BINNENLAND.
DINSDAG 3 DECEMBER 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5
ONS TIJDSCHRIFT EN DE CHR. LETTERKUNDE.
JONGEREN UIT HET BEGIN DER 20STE EEUW.
Door JOHANNA BREEVOORT.
Wanneer ik in „Opwaartsche Wegen" lees
ever het manco der Chr. Letterkundigen in
onzen tijd, dwalen mijn gedachten onwille
kéurig terug tot Ons T ij d s c h r i f t, waar
in wij anderen een kwarteeuw geleden als
„jongeren'' fungeerden. Wij bezaten geen
radio zooals de jongeren van nu; het Chr.
Letterk. Verbond werd de kamplaats waar
we de degen kruisen konden. Met anderen?
Ja, imaar ook met elkaar!
We hadden 't moeilijker dan de tegen
woordige „J^ageren". Want '80 en '90 lag
vlak achter ons, den tijd waarin de jongeren
„eon nieu\S% lente' inluidden, waarin den
bezem gehawtword werd en alle kliikklok van
woorden, elks banale afgesleten term met
gejoel „er uit gesmeten" werd.
Van Lennep, Crost, Bosboom, Oltmans, Je
kocht ze voor een schijntje op de markt. Ik
weet van jongelui die hun prachtige blauwe
bandjes-serie v. Lennep weggaven.
In niets sparende jeugdovermoed stak de
generatie van 'SO den gek met godsdienst en
vrome boeken. Men moest niets hebben van
den „bleeken Christus" aan het kruis.
Fel stonden de anderen pal tegen de bru
tale, niets ontziende aanranding van het
heilige, het dierbare, het altijd hooggeachte,
't Was goddelooze barbaarschheid, jongens
achtige dwaasheid, anders niets, deze revo
lutie in de letterkunde. Zelfs degelijke on
christelijke of te wel neutrale tijdschriften
keken met ergernis „deze jongeren" aan.
Onze Christelijke voorgangers en bladen
hielden zich een tijdje vèr van deze bewe
ging. Tot langzaamaan de jongeren bekoord
werden door de schoonheid der opnieuw uit-
blc iende letterkunde, de waarheid in het
at- m der tachtigers en negentigers.
JOHANNA BREEVOORT.
Zij begonnen te 1 e z e n, begonnen te 1 u I 9-
ttren. Persoonlijk herinner ik me nog le
vendig de ontroering waarmee ik de boeken
las, die L. Ruckman, toen nog med .student
in Amsterdam, me toezond. Wij, Enka en ik,
lazen en herlazen, bespraken met elkaar wat
enze ziel in beweging bracht.
Dat was in den eersten tijd van Ons Tijd-
ichrift.
A. Hoogenbirk, met wien ik in kennis
kwam door enkele hoogst gebrekkige vers
jes in „De Heraut", liep al lang met het plan
rond een „vrije tribune" op te richten voor
iedereen die iets op Chr. terrein te zeggen
had.
In 1896 verscheen het eerste nummer van
Ons Tijdschrift, uit en voor het leven,
het blad, waarin de geboorte van het Chr.
Letterkundig Verbond zou worden voorbe
reid, waardoor zooveel jongeren, als Enka,
de Liefde, Wirtz, Joh. Breevoort, v. As,
Ruchrnan, Wouters, Uit de Boogaard, Hana
Homoet en later Wilma, de Merode, G. Gos-
ëaert enz. elkaar gevonden hebben.
Naar „de ouderen" werd met aandacht ge
luisterd. Hooeenbirk, W. v. Nes, Gunning,
Ds .Verhoef, Schulte, Gezelschap, Brummel-
kamp, ofschoon we vaak genoeg „slaags"
raakten. Maar dat was later in den tijd van
het Chr. Letterk. Verbond.
In den beginne vonden wij jongeren 't al
een heele eer wanneer onze bijdragen een
plaats in O. T. kregen.
De Redactie hield zich in Jaarg. I op den
achtergrond, ofschoon we heel goed wisten
wie J.b., wie de ziel van O. T. was.
A. W. Swanborn was een der eersten die
een bijdrage zond. Hoogenbirk (H.) gaf gees
tige hekeldichtjes. W. v. Oosterwijk Bruyn1
begon met zijn Persoonlijke herin
neringen aan het Reveil. A. de Vlie
ger, uit Egypte, schonk mooie bijdragen. De
géheelonthouders-kwjestie werd aangesneden,
waarin G. G. v. As, toen of kortelings nog
onderwijzer in Utrecht, zich mengde.
Halverwege den lsten jaargang kregen we
het pittige maandoverzicht van Jb. (Hoogen
birk).
Aan de literatuur werd weinig aandacht
besteed. Hoogenbirk schreef heel kalm over
Chr. Lectuur. J. C. de Moor nam Huygens
onderhanden, dichtte enkele verzen.
Hoogenbirk onderwierp het Pessimisme in
de literatuur aan zijn critiek.
Opmerkelijk was dat aan G. G. v. As, toen
nog een beginneling, de plaatsing van een
literair artikeltje geweigerd werd. Jaarg. 1,
blad 746, wegens „zeer ernstige gebreken in
dén vorm, die niet opwogen tegen den in
houd.
Wat ons jongeren ergerde. Wij overlegden:
de anderen begrepen ons niet, voelde niets
O. G. VAJf AS.
voor frlsaöhe, 't spontane (wat we mis
hadden).
Hoogenbirks antipathie tegen de nieuwe
letterkunde kwam hierdoor tot uiting!
Deel II is reeds belangrijker dan den eer
sten jaargang. De Redactie schuilt nog weg,
maar er worden medewerkers genoemd. O.
T. is gunstig ontvangen, wanneer men een
klein bakkeleitje met Dr. Bronsveld uitscha
kelt. In het eerste artikel noemt O. T. zich
een Tijdschrift dat „orgaan voor onze Chr.
letterkunde wil zijn". Gerdes leeft nog en de
hoogbejaarde Nicolaas Beets, de Redactie
zelf, je voelt het, is conservatief. Het is niets
gedaan met die „tachtigers".
Maar krachtig en moedig treedt J. C. d e
Moor in t' krijt voor de N. Gidsianen. 't Is
of je het Manco van Opwaartsche
wegen leest. Van de N. Gidsers zegt De
Moor: „Het is een zware strijd tegen inge
kankerde gebruiken, tegen banaliteiten, te
gen rijmelarij en on
zin. Mag ik van
rechtvaardigheid
vragen? Maak met
mij de balans op, die
vóór en tegen hen
pleit'". Open en eer
lijk belijdt De Moor:
onze literaire kunst
was in schromelijk
verval, (voor '80). De
toestand is nog de
zelfde, waar men
niet instemt met de
nieuwe richting.
„De rijmelarij was
overhcerschend,
kunst als Assche-
poetser naar de keuken verwezen. God zij
gedankt, ook door ons, er kwam redding. Wij
moeten de wedergeboorte der kunst in oi
tijd toejuichen. „Verjong uw taal", ijvert Ds.
Moor, blijft niet bij uitgesleten woorden
banale beelden. De Moor geeft wel degelijk
critiek op de N. Gidsen. Hun levensmoeheid
en het verwisselen van „palet met inkt-
pot"*)
Wij, Christen jon geren voelden ons stellig
niet thuis tusschen de 'SO-ers.
Dit nieuwe geluid in onze Christelijke
kringen lokte een uitvoerige bespreking uit
over het Realisme. Homoet roept ons
„Laten we ons aaneensluiten om de positief
Christelijke 'ridhting in onze Letterkunde te
doen zegevieren"".
Over Louis Couperus ontspant zich een
leerzaam debat tusschen Wyrema en W. v.
Nes e. a., met deeinduitspraak van A. J.
Hoogenbirk. liet in zich zelf terugtrekkende,
slechts in eigen leven eindigende, daaruit
sprekende en gevende, leidt tot valsche aan
schouwing en zelfverheerlijking bij den
schrijver, voert den lezer op een dwaal
spoor, wordt vervelend, bladz. 33, Jaarg. II.
De Moor bespreekt de Holl. Spectators.
Hoogenbirk uit zijn sympathie voor Ds. J.
de Liefde, zoowel op theologisch als letter
kundig gebied. De geboorte der Vrij Antirev.
Partij wordt besproken. D. A. Daan#en zal
de uitgever van „De Nederlander" zijn, maar
oogst voor de Chr. Letterkunde geeft Deel II
slechts schraal.
Tiet aantal inteekenaars op O. T. blijft ook
te klein, de menschen abonneeren zich lievei
op het tegelijk met O. T. verschenen Timo-
theus, dat eenvoudig en geïllustreerd is, dan
Dr. J. O. de Hoi
op het meer wetensaSag^elijk tijdschrift.
Timotheus. gebojriy} ftt d
bisten, had (en JS?-eft fot nu toe) den steun
f den kring der Dar-
an de leden dier gemeente, maar O. T.
moest zich baan breken iu kringen op meer
algemeen godsdienstig gebied.
Óver Deel III beschik ik tot mijn leedwe
zen niet.
Enka maakte er een begin met haar no
velle „Gescheiden", de inteekenaars op Jaar
gang IV krijgen deze nummers gratis.
Jaargang IV vermeldt nu openlijk den
naam van A. J. Hoogenbirk als Redacteur.
Wij schrijven nu anno 1900 en we krijgen
aan 't eind van 't jaar een inhoudsopgave,
die het naslaan vergemakkelijkt. We ont
moeten de namen der „grooten" veelvuldig
nu. Mr. A. F. de Savomin Lohman, Dr. J,
H. Gunning J.I-Iz., C. E. v. Koetsveld, Mr
H. Koenen, J. W. Gezelschap. De „jongeren"
wier. literaire inzichten lang niet altijd de
instemming van den Redacteur vinden, vra
gen een plaats.
Enka onderwerpt Anna de Savornin Loh
man aan haar critiek, Hoogenbirk stemt met
haar in, De Moor recenceert tam W. L. Pen-
nings boek, maar L. Ruckman verdedigt in
zijn bespreking van Benjamins i
tellingen onbevreesd de Gidsers: „Het
treurige is niet een essentieel iets in de let
terkunde van '80, al stemt zij u over het al
gemeen somber en droevig. Hoogst zelden
wordt Kloos aansporing betracht. Laten ook
Kuyper.
'T VERTREK DER BEZETTINGSTROEPEN
8e laatste parade van de bezettingstroepen in Büren. In den nacht van Zaterdag op
Zondag hebben deze troepen Duitschland v erlaten. Direct na hun vertrek werd op alle
ofjicieele gebouwen de Duitschc Rijksvlag geheschen,
HET DUITSCHE NATI0NAAI-
S0CIALISME.
GESPREK MET EEN DER VOOR
MANNEN DER ..BRUINE BLOUSE"
DUITSCHLAND VOOR DE DUITSCHERS
EN DE DUITSCHE BELANGEN
(Van onzen Duitschen correspondent)
Herr Hdlferding ist ein Marxist,
1st rot bis in die Nieren,
Drum kann er blankweg bloss mit List
lm Youngfron-Reich regieren
Der Kabinettskopf Severing
1st um kein H&rchen besser;
Freiheit und recht schatzt er gering
Als Hakenkreuzlerfresser.
Das würd'ge Staatsmaoht-Crenlum, traun!
.Mn Spreegestad' erg&nzen
Die Herrn Greszinski noch und Braun
Als Preussen-Exzellenzen.
Sie alle sind aus elnem Gusa,
Novemberzeit, ent sprossen:
Teils Büttel-Bürokratiu^,
Teils eifrende Gcnosseni
Onder het opschrift „Rote Minister" las
ik dit schoone gedichtje in een Beiersch or
gaan, dat van de Spreestad- Berlijn niet veel
wil weten. Daarginds in München neemt
men sedert jaar en dag een loopje met de
rijkshoofdstad en de rijksregeering. Komt ge
in den kelder der Paulanerbrau in gesprek
met een der dikbuikige stamgasten, vertel
dan liever niet, dat ge in Berlijn woonach
tig zijt, want deze naam werkt op hem als
de roode lap op den stier.
Het is stellig geen toeval, dat Hitler van
München uit zijn propaganda voor het ha
kenkruis is begonnen. 1-Iij kent er land en
volk door en door, weet den gemoedelijken
Beier bij 't genot van een Mass schuimend
bier voor een politieke uitwisseling van ge
dachten te winnen en waar wellicht de in
telligentie niet volstaan kan, daar zorgt het
gerstennat wel voor de rest. Dat in Mün
chen meer nog dan in Berlijn de socialisten
elf jaar geleden tekeer zijn gegaan, is men
niet vergeten en men behoeft slechts den
naam van Rosa Luxenburg of Philipp Schei-
demann te noemen en het gesprek is in
vollen gang.
Men vergelijkt Beieren met Pruisen, Ber
lijn met München en natuurlijk valt zulk
een vergelijking niet ten gunste van de
hoofdstad der republiek uit. Berlijn is voor
den Beier
Als tegengif begroette men daarom en
derstcunt men er.de nationaal-socialistische
beweging, welke van Beieren uit baar zege
tocht over de andere Duitsche landen is be
gonnen. Het leidend orgaan der partij, de
„Völkischc Beobachter", verschijnt dagelijks
in groot formaat te München en wordt van
daaruit over 't gansche land verspreid.
Door welgeorganiseerde propaganda, door
energieke leiding, door actieve medewerking
van allo partijmannen, is men zich ook ver
buitea. Beieren en Oostenrijk voor deze niéu
we beweging gaan interesseereii en waar
haar beginselen in tegenstelling tot alle
soortgelijke organisaties nieuw aandoen,
is de aanhang gestadig toegenomen.
Onmiddellijk naast Hitier staat Strasser,
die de controle over 't gansche land uit
oefent Zonder hem neemt Hitier geen be
sluit en als straks de rijksdag zijn winter
taak begint, dan staat Gregor Strasser als
lid van den rijksdag in voortdurend contact
met Hitier. Voor Gross Berlin wordt de toon
aangegeven door Dr. Groebbels, maar ook
deze is van.Strasser en Hitler afhankelijk.
Waar de zienswijze omtrent de nationaal-
socialistische beweging binnen en buiten
Duitschland sterk uiteenloopt, waar velen
de aanhangers dezer partij voor „Radaubrü-
dcr", voor lawaaischoppers houden, v
wij het schoon e leven minnen. De dichter
W. L. Penning behoort tot de generatie
40 maar hij heeft voor '80 geleerd het
zich zelf zijn, het wegwerpen van het oude
versletene".
In Neerlandsch Volksblad krijgt O. T. een
hak, de stukken loopen over alles, behalve
literaire kunst, waarop Hoogenbirk pareert
dat „de kunst om de kunst gauw vrij verve
lend is. Alsof Neerl. Volksblad deze stelling
poneerde.
D. WOUTHRÏ.
Jongeren als D. Wouters, Heerland. Uit «Je
Boogaard, Hilbrandt, Bo9chma, T. J. Mole
naar, M. M. (Joh. Breevoort) zenden bijdra
gen, het nieuwe steekt de voelhoorena uit
Hoogenbirk zet den voet Bchrap: „Het waar
achtig nieuwe wordt geboren, de N. Letter
kunde is gemaakt" proclameert hij.
Andere dingen dan Letterkunde houden de
gemoederen bezig. Sheldons, In Hls Steps
wordt uitvoerig besproken, de Transvaalste
oorlog breekt uit.
Maar de jongeren houden de literatuur
vast. Zola's optreden in Frankrijk Inspireert
L .Ruckmann tot een hartstochtelijk artikel
over Zola's Fécondité. Hierin uit zich de
vereerder van de '80-ers.
Hoogenbirk wijdt een enkel woord aan de
woordenwisseling in „De Nederlander" over
Het tooneel tusschen de heeren W .v. Nes,
Voorhoeve en Ds. v. Lingen.
.Voor onze oude schouwburgen las men.
dat hij ,pjant en stampt de aeden ln de
jeught". Wanneer de schouwburg dit deed
weten we niet, maar zeker nu niet meer",
luidt de slotzin.
Het onderwerp zou later duchtig In O. T.
aan de orde worden gesteld. De tegenwoor
dige jongeren moeten dit alles maar eens
lezen,
vooral de links staande pers systematisch
alles, wat met Hitier samenhangt, belache
lijk maakt, waar niettemin de Duitsch-na-
tionalen plotseling een merkwaardige zwen
king te dien opzichte hebben vertoond
daar hield ik het voor gewenscht, om
een der nationaal-socialistische
eens op te zoeken en hem om een scherpe
formuleering van de verschillende kwesties
te verzoeken.
Ik verdedigde in onze gedachtenwisseling
het begrip „Königstreue", teekende deze als
een Germaansche eigenschap en gaf den in
druk weer, dien ik speciaal in Beieren op
deed van de aanhankelijkheid ten opzichte
van het Huis Wittelsbach. Maar dr. Goeb-
bels, een jonge, sympathieke verschijning,
schudde afwijzend het hoofd en antwoordde:
„Zoover zijn wc nog lang niet De staats
vorm is voor ons bijzaak. Het komt op den
staatsi n h o u d aan. We willen Duitschland
door Duitschers geregeerd zien en in de
Duitsche landen mogen alleen rasechte
Duitschers het burgerrecht genieten. De wij
ze, waarop deze Duitschers geregeerd wen-
schen te worden, kan ter gelegener tijd door
een volkspetitie worden uitgemaakt Komt
tijd, komt raad!
„Ik ken Nederland beter dan u denkt
Mijn geboorteplaats ligt aan de Nederland-
sohe grens en mijn vtouw is een Nederland-
sche van geboorte. Als de zoon van een
koopman werd ik in 1897 im Rheydt geboren,
dus valt in dezen de enge verwantschap
tusschen Duitschland en Nederland niet van
de hand te wijzenl
„Maar de binnenlandsche verhoudingen
zijn bij u geheel anders dan bij ons. Volgens
onze opvatting is
nadeelig voor beide partijen en wij, nati-
onaal-socialisten, wijzen ze dan ook nadruk
kelijk van de hand.
„Wij doen zulks precies eender tegenover
de katholieken als ten opzichte van de pro
testanten. Trouwens, vergelijkt men de ka
tholieke centrumspartij met den „Christelij-
ken Volksdienst" dan zult ge moeten toege
ven, dat de protestanten als zoodanig in
Duitschland geen partij van belang vormen.
„Wij wensehen onvoorwaardelijk als chris
tenen erkend te worden en laten als zooda
nig aan de kerk hare macht. Let op, hoe
van onze leidslieden meerdere katholieken
ik ben zelf overtuigd katholiek in 't
overwegend Evangelische Pruisen, vele pro
testanten in het katholieke Beioren werk
zaam zijn. En ik kan u verzekeren, dat we
als Duitschers en als Christenen uitstekend
met elkaar opschieten, want het politieke
leven oefent op onze rcligicusc overtuiging
geencrlei invloed uit.
„Den Jood als zoodanig kunnen we echter
niet als Duitscher erkennen, daar hij nu
eenmaal niet van Duitschen bloede is. Dooi
de volksche beweging heeft het woord anti
semitisme een onnoodig scherpen klank ge
kregen. Wulle gaat ons tever, want
voor een progrom
voelen we weinig af niets. Zulke middelen
zijn veelal erger dan de kwaal. Alleen: wir
lehnen den Juden prinzipiell ab! Sein Bür-
gerschein genügt uns nicht Es ist eine
Blutfrage! Hij kan bij ons wonen en werken,
zaken doen, zooveel hij maar wil. Van den
staat echter moet hij als gast met zijn han
den afblijven. Als staatsman, ajs minister,
als rechter of als leeraar kunften en mogen
e den Jood niet aanvaarden.
„Evenmin als wij echter de kerkelijke
macht van het vaticaan aangrijpen, denken
we erover, om die van de synagoge aan te
tasten. Ik wensch dit nog eens nadrukkelijk
te herhalen: wir stehen auf dem Standpunkt
des positiven Christentums, ohne uns aber
prinzipiell zu binden I
„Neen, we zijn geen Radaubrüder, maar
we staan, als het er op aankomt, onzen man.
Er zijn
tegen de beurs, zooals die thans is: tegen de
pers, die bij ons voor een belangrijk deel in
Joodsche handen is, tegen het Marxisme, dat
een goed deel van ons volk vergiftigd heeft!
Ook voor de Vrijmetselaars hebben we wei
nig over.
„Internationaal is heel iets anders dan
„übernational". Wij willen het nationale be
wustzijn in alle lagen van onze bevolking
wakker roepen. Wij doen dat langs socialen
weg. Aan eiken burger wensehen we de
plaats toe te kennen, welke hem van rechts
wege toekomt, al naar de geaardheid van
zijn werk. Een universiteitsprofessor is voor
ons niet meer als een werkman, die zijn
plichten nauwgezet vervult.
Standesunterschied gehort zur vergangen-
heit!
De laatste verkiezingen hebben zonneklaar
bewezen, hoe in alie kringen de sympathie
voor onze beweging is toegenomen. We zijn
en blijven een geheel zelfstandige partij, zoe
ken geenszins contact met andere partijen.
We aanvaarden hare medewerking alleen
dan, wanneer ze onze eischen mede erken
nen en ondersteunen. De naaste tijd zal uit
wijzen, in hoeverre wij, nationaal-socialisten,
voor onze zware taak geroepen werden. Aan
toewijding en doorzettingsvermogen zal 't
onderzijds stellig niet ontbreken!"
GEWETENSBEZWAREN
DIENSTPLICHT
Bovengenoemde organisatie heeft een
adres Aerzonden aan den Minister van De
fensie, waarin aangedrongen wordt op een
ruime toepassing van de bevoegdheid om
aan dienstplichtigen, die gewetensbezwaren
hebben tegen militairen dienst, vrijstelling
daarvan te verleenen.
BURGERWACHTGELDEN
PENSIONNEERING GEVRAAGD.
Het comité ter behartiging van de belan
gen van burger-wachtgelders heeft aan de
leden van de Tweede Kamer een adres ge
zonden, waarin het de moeilijke positie uit
eenzet, waarin de meeste burger-wachtgel
ders verkeeren.
De reëelste oplossing ware, aldus het
adres, den wachtgelders een pensioen te ge
ven, met vrijlating door nieuw werk hun in
komsten te vermeerderen.
Het comité verzoekt ten slotte de mede
werking van de Kamer om verbetering in de
positie van de wachtgelders te brengen.
DE DUINEN VAN 0UDD0RP.
GAAN ZIENDEROOGEN ACHTERUIT.
Eerst in de Statenzitting van Zuid-Holland
en nu in de Tweede Kamer (door den heer
Duymaer v. Twist) is gewezen op den zorg-
wekkenden toestand van de duinenrij te
Ouddorp.
De Hoofdingenieur van den Prov. Water
staat is den toestand ter plaatse wezen zien
en heeft het volgende rapport uitgebracht:
„Langs de noordzijde vanaf de haven van
Goedereede in westelijke richting tot Rijks-
strandpaal 10, is de duinvoet van 1 tot 5 M.
afgeslagen. Ook verderop aan de noordwest
zijde van het eiland tot het zoogenaamde
Flaauwe werk is de afslag nog niet groot;
zij bedraagt van 5 tot 14 M. met een bres-
hoogte van 1 tot 4.50 M. Bovengenoemde af
slag heeft zich hoofdzakelijk tot het aange
wonnen stuifzand der laatste jaren bepaald.
Zulks is echter niet het geval op hot kust-
vak vanaf het Flaauwe werk tot den Sprin-
gcrtpolder; daar is van den ouden duinregel
een breedte van 7 tot 20 M. met een brrs-
hoogte van 4 tot 950 M. weggeslagen.
Het teruggaan van den duinvoet duurt al
daar al vele jaren en de afname is belang
rijk. Er is al enkele malen de aandacht van
den Minister van Waterstaat op dat gedeel
te van de kust van Goedereedc gevestigd.
De toestand is den Minister dus nekend;
in het verslag omtrent de zee- en rivicrwa-
terkeering over 1926 is nog opgemerkt, dat
blijkens mededeeling aan Ged. Staten, de
Minister het voorshands niet noodig acht,
om de uitvoering van bijzondere werken tot
verdediging van de duinkust van Goederecda
te bevorderen.
Dat was in 1926 en nadien is de achteruit
gang steeds verder gegaan; het verdient
daarom wel aanbeveling, het gevoelen van
den Minister omtrent den toestand van do
zeewering aldaar nader te kennen.
VERBOND VAN GEMEENTE
AMBTENAREN
ALGEMEENS VERGADERING TE ZEIST.
Zaterdag werd te Zeist de 24ste algemeene
vergadering gehouden van het Nationaal
Verbond van Gemeente-Ambtenaren.
Vooraf officieel ontvangen ten Gemeente
huize, had in de vergaderzaal allereerst een
huldiging plaats van den secretaris-penning
meester van het Verbond, den lieer II. B.
Berghuvs.
Vervolgens sprak de voorzitter zijn ope
ningsrede uit, allereerst wijzende op het pro
pagandistisch karakter van dit Congres. Spr.
wees op de komende actie der afdeelingen
om na afkondiging der Ambtenarenwet in
overleg met de gemeenten een goede rege
ling van het ambtenaren recht tot stand to
brengen. Dank brengende voor de voortva
rendheid aan Minister Donncr en de Twee
de Kamer, meende spr., dat deze wet tot do
beste resultaten zou leiden, indien alle ge
meente-ambtenaren in het Nationaal Ver
bond zouden zijn vereenigd.
Daarna kwam de agenda aan de orde.
13 -14
Opgenomen worden 36 plaatjes, genummerd van 1 tot 36. Als alle plaatjes afgedrukt zijn moet van alle tegelijk
opgegeven worden uit welk boek ze afkomstig zijn. De inzending moet geschieden in de week van 5 tot 11
Januari. Hierover zal eind December nog een nader bericht verschijnen. De deelname staat open voor jongens en
meisjes (kinderen van abonné's) die niet ouder zijn dan 17 jaar. Er zün zestig prijzen*