a l n s. m m SCHAAKRUBRIEK. a mm WM 11 i ÉLH, A i m i i A i §j§ m 4 81 11 1 li B m m m S m S3 Redacteur: W J H CA RON', Haarlernmermeerstraat 168, Amsterdam-W' lllllllllllllllllllllllllllllllHlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllilllllllli correspondentie over deze rubriek aan boVenst and adres te richten. Probleem no. 192 Van: I. A. SCHIFFMANN Eerste prijs „Th? Sports Referee" 1929 Qi ÉilP s a s s Wit begint en geeft in twee zetten mat Wit (10): Kd2, Dh4, Tc3, Te3, La2, Lf8, Pf7, pi.b2, f2, f3 Zw. (10): Kd4, Da5. Tg7, Tg8, Lh6, Pe8, pi.b5, b6, d5, e4 Probleem no. 193 Van: P. A. KOETSHEID Eerste eervolle vermelding „The Sports Referee" 1929 Wit begint en geeft in twee zetten mat Wit (8): KdS, De8, Tf5, Lel, Le2, Pb5, Pc4, pi.a3 Zw. (10): Kc5, Td2, Ld5, Lh6, Pb3, pi.b6. b7, e4, e6,g5 Oplossing van probleem no. 190 Van: J. J. RIETVELD, Kesteren Tweede prijs „The Snorts Referee" 1929 Wit (8): Ka7, Dd3, Tf8, Lf4, Pe6, Ph8, pi.d5 en f7 Zwart (8): Kf6, Th6, Th7, Pe8, Pg8, Lal, pi.b6 en h5 Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1. Dd3—f3 Oplossing van probleem no. 191 Van: P. A, KOETSHEID Vierde prijs „The Sports Referee" 1929 Wit (8): Ka5, Dg8, Te6, Tf8, Pd4, Pgi, Le4, Lh4 Zwart (4): Kf4, Th5, Pg3, pi.f5 Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1. Lh4—f6 Goede oplossingen werden ingezonden door: D. Douma (190, 191), Den Ilaag; L. Mol (190. 191), Loos- duinen; H. T. Nieuwhuis (190, 191), Amersfoort; J. C. van Oosterwijk (190, 191) Rotterdam; M. Opbroek (191) en H. C. J. Spier (190, 191), Den Haag; F. Postema (190, 191), Amsterdam. ovenlueel dc: zou volgen Pf3—e5! en wit wint den pion onmiddellijk terug 5Lf8-g7 6. 0—0 0—0 7. Pbl—c3 ö5Xc4 8. Pf3e5 LcS—c6 Natuurlijk kon zwart pion c4 niet door b7b5 verdedigen wegens Pc6: Door den Looperzet weet zwart den pion nog even te verdedigen, maar het is duidelijk, dat de plaats van dezen Looper vóór den e-pion niet blij vend kan zijn. 9. e2e4 Wit bezet het centrum en verhindert een voor- deeliger plaatsing van zwart's Looper. 9Pb8d7 10. f2—f4 Dd8—bG Stand na 10D d8—bG 11. f4—f5 g6Xf5 12. e4Xf5 Le6d5 Nu dreigt Pd7Xe5, waarna wit niet kan terugnemen 13. Pc3Xd5 c6Xd5 14. Pe5Xd7 Pf6Xd7 15. Lg2Xd5 Op deze wijze heeft wit den pion teruggekregen, maar pion d4 staat nu tweemaal aangevallen en slechts éénmaal verdedigd. 1 5Ta8d8 16. Lele3 Natuurlijk niet Ld5Xc4, wegens Lg7Xd4f 17. Kgl—hl Pd 7e5! enz. 1 6Db6Xb2 17. Ld5Xc4 Pd756 Het is duidelijk, dat wit ten slotte een pion ach ter raakt. Hiertegenover kan wit als voordeden stel len het bezit der heide Loopers en zijn sterken f- pion. 18. Lc4b3 Td8Xd4 Zwart kan beter met den Toren nemen, daar deze zoodoende krachtiger in het spel komt en tevens de Dame aanvalt. Wit mag niet nemen op d4 wegens; 19. Le3Xd4? Db2Xd4+ 20. Kgl—hl Dd4Xal! (niet 19. Le3Xd4? Lg7Xd4t? 20. Kgl—hl Db2Xal? 21. Ddl—g4f!) 19. Ddl—h5 Td4e4 Stand na 19Td4e4 CORRESPONDENTIE. M. O. te D. H. Na 1. Dh7: volgt in no. 190 1 Th7:, waarna pi.f7 gepend staat. H. C. J. S. te D. H. In no. 188 kan wit in geen ge val met Pc5 mat geven, daar het paard geslagen jvordt door pi.b6 INDISCH. f Wit: D«"- ALJECH1N Zwart: BOGOLJUBOW Zevende partij van de match om het wereldkampioenschap 1. d2—d4 Pg8- -fG 2. c2-c4 g7-gü d. E- g.l r7c6 4, Lf 1g2 (17—d5 5. Pgl-f3! Door te slaan op d5 zou wit zwart's ontwikkeling bevorderen (door cd: en Pcü en/..). N.i den tek-- /et verliest wit |ii.r4 niet daar na 23. Tal—dl Kg8—h8 24. Kgl—hl Lg7fa6 25. Dg3—d6 De zwarte pionnen zijn zeer zwak. Hoewel eea paard'en drie pionnen in den regel meer waard zijn dan een Toren, blijkt dit hier allerminst het geval te zijn De pionnen vallen als rijpe appels 25Lh6—g7 26. DdGe7 Db2—e5 27. De7Xb7 f6—f5 28. Tdl—el De5—f6 29. Db7f3 Df6c3 30. Df3Xf5 30. 31. Pb6— Dc3—c6f Dc6—g6 h7Xg6 Kh8g8 32. Tfl—f3 33. Df5Xg6 34. Lc2Xg6! Niet 34f7Xg6 wegens 35. TfSXfSf Lg7Xf8 !6. Tdld8 en wit wint nog een stuk. Maar ook de tekstzet redt niet meer. 35. Lg6Xf7f! Een prachtige slotzet. Zwat gaf op, want na 35. Tf8Xf7 volgt 36. Tdl—d8t en wit verovert Pc8 RUILEN ZONDER TE HUILEN. 20. f5—f6! Een zeer sterke zet, die wit in alle varianten de beste kansen geeft. 20Te4Xe3 Nog het beste. Zwart krijgt voor den Toren een Looper en twee pionnen. Andere voortzettingen zijn slechter, bijv. 20 Lg7Xf6 21. Le3h6 en de Toren kan niet weg; het beste is dan nog 21Db2—e5 22. Dh5Xe5 LfGXeó 23. Lh6Xf8 LeSXal 24. Lb3Xf7f KgSXf8 25. Lf7—d5t gevolgd door Le4: 20e7Xf6 deugt niet wegens 21. Tal bl Db2a3 (De5? 22. Tf5!; Dc3? Thl—cl 22. Le3— c5 Da3—a5 23. Tfl—f5 Te4—elf 24. TblXe DabXelf 25. Tf5—fl en wit verliest weer de kwaliteit. 21. Dh5g5 Te3Xg3f 22. Dg5Xg3 07X16 CORRESPONDENTIE: A. v. d. B. te Den Haag, C. F. de Z. te Wateringen, J. A. L. te Rotterdam, N. E. D. te Zwammerdam, A. C. P. te Den Haag, W. P. D. te Vlaardingen, E. v. 0<- H. te Emmen, W. C. EL te Rotterdam, B. te Temeu- zen, S. T. A. S. te Zaandam, Uw anvraag is geno- teerd. A. H. 6. te Strijen. U krijgt er 67. Jac, H. L. te Rotterdam. Neen, dat kan ik niet voor u doen. C. EL te Sliedrecht. U komt voor 30 in aanmerking. Ons adres is: Ons Ruilbureau Soest. Denkt u daar om? Niet: Rotterdam! J. C. F. te Den Haag. Hartelijk dank! J. J. v. W. te Papenkop. U krijgt er 33. L. B. te Rotterdam. U 66. Uw brief was niet goed gesloten en de postzegels er uitgehaald. Sluit u in 't vervolg secuurder! J. v. d. L. te Heinenoord. U krijgt er 260. E. v. D. te Garderen. Voor 90 H. zijn 26 P. noodig. Met Droste-bons bent u heusch nog niet aan de beurt Willen de abonné's die vragen om: Droste bons en plaatjes, Erdal-Pelikanen er. Bussink's mijn land plaatjes, er op rekenen, dat ze de eerste maanden niet aan de beurt zijn. Indien u dit niet wilt, is 'i beter dat u dit niet aanvraagt. Nu volgen de regels en voorwaarden: Art. 1. Al uw brieven moeten vergezeld gaan van 15 cents aan postzegels, zullen zij naar uw wcnsch behandeld worden. Ontbreekt het noodige echter dan krijgt u de helft toegezonden van het aantal bons en plaatjes waar u anders recht op zou hebben. Art. 2. Aan ons bureau kunnen verschillende soor ten bons en plaatjes tegen elkaar ingeruild worden. Art. 3. Wat we bij ontvangst van uw aanvraag niet in voorraad hebben, wordt genoteerd en zoo spoedig mogelijk gezonden. Art. 4. Kwatta-soldaatjes en Sickesz-wapens opge plakt inzenden. Art 5. Vuile en beschadigde plaatjes worden door ons vernietigd en gelden niet Art. 6. Het verdient aanbeveling naam en adres steeds duidelijk op de enveloppe te vermelden opdat uw zending bij onvoldoende frankeering niet zoek raakt, want met strafport bezwaarde stukken worden geweigerd. Art. 7. Het staat aan ons de waarde te bepalen van wat u zendt en als u met ons meedoet beteekent dat, dat u zich ook aan deze regel onderwerpt. Art 8. Zij die ons speciale nummers van de Klaver blad, Bloemen en Vogelalbumplaatjes vragen, zenden we zooveel mogelijk het gevraagde. Voor de nummers die we niet voorradig hebben sturen we andere exemplaren die in te ruilen zijn bij: De direc tie der Reclameafdeeling van de Klaverblad-Karne- melkzeepfabriek, Spaarwouderstraat 14, Haarlem. Art 9. De vetgedrukte namen in onze aanvraag zijn van d i e bons en plaatjes waar veel aanvragen van liggen, waar dus bij voorkeur niet gevraagd moet worden en waar we veel van kunnen gebruiken. Art 10. Geregeld komen er vragen binnen of we ook soms die en die plaatjes ruilen of albums. Hier op geldt het antwoordt: Alleen die bons en plaatjes die in aanbod en aanvraag genoemd worden. In albums nooit Als u bijzonder er op gesteld bent dat er een nieuw soort bons of plaatjes bij het uitgebreide fonds wordt bijgevoegd, kunt u ons die wensch ken baar maken en zoo er meer vragen naar één soort zijn, kunnen we er toe overgaan ze ook op te nemen. Art. 11. Hen, die de „Lever's Zeep Mij. bons" aan vragen, berichten we, dat deze bons alleen worden aangenomen doch verzending er van alleen plaats vindt om door de oude aanvragen heen te komen. We verzoeken hen beleefd iets anders uit onzen voor raad te kiezen. Gevraagd worden: Bnssink plaatjes „Mijn land"; v. Delft „Hoe heet die Vogel" plaatjes; Erdal-Pelikanen; Kwatta-soldaat jes; Droste-bons en plaatjes; de Lever's Zeep Mij. bons, Sickesz-wapens, Rademakers-bons en Klaver blad Karnemelkzeep Bloemen- en Vogelplautjes, Vofwapens, Paddestoelbons, Hillebons. Aangeboden worden deze week: Plaatjes van de Verkade-albums Lente, Zomer, Herfst, Winter, Blonde Duinen, Bosch en Heide, Bon te Wei, Naardermeer, Langs de Zuiderzee, Vecht. Da IJsel, Friesland, Mijn Aquarium, De Bloemen in on zen tuin, Texel en Kamerplanten, van Iioutenbons, ITagwapens en Holland-plaatjes. Ons adres is: ONS RUILBUREAU, SOEST. m EEN VIJAND VERKEERD. hun in eenen vüand verkeerd. Hijzelf heeft tegen hen gestreden. Jesaja 63 10. Is dit waarlijk mogelijk: dat de Heere veranderen zou? Zoo vraagt ge als vanzelf bij het lezen van deze woorden. Is de Heere dan niet de onveranderlijke? Zegt Hij zelf het niet: Ik de Heere word niet veranderd; daar om zijt gij, o kinderen Jacobs, niet verteerd? (Mnleachi 3 6). Hoe is het dan mogelijk, dat Hij die door zijn liefde en zijn genade zijn volk heeft verlost, die hun opnam en hun droeg al de dagen van ouds, hun nu in eenen .vijand is verkeerd en tegen hen heeft gestreden? Is zijn verbond dan niet onwankelbaar? Met dat al: het staat er toch maar. En zijn volk heeft het ook metterdaad ondervonden. Zij hebben dat niet maar zoo gedacht. Neen, het was bange wer kelijkheid, dat Hij tegen hen heeft gestreden. En toch schaadt dit Gods onveranderlijkheid niet. Ge moet u die onveranderlijkheid Gods niet den ken als de onveranderlijkheid van een dood stuk steen. Ge moogt die deugd van uwen God niet ver warren met onaandoenlijkheid of onverschilligheid VDor wat Hem aangedaan wordt. Die onveranderlijkheid Gods is veeleer die vol maaktheid, waardoor Hij zichzelf gelijk blijft. En juist omdat Hij' zichzelf gelijk blijft gedraagt Hij zich anders jegens zijn menschenkinderen, zijn schepselen, wannéér deze hun gedrag jegens Hem veranderen. En dit laatste had Israël gedaan: zij zijn weder- spanmg geworden en hebben zijnen Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in eenen vijand verkeerd en heeft tegen hen gestreden. Toen kon de Heere, juist omdat Hij zichzelf gelijk blijft, niet langer met dit volk handelen zooals Hij gedaan had. Als (Je Heere dit wederspannige volk geleid bad zooals te voren, zou Hij hen in hun wéderspannig- heid gesterkt hebben en tegen zichzelven zijn inge gaan. Trouwens, Hij had het hun reeds door Mozes be tuigd. Ge kunt het lezen in Leviticus 26 en in Deute- ronomium 28 nog eens weer. Eerst een belofte van overvloedigheid, „indien gij in mijne inzettingen wandelen en mijne geboden hou. den en die doen zult". Maar daarna ook een uitvoe rige bedreiging, „indien gij mij niet zult hooren en al deze geboden niet zult doen en zoo gij mijne inzettin gen zult smadelijk verwerpen en zoo uwe ziel van mijne rechten zal walgen, dat gij niet doet allo mijne geboden om mijn verbond te vernietigen". Wat dén? Dan zal de Heere hen eerst slaan en zijn aangezicht tegen hen zetten. En zoo zij dan nog niet hooron, dan zal Hij hen zevenvoudig over hunne zon den tuchtigen. En als zij dan zich verzetten en met den Heere gaan twisten „met Mij in tegenheid wandelen", zoo noemt Hij zelf het „zoo zal Ik ook met u in tegen heid wandelen". En als ze het dan nog niet opgeven, „zoo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid Wandelen". De Iiecre geeft het nooit op. Hij laat nooit los. Want 'dat zou het onherroepelijk verderf voor Zijn volk zijn. Maar ondanks dit alles heeft Zijn volk naar Hem niet gehoord. En hoewel de Heere telkens weer van dit heilig programma stuk a stuk ten uitvoer heeft gelegd, gelijk Hij het gezegd had, hebben zij zich niet bekeerd. Ze hebben hun oogen ervoor toegedaan. Zij zijn wederspannig geworden, en ze zijn het ge bleven. Ze hebben het volgehouden tot het uiterste toe. Zelfs daaraan toe, dat zij zijnen Heiligen Geest smar:en hebben aangedaan. En toen is Hij hun in eenen vijand verkeerd. Toen hun houding enkel en alleen wederspannigheid was. toen moest de Heere wel om zijn zelfs wille en toch ook om hunnentwille hun tegenstaan en tegen hen strijden. Toen is Hij hun in eenen vijand verkeerd. Toen was er bij dat volk geen plaats meer voor zijn liefde en zijn gunst. Daarom heeft Hij hun die ook niet meer beloond, maar zich tegen hen gesteld. Israels historie is ook hierin een spiegel voor ons. „Deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden en zijn beschreven tot waarschu wing van ons op dewelken de einden der eeuwen gekomen zijn", zoo schrijft des Heeren apostel (i Corinthe 10:11). Hij schrijft dit niet aan Chris tenen, die in Israël hun natuurlijk voorgeslacht hadden, maar aan een gemeente die uit de heide nen was vergaderd. Denk daarom vooral niet, dat dit verloop der ge beurtenissen onder het Oude Verbond u niets beeft te zeggen. Want zoo wij ons gedragen gelijk Israël zich gedragen heeft, dan zal God, die nog Dczelide is, zich ook jegens ons gedragen, gelijk hij hei je gens Israël gedaan heeft. En dat wij ons zoo zouden gedragen is niet on mogelijk. Schrijft ook niet dezelfde apostel aan die in I:'feze: „En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet „door welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing" (Efeze'430)? En deze mogelijkheid bestaat niet alleen bij hen die in de gemeente Gods zijn zonder in waarheid Christus door het geloof te zijn ingeplant. Neen, het is ook mogelijk bij degenen, die door den Heiligen Geest „verzegeld zijn tot den dag der verlossing". Dit is juist het beangstigende. En alleen zoo gij daarmede ten volle ernst maakt is er mogelijkheid, dat gij voor zoo ontzettend oordeel als aan deze zonde door God verbonden is bewaard blijft. Daartoe moet ge ook weer niet bij uzelf gaan over leggen: wij zijn allen zondaars, en dus iigt ons hart voor deze zonde open. Want dit is wel zoo. Maar zonder meer baat het u niet. Ge zijt dan als iemand, die in een overdrukke straat plotseling wordt op geschrikt door een angstig waarschuwende kreet, maar zonder te zien van welken kant het gevaar u bedreigt. Neen, wat u noodig is, is dit dat gij ziet hoe dit gevaar u bedreigt. Dan eerst kunt gij u ervoor wachten. ebracht? Wat is het, waardoor zij den Heere, hun God, hun Heiland en Verlosser tegen zich gekregen hebben? Niet hun zonde als zoodanig. Zelfs niet hun vele menigvuldige zonden, waarmede zij tegen Hem hebben overtreden. Want ook voor Israël was Hij de „Heere, Heere, God barmhartig en genadig, lank moedig en groot van weldadigheid en waarheid, Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid en overtreding en zonde ver geeft", en eerst daarna: „Die den schuldige geens zins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtig heid der vaderen aan de kinderen en kindskinderen in het derde en vierde lid" (Exodus 34:6 en 7.) Neen, wat Israël ten val bracht was hun onboet vaardigheid. Wat Israël ten val bracht was dit: dat zij zich met hun zonden hebben vereenzelvigd, dat zij aan hun ongerechtigheden hebben vastgehouden. En toen de Heere hun ongerechtigheden heeft be straft, toen hebben ze die niet erkend en beleden ea losgelaten. Neen, toen hebben ze die nog krampach tiger vastgehouden. Maar toen bleef er ook niets anders over dan dat de Heere zich tegen hen stelde en om hun zonden ook hunzelf in een vijand verkeerde. Maar zoo zijn deze ontzettende dingen dan ook niet gezegd om de verslagene harten-der geloovigen kleinmoedig te maken, niet gezegd om u tot ver twijfeling te brengen. Integendeel, het dient juist tót uw behoud. En zoo uw zonden u van harte leed zijn, zoo gij oprecht begeert tegen uw zonden te strijden, dan vindt gij den Heere als uw Bondgod aan uw zijde. Dan zijt ge niet wederspannig, maar ge^laat u leiden. Dan doet gij zijnen I-Iciligen Geest niet meer smar ten aan. Neen, dan werkt de Heilige Geest wel in ons hart de smart van het schuldgevoel over uw zonden waarmede gij God vertoornd hebt. Maar daarin heeft de Heilige Geest dan ook blijdschap. Niet om uw smart, maar omdat Hij daarin de vrucht van zijn eigen werk ziet. Omdat daaruit blijkt, dat Gods beeld weer in u herleeft. En dan komt diezelfde Geest des Heeren u over die smart troosten. U troosten met de vergeving uwer zonden. U troosten daarmed i, dat Hij u ver nieuwt naar Gods evenbeeld tot Gods Kind. U troosx ten doordat Hij u leert met uwen God te wandelen. Dan wandelt uw God ook met u. Als een Vader met zijn kind. WIJ ZOUDEN WILLEN ZIEN.... Wij zouden willen zién, <11 't geen wij hopen, Zién, in onze aardsche handen god'lijk loon. Wij zouden willen zién, waarnaar wij loopen, Zién, op ons zondig hoofd een téstbr'e kroon! Wij zouden willen zién, de hemelen open, Zién, onze dierb're dooden voor den troon: Wij zouden willen zién, 't bloed, eens gedropen, Voor ons langs 't kruis, van Gods beminden Zoonl Maar zalig, die niét ziet, tóch in geloove Het sterflijk oog blijmoedig richt naar Boven; In stil vertrouwen zich den Heiland wijdt! Zóó, wand'lend door geloof, niét door aanschouwen, Zal God gewis voor d' oogen eens ontvouwen Den vollen rijkdom van Zijn heerlijkheid! CATH. II. VAN KLAVEREN. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 13