhond bij zwart-omhul- ik"
héb ik verlangdo Bartde woning, daar sloeg hij z'n sterke armen
Toen, opeens, snikte ze het uit, van geluk, om^ haar heen en kuste haar.
Tot half elf bleef Mies, toen stond zé
»p.
„Kom je héél gauw weer?" hoorde ze me-
dicht tegen hem aan, zóo dicht, als was zo
bang, dat hij haar zou ontvluchten.
Hij deed zich geweld aan, haar ndet in z'n morgen al weer?"
armen te sluiten, hij hield alleen maar die 1
trillende handen vast, en fluisterde zijn lief-
koozing, die hij altijd had verlangd tot haar
te zeggen: „Mijn eigen, eigen meisje"
Toen t
Ze huiverde van ongekende veelde^den en terwijl
Ze kon 't haast niet gelooven,
Morgen, en dan eiken dog".
„D?.t heb ik al lang gedacht, jo stond
je ze'f in den weg. 'k Heb nog een lekke
re appe vcor je liggen, zal ik em scuillen?"
„Is 't. em zure? Dan wel. U bent ook zoo'p
trouwe zcTg".
„Wat zal je nou lekker slapen vannacht
- óf hoMemaal niet?"
I „Nie' ci'i'o-i
n haar han1 „Dank n, hrcr Mies", zei juffrouw de
•de hij haar Waard n-.g. terwijl ze de lamp uitblies.
t ook niet meer genoemd. Maar Mies
scheen toch wel z'n lievelingskind te zijn,
en ze hield ook van hem, dat had ze af en
toe wel gemerkt Och, 't was ook een beste
man, maar als zij de kinderen niet had
Daar had nu Mies haar zoo beloofd, het
fruit aardig met klimopblaren in de schaal
te schikken. dat kon ze zoo handig doen
en daar stond nou alles nog net zoo, als
ze 't gegeven had. Maar even zeggen
„Mies?" keek ze vragend om 't hoekje van
de kamerdeur.
„Hè, U doet me schrikken".
„Ta? 'k Wou je vragen van dat fruit
maar je zit daar ook zoo gezellig, 'k Zal het
zelf wel doen. 'k Breng eerst nog even
thee".
Ze kwam weer terug, stak zwijgend 't
lichtje aan en deed de deur toen dicht.
„Lief moedertje toch", zei Mies, Barts arim
veilig voelend om zich heen.
„Een bc*?e vrouw maar je hebt ook een
beste vader. Ze passen alleen niet bij elkaar
„Ze hebben ook niet lief, anuers zouden
ze toch trèchten elkaar te naderen?"
„Hun karakters loopon zeker te ver uit
een. Maar 't is wel, zooals je zegt, liefde wil
begrijpen en haar voorwerp steeds beter
lecren kennen".
„Ken je mij nu al Bart?" Hij zag span
ning in haar oogen.
j ,.'k Geloof het wel", zei hij ernstig, „ten-
i minste in hoofdzaken wel. Misschien merk
ik hier cn daar es wat op. dat ik nog niet
wist, maar zoo zal 't jou ook gaan met mij.
En 'k ben blij, dat jc soms zoo'n dom, klein
meisje bent, want 'k wil je graag leeron en
j leiden
„Begrijp je dan ook, waarom 't voor jóu
zoo goed is, dat ik lang heb gewacht?"
„Nou?"
„Nu heb je niet alleen een dóm, klein
meisje, dat zoekt en vraagt, maar ook een,
die géven wil, en weet, wat lièfde is".
I „Vrouwtje!" Z'n oogen straalden. „Geloof
!je dan ook. dat ik je noodig heb?"
„Dat geloof ik niet, maar dat weet ik,
al kan ik 't niet begrijpen".
(Wordt vervolgd.)