TWEEDE KAMER DONDERDAG 14 NOVEMBER 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5 REPLIEKENDAG PROF. VISSCHER BESTRIJDT SCHERP DE S. G. P. Haar leider is in conflict met Schrift en Historie Vergadering van 13 November 1929. Gewoonlijk brengen replieken niet veel nieuws meer. Zoo was het ook hedeni Daar om veroorloven we ons groote kortheid. Al leen een enkelen nieuwen spreker zij een uit zondering toegestaan. Do heer Knottenbelt (lib.) vond het onbetwistbaar, dat de soc.-dem. voor groeps belang pleiten, maar men kan daarom nog niet zeggen, dat zij, die niet op soc.-dem. standpunt staan, zulks eveneens doen. Verder werd herhaald, dat de rechtsche partijen wel erkennen niet het monopolie van christelijkheid te bezitten, maar toch vasthouden, dat „het evangelie" beginselen leert, die voor het politieke leven richting geven. Dit laatste nu ontkende de heer Knotten belt nogmaals met nadruk. Men kan er wel „stokpaardjes" op na hou den, maar daar komt toch niets van. En ve len stemden rechts of anti-rev. ondanks die „stokpaardjes". Christelijke beginselen, be halve voor zoover ze gemeengoed zijn, bie den geen grondslag voor politiek beleid. Later kregen we hetzelfde verhaal te hoo- ren van de hoeren Vliegen (s.d.) en M a r- chaait (v.d.). Elk naar eigen intonatie na tuurlijk. De heer Knottenbelt deed weer een ver- geefsche poging om duidelijk te maken, dat er eigenlijk in ons land steeds liberaal ge regeerd werd. „In den beginne washet liberalisme riep do heer Marchant hem later toe. In deze woorden was de liberale waan, om niet te spreken van verwaandheid, het scherpst .veroordeeld. Men mocht vragen: vanwaar dan toch al tijd uw oppositie? De verklaring gaf du heer Knotten belt zelf: hij en de zijnen willen zoo graag meeregeeren en vandaar ook de stelling, dat het extra-parlementaire Kabinet-Ruys op breeder basis had moeten zijn gccon- strueerd. i De verklaring der Regeering over Indie I was door den liberalen woordvoerder in 't algemeen met instemming gehoord. Ge- I vraagd werd om, voordat de bestuurchervor- ming op de buitenbezittingen wordt inge voerd. daarover de Kamer in de gelegenheid te stellen haar Inzicht te doen kennen. I De heer Vliegen (s.d.) ruziede eerst j wat met de Katholieken over de verkiezings- actie om daarna de onwaarde der christe lijke beginselen voor het staatsleven te be- toogen. Hij zag heelemaal geen bedreiging I voor de christelijke grondslagen van ons volksleven. Godsdienst is privaaizaak. De heer v. V u u r e n (r.k.) sprak nog eens het vertrouwen uit, dat de daden van den minister van Financiën in overeenstemming zullen zijn met zijn woorden. Met minister de Geer's critiek op zijn fi- nawcieele beschouwingen was de heer Mar chant (v.d.) het niet eens. Met de Kabi netsformatie kon hij het ook nog steeds niet vinden. I-Iet Kabinet moest maar een stevige democratische politiek voeren; want ter lin kerzijde zouden sterke hulptroepen gereed staan om den afval van cooiservatieve ele menten te vergoeden. Het kon dan nog wel eens op een gemengd Kabinet uitloopen. Nu hield de heer Marchant er nog aan vast, dat het Kabinet als een rechtsch parlemen tair Kabinet was te beschouwen. Verschillen links erkende de heer Mar chant, maar men kan er samengaan op het mindere, gelijk hij met zijn program van Nov. 1925 poogde te bereiken. Corporatieve vertegenwoordiging noemde - hij een idee a la Mussolini en dus niet de mocratisch. De heer Marchant vergat, dat die organische vertegenwoordiging lang voor Mussolini is bepleit en wetenschappelijk verdedigd, o. a. in de Fransche litteratuur. Ook de vrijz.-dem. Treub heeft er indertijd zijn sympathie mee betuigd. De heer Marchant besloot met een scherpe critiek op het afschuwelijk communistisch regime; de heer Wijnkoop werd de krach tigste gangmaker voor de coalitie genoemd. Het was den heer W ij n k o o p (comm.) beschoren onmiddellijk den heer Marchant te kunnen beantwoorden. Hij hoopte de re volutionaire verdeeldheid te kunnen over winnen en dan zou men eens wat zien. F.n als 't puntje bij paaltje komt, hebben de soc.-dem. niets meer te zeggen en zal de communistische beweging de leiding geven. Volkomen juist! Den heer Vliegen werd opgemerkt, dat do Labour Partij ihet woord class-war" (klas senstrijd niet wil gebruiken, omdat het haar te scherp is en haar daadwerkelijk optreden niet dekt Do heer Wijnkoop beschouwde zich als de representant der opkomende maatschappe lijke revolutie, waartegen allen met hulp van den godsdienst en de z.g. democratie zich te .weer stellen. De linkerzijde was hiermede uitgepraat Van rechts repliceerde het eerst de heer Co lijn (a.r.) Hij verklaarde, dat de toege zegde steun aan de Regeering door de regee- ringsdaden in een positieven steun zal kun nen worden omgezet. We wachten af. Zoolang niet de Lnvaliditeits en Ouder domsvoorziening is verbeterd, zal niet wor den meegewerkt om beschikbare gelden voor andere doeleinden beschikbaar te stel len. Tegenover den heer Marchant bleef de heer Colijn alle verantwoordelijkheid voor het optreden van het Kabinet afwijzen. Het is zonder overleg met de partijen rechts op getreden. Hoe kan men dan toch verant woordelijkheid willen vasthouden? De heer Schokküng wilde zich niet aan een overgelegd program „binden". Maar dat „binden" is niet anders dan algemeene in stemming betuigen met de richting van het Regeerbeleid. Over concrete wetsontwerpen wordt met het uitspreken van die instem ming niets beslist. Als de anti-rev. partij een parlementair kabinet uit de rechterzijde wensc-ht, doet ze dat niet om bij de R.K. in het gevlei te komen, maar omdat ze het in 's lands be lang aoht. Aan den heer Vliegen, werd de opmerking gemaakt, dat in 1925 in de Proletarische Vrouw aan huisbezoeksters de raad was ge geven om bij bepaalde tegenwerpingen te antwoorden: Colijn is tot alles i n staat1 Iets dergelijks in dn 1929 weer gebeurd. Gezag en zede, huwelijk en gezin, stellen telkens voor vraagstukken, waaraan de over heid zich niet mag onttrekken in naam der Jiinksohe vrijheidsleus. Eén groote protestantsche partij zou ook de heer Colijn wenschen in het belang on zer vaderiandsche politiek. Maar hoe kan die partij rusten op een accoord van kerke lijke gemeenschap, waarin dogmatische vraagstukken worden behandeld? Moet de anti-rev. partij daden ongedaan maken van een bepaalde kerkengroep ten aanzien van art 36? Men kan zoo iets niet in ernst wenschen. Plet is bovendien de vraag of art 36 on verkort een basis zou bieden voor één groote protestantsche partij. (Waarom zijn de S.G.P. en PI.G.S. dan niet één?) Art 3 van het Anti Rev. program geldt reeds een halve eeuw en met dat beginsel kunnen belijders van onderscheiden kerke lijke groepen zich vereenigen. De bekende 21 woorden worden in vredi- gen en in gewelddadigen zin opgevat Dc anti rev. partij heeft met die kwestie niets van doen. In religieuze aangelegenheden heeft de overheid niet met geweld op te treden, ze heeft ook niet één bepaalde kerk tot heer- schende kerk te verklaren en tot steun aan een bepaalde kerk met uitsluiting van alle anderen mist zij eveneens bet recht In die richting wenscht de anti rev. partij geen stap te zetten. Ze stelt zich daarmee op den grondslag der Grondwet, waaraan door alle Kamerleden trouw is beloofd Een geestelijke strijd moet door geestelijke wape nen worden beslist. Dat is het standpunt der oude christelijke kerk, waaraan de anti partij wenscht trouw te blijven. Rede van Prof. Visscher. Prof. Vi ss ch er (a.r.) bestreed eveneens de heer Kersten, hoezeer hem dit ook speet. De rede van den heer Kersten was kwet send. Er was iets in, waarover hij heeft te blozen, als hij zich zelf eens nauwgezet on derzoekt Prof. H. VISSCHER De heer Kersten speelde de vermoorde onnoozelheid. Maar zijn ijdelheid keek door de gaten van zijn mantel, toen hij roemde in den groei van zijn partij. Maar dat is alles nog het ergste niet Erger was het wreede spel dat gedreven werd met den nood van ons gereformeerde volk, dat helaas verdeeld is. De heer Kersten bad om eenheid, maar het was alsof hij meteen smeekte, dat Z8 maar niet komen. Hij volgde een niet te kwalificeeren me thode; het was niets dan een politiek spel met de nooden van ons gereformeerde volk. Verdeeldheid is een kenmerk van het Protestantisme. Dat is sedert Christus' ver schijning zoo. Telkens komt op het conflict tusschen individu en gemeenschap. De Re HET BASELSCHE MARKTPLEIN Het Marktplein te Basel, waar de Bank voor Internationale Betalingen tal worden v* gevestigd* OPENING DER BUITENSCHOOL TE DORDRECHT Gister had de officieele opening plaats der Dordtsche Buitenschool, de eerste school, die speciaal voor dit doel gebouwd werd. Hier zal onderwijs aan t.b.c.-patiëntjes van alle gezindten worden gegeven. Bovenstaande groepsfoto werd na afloop der plechtigheid genomen. In 't midden Dr. F. Delhez, die de. ziel van deze beweging kan genoemd worden. Geheel links: de Dordtsche Burgeinees- ter, de heer P. L. de Gaay Fortman, die de openingsplechtigheid verrichtte. formatie was een uiting van het indivddueele De middeleeuwsehe Kerk heeft daartegen de eenheid der oude kerk niet kunnen hand haven. Dat individualisme is de kracht van het Protestantisme, maar het is zijn zwakheid tevens. De menschheid onzer dagen is gevoelsziek, een verschijnsel, dat wijst op verval onzer cultuur. Te midden van dat alles staat de kleine groep der gereformeerden, die kerke lijk zoo sterk verdeeld is, als gevolg niet van verschil over de diepere levensbeginselen, maar uit historische oorzaken en door zonde schuld en onwil. Er is geen principieel ver schil, dat de versplintering rechtvaardigt De heer Kersten nu heeft zioh tot taak ge steld die verschillen geweldig_op te blazen. Het is pijnlijk hem, die als een boetgezant optreedt, te booren verklaren, dat hij een heid wil, maar tegelijk haar onmogelijk te zien maken. 1-Iij eischt dingen, die door de anti-rev. par tij nimmer kunnen worden gedaan. Art 36 der Confessie dient hem als storm ram. Maar wat in 1905 met dat artikel ge beurd is, gaat volledig buiten de anti rev. partij om. Persoonlijk, aldus Prof. Visscher heb ik er totaal niets mee van doen en zeker 40 van den aanhang der anti rev. partij in het land. De beslissende vraag is of het Program van Beginselen der anti rev. partij in over eenstemming is met Gods Woord en met wat het ons zegt omtrent de algemeene beginse len, waarvan het Program uitgaat, In dat Program staat niets dat in strijd is met Gods Woord of met art. 36. Het is een geweldige dwaling om één artikel der Confessie en een ■politiek program op één lijn te stellen. De toepassing der eeuwige beginselen wijzigt zich met de omstandigheden. Het beginsel blijft, maar de toepassing kan in den loop der eeuwen wijziging ondergaan. Bij onze oude Gereformeerde vaderen Is dat reeds te leeren. Ook wat betreft art. 36 en zijn toepassing. Er is een tijd geweest, dat in de R.K. Kerk een politiek vijandige macht werd gezien. Toen echter de veilig heid van den staat verzekerd was, is een andere verhouding ontstaan tegenover de Katholieken, ook in den bloeitijd der repu bliek. Voetius leert op dit punt geheel an dere dingen dan de heer Kersten. Deze stel de geen onbekookte, onvervulbare eischen gelijk de heer Kersten doet, maar vroeg naar het mogelijke. Bij hem is te vinden een pleidooi voor het dulden van den R.K. godsdienst in Maastricht krachtens over eenkomst. Voetius leert ons in deze dingen te rekenen met het volksbegeeren en met dem enenigte der overtreders. Bepalingen die algemeen niet geëerbiedigd worden heb ben geen zin en ondermijnen den eerbied voor gezag en wet Wil de overheid kette rijen weren, dan zou zij daartoe ook de macht en het ontzag dienen te bezitten. De heer Kersten onderscheidt niet zuiver de eischen van God tegenover menschen en overheid. De eischen Gods zijn abso luut, maar wij, zondige menschen hebben niet het recht van elkaar te eischen wat God van ons eischt Wie dat wel doet, mis kent de lankmoedigheid Gods. In een ver gadering als de Staten-Generaal, die den eed op de Grondwet heeft afgelegd, hebben we ons te houden aan dien eed en missen we het recht van de overheid te eischen wat God van ons eischt We mogen niet boven de Grondwet uitgaan. Tegen Rome en de revolutie, is de leus van den heer Kersten. Dat is een goedkoo ps leus en voor verkiezingspropaganda voor hem zeer bruikbaar. Maar hij bedenke dat karakter toonen, den moed bezitten om te gen misleidende en onvervulbare leuzen als de zijne in te gaan, slechter wordt be taald dan lichtvaardige propaganda. Met alle kracht kwam Prof. Visscher in verzet tegen de woorden van den heer Kersten. Deze miskent ook Gods voorzieni ge leiding in de geschiedenis. Het is geen toeval, dat de bevolking van ons land sa mengesteld is als het geval is. Dat is niet ons werk en onze schuld. Heit is zoo ge worden onder het bestel des I-Ieeren, dat we te eerbiedigen hebben. De heer Kersten leze en overdenke eens de les, die hij lee ren kan uitLuk'as" 9 49. Wie niet tegen on3 is, is voor ons, zegt ons de Schrift. De Christus is niet gekomen om te verderven, maar om te behouden. In dezen zelfden geest stond ook Voetius tegenover de katholieke kerk. Hij sloot bij voorbaat geen Roomsche uit van de zalig heid. Wij mogen over de leer oordeelen, God ziet het hart aan, Hij oordeelt over Zijn menschenkinderen. Hem is het gericht en niet aan den mensch, ook al matigt hij het zich in zijn verwatenheid aan. ieder I God vaderen. Op te merken valit ook, dat het Program der S.G.P. zelf niet in overeenstemming is met art 36. Want art 36 veroordeelt art. 10 van dat Program, dat de bijzonaere school eischt als regel en de openbare slechts aanvulling wil doen zijn. Dat is een beginsel, dat nooit in overeenstemming is te brengen met de uitlegging die de heer Kersten aan art. 36 geeft. De I-I.G.S. is op dit punt consekwent. De heer Kersten heeft nog niels dan ne gatieve eischen laten zien. De dingen stuk maken is zijn streven en eer. Hij wroet te gen de anti-rev., tegen de chr.-hist., tegen de R.K., tegen alle sociaal politiek streven. Ook dat is niets dan jammerlijke dwa ling. Het volk In zijn geestelijke en sociale nooden, in zijn vaak bange worsteling en strijd kan van zulke negatieve politiek niet leven. Het verwacht van het christelijk be ginsel Iets positiefs. Daartoe is voor alles noodig eenheid in eigen boezem. De kea.- Kersten doet niets dan uiteenscheuren. De anti-rev. partij is niet volmaakt. Zij het dan met veel gebrek, toch is door hear RIJKSBEGROOTING 1930 JUSTITIE MEMORIE VAN ANTWOORD Wetsontwerpen ia voorbereiding Verschenen is de Memorie van Antwoord over het iv-ue hue ids tuk (.Justitie) der rijKs- begiooung voor IttóU. Daaraan is het volgen de ontleend: De invoering, van de wet houdende na dere voorziening hebreliende de voorwaar delijke verooiheenng en de voorwaardelijke ïnvrijneidstehiaig aan binnenkort woruen iet gezien. vraagstuk der echtscheiding ander- werpt de Minister aan een uauwgezeite overweging, die, naar hij hoopt, tot een con creet vooiatei zal kunnen leiden. - Wat de hestiijdiaig der opennare onzede lijkheid betrelt, meent de Minister, dat hij vooraa ook zijn aandacht heelt te geven aan de handhaving van de bestaande regelin gen. Hij overweegt de instelling van een -adviseerende commissie, welke de uitvoe rende organen van voorlichting zou kunnen dienen over het al dan niet pornographi- sehe. Daarnaast zou de taak over het rijks bureau beüellende de bestrijding van on tuchtige uitgaven kunnen worden uitge breid. jje aangekondigde herziening van het hu welijksrecht zal in zooverre ook het huwe lijkspersonenrecht omvatten, als uit den aard der zaak de vraag, in hoeverre vol doende waarborgen voor de vrouw bestaan tegen misbruik op vermogensrechtelijk ge bied van liet aan den man toekomende go- zag, daarbij mede in beschouwing kamt. inzake het vraagstuk van verkoop op af betaling zijn voorbereidende stappen tot in stelling van een adviescommissie reeds ge daan. Een soheirper toezicht op de advocatuur aoht ook de Minister gewenscht Alvorens verder te gaan zou hij willen afwachten de werking van het nieuwe reglement van orde. De kwestie van publicatie van valsche do cumenten verdient zeker de aandacht Art 98 YVebb. van Strafrecht moet over het alge meen wel voldoende worden geacht al zou de vraag kunnen zijn, of naast de weten schap ook niet het redelijk vermoeden een plaats zou moeten vinden. Politic-aangelegenheden. Ook de Minister kan zich niet aan den imdruk onttrekken, dat niet nauwe bij be rechting ter zake misdrijven tegen het leven de opgelegde straffen wel eens aan lagen kant zijn. Hij stelt zich voor, dat punt aan een onderzoek te onderwerpen. De Mi nister wil niet ontkennen, dat de politie in menig deel des lands niet zoodanig geoutil leerd is als men wel zou kunnen wenschen. Er is echter verbetering gekomen, die naan* verwacht wordt zal aanhouden. Oprichting van politie-laboratoria wordt echter niet ur gent geacht. Inzake de betrekking politie-justitie en pers herinnert de Minister aan het pogen een algemeene regeling in 't leven te pen, waarbij justitie en politie gegevens zou den verstrekken van de pers en deze afzien van het publiceeren van uit eigen initiatief verkregen gegevens. Het bleek ech ter ten 6lotte niet mogelijk een werkelijk algemeene, practisch bruikbare regeling in dezen tot stand te brengen. De Minister zal de zaak opnieuw onder de oogen zien. De zaak Giessen-Nieuwkerk. Naar de meening van den Minister heeft de behandeling door het Amsterdamsahe Hof van de zaak-Giessen-Nieuwkerk zich niet gekenmerkt door de evenwichtigheid, welke juist in die gegeven omstandigheden te noodiiger was, omdat men zich voor een ten. De Minister betreurt een en ander en niet slechts omdat aldus een schok aan het ver trouwen van de justitie is gegeven, die in elk geval zeker niet in die mate door de feiten wordt gerechtvaardigd, maar vooral ook, omdat het gevaar dreigt, dat uit zeaere reactie tegen overdreven en onwaardige voorstellingen de aandacht wordt afgeleid van de hooidzaak. En die is, dat hier inder daad fouten aan het licht zijn gekomen, waarop het wei noodig is zich met ernst te bezinnen. Van die fouten noemt de Minister etr drie: Het onderzoek vam den rijksrechercheur heeft met naar behooren plaats gehad; het onderzoek is te veel uit handen gegeven; en de derde fout is die van het „geneime dos sier". Wie het dossier leest komt wel tot de slotsom, dat hier en daar aan de gedachte vrij spel is gegeven, maar een aanwijzing als zouden de verklaringen op onbehoorlijke wijze zijn verkregen oi onjuist ol tenden tieus zijn opgenomen vindt men daarin niet in tusschen is de fout minder, dat deze stukken buiten het dossier zijn gehouden, dan wel dat het parket daarvan heeft doen kennis nemen zander ze aaai de verdediging ter inzage te verstrekken. Eohter gaat naar 's Ministers oordeel de beteekeius dezer zaak boven het concrete geval uit Er zit aan do zaak een algemeene kant; niet in "dien zin, dat eèn ongerechtvaardigde ver- oordeeüng niet een uitzondering zou zijn. Doch dai het hier wel van den aanvang af een>dubieus geval betrof, kan daaruit dui delijk zijn, dat na het in 1925 gevallen resï eigenlijk nimmer een oogenbhk rust is geweest Maar zoolang de verklaringen dei- getuigen Kroon bleven gehandhaafd het uuiswre punt in deze geheoie zaak was redres uitgesloten. Men mag imusscnen deze zaak niet als een incident voorbijgaan. In de eel's te punas moet het gebeurde naar 's Munsters oordeel politie tui justile een prikkel zijn om, doordrongen van de groote belangen, die bij haar luchtige lunc- uoiineenng zijn betrokken, bij voortduring bedacht te zijn op een nauwgezette en verslapte plichtsvervulling. Maar in tweede plaats heeït het gebeurde zijn be- teekenis voor allerlei vragen van organisa tie van politie en justitie. Zoo zal de orga nisatie en positie van de rijksrecherche, vooral in haar verhouding tot staalzaken, nadere beschouwing verdienen. Zoo kan b.v. verder de vraag rijzen of de wijze waarop de rechter-com,ii i issarissen worden benoemd de meest juiste moet worden geacht. De Mi nister herinnert or aan, dat een voorstel der Regeering bij de vaststelling van het nieuwe wetboek van strafvordering om de rechter-commissarissen in strafzaken laten benoemen door de Kroon voor tijdvak van vier jaren, op bezwaren uit de Tweede Kamer is afgestuit Hij zou eohter bereid zijn, aan deze kwestie opnieuw zijn aandacht te geven. Voorts heeit de aandacht van den Minis ter het vraagstuk van een stelsel vaai ge specialiseerde strafrechters. Naast voorlich ting, hier en daar in het land, ten behoeve van de bestaande magistratuur, is onder de oogen te zien een speciale opleiding aai universiteiten ten behoeve ran de toekom stige strafrechters. Omtrent de vraag u-at er is van de getui gen, dio door de verdediging van het Hof te Amsterdam waren gedagvaard en over den werkelijken dader zouden kunnen ver klaren, doch van wier verhoor door de ver dediging is afgezien, deelt de Minister mee, dat deze getuigen reeds vóór de behande ling voor het Amsterdamsche ITof door den rechter-commissaris te Dordrecht waren 0_ hoord; hun verklaringen hebben betrekking op iemand, die destijds in 1023 is verdacht geweest en ook gearresteerd, doch toenmaals ten slotte ongemoeid is gelaten. Hetgeen nu nader betreffende deze persoon is te berde gebracht, heeft vooralsnog geen voldoenden grond opgeleverd om hem opnieuw in rech ten te betrekken, doch het parket te Dor drecht is te dezen diligent, gelijk ook elk spoor, dat anderzins tot ontdekking van den schuldige of schuldigen zou kunnen leidicn, met'zorg zal worden gevolgd. HET OPTREDEN VAN MINISTER TERPSTRA Rijksbegrooting Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen VOORLOOPIG VERSLAG Blijkens het Voorloopt? Verslag der Twee- de Kamer over de begrooting van Onderwijs voor 1930 had-den vele leden het optreden van den tegenwoordigen Minister met ver wondering gezien. Diens bemoeienissen op onderwijsgebied hebben zich tot dusver be perkt tot het lager onderwijs en dan nog hoofdzakelijk tot de financieele verhoudng van het bijzonder onderwijs tot het Rijk eii gemeente. Zij vroegen zich af of ten aan zien van de overige gebieden van het onder wijs de Minister wel over een zoodanig be zonken oordeel en zoodanige ervaring zou beschikken als voor een vruchtbaren leglsla- tieven arbeid en het voeren van een juist beleid noodig werden geacht. Ten opzichte van de kunst kon men in dezen Minister moeilijk een leidsman zien, daar niet bekend is 'dat dit deel van zijn taak tot dusver zijn bijzondere aandacht heeft gehad. Vele andere leden oordeelden deze be schouwingen voorbarig; zij willen met ver trouwen 's ministers daden afwachten. Waar omtrent 's ministers plannen nog: weinig bekend is geworden werden hem dienaangaande .verschillende vragen ge» steld. Desiderata. Door sommige leden- werd gewezen op de droevige resultaten van het lager onder wijs. Zou ndet door middel van de Rijks inspectie invloed kunnen worden geoefend op meer vruchtdragend onderwijs in de elementaire vakken? Eenige leden hadden den indruk dat de Rijksinspectie wel alle aandacht schenkt aan de afmetingen van gebouwen en dergelijke zaken, maar voor het onderwijs zelf de oogen gesloten houdt. Vele leden verklaarden zich ontstemd 'er de Koninklijke besluiten van 8 Juni j.L waarbij een nieuw eindexamenregle- incnt voor de H. B. S. werd vastgesteld. Men vroeg hoe het is te verklaren dat deze regeling is getroffen zonder voorafgaand overleg met eenige organisatie van leeraren bij het M. O. Tal van voorschriften in de nieuwe regeling zullen, naar men meende, tot ernstige bezwaren aanleiding geven. DE NOVEMBERSTORM DE KRACHT VAN DEN WIND WAT HET METEOROLOGISCH INSTITUUT MEEDEELT Het Kon. Ned. Meteorol. Instituut meldt: De zware barometer-daling, van S uur 11 November tot 6 uur 12 November, bedragen de 26 mm, ging gepaard met tot flinkeii storm aanwakkerende Zuidelijken wind, wel ke van 17 uur 11 November tot ruim 6 uur i2 November met een gemiddelde snelheid van 15 meter per seconde doorstond. In de stooten was de snelheid zeker meer dan 20 meter per seconde. Van 18 uur 11 Novem ber tot ruim 6 uur 12 November was de druk herhaaldelijk boven de 50 en 60 per M2. De zwaarste stoot 13 kg kwam voor ten 1 u. ,50 m, 12 November. Het met stukgoed van Java naar Amster dam bestemde Duitsche s.s. „Mènes" van de Hamburg—Amerika-lijn, dat wegens den zvvaren storm te IJmuiden niet kon binnen komen, kreeg bij het inloopen van de pieren een defect aan het roer, waardoor het stoom schip, tengevolge van den sterken stroom, de Noordpier raakte. Doordat het stoomschip water begon te maken, was het aanvankelijk plan het stoomschip binnen de pier aan den grond te zetten, doch de inmiddels ter as sistentie uitgevaren sleepbooten slaagden er in het stoomschip, dat beide ankers verloreij had, nabij het fort in de buitenhaven aan den grond te zetten. Aan boord bevinden zich 23 opvarenden o. w. de kapitein en officieren van het eeni- geh tijd geleden in den Indischen Oceaan gestrande Duitsche s.s. „Höchst" van dezelf de reederij. Deze bemanning wordt te IJmui den ontscheept om de reis naar Hamburg per spoor voort te zetten. De voorpiek en de ruimen I en II stonden vol water. De lading wordt uit drio ruimen gelost, om het schip te lichten en de lekkage te dichten. Op do Maas bij Genderingen is tijdens den storm een 160 ton metende aak „De Nieuwe Zorg" geladen met 158 ton suikerbieten op weg van Brabel naar Breda gezonken.' De beide gebroeders v. d. Dusscn konden zich nauwelijks redden. Gedurende den storm is bij Zevenbergen in de Roode Vaart een met 70 ton suikerbie ten geladen bak gemerkt Z. B. S. Z. gezon* ken. De vaart langs Zevenbergen is hierdoor gestremd. HYGIENE-MUSEU M TE DRESDEN de antirev. partij haar vertrouwen blij ven geven. Onder de leiding van den heer Colijn is dat vertrouwen volkomen veilig De Kamer heeft met de grootste aandacht naar dit kloeke woord van Prof. Visschei geluisterd. Het is te hopen, dat het weer klank vindt bij heel het Gereformeerde volk in ons land en dat in ieder geval dwalend broeders er door tot ernstig nadenken en j onderzoek en zoo mogelijk tot inkeer wor- den gebracht. Thans doen zij de positie van ons Christelijk volksdeel steeds zwakker 1 worden. De zondige verdeeldheid onder heii die bijeen behooren, i^jent te verdwijnen, j God geve, dat we deze'zonde met een vol komen hart leeren uitbannen. De middag werd besloten met redevoe ringen van de heeren J. ter Laan (s.d.).! die in het antwoord der Regeer' ig geenor- lei perspectief ontdekte tengevolge"van den beslagen bril die hij opgezet had en van den heer B i e r e m;^ (lib.), die bleef aan- dringen op correctie in de ramingen van ontvangsten en uitgaven. werden de replieken voortgezet A JÏSTm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 5