INGELEID DINSDAG 17 DECEMBER 1929 DERDE BLAD PAG. 9 NIEUW LICHT OP MOZES' BOEKEN in. DE MGZESVERHALEN. Ter inleidipg van het verhaal van zijn eigen geboorte, het sparen van zijn leven en zijn wonderbare redding wijst Mozes op de verschillende maatregelen, die de Faraö der onderdrukking genomen heeft om Israël te knechten en uit te roeien. In Exodus 1 1G is sprake van „stoelen". Het woord van den grond 3ext komt nergens elders in het O. T. voor, wat opnieuw een bewijs is, dat de schrijver van den Penta teuch door eigen aanschouwing en nauw keurige kennis van dezen echt-Egyptischen guboortstoel op de hoogte was. Oorspronke lijk waren het twee los, maar dicht bij elkander staande steenen: groot, hoog en zwaar, gehouwen uit dezelfde steensoort, waarvan men molcnsteenen maakte. Latpr. in 1200 v. C., waren deze steenen aan elkander verbonden, en nog later, in 4en domotisohen tijd, in =t S00 v. C., waren het meerdere aan elkander verhonden, ringvor mige steenen, waarvan de middelste een voetstuk had. Op dezen gchoortestoel ging de aanstaande moeder ziiten, terwijl de vi'oedvrouw voor haar nederhurkte om haar bij te staan, of, zooals het in het Egyptisch heet, haar te „ontbinden". Het was dus voor die vroedvrouw, als ze gewild had, gemak kelijk geweest om, zoodra ze zag, dat het een knaapje was, dat te worgen. Als nu de vroedvrouw ter verantwoordingen geroepen worden bij Faraö, dat de 'jongskens niet ge worgd zijn, verontschuldigen zij zich, dat de Hebraïnnen „sterk" zijn, welk woord in den grondtext van onzekere beteekenis is, en reeds door anderen is vertaald door: „want zij zijn als de dieren", maar mogelijk nog duidelijker kan overgezet worden door: „als het kleinvee", waaronder in het bijzonder te verstaan zijn geiten en schapen. 2) De nauwkeurige uitlegger der Schrift is ook niet dadelijk klaar om de juiste beteeke nis van Ex. 1 21 vast te stellen: „En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zoo bouwde Hij haar huizen", waar immers de eerste en de laatste uit drukking, groote moeilijkheid opleveren, zoo w.cl omdat reeds in vs. 20 is gezegd: „Daarom deed God de vroedvrouwen goed", en om dat het inleiden met do uitdrukking: „En hét geschiedde" op iets nieuws wijst, terwijl het bouwen van gewone huizen, die, zooals nu nog in Egypte van den modder van den Nijl gemaakt worden, uitgesloten is en als zegen Gods niet veel beteckenen zou, en bo vendien als figuurlijke uitdrukking nergens elders voorkomt. Yahuda wijst er nu op, dat het woord, hier door „huizen" vertaald, in 2 Kon. 23 7 gebruikt wordt van behuizin gen, Tempeltjes voor afgodsbeelden, welke ook in Egypte als zoodanig gebruikt werden. Hij vermoedt nu, dat Faraö zal bevolen hebben in de woningen der Hsbreërs afgods beelden te nlaatse.n met schrikwekkend voorkomen, die, als de godin Sechmet, pesti lentie en andere onheilen konden veroorza ken. Waarbij wij dan zouden kunnen den ken aan de afgodische neigingen der He- breërs, zooals die op de woestijnreis uitkwam en in den dienst van 't gouden kalf. Hij wil dan dat vera aldus vertalen: „En het ge schiedde, dewijl de vroedvrouwen do afgods beelden .vreesden, zoo maakten ze (de Hebre- inneiï.) er behuizingen voor", nl. om ze zoo doende voor het oog der aanstaande moeders te verbergen, die nu niet meer bang be hoefden te zijn. In ex. 2 begint Mozes dan aan zijn eigen geschiedenis. Hij verhaalt allereerst, dat toen zijn moe der hem voor het eerst aanschouwde, zij zag, Het eerste artikel stond in ons blad van Woensdag 4, het tweede in dat van Zater dag 7 December. dat hij schoon was, wat ook in Hebr. 11 23 staat, terwijl Hand. 7 20 heeft: „uitne mend schoon". Dat woord in Exodus heeft reeds den vroegeren rabbijnen aanleiding ge geven om allerlei wonderlijks van Mozes als kind te zeggen: hij zou besneden geboren zijn; het geheele huis zou bij zijn geboorte in lichtglans gestaan hebben, wat zelfs te ruggeleid werd op Geil. 1 4; iedereen wilde dat merkwaardige kind zien; de menschen, die hem zagen, konden niet meer van hem vandaan, enz. De randteekeuing heeft: „Godesehoon, wat zeldzaam juist is, nl. wan neer men dit zóó opvat, dat zijn ouders door het geloof bij Mozes' geboorte inzagen, dat God een bijzonder voornemen met hem had. In ieder geval kan er op worden ge wezen, dat het oorspronkelijke woord, in Ex. 2 2 gebruikt, eerst 'beteekent.: goed, en dan: schoon, wat precies overeenkomt met een Egyptisch woord, dat vooral met voor liefde gebruikt wordt om een uitnemende 'hoedanigheid van goden en koningen aan wijzen. In Ex. 2 3, waar niet (minder dan vier woorden aan de Egyptische taal ontleend voorkomen, lezen we: „doch als zij hem niet langer verbergen kon, zoo nam zij voor hem een kist van biezen, en belijmde ze met lijm en pek; en zij leidde het jongske daar in en leide ze in de biezen aan den oever der rivier". Het woord „kist" komt slechts hier Genesis voor, waar het vertaald is door ark. In het Egyptisch wordt het bovendien gebruikt voor een kistje of kastje, in den vorm van een schip met een deurtje boven op, waarin een afgodsbeeld van de grootte van een kind bewaard werd, en dat, meestal op een draagbaar, in den vorrè van een bark bij feestelijke processies in den stoet mede- gedragen of langs den Nijl van de eehe tem pelstad naar de andere vervoerd werd. De zen zomer zag ik, tot mijn niet geringe ver bazing en blijdschap zulk een godenkistje van 70 bij 40 cM. in bet museum te Cairo, dat uitnemend geschikt was om er een kind- in te leggen. Jochebed wist dus wel, wat ze deed, waar bij wij vanzelf aan Gods leiding en ingeving denken. Zij gébruikte, om haar kind te red den, een kastje, dat geheel den vorm had van een afgodenkastje, opdat de dochter van Faraö Mozes gebruikt hier in Ex. 2 5 opzettelijk dien officieelen titel der prinses vgl. 1 Kon. 3 1 en 11 1 als zij zich ging wasschen om aan godsdienstige plechtighe den deel te nemen, bij het zien van dat kastje zich onmiddellijk er heen zou begeven om den daarin opgesloten afgod, zooals zij dan meende, te redden. In onze vertaling staat: een kist „van biezen" maar er wordt daarvoor een geheel ander woord gebruikt dan aan het slot van het vers, waar we lezen: „In de biezen". Het moet dan ook anders vertaald worden, nl. door nijlschip, daar het niet van biezen, maar van licht, kleverig hout gemaakt was, dat in Egypte gebruikt werd voor het vervaardigen van aalcjes en kleine bootjes, gelijk het aldus ook moet gelezen worden in Joib 9 26 eri Jes. 18 23. In tegen stelling van de ark, Gen. 6 14, die van goferhout gemaakt, en met pek bepekt werd, welke woorden Ln den grondtekst met het Akkadisoh, d.i. Babylonisch overeenkomen werd dit kistje gemaakt van papyrushout, en belijmd met asfalt en een andere kleefstof, welke in Egypte' steeds dienden om kisten, kasten, schepen en doodkisten waterdicht te maken. Terloops zij opgemerkt, dat men wel eens van den kant cler Babel-BiJbel-geleerden 4) er op op heeft gewezen, dat dit verhaal der wonderbare redding afkomstig zou zijn van een Babylonische sage over de geboorte van Sargon I, koning van Akkad in 2600 v. C. Maar- deze sage heeft -met dit verhaal van Mozes letterlijk niets gemeen. Bij Sargon wilde immers de moeder juist het kind ver drinken, terwijl alle woorden in het Sargon- verhaal geheel Babylonisch zijn, en juist, ge lijk reeds gedeeltelijk is aangewezen, de woorden waarop het, in het Mozes-verhaal aankomt, alle aan het Egyptisch ontleend zijn, terwijl het geheele verhaal een door 'en door Egyptisch karakter draagt. Over den naam, dien het knaapje vai prinses ontving, is veel geschreven. Josephus heeft dien ten onrechte vertaald door: „uit VLUG ALS VOGELS Ski-ioopers en bob-sleeërs stuiven weer pijlsnel langs de blanke berghellingen. Deze sneeuwsporten eischen veel stabiliteit, inzonderheid van je financiën. het water gered" Egyptologen van naam zijn het met elkander zeer oneens. De een ver taalt: Kind, zoon van N.N., dus: vondeling, tweede: knaap, een derde meent, dat het een eigennaam is, en afkorting van een godennaam, enz. Altemaal dus verklaringen, die tot dusver koren op den molen waren der Schriftbestrijders, bij name van de Pen- tateuch-aanvallers.. Yahuda oordeelt echter andere, en vertaalt wel de eerste lettergreep Mo door water, maar wijst er op, dat dit in overdrachtelijken zin beteekent: zaad, dus kind, zoon, gelijk het in een Eg,rotische uit drukking voorkomt, die letterlijk beteekent: .goddelijk water" en wil zeggen: goddelijke De tweede lettergreep Ses komt van een Egyptisch woord Se, dat in het algemeen elke waterverzameling beteekent, als vijver, kanaal, meer, enz., en in het bijzonder ge bruikt werd van de breedste doelen van den Nijl 6), zoodat het woord Mozes dan be teekent: „kind van den Nijl". In Ex. 2 10 wordt gezegd, dat des konings dochter dien naam gaf, zeggende: „want ik heb hem uit uit het water getogen". Hierbij lette men er op, dat de verhaler opzettelijk in het He- breeuwsch een woord gebruikt, dat de rivier de Nijl aanduidt, gelijk ook in Ex. 7 15 en 8 16, terwijl het andere woord, in onze vertaling overgezet door: „getogen", in let tervorm precies overeenkomt met het woord Mozes, welk Hebreeuwsch woord beteekent: uit trekken, redden, zoodat de geheele zin aldus vertaald kan worden: „want ik ljeb hem uit den Nijl gered", hoewel de mogelijk heid niet is uitgesloten, dat het uit de Egyp tische taal stamt. Men heeft hier dan de zelfde lettèrspeling: Mozes-masa zonder over eenkomst van betee-keuis in woorden, als in Gen. 11 9 tusschen het woord Baibe.l, dat eigenlijk in het Babylonisch beteekent: „poort Gods", en 'het Hebreeuvvsche woord ba!al, dat dooreenroeren, verwarren betee kent Hillegersberg. M. H. A. VAN DER VALK Als dit Ramses II is geweest, zooals we ln ons vorig artikel opmerkten, heeft hij deze onmenschelijke maatregelen een goede leerschool gehad, toen hij overste was gedurende zijn kroonprinsschap van de grensvesting Tar. 2) Onze dierenartsen en veeboeren kunnen dit wei bevestigen. 3) De Grieksche schrijver Plutarchus deelt mede, dat de Egyptenaren dit papyrusbout gebruikten omdat zij het als een verweer middel beschouwden tegen de krokodillen, waardoor liet verhaal in Ex. 2 nog meer be- estiging verkriict. Deze Babel-Bijbel-geleerden, als o.a. Fr. Delitzsch en O. Weber be. eerden, dat de Babylonische litteratuur de bron is, waaruit de Bijbelsche oergeschiedenissen ziin geput. Babel en Bijbel zijn dan het resultaat van eenzelfde wereldvoorstelling, vrucht van een zelfden bodem, zoodat van Israël lean gezegd worden: „het dorpje daarbuiten heeft Babels aard, Babels cultuur; slechts door Babel is het wat het is". Men leze wat Prof. A. Noordt- zij daarover schrijft in zijn: Gods Woord en der eeuwen getuigenis, p. 110 v. 5) Het is opmerkelijk, dat de plaats, die iu nog, dicht bij Cairo. nl. bij de ruïnen an het oude Memphis, wordt aangewezen als die, waar Mozes in het godenkastje werd nedergezet tusschen de biezen, een van de breedste gedeelten van den Nijl is. Prof. Noordtzij schrijft in zijn reeds aan gehaald werk p. 140: „Een etymologische ver klaring van den naam Babel wil dit laat ste natuurlijk niet zijn. Hier wordt niet an ders gedaan dan Babel in verband brengen met bal al, gelijk elders Efraïm in-verband ;ebracht wordt met fara en" Samuel met j ama". In Aant. 1 van mijn eerste artikel heb ik onbegrijpelijk genoeg gezegd, dat Hexateuch de bijbel der Samaritanen was. Het is echter bekend genoeg, dat deze slechts de boeken van Mozes erkennen. In Nablus, zooals thans het vroegere Sichem heet, is nog een klein overschot, der Samaritanen, die in een achter hoek van de stad een klein heiligdom heb ben. Hun hoogepriester vertoont da-ar geld en goede woorden een rol, dde den Pentateuch moet voorstellen, maar hij be driegt de toeristen, daar hi, een geheel an der geschrift laat zien. Toch moeten de Sa maritanen in het bezit zijn van een zeer oud handschrift van den Pentateuch. De Sama ritanen hebben ook wel een boek Jozua. Dit is eohter in het Arabisch geschreven, teekent eerst uit het laatste gedeelte cler mid deleeuwen en geeft een overzichtelijke ge schiedenis van Mozes en Jozua en komt dus niet overeen met ons boek -ua. RIJKSKANSELIER MULLER IN DEN AANVAL Kerknieuws. Rijkskanselier Müller trotseert met zijn financieel program den Rijksdag. Zijn meerderheid is nog problematisch. Of hij het „klaren" zal? KERK EN BELIJDENIS Dr. K. Dijk heeft in de „Hera«*> nog er op gewezen, dat er geen sprake van is, uai de belijdenis boven de autoriteit van de Heilige Schrift verheven zou zijn. De Belijdenis staat zelfs niet naast, veel minder boven, maar diep onder de Heilige Schrift. Deze alleen is norm en regel voor ons geloof. Toch, zoo schrijft hij verder, eert de Geref. Kerk haar Belijdenis als de zuiverste dusver bekende Kerkbelijde nis, zoodat ze maar niet ieder oogenblik kan veranderd werden. Prof. Bavindk heeft gezegd: „De Kerk weigert en moet weigeren, zich tot een debatingclub of philosophisch genootschap te verlagen waarin heden voor waarheid geldt, wat gister leugen was, want zij is niet aan een bare der zee, maar aan een rots gelijk, pilaar en vastigheid der waarheid". Aan dit kostelijk woord, zegt Dr. Dijk, mo gen wij elkaar in dezen tijd wel ter dege her eren. Het relativisme van tegenwoordig doet en glimlachen over een constante Belijdenis, voedt de gedachte, dat men haar kan aan vaarden voorzoover men zelf begeert, terwijl daarnaast het streven opkomt, om in de Kerk te debatteeren en zoo tot een gemeenschappe lijk standpunt te komen. Aan die tweeërlei nëiging mag de Kerk niet toegeven. Ook niet aan. de laatste. Ook niet in dezen zin, dat men voor elke Synode de een of andere kwestie opwerpt, die onderzocht m-oet worden, want dan maakt1 men van de Kerken 'theologisch dispuut-college, dat misschien interessant is uit een oogpunt van intel lectueel spiegelgevecht, maar dat met het we 'll en de taalt der Kerk geheel in strijd is. Evenzoo moet de Kerk er voor waken, dat i in haar Confessie niet allerlei dingen por neert^en behandelt, die op zuiver thèologi. ch- wetenschaippelijk terrein liggen, en in welken .uitbouw" of welke „aanvulling" ook, heeft dj op haar hoede te zijn voor het gevaar van mgmatisme en confessionalisme. Wanneer zij de Waarheid Gods, maar dan ook de centrale waarheden klaar, en scherp uitspreekt in haar Confessie, treedt zij met autoriteit op en dwingt zij eerbied af, doch verder moet zij ook niet gaan." INDRINGERS ONDER VALSCHE VLAG. We lezen in de „Wekker" de volgende waarschuwing: Misschien uel-den wel eens aan uw huis deur of zullen wel eens aanbellen een of twee colporteurs, die u een boek willen ver- koopen „Voor de Zending". Aarzelt men, dan praten ze u die boeken n, u overhalende: „het is toch voor een goed doel". Menigeen kocht voor een rijksdaalder, vijf guldens of meer boeken; deze boeken halen alles wat er zoo al op de wereld gebeurt uit het O. 'l'.sch. boek Daniël of uit het N. T.isch hoek Openbaring. Men staat er versteld van, wat ze daar niet uithalen. Kranten vol gruwelen diépen ze daaruit op. Men duizelt van de „ultha- In den loop der eeuwen is dit steeds ge schied, dus ook hier weer niets nieuws on der de zon. Die hoeken zijn geïllustreerd met plaat jes uit buitenlandsche couranten of met foei-leelijke engelen met honingzoete ge zichtjes, zwevende door de lucht met ellen-- lange trompetten. Illustraties die een kunstkenher enkele dagen kippenvel bezorgen. De uitgave is van het' „Internationaal Traktaat-Genootschap", dat in alle groote steden van Europa en Amerika depóts heeft Wie nu bezweken is en voor veel gelds zulk een boek kocht, zet zich 's avonds neer om daarvan te genieten. Dan begint het hun te schemeren voor de oogen, want dan lezen ze daar allerlei waar van ze niet veel begrepen, bijvoorbeèld ook dit: dat de ziel van' een mensch niet on sterfelijk was, dat de zielen der afgestorve nen zullen slapen tot den jongsten dag, om dan óf te sterven óf met heerlijkheid te wor den bekleed, enz. En als dan de dominee kwam, dan was 't: „dominee, we hebben van een colporteur zoo'n mooi boekje ge kocht, 't was voor de Zending. Maar er staan enkele vreemde dingen in die wij niet goed begrijpen". „En geen wonder", was dan steeds het antwoord: „die menschen die u bij u gehad hebt, waren leden van de Amerikaansche jsecte cler Adventisten, Russellisten of hoezo ook genoemd worden. Hun voornaamste leer, die ze er met geweld in willen drijven, j is de leer van den zieleslaap en van de ein- I delijke vernietiging van de zielen der goa- deloozen. En die „Zending", waarvoor zij voorgeven te arbeiden, is niet wat elk ge- I woon Christenmensch en dus ook gij daar- I oude# verstaat, de Zending onder deHe I- den en, maar het is de Adventistische Zen- riling onder ons, Christenen, die volgens hen in doodelijke dwaling verstrikt liggen en dus ook Adventist moeten worden ge maakt". Radio Nieuws. HUIZEN (1875 M., Ultslultt 169.30 Concert. 10.30—11 ..•30 Gramofoon. 11.3012.30 ling. 12.302 Concert. Alt mt 2— 2.45 Concert Biano, orgel. 'iramofoon 5—6 Klnderv on. 6.30—7.30 Cursussei srle over: ..De Stads-kip lursmededecllngon dooi irtje. C6,30 Gra- Christelüke Getuigenie-eamenkom irl" te Amsterdam. Sprekers 10.30 Lcztng over: De elee sprekers cn de electr. grarr (plck-up). 10,3011 Gramofooninu juder", 8S.30 XCRJt-voor- de J^ódsch- it vanuit „Sal- i Kinderkoor* Egber 5—630 5.30J6.30 Con<' :et. 6.30 Vaz Dias: Koersen, ti.s ;h: Beginners. 7.15—7.45 Itolla ■den. 8.01—8.46 AVRO-Nutslezi Indlë. Het Mohammedieme Spreker: I nouck Hurgronje. Daarna: Duits' 469 Inleidende causerie door Jan .45—11 Concert door het vereterlcti rkest. Hélöne Cals (sopraan), het I t AVKO- 7.15 Ha- .nsch: Ge- Dat nu deze lieden daarvoor arbeiden, dat staat hun tot op zekere hoogte vrij. Wat minder fraai is, is .dat zij op zulk een be dekte wijze handelen. Nooit komen ze er rond mee voor den dag: wij zijn Adventis ten, die ook U op dien weg willen leiden. Neen, altoos is 't of zij doodgewone Chris- tenmenschen waren, die het bloot om uw zieleheil te doen was en die daarvoor en dan meteen ten nutte van „de Zending' boekje willen verkoopen. En onder dat voorgeven krijgt ge dan zoo'n Adventistisch ding, dat u in de war brengt of waarmede ge zit. Indringers onder valsche vlag! HET EVANGELIE IN RUSLAND. Draagt het Evangelie in Rusland nog vrucht? Paul Achenbach, drie voor den Zendings- bond „Licht im Osten" werkt en tijdelijk te Maarssen (U.) vertoeft, antwoordt in een artikeltje in „Uw Koninkrijk kome" daarop als volgt: Ondanks alle verdrukking antwoorden wij: Ja! Communistische bladen schreven in den laatsten tijd: „Op de Sovjetwerkplaatsen en fabrieken behalen de geloovigen de eene overwinning na de andere. Zoo hebben b.v. in de textielfabrieken Chalturin zich 2000 bij de Evangelische kringen aangeslo ten, terwijl in de Kiemcel der goddeloozen zich nauwelijks 500 bevinden een resul taat van de wijze, waarop de menschen be- ■erkt worden. „De Evangelische geloovigen vervolgen de communisten mét hun prediking over „vrede cn broederschap in Christus". Daag- lijks trekken zij de jeugd van stad en land hunne gelederen". „Het is genoeg daarop te wijzen, en dat alleen in Noord-Kaukasië 54 gemeenten be staan, die uitsluitend uit jonge menschen bestaan". Persoonlijke berichten zeggen het volgen de: „Prinses Lieven, van ,wie de Holland- sche bladen thans zeggen, dat zij gevangen genomen is, werkt in de Gemeente der Evan gelische Christenen, 's Zomers zijn allen, ook de Prinses, op het land en in de tui nen vlijtig aan 't werk. Zij melkt de geit, draagt water aan en van de opbrengst van hun werk onderhouden zij zich. De Prinse^ is nog krachtig, maar haar haar is heele- maal grijs Br. M., leider van veel Gemeenten, kan >g werken. Hij is altijd op reis. De levens middelen zijn schaarsch. Als prediker heeft hij geen bons en leeft hij van wat de ge loovigen hem geven. Er is gebrek aan melk en griesmeel, vooral voor de kinderen. Lieve Hollandsche Zendingsvrienden, wij danken u hartelijk voor uw trouwe hulp. De nood en de verdrukking zijn eohter nog veel grooter geworden. Wie brengt een bijzonder offer in den tijd van bijzonderen nood in Rusland? _,lk heb er ook wednig zin in, om me nat te laten regenen", is het peinzend-ovèrwe- gende antwoord van manlief. „Ik ga graag naar de kerk maar 't moet niet regenen. Gelukkig dat we radio hebben, 't Is wel een Luthersche dienst vanmorgen maar en fin Slap-van-geest ontblootte zijn hoofd weer, door zijn slappe hoed aan den kapstok te hangen en zette zich, met een sigaar, rustig in zijn leuningstoel Waarop Willem, zijn veel-belovende oud ste spruit, tot Janske, zijn dito-jongste, met glundering-in-de-oogen het woord aldus richtte (maar het was niet inrit bijzijn des vaders en der moeder): „Fijn, meid, we ge thuisblijven, als 't regent, gaan Pa doe niet naar de kerk!" Wie uwer brengt broeder Slap-van-geest het volgende eens onder de aandacht Het is een recept van broeder Trouw-op-'t pad u weet wel, die oude grijze broeder, die een half uur loopens van de kerk afwoont en nooit mist Bij voorbant dank! „Waarom ik ook bij ongunstig weer naar de kerk ga. Ie. In den Bijbel staat nergens, dat men. alleen bij mooi weer de samenkomsten dei- gemeente moet bijwonen. 2e. Ik reken er vast op, zelfs bij 't meest- ongunstige weer, den predikant op den kan sel, en den organist op 't orgel te vinden: het zou me ten zeerste verbazen, indien zij thuis waren gebleven. 3e. Door-de-week gaat, zelfs bij nood weer, een handelaar naar de beurs, en een koopman naar zijn kantoor en wie laat zich nu door regen terughouden van 't bij wonen van feestelijkheden? 4e. Blijf ik thuis, dan moedig ik anderen. ian ook thuis te blijven, terwijl kinderen 't oorbeeld van ouders en oudoren gaarne cn gewillig volgen; aldus gaat misschien door mijn schuld veel zegen verloren en wordt geslacht gekweekt van anti-lcerkgang- bij-regen-raenschen. 5e. Ik denk zoo, dat de Heere de meeste verontschuldigingen voor het wegblijven uit de kerk (en zeker het woers-excuus)- even beslist zal afwijzen, als die we lezen in Lu- kas 14 18—20". ALS 'T REGENT Geeft u dit recept door? Misschien is het nög beter, dit niet w buurman te adresseeren, maar aai zelf i Kleine vos, die den wijngaard derft 1" Gemengd Nieuws» De GROOTE 70 JAAR 'ïvtwerper van het bekende Nederl. Dan ga ik niet naar <le kerk! Is „Loosd. Kerkbl." schrijft Ds. J. Smelik het volgende: Het is broeder Slap-van-geest, dien hoort spreken. 't Is op een Zondagmorgen reeds paar clagen lang 'hingen grauwe, dreigende luchten boven de lage landen bij de zee na, met een half uur voor kerktijd tikkeren de eerste druppelen droefgeestig op de stra ten neer Broeder Slap-van-geest schrikt bepaald, nu hij voor de ramen zijner woning verschijnt, om 's te kijken „hoe de lucht is „Tjonge", mompelt hij tot zijn wederhelft, die dr.uk bezig is haar hoed voor den spiegel recht op haar kruin te drukken, ,,'t regent!' „Regent 't?" vraagt de vrouwelijke mond, met zulk een verbazing-in-haar-stem, alsof regen in do lage landen bij de zee iets héél extra-ordinairs is „regent 't „En óf't zet flink door". „Nou maar, dan ga ik niet -- dan ga ik liever vanavond misschien is 't dan droog". kortschrift „Groote", de gepens. Luit. Kol. A. P. Groote, te Amsterdam hoopt 30 Dec. a.s. zijn 70sten verjaardag te vieren. De beoefenaars en bewonderaars van zijn stel sel zijn voornemens hem op dien da£ te huldigen en hebben daartoe een comité ge vormd, waarvan de burgemeester van Am sterdam het voorzitterschap heeft aanvaard Het comité van beoefenaars dor stenogra fie „Groote" tc Rotterdam cn omstreken be staat uit de heeren W. Roos, D. Blomberg D. de Bruin, C. de Neef Jr. J. G. C. Pronk Dr Ent. Alle boefenaars en bewonderaars vah het stelsel „Groote" wonende in Rotterdam of omstreken, die hiermede syrnpathiseeren worden verzocht, dc lijsten te willen teelte nen welke zijn neer gelegd op het kantoor van Mevr. K. Ort, Henegouwerlaan B5 la Rotterdam. VERDRONKEN. Te Leeuwarden is uit het kanaal een vrouwenlijk ogephaald. De identiteit kon nog nvet worden vastg:steld, maar men schat den leeftijd op ongeveer 23 jaar. Aan deze vondst ging het vinden van een da mesrijwiel vooraf. Men heeft fietssporen op den berm van den weg kunnen waar nemen. De politie stelt een onderzoek in. FEUILLETON BONNA WIEGERS-GROENEVELT. (18 't Kwam Verhaar zeer waarschijnlijk voor maar toch wilde hij er een eind aan maken bij mocht die gesprekken niet „Jullie vrouwen verbeelden je ook wel es wat. Als ze hier komt, Marieke, moet je vriendelijk voor ze zijn. Maar dat ben je toch immers altijd?" „Als jullie m'ook zoo verwennen, heb ik geen reden om 't niét te zijn". „En 'irui mist ook de noodige leiding, ze heeft geen moeder meer. Weet je toch wel?" ,,'t Is ook zoo", zei ze beschaamd, „ik zal er om denken, vader". Als zij touh eens geen moedertje had „Hoe kornt liet toch eigenlijk, dat jij zooveel thuis bent?" vroeg Mies ineens, „De school is voor vijf weken gesloten we gens roodvonk, en nu valt de groote vacan- tie'ïor mooi achteraan". „Zit het zoo. U zeker blij, mevrouw?" „Ja kind," bevestigde mevrouw Verhaar. „Als dio vacantie es weer achter de rug HOOFDSTUK XI. JuffrouiV de Waard was in de keuken be drijvig aan 't zorgen. Nu Bart er was, en vooral met zoo'n vreugde in huis, wou ze toch graag wat extra's maken. Haar man had een verrukkelijke mand met fruit laten anmorgen vroeg al, ze had vrouws hartelijke stem. Dan maakte ze haar handen los en zich be-1 beur liefdeschat neerleggen in de fluistering „Graag", zei ze zacht l'heerschend nam ze z'n arm, om stappen, die J „Mijn groote, sterke jongen". Toen wou ze Bart de hand reiken, maar naderden, hol-klinkend door de stille straat, i „O Mies, wat is God goed; we moeten Hem aan z'n houding zag ze al ,dat 't nog niet Zoo liepen ze verderDe kloklcedreun danken". noodde was. van kwart voor elven klonk als feestgejubel' „Hij heeft het wél gemaakt", zei ze teer. ,,'k Breng je naar huis", zei hij, even tin- door d'avond heen als vreuigdëfakkels Thuisgekomen, vond ze moeder, waoh- telend zijn oogen in de hare. (straalden de hooge lantaarns hun schijnsel tertd alleen bij 't schaai-sche licht van laag- „Dan blijf ik hier, en moet je haar ook langs den weg. j brandende schemerlamp, maar mantelen", hield Marie zich terug. I ,,'t Is feest, overal feest merk je het I ,,'t Is goed moeder, 't is alles goed," juioh- „Ik müg toch mee?" vroeg hij zacht in de wel en van binnen is alles één lied", juichte te ze. gang, zich naar haar overbuigend. hij. Juffrouw de Waard hield haar tranen niet 0,.., 00 Ze knikte slechts, ze kón niets zeggen, 1 We gaan door bloemenweelde", zei ze ln tegen. Ontroerd hielp ze Mies den mantel niet geweten wat ze zag. Zulke dingon dééd want na al 't onrustige woelen, 't verwarde heur groote vreugde, „en we mogen er pluk- uitdoen en streek de blonde haren weg uit j hij hoogst zelden, als er iets was, wat vragen van de laatste weken, zag ze nu ken en strooien, zooveel we maar willen", niets andere dan die eene groote, heerlijke j „Er ze verwelken nooit", vulde hij ov- zekerheid, dat hij van haar was en zij van hem Buiten nam hij haar arm en drukte die tegen zrich aan. „Mies", zei hij bewogen, omdat ze 't ge worden liet. „Bart", fluisterde ze terug. I „Mies, lieveling". „O jongen!" Ze kneep z'n arm - gezicht, hem bizonder aangenaam had gestemd. De- „Dan wordt alles weer moojri ze verloving had dan ook wel z'n buitenge- „En moeder, morgen komt hij hier". wono goedkeuring weggedragen. Hij" had „Best kind, best. Hij is nu welkom als zelfs vrij gevraagd op 't kantoor, om thuis kind van huis". j koffie te drinken voor de ontmoeting met Toen, even, kwam een peinzende uitdruk- Bart Wat had hij ook glunder gekeken, king in Mies d'r stralende oogen. toen ze 't hem aan 't ontbijt vertelde en Mies „Wat zal vader zeggen?" aarzelde ze. [nog boven was. Ze had 't er wel eens vaker „Die zal blij zijn, hij houdt van Bart. Maar ;over willen hebben, maar toen had hij go gen. Als het daarbinnen zoo zingt, dan kun je moet er niet. van schrikken, als hij 't zegt jzegd: „Jij moet je er buiten houden, dat i „u jongeni z,e Kneep zn arm m naar je niet redeneeren, dan moet je juichen, op zn kalme manier zijn zaken, waarin een derde meer kwaad i groote ontroering, en blikte vol verlangen dan zou je willen hollen, samen hollen". „Dat doe ik niet. Vader meent 't altoos'doet dan goed", en dat had haar njjdig ge- i en liefde naar licm op. In stille overeenkomst gingen ze bij de goed". 1 maakt „Als ieder zoo langzaam Irep als jij, „Ben je dan tóch van mij", klonk z'n stem brug niet rechtdoor, maar sloegen af links En, ineens weer lachend, keek ze guitig kwam er zeker niet veel tot stand"; was d'r 1 nu -=-J l prikkelbaar antwoord govveest Later 11 moedig aan. „Bloemen, door liefde gestrooid zijn altij'd frisch". Weer zwegen ze en beluisterden in die stilte hun hartezang. „Wat heb ik je veel te zeggen, Bart wat moet je nog veel weten". „Ja liefste, jij bok maar nu niet—mor- ingeh'ouclen-warm, en bei z'n handen om-.'t kamaal, en daar, waar ze niemand zagen, naar moeder, vatten de hare met kracht j waar niets het avondzwijgen stoorde dan 't j „k s\ oud nu ook gauw weer beter, denk I „Al zoo langals .je eens wistWat j blaffen van een waakhond bij zwart-omhul- ik" héb ik verlangdo Bartde woning, daar sloeg hij z'n sterke armen Toen, opeens, snikte ze het uit, van geluk, om^ haar heen en kuste haar. Tot half elf bleef Mies, toen stond zé »p. „Kom je héél gauw weer?" hoorde ze me- dicht tegen hem aan, zóo dicht, als was zo bang, dat hij haar zou ontvluchten. Hij deed zich geweld aan, haar ndet in z'n morgen al weer?" armen te sluiten, hij hield alleen maar die 1 trillende handen vast, en fluisterde zijn lief- koozing, die hij altijd had verlangd tot haar te zeggen: „Mijn eigen, eigen meisje" Toen t Ze huiverde van ongekende veelde^den en terwijl Ze kon 't haast niet gelooven, Morgen, en dan eiken dog". „D?.t heb ik al lang gedacht, jo stond je ze'f in den weg. 'k Heb nog een lekke re appe vcor je liggen, zal ik em scuillen?" „Is 't. em zure? Dan wel. U bent ook zoo'p trouwe zcTg". „Wat zal je nou lekker slapen vannacht - óf hoMemaal niet?" I „Nie' ci'i'o-i n haar han1 „Dank n, hrcr Mies", zei juffrouw de •de hij haar Waard n-.g. terwijl ze de lamp uitblies. t ook niet meer genoemd. Maar Mies scheen toch wel z'n lievelingskind te zijn, en ze hield ook van hem, dat had ze af en toe wel gemerkt Och, 't was ook een beste man, maar als zij de kinderen niet had Daar had nu Mies haar zoo beloofd, het fruit aardig met klimopblaren in de schaal te schikken. dat kon ze zoo handig doen en daar stond nou alles nog net zoo, als ze 't gegeven had. Maar even zeggen „Mies?" keek ze vragend om 't hoekje van de kamerdeur. „Hè, U doet me schrikken". „Ta? 'k Wou je vragen van dat fruit maar je zit daar ook zoo gezellig, 'k Zal het zelf wel doen. 'k Breng eerst nog even thee". Ze kwam weer terug, stak zwijgend 't lichtje aan en deed de deur toen dicht. „Lief moedertje toch", zei Mies, Barts arim veilig voelend om zich heen. „Een bc*?e vrouw maar je hebt ook een beste vader. Ze passen alleen niet bij elkaar „Ze hebben ook niet lief, anuers zouden ze toch trèchten elkaar te naderen?" „Hun karakters loopon zeker te ver uit een. Maar 't is wel, zooals je zegt, liefde wil begrijpen en haar voorwerp steeds beter lecren kennen". „Ken je mij nu al Bart?" Hij zag span ning in haar oogen. j ,.'k Geloof het wel", zei hij ernstig, „ten- i minste in hoofdzaken wel. Misschien merk ik hier cn daar es wat op. dat ik nog niet wist, maar zoo zal 't jou ook gaan met mij. En 'k ben blij, dat jc soms zoo'n dom, klein meisje bent, want 'k wil je graag leeron en j leiden „Begrijp je dan ook, waarom 't voor jóu zoo goed is, dat ik lang heb gewacht?" „Nou?" „Nu heb je niet alleen een dóm, klein meisje, dat zoekt en vraagt, maar ook een, die géven wil, en weet, wat lièfde is". I „Vrouwtje!" Z'n oogen straalden. „Geloof !je dan ook. dat ik je noodig heb?" „Dat geloof ik niet, maar dat weet ik, al kan ik 't niet begrijpen". (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9