DE MOORD OP DEN HEER LANS
WOENSDAG 23 OCTOBER 1929 VIERDE BLAD PAG. 11
EEN BEZWAREND
RAPPORT
DE DESKUNDIGEN ZIJN HET
NIET EENS
DE KWESTIE VAN DE VIJL
6REPEN UIT DE RECHTZITTING
Rotterdam, 23 October 1929
Als resultaat van den eersten zittingsdag
in de (hernieuwde behandeling van de „zaak
Lans" voor de Rotterdamse!]ie Rechtbank
kan we] reeds worden vastgesteld, dat deze
van veel meer belang is geworden na de
schorsing in Juni dan ze voor dien was. Bij
Je eerste behandeling bleef men hangen v
het onderzoek van de politie, waarvan de
resultaten niet volledig waren en behoudens
de verduisteringen, welke onomstootehjk
waren vastgesteld, waren er nog tal van
onopgeloste punten, wanneer men de vraag
ging stellen: „Is de procuratiehouder schul
dig of niet?" Over de brandende kwestie,
hoe het mogelijk kon zijn, dat een dader zijn
slachtoffer finaal afslacht, zonder daarbij
ook maar in het minst met bloed te worden
bespat en over de vraag, met welk voor
werp de moord was gepleegd, bleef men in
het onzekere.
Bij de hernieuwde behandeling Is dat an
dere geworden.
Laten we eerst nog even stilstaan bij de
oorzaak van die hernieuwde behandeling:
Ter terechtzitting komt een agent van po
litie, Brons, verklaren, dat hij belangrijke
en zeer bezwarende aanwijzingen heeft ver
zameld tegen den verdachte Van O., doch
dat op zijn waarnemingen geen aandacht is
geslagon, omdat zijn superieuren zijn ver-
Kaal daaromtrent hebben verdonkeremaand.
De Rechtbank, die onafhankelijk staat te
genover de politie, wenscht dit onderzocht
te zien en vraagt tevens een nieuw onder
zoek naar de bloedvlekken, waarover ook
al weer tijdens de 'terechtzitting door een
deskundige, Dr. Hesselink, belangrijke ver
onderstellingen zijn geuit, terwijl ten slotte
een psychiatrisch onderzoek naar den ver
dachte Van O. wordt gelast.
De opdracht werd vervuld en op dezelfde
dagvaarding is de rechtzaak tegen Van O.
voortgezet.
„Brons heeft weer wall"
Op den eersten dag na de schorsing werd
allereerst een groote reeks getuigen voor
da groene tafel gebracht, die verklaringen
moesten afleggen over de betrouwbaarheid
van den agent Brons.
Het mag al direct bevreemding wekken,
dat zoo iets noodig is, dat het noodig kar
zijn, dat aan de betrouwbaarheid van een
agent wordt getwijfelden deze toch
wordt gehandhaafd. In het verhoor kwam
dit vrij sterk uit, toen president Can es aan
den chef van Brous, hoofdinspecteur Muller,
vroeg, waarom deze laatste niet voor ont
slag was voorgedmgen en hierop werd ge
antwoord, „dat hij daar niet bevoegd toe
Men kan zich voorstellen, dat een agent
maar niet om een verschil van meening met
zijn superieur mag worden ontslagen, nie
mand, die dat zou wenschen, maar wanneer
nu achtereenvolgens een hoofdagent, eenigc
inspecteurs, een hoofdinspecteur en een
commissaris komen verklaren, dat een be
paalde man niet in het politiekorps thui6
hoort, sterker nog „dat liet. een gevaar is,
wanneer hij op het publiek wordt losgela
ten", dan vraagt men toch: „Wat voor toe
standen heerschen er in het Rotte: '.ainsche
politiekorps?"
Zeker, er staan tegenover de getuigenis
sen van een aantal collega's van den man
in kwestie, dat zij niet twijfelen aan zijn
eerlijkheid en ijver, doch de vraag is nu, of
dit ijveren is eon ijveren met verstand! Wie
onbevooroordeeld deze zaak volgt ontkomt
niet aan den indruk, dat de man, die in het
geding wordt gebracht is een „ijveraar" in
den slechten zin van liet woord, iemand, die
zijn verklaringen wel heel gewichtig vindt,
om van zijn persoon niet te spreken, en die
graag in alle belangrijke zaken, die er in de
stad voorkomen zijn aandeel heeft, ook al
hoeft hij er niets mee te maken, omdat hij
van zijn eigen speurzin ten allerdiepste is
overtuigd. Onder de gegeven omstandighe
den is het verklaarbaar, dat de superieu
ren, wanneer hij met een belangrijke verkla
ring aan komt dragen, gaan zeggen, zooals
de hoofdagent het kernachtig uitdrukte:
Brons heeft weer wat!"
Een g'eheel andere kwestie is natuurlijk
of daarom in een belangrijke zaak als deze,
de verklaringen van Brons niet gecontro
leerd hadden behoeven to worden.
Men moge nu over den man denken zoo
men wil, zijn verklaringen hadden
toch, zooals de president terecht opmerkte,
zeker even gecontroleerd kunnen worden
én dat is blijkbaar niet geschied.
De bloedsporen.
Achteraf mag men ondanks alles zeer
dankbaar zijn, dat de agent Brons op het
tapijt der terechtzitting is verschenen. Daar
door is de zaak geschorst en kon in den lijd
van de schorsing een zeer belangrijke ont
dekking worden gedaan, die in den bewijs
last wel eens beslissend kon zijn.
Dr. Hesselink is gekomen en hem werd
een nieuw onderzoek naar eventucele bloed
sporen op de kleercn van Van O. opgedra
gen. Een andere deskundige, Dr. Gerhard,
had er niets noemenswaardigs on gevonden, j
Plotseling barst de bom: uit het rapport 1
van Dr. Hesselink blijkt, dat hij niet alleen
eenigc, maar zelfs vele belangrijke bloed
sporen heeft ontdekt, op het vest een heel
plakkaat, dat blijkbaar is weggewerkt, maar
dat dan toch nu vrijwel met het bloote oog
zichtbaar is.
Is het wonder, dat na deze verrassende
ontdekking aan de deskundigheid van som
mige deskundigen wordt getwijfeld? Er is
gezegd: Dr. Hesselink had voor zijn onder
zoek beier licht, ook kan het bloed ver
kleurd en daardoor (paradoxaal!) beter
zichtbaar zijn geworden, maar dat neemt
niet weg, dat men dan toch vreemd opkijkt,
wanneer de deskundige, die eerst niets
heeft gezien, later met twee andere deskun
digen komt verklaren, dat het gevonden
bloed van dezelfde bloedgroep afkomstig
moet, althans zeer waarschijnlijk zal zijn ge
weest als het bloed van den heer Lans.
Toen Dr. Gerhard, gister nog even een Sci-
fruhieh wilde geven n«"r rir. H»»»elink,
door te zeggen, dat deze zou hebben gefan
taseerd over de sporen op het vest, viel de
president hem niet zonder felheid in de rede
met de opmerking, dat die fantasie dan ge
lukkig zoo groot was geweest, dat hij din
gen aan het licht had gebracht, die Dr.
Gerhard niet had gezien.
I Het is te begrijpen, dat de verdediging,
I die in het rapport van den Arnihemsohen
deskundige een niet gering struikelblok
vond, getracht heeft dit uit den weg te rui
men door een aannemelijke verklaring van
de bloedsporen op het pak.
Zij heeft ontdekt, dat de vroegere eigenaar
van liet costuum, Jhr. Koek, veel last heeft
gehad van neusbloedingen. Op dezen grond
schijnt nog al wat te zijn gebouwd. Maar
fnuikend was daarvoor de verklaring van
vier deskundigen, dat althans een deel der
gevonden sporen niet zoo oud kan zijn ge
weest, dat het van den neus van Jhr. Koek
kan zijn gedropen. Het verweer lijkt dan
ook zwak.
De vijl.
Nog een merkwaardige vondst,, na de eer
ste zittingen in deze zaak gedaan, is die
van de vijl, waarop bloedsporen zijn aange
troffen en die dn een kistje in een kastje
van de keuken is gevonden. De vijl is, naar
onomstootehjk kwam vast te staan gister,
afkomstig van den getuige Bruinaars.
De verdachte kwam wel bij Bruinaars
moet geweten hebben, dat daar dergelijke
vijlen werden gebruikt, want hij weet in het
verdere van de zitting wel te verklaren, dat
hij wel eens kistjes heeft zien afschrappen
en dat gebeurde alleen met dergelijke vijlen.
Wanneer Van O. dan ook eerst komt vertel
len, omdat hij blijkbaar inziet, dat dit stuk
van overtuiging hem in gevaar kan bren
gen, dat hij nooit een vijl heeft gezien, dan
geeft dit te denken.
Het feit is niet alleen bezwarend „en
Sioh", maar bovenal door de bijkomende
omstandigheid, dat de vijlen op een derge
lijke plaats werden bewaard, dat alleen In
gewijden het logisch gesproken maar kon
den weten.
Natuurlijk zal nog moeten blijken, als dat
nog wel is na te gaan, dat de moord ook
inderdaad met dit stuk van overtuiging is
gepleegd of gepleegd is kunnen worden. De
geleerden zouden dit gister nog ieder af
zonderlijk onderzoeken en dan tevens een
theorie onstellen over de mogelijkheid, dat
de dader bij bet slaan met dit voorwerp
maar weinig bespat zou worden.
De verdachte.
De verdachte procuratiehouder ziet er be
ter uit dan men van een man, die bijna een
jaar in voorarrest heeft gezeten, mocht ver
wachten. Vief zit hij in zijn bank en maakt
een heel wat betere indruk dan in de
ste dagen van zijn arrestatie. De houding
van do vermoorcl wordende onschuld, die
hij vrooper vrij •regelmatig innam, poseert
hij nu aJleen nog maar in zeldzame oogen-
blikken en dan altijd, wanneer hij door ge
tuigenverklaringen of presidentieele kruis-
verhooren in hel nauw wordt gebracht
Voelt hij echter, dat het om een bepaald
punt geheel mis zal gaan, dan springt hij
plotseling op uit zijn bank en verklaart nog
eens tot hij een „passende" verklaring ge
vonden heeft
Dit alles kan ook passen In de rol van *n
onschuldige, maar op verschillende punten
zijn 's mans verklaringen kennelijk niet op
gegaan. Zoo praatte hij zich gister leelijk
•ast bij liet verhoor van den getuige Kraft,
cmand, die niets geen belang kón hebben
bij het doen van valsche verklaringen over
bezoek van hem aan den getuige. Er
zat lijn en bedoeling in het bezoek, dat Van
O. volgens zijn eigen verklaringen „in een
opwelling" aan den getuige Kraft bracht
Maar die bedoeling, die men zou kunhen
reconstrueeren, is niet in het voordeel van
den procuratiehouder.
In het. algemeen kan men wel zeggen,
dat het gister voor de verdediging geen
goeden dag is geweest
De bloedsporen beneden mogen dus, in
verhand met de deuken in den hoed, be
schouwd worden als een aanwijzing daar
voor, dat de heer Lans, toen hij de trap was
afgegaan om de zaak te verlaten, of wel
licht nog op de trap, is aangevallen met
eenigc slagen op zijn hoofd, dat daardoor
bloedig verwond is. Uit het feit, dat zijn
hoed boven gevonden is, mag men afleiden,
clat hij dien hoed aanvankelijk nog opge
houden heeft; dat past ook overigens bij de
bevindingen.
De deuken achter in den hoed maken het
waarschijnlijk, dat deze slagen bij verras
sing van achteren zijn toegebracht De hoog
te der op de deurpaneelen aangetroffen
bloedsporen geeft aanleiding tot de conclu
sie, dat het slachtoffer met zijn blocdigcri
hoed daartegen geleund heeft
Op de overjas van het slachtoffer zijn spo
ren aanwezig van normaal omlaag ge
vloeid bloed, wijzende op een rechtop ge
richte houding van den heer Lans, de slagen
schijnen dus, althans aanvankelijk geen ge
weldige uitwerking te hebben gehad.
Het slachtoffer is beneden niet zwaar ver
wond geweest, en op het portaal ook niet
zoodanig, dat hij zich niet zelf meer heeft
kunnen verplaat. en. Al is dit ook eeneraijds
verklaarbaar, doordat bij de eerste slagen
de hoed en de lucht onder den hoed de
kracht der slagen gebroken hebben, zoo geeft
het anderzijds toch aanleiding tot de con
clusie, welke m.i. bevestiging vindt in het
sectic-rajmort, dat hot gebruikte wapen niet
bijzonder doelmatig is geweest, dat dit wa
pen dus waarschijnlijk door den dader niet
mrt zorg uitgekozen is.
Op grond van de door mij ingewonnen in
lichtingen meen ik te mogen aannemen, dat
bij het verlaten van de zaak het licht bene
den in het portaal tot op het laatst blijft
branden. Toen de heer Lans de trap afging,
kon hij hot geheele portaal overzien, en kan
hem daar dus niemand opgewacht hebben.
Wanneer de gevonden vijl inderdaad voor
de eerste slagen gebruikt is, dan klopt dat
met meergenoemde feiten, want die vijl kan
geen bijzonder doelmatig wapen worden ge
acht. Wel was deze vijl, voorzoover ik heb
kunnen nagaan, het meest geschikte wapen,
dat boven te vinden was. In de werkplaats
beneden had een veel geschikter wapen ge
vonden kunnen worden. Nadat talrijke slag-
wonden waren toegebracht, is eerst tenslotte
door den dador oen snijwapen gebruikt, dat
toevallig in de nabijhoid is geweest
(Vervolg van ons verslag van gister)
HET VERHOOR
Lc i.:trouwbaarheid van getuige Brons.
Als de verdediger Mr. Kokos ky getui
ge over dezelfde feiten vragen wil stellen,
waarover de president hem reeda heeft on
dervraagd, maakt de president bezwaar
daartegen. De verdediger vraagt voor zich
de vrijheid om op dezelfde punfen, die de
president reeds behandelde, vragen, die
misschien scherper geformuleerd zijn, te
stellen.
De deskundige Dr. H. K. de H a a s. oog
arts verklaart dat het niet onwaarschijn
lijk is, dat Brons uit hetgeen hij 2 dagen
voor den moord heeft gezien- een juisle
conclusie getrokken heeft. Een lichtstr;ir-1
in de steeg bij opening van de deur heeft
Brons niet kunnen waarnemen, alleen is
er een lichtvlek te zien. Maar iemand, dia
voorbij het hek loopt, kan die lichtvlek
niet zien. Daarvoor moet men nauwkeurig
door de spijlen van het hek zien. Bij het
verdere verhoor geeft getuige toe dat niet
een proef genomen is, alsof iemand bij het
verlaten even het licht aan cn uit draaide,
omdat bij de proeven die hij genomen heeft,
onder veel ongunstiger omstandigheden, de
waarneming van het licht niet mogelijk
was. Toch wil de president, dat deze proef
nog eens genomen zal worden hedenavond
ora half acht. Omtrent de vraag of de steeg
al don niet verlicht is heeft getuige geen
zekerheid gekregen.
Indien de steeg verlicht is geweest, dan
is hetgeen Brons zegt waargenomen te
hebben onmogelijk.
Getuige L. Hermans inspecteur van
politie erkent den dag na den moord het
rapport van Brons t9 hebben ontvangen,
waarin gemeld werd dat verd. roode
vlekken had ann beide handen. Getuige
heeft die vlekkon niet gezien en de presi
dent spreekt er zijn bevreemding over uit,
dat getuige zich niet dadelijk heeft over
tuigd of verdachte al dan niet roode vlek
ken aan de handen had. Getuige verdedigt
de wijze waarop hij het onderzoek heeft
geleid. Verdachte is herhaaldelijk verhoord.
Hij bracht dan dikwijls zijn handen aan
het hoofd. Indien hij roode plekken aan de
handen zou hebben gehad- dan zou getuige
dat toch hebben moeten zien.
Van de bukkende houding heeft getuige
niets van Brons gehoord.
De president wijst getuige Brons nog
eens op de belangrijkheid van deze verkla
ring, wanneer deze waar is. Anders zou
getuige op zeer infame wijze staan te lie
gen.
Getuige Brons blijft er bij, dat hij die
mededeeling heeft gedaan. Do inspecteur
Hermans zou hem hebben uitgelachen.
Getuige Hermans heeft ter terechtzit
ting voor het eerst gehoord van den buk-
lccnden man.
Commissaris Dijkstra had aan de be
wering van getuige Brons weinig waarde
gehecht, wegens de mentaliteit van dezen
getuige. Getuige Brons hgd dadelijk to-n
hij zijn ontdekking van de roode vlekken
deed, zijn superieuren moeten waarschu
wen. Hij heeft dat niet gedaan en de reden
waarom is niet steekhoudend, want hij
heeft wel gelegenheid gehad er met eon
collega over te spreken.
Commissaris had de bewering van Brons
als
fantasio
beschouwd.
De president vindt het vreemd dat
getuige, die reeds op den avond van den
moord verdenking had tegen Van O., zoo
weinig waarde aan de verklaring hechtte,
dat hij niet eens nagegaan neeft, of ze in
derdaad juist was.
Getuige P. Biesheuvel, agent van po
litie had, nadat Brons het rapport geschre
ven, dit hardop voorgelezen. Bij de bespre
king onder collega's had Brons de veron
derstelling geuit, dat de procuratiehouder
de dader was van den moord op Lans. Ge
tuige had dien indruk niet gehad. Getuige
heeft ook gezien dat Brons in tegenwoor
digheid van inspecteur Hermans een buk
kende beweging maakte, alsof hij iets de
monstreerde.
De agent van politie H. Korres had op
den avond van den moord tijdens het on
derzoek door de politie een men gezien, die
een roode vlek in zijn hals had. Hij weet
niet of deze persoon Van O. was. Ook tegen
don agent van politie J. Zandman, die bij
het onderzoek tegenwoordig was- had Brons
gezegd, dat verdachte roode vlekken op de
handen had.Brons heeft weer wat, had ge
tuige gedacht.
Inspecteur van politie J. v. D o p had ook
van Brons gehoord van de roode plekken.
Brons had hem gezegd dat inspecteur Her
mans er om gelachen had. Getuigo's mee
ning is, dat Brons niet geheel vrij is van
fantasie.
De agent van politie J. Koot en had van
Brons gehoord, op den dag na den moord,
van de roode vlekken cn den persoon in het
kantoor van I)e Haas en ook dat Brons die
mededeelingen ann inspecteur Hermans
had gedaan, doch deze gezegd had: Als ik
je noodig heb zal ik je wel laten roepen.
De agent v. politie D. Goedegeburen
verklaarde dat hij op 30 November van
Brons gehoord had van de roode vlekken en
de bukkende man. Ook had Brons dien
avond reeds de mogelijkheid geopperd, dat
de procuratiehouder den moord zou hebben
gepleegd en dat verduisteringen misschien
wel de drijfveer waren geweest.
Getuige J. Bergsma heeft van Brons
gehoord dat hij op don avond van den moord
•n lichtstraal in de poort van De Haas bad
nargenomen.
Getuige K. F a b i u 8, een buurman van
r o n s heeft van dezen ook gehoord van de
roode vlekken en den bukkenden man.
De agent van politie Com mij s had van
Brons ook gehoord van de roode vlekken.
Van een bukkenden man had hij nooit ge
hoord. Zelf had getuige de vlekken niet ge
zien.
Inspecteur Muller, die chef geweest is
van het bureau Hoflaan, heeft een rapport
omtrent Brons uitgebracht, dat niet gunstig
is. Getuige oordeel^ Brons iemand, die
t op het publiek mag worden
losgelaten.
Dr. H. Mees was op den avond van den
moord om twintig voor acht door mej. Lans
opgebeld. Hij is er dadelijk heengegaan. Een
onderzoek heeft hij niet ingesteld, omdat hij
dadelijk gezegd dat Lans dood was. Getuige
heeft dadelijk gezegd dat Lans omstreeks
lur vermoord moest zijn, maar hij deed
dat niet op medische gronden.
H e t O. M.: Toen u op den avond van den
moord de verschillende menschcn gezegd
heeft, dat Lans omstreeks 6 uur vermoord
moest zijn- heeft u niet gesproken van me
dische grondon. Dat heeft u eerst gedaan,
toen men u later aan die verklaring wilde
houden.
Daarna Is gepauzeerd.
Na de schorsing wordt gehoord de inspec
teur K. Cuperus, die een rapport omtrent
Brons heeft uitgebracht, en daarin ver
klaard dat hij Brons een gevaar acht voor
den goeden naam van het politiecorps en
iemand, die in het corps niet thuis hoort.
De bloedsporen
De deskundigen worden dan binnengela
ten en voorzoovcr noodig, nog beëedigd.
Dr. Hesselink verklaart te blijven bij het
door hem uitgebrachte rapport, inzake de
gevonden bloedsporen op kleed en schoenen
In zijn rapport verwerpt deze deskundige
de drie mogelijkheden, door verdachte aan
gevoerd, voor de aanwezigheid van bloei
op zijn kleeren. Deze mogelijkheden waren
dc neusbloedingen van den vorigen egienaar
een gelaatswondje in het gezicht van zijn
dochtertje met wie hij wel eens stoeide cn
tengevolge vnri steenpuistjes aan de handen.
Jhr. P. W. de Koek is van 1923 tot. De
cember 1927 in het pension van mevr. Wey-
nc geweest. Neusbloedingen kwamen nog
wel eens voor, maar voorzoover hij weet be
morste hij zijn kleeren daarbij niet. Vermoe
delijk begin 1927 heeft hij het costuum aan
mevr. Weyne gegeven. Het is niet uitgeslo
ten, dat getuige het costuum nog in Maart
1927 gedragen heeft, maar het is ook moge-
i lijk, dat hij het costuum in het najaar van
1926 heeft weggegeven. Na 1927. heeft hij
Igcen meer gehad. Op vragen van den ver
dediger zeide getuige, dat hij meestal een
neusbloeding voelde aankomen, zoodat hij
zijn maatregelen kon neincn dat hij geen
bloed morste, doch uitgesloten is het niet,
dat er wel eens een druppel op zijn kleeren
Rapport van Dr. W. F. Hesselink.
Het rapport van Dr. W. F. Hesselink,
scheikundige te Arnhem, die in deze zaak
tot deskundige benoemd is, behelst het re
sultaat van het onderzoek omtrent de vol
gende vragen:
lo. Op welke wijze het misdrijf zich ver
moedelijk heeft toegedragen en met welk
voorwerp de wonden vermoedelijk zijn toe
gebracht, gezien wat omtrent het misdrijf is
gebleken of nog zal blijken.
2o. Of het mogelijk is, dat de pleger \an
zulk een moord, ais hier begaan, zelf on-
bespat van bloed kan blijven cn bij ontken
nende beantwoording van deze vraag, of op
verd's kleeren alsnog bloedsporen zijn ie
ontdekken.
Aan het rapport ontleenen wij het volgen
de:
„De bloedsporen waren thans, bij mijn
onderzoek ter plaatse, door de reiniging en
het overwitten grootendeels verdwenen, wel
heb ik i nhet keukentje nog verschillende
spatjes aangetroffen, nl. vooral op den muur
boven het fonteintje, vanaf het venster tot
bij de deur, bijna geen spatjes op de deur
post bij den schakelaar, eenige zeer fijne
spatjes op het deurruitje aan den kant dei-
scharnieren en verscheidene spatjes op den
binnenmuur.
„Beneden op de deur, tegenover de keu
kendeur, vond ik in de sponningsgleuf
rechts,( vlak bij de deurknop, op een hoogte
van 1.45 meter, een nog gaaf bloedspoor,
kennelijk veroorzaakt doordat een vrij groo
ve bloeddruppel, vermoedelijk in samen
hang met het bloedspoor, dat op het rech
terpaneel aanwezig moet zijn geweest, in de
sponninggleuf gespat is, alwaar het bloed
verder niet in het oog viel. Dat het bloed
was heb ik langs microspectroscopischen
weg vastgesteld.
„Of de 14 deuken in den deurpost aan
do buitendeur, inderdaad vc-rsch waren, is
m.i. niet met voldoende zekerheid vastge
steld, daartoe had bijv. de afwezigheid van
vuil en stof op de houtvezels moeten zijn
vastgesteld. Ik acht het zeer goed mogelijk
dat zulke deuken langen tijd den schijn
behouden „versch" to zijn, en ook, dat ze
langeh tijd aanwezig kunnen zijn geweest,
zonder dat ze de aandachi hebben getrok
ken. Ik kan mij niet voorstellen, hoe li van
zulke gelijkmatige deuken vlak bij elkaar
tijdens het misdrijf zouden kunnen zijn
ontstaan.
De hoed van het slachtoffer.
Op den hoed van het slachtoffer zijn twee
stroepvormige deuken aanwezig, kennelijk
veroorzaakt door twee van achteren toege
brachte slagen met een stervormig voor
worp.
Uit verscheidene aanwijzingen mag worden
afgeleid dat slagen eerst van achteren zijn
toegebracht en dat toen een slag van voren
is gegeven. De op drie verschillende plaat
sen aanwezige bloedsporen wijzen er op, dat
het misdrijf in drie tempo's is geschied. Er
is m.i. geen reden om aan een opzettelijke
cnsccncering te denken. Blijkens overjas en
hoed was de heer Lans gereed om naar huis
te gaan. Voor den eersten aanval was het
portaaltje beneden veel geschikter dan de
uimten boven, waar de heer Lans w.cl meer
bewegingsvrijheid zou hebben gehad. Ook al
zou de dader voor zijn daad de keuzo bob
ben gehad tusschen boven eij beneden ,dan is
toch wel het meest arschijnlijk, dat hij
het laatste gekozen heeft.
Gevonden bloedsporen.
Op de volgende klcedingstukkc-n zijn
Lloodsporen gevonden:
a. ccn vlekje ouder op ,de rechtermouw
Tan de colbertjas;
b. drie zeer kleine spatjes op do broeks
pijpen;
c verscheidene bloedsporen op het bijbe
hoorende vest;
d. een zeer klein vlekje op den onderand
van de regenjas:
e. vier vlekjes op het aan de hak grenzet -
dc deel van de zool van de io:hter schoen.
Het feit, dat do bloedsporen bij dicht ge
knoopt vest tamelijk regelmatig beneden
over dc rechter voorhelft van het vost ver
spreid zijn, versterkt de indruk, dat ze bij
eenzelfde gelegenheid ontstaan zijn.
Wat de bloedsporen op de colbertjas «n
broek betreft, hier is uit de plaatsing daar
van geen samenhang met die op liet vest
af te leiden. Het vlekje op de regenjas leek
meer op geronnen bloed, en week in zoover
re wel af van de vlekjes op colbertjas, vest
en broek.
Verschillende der sporen op het vest be
stonden uit brooze-korstjes, die bij aanru
king met een praeparecrnaald gemakkelijk
in fijn korrel i gen toestand bleken over tc
gaan. Dat wijst m.i. er op, dat het vest met
de bloedsporen er op niet langdurig meer
gedragen is.
Sprekender waren echter in dit opzicht
de spatjes op de broek, aangenomen, dat
dat deze broek voor de in beslagneming ge
regeld gedragen is. De spatjes bevonden zich
n.l. zeer laag. Slechts weinig boven den on
derrand der broekspijpen, die daar voor
regen niet worden beschermd. Ik ben van
oordeel, dat nadat de bewuste bloedspatjes
op de broek gekomen zijn, met die broek
niet meer geruimen tijd of bij herhaling in
flink regenweer is geloopcn.
Drie mogelijkheden zijn blijkens de stuk
ken door verdachte geopperd, n.l. neusbloe
ding van den vorigen eigenaar van het pak,
meer dan anderhalf jaar geleden; steen
puisten van verdachte ook op zijn handen
en een bloedig meermalen opengekrabt
plekje op do linker wang van een dochter
tje van verdachte, waarmede hij vaak in
innig contact kwam. Het komt mij voor,
dat de aard en plaatsing der bloedsporon
op hot vest door geen dor drie mogelijkhe
den een redelijks verklaring vinden.
Komende op den aard van het wapen en
bespotting van den dader, zegt dr. Hesse
link, wanneer dus de verwondingen in casu
met een staafvormig voorworp zijn toege
bracht, wat zeer waarschijnlijk is, gezien
den vorm der deuken in den hoed, dan is
bet zeer vtcl mogelijk te achten, dat de da
der zelf daarbij weinig of niet bespat is ge
worden.
De i
iegarc eigenaar
i de kiaeren.
Dr. D. N. E k k e, arts te Voorburg, heeft
jhr. W. P. de Koe k, den vroegeren eige
naar van de kleeren, die van O. op den
avond van de moord droeg, cn die last had
van neusbloedingen, als getuige doen op
roepen.
Uit de administratie van dezen getuige
bleek, dat hij Jhr. de Keek na 16 Juni 1927
het laatst bij hem is geweest, doch toen
niet ter zake van neusbloedingen. In Juni
1026 behandelde hij hem terzake van koret-
vorming, in 1925 terzake van neusbloeding.
Jhr. P. W. deKockis van 1923 tot Dcc.
1027 in het pension van mevr. Wcijn ge
weest Keusbloedingen kwamen neg
eens voor, maar voor zoover hij weet, be
morste hij zijn kleeren daarbij niet. Ver
moedelijk begin 1927 heeft hij het costuum
aan mevr. Weijne gegeven. Het is niet uit
gesloten, dat getuige het costuum nog in
Maart 1927 gedragen heeft, maar het is ook
mogelijk, dat hij het costuum in het najaar
van 1923 heeft weggegeven. Na 1927 heeft
hij geen neusbloedingen meer gehad. Op
vragen van den verdediger zeide getuige,
dat hij meestal een neusbloeding voelde aan
komen, zoodat hij zijn maatregelen kon
nemen, dat hij geen bloed morste, doch uit
gesloten is het niet, dat er wel eens een
droppel op zijn kleeren gekomen is.
Dr. J. P. L. Hulst had de bloedvlekken
op do kleeren onderzocht en verklaarde als
deskundige dat het bloed behoorde tot de
zelfde groep als dat van Lans.
Eet tijdstip van vertrek.
De winkelier E.' K ra f t verklaart, dat ver
dachte den dag na den moord in zijn zaak
is gekomen en hem toen verteld heeft, dat
hij, zooals zijn gewoonte was op Donderda
gen juist dien avond vroeger vertrokken
was. Hij vertelde verder, dat in dien mor
gen vergadering was gehouden en dat hij
wel als directeur zou worden aangewezen,
maar dat hij dat niet zou aannemen, als
hij geen vakkundige naast zich zou krijgen.
Verdachte ontkent over de kwestie
van den opvolger van den heer Lans ge
sproken te hebben. Ook heeft hij niet ge
zegd, dat hij dien dag vroeg is weg gegaan
doch „vroeger dan de heer Lans."
Getuige Kraft: Geen sprake van.
De deskundigen.
Dr. Hesselink heeft onderzocht de
schoenen, de kleeren, de vijl, de hoed en de
regenjas, op de voorkant van het vest heeft
getuige nog de uitgebreide bloedsporen ge
vonden. Op den rechterbroekspijp heeft hij
eenige bloedvlekjes ontdekt en eveneens een
paar zeer kleine plekjes op de linkerpijp.
Getuige heeft geconstateerd, dat hot men-
schcnbloed was. Wat betreft op het vest ge
vonden bloedsporen heeft getuige gevonden
dat dit vrij versche sporen waren. De bloed
sporen op de schoenen bestaan, uit twee
kleine spatjes aan de binnenzijde van de
hak. Uit dpze plaats leidt getuige af, dat ze
daarop gekomen zijn, doordat met kracht
in bloed gestapt is.
Dr. C. v. R ij s s e 1 hoeft proeven genomen
met de gevonden vijl. Volgens dezen getuige
is het wel mogelijk, dat het misdrijf met
dezen vijl is gepleegd, terwijl het mogelijk
is, op zoodanige wijze met dezen vijl te
slaan, dat de dader niet al te zeer met bloed
bespat wordt.
Dr. D. Gerhardt had bloed ontdekt ann
den kop van de vijl, niet aan de zijkanten
Dr. Hulst heeft geconstateerd, dat het op
den vijl gevonden bloed tot dezelfde groep
behoort als het bloed van Lans.
Er ontstaat onder dc scheikundigen eeni
ge discussie over de vraag ol de bloedsporen
op het vest oud dan wel versoh geweest
zijn.
Dr. Hesselink meent van tamelijk
vcrsch, dr. v. Hulst" gelooft, dat zc oud
waren, in tegenstelling met de bloedsporen
op de brock, die hij veel verscher vindt.
Dr. Gerhard t zegt, dat als de vlek op
het vest zoo duidelijk was geweest als ze
nu is, dr. Hulst en hij ze zeker hadden
moeten ontdekken. Het is mogelijk, dat de
vlek is uitgeveegd, en later weer opgekomen
De president: Moet er dan kort gele
den aan dc vlek zijn geveegd geworden?
Dr. Gerhardt: Men moet werkelijk tot
fantastische veronderstellingen komen, om
te kunnen verklaren, hoe de vlek nu zoo
duidelijk op het vest is gekomen.
Do president tot do deskundigen;
Kunnen de heeren met beslistheid zeggen,
dat deze vlekken jonger zijn dan twee jaar.
Geen der deskundigen kan dit met bsslist
heid zeggen. De vlekken aan de broek ma
ken den indruk jonger te zijn, terwijl dc
bloedsporen aan de schoen beslist versch
geweest zijn.
Dr. Hesselink zegt den aanzien van
de bloedspatjes op dc schoen, dat deze er
alleen opgekomen kunnen zijn, als er met
den schoen in blood getrapt is, en niet door
bloed goloopen. Daarop zouden ook de bloed
spetjes aan de broekspijpen wijzen.
De president merkt op, dat do veron
derstelling, dat verdachte' bij het politie-on-
derzoek op don avond van den moord in
bloed getrapt zou hebben, niet opgaat. Men
trapt niet in bloed. Men stapt er hoogstens
in, doch dan kunnen de spatjes niet komen
op de plaats, waar ze gevonden zijn.
Daarna ontstaat onder de deskundigen een
discussie over de vraag of bij slagen van
een bolrond voorwerp, het bloed slechts naar
twee zijden wegspat. Dr. Hesselink beweerde
van wel. dr. Huist die de proef had geno
men had, zei van neen. Op verzoek van .den
president zullen de deskundigen een proef
nemen hoe do spetten wegspringen bij ge
bruik van do gevonden vijl.
O, man houdt op.
De kleermaker J. Ha ge zag op den och
tend van den 5en Juni toen hij van Middel
burg naar zijn woonplaats Arnomuiden te
rugfietste en even langs den dijk uitrustte,
beneden aan den dijk twee menschen met
elkaar in gesprek. Uit nieuwsgierigheid had
hij geluisterd en toen gehoord, dat do twee
personen een dunne en een dikke
spraken over een inbraak. De magere drong
cr bij den dikke op aan, dat zij samen zou
den gaan inbreken, maar de dikko maakte
bezwaren, want do portier gold wel voor
drie honden.
„Ach wat," had de dunne opgemerkt, clan
gaat hij er net zoo aan als Lans." De dikk
schrok geweldig en riep uit: „O, man houdt
op." Hij pakte toen z;jn fiets en ging
van door. f
Getuige had den indruk trekregen, dat die
man er wel meer van cn daarom zoo
geschrokken was.
De vijL
De werkster J. Kroon had op Zaterdag
15 Juni de vijl gevonden in het kastje dat
in het gootsteenkastje stond. Getuige wist
zeker, dat bij een schoonmaak, die 8 maan
den tc voren had plaats gehad de vijl nog
niet in het kistje lag. De vijl, die in bruin,
papier gepakt was, was van de soort, die
in de zaak werd gebruikt. Getuige verklaart
ook dat op den Zaterdag na den moord ver
dachte door de zaak heeft geloopen op zoo'n
geheimzinnige manier dat zij van hem ge
schrokken was toen hij plotseling achter
haar stond. Ook deed verdachte zeer zenuw
achtig.
Verdachte: Niet zenuwachtig, maar,
gehaast, omdat ik op het politiebureau Meer
mansstraat verwacht werd.
Het volgend oogenblik zegt verdachte ech
ter, dat hij wel zenuwachtig geweest kan
zijn over een inschrijving. De vijl heeft ver
dachte nooit gezien.
De Agent van politie Commijs was ge-
waarschuwd door mejuffrouw Lans, dat er
een vijl gevonden was. Bij het eerste on
derzoek is wel gezocht in de keuken. Getui
ge heeft zijn handen gestoken in het kistje,
dat vrij hoog stond. Hij is niet met zijn
hand op den bodem geweest, zoodat het niet
onmogelijk is, dat dc vijl daar reeds op den
avond van den moord heeft gelegen en on
der de zich in het kastje bevindende dwei
len verstopt is geweest. Later zijn op den
binnenkant van het kastje ook bloedvlekken
gevonden.
Dc magazijnknecht C. J. Bruinaars
bewaarde de vijlen. Er waren drie of vier
vijlen, die bewaard werden in de pakkamer
nabij het magazijn. Ze werden gebruikt om
pakkisten af te schrappen. Getuige kan zich
niet voorstellen dat verdachte van het be
staan van deze vijlen niet op de hoogte
was, omdat hij ook wel eens op het maga
zijn kwam.
De president vraagt verdachte of de
vijl, gesteld dat een vreemde den moord
op Lans heeft gepleegd, op oen zoodanige
plaats lag, dat deze dit werktuig had kun
nen vinden.
Getuige acht dit niet waarschijnlijk,
in het donker zeker niet.
Door den verdediger, mr. K o k o s k y
wordt getuige gevraagd waarom hij bij de
rechter-commissaris bezwaar gemaakt had
tegen zijn verklaring, zooals die door inspec
teur Hermans was opgenomen en waarin hij
zegt. dat z.i. Van O. de vijl van getuige's
werkbank moet hebben weggehaald. M as
dit omdat die verklaring hem door den in
specteur in den mond was gegeven?
Getuige: Die verklaring was sterker,
dan ik bedoeld had te verklaren.
Tenslotte wordt nog gehoord machinist
A. v. d. Pol, die de vijl herkent als de
oude vijl, die hij heeft omgebogen. Dc vij
len werden door Bruinaars bewaard en ge
tuige kan zich onmogelijk voorstellen dat
een vreemde haar had kunnen vinden.
Daarna wordt de zitting geschorst "tot he
denmorgen tien uur.
ZITTING VAN HEDEN
Vandaag heeft de rechtbank de behande
ling van de zaak tegen den procuratiehouder
Van O. voortgezet.
De belangstelling op de publieke tribune,
zoowel als op de gereserveerde plaatsen is
niet zoo groot als gister.
Het eerst wordt gehoord mevr. de weduwe
Lans, die nog verklaart, dat de heer Lans
des middags toen hij van huis ging tegen
haar gezegd heeft: Kind, ik kom vanmiddag
vroeg thuis, want er is niet veel to doen op
kantoor.
De verdediger, mr. K o k o s k y, merkt op,
dat deze verklaring van geen waarde is,
omdat het heel goe.l mogelijk is, dat er in
de loop van den middag wel het een en an
der te behandelen kan zijn geweest.
Mej. Valk heeft om half zes de post
aan den heer Lans gegeven, ter teekening.
Het lijkt haar niet waarschijnlijk, dat er na
dien nog brieven geschreven zijn. Er heeft
ook geen bespreking op kantoor plaats ge
had.
Als de President vragen stelt aan ver
dachte kijkt mevr. Lons verdachte aan.
De President tot mevr. Lans: Kijkt U
maar voor u. windt u zich maar niet np.
Verdachte zegt. dat de heer Lnns na
half zes wel brieven geschreven heeft
De President: Dat is een nieuwe ver
klaring.
Verdachte: Dan heb ik mijn bedoeling
niet goed weergegeven.
De President: U hebt wel verklaard,
dat de heer Lans bezig was aan een nota
voor Cuba te tvpen, maar u heeft nooit ge
sproken over brieven, die door den heer Lm»
nog na half zes geschreven zijn.
Verdachte kan niet opgeven welke,
brieven, die door den heer Lans na half zes
geschreven zijn, daarna nog door hem be
handeld zijn.
Mej. Valk weet dat er dien dag vijf brie
ven en drie briefkaarten zijn uitgegaan.
De President verzoekt getuige de co-
pieën van do dien dag uitgegane brieven aan
de rechtbank te doen overleggen.
De President merkt verdachte op. dat
de heer Lans, die bezig zou zijn geweest nan
een nota van Cuba. waarmee geen haast
was, wetende, dat zijn vrouw na de inbraak,
angstig was als haar man alleen op kantoor
was, wel aan verdachte gevraagd zou heb
ben, even te wachten.
Verdachte: Het is meer dan eens ge
beurd dat wij samen klaar stonden om weg
ie gaan en dat de lieer Lans dan zei: Ga
maar alleen, want ik moet nog even telefo-
neeren. Met wie bij rlan spreken moest, weet
verdachte niet. Onder vier ocgen zou hij
daarvan wel andere dongen kunnen zeggen.
Verdachte heeft daarover ook wel eens ge
sproken mei Jo Lans.
De president: Die verklaring van den
heer Jo Lans is voor u echter zeer bezwa
rend. Tegen hem heeft u gezegd: Wij ston
den beiden klaar om weg e gaan.
Verdachte: Dat is verkeerd begrepen.
De expc.litieknocht J. F. Roer was op 29
Nov. om vijf uur met de auto thuisgekomen.
Vanaf het privó-kantoor kon men de auto
niet thuis zien komen.
Do chauffeur J. W. van Gijn zegt, dat
verdachte hiel behoeft te hebben geweten,
dat de uu o reeds om vijf uur dien dag thuis
kwam. Om half zes heeft getuigo dc garage
verlaten.
Dc president vraagt den verdwligers
of zij nog prijs stellen op het hooren van de
getu.gen die verklar ig n kunnen afleggen
van wat op straa' g< ird is, op het tijdstip
dai de moord is gepleegd.
Dc verdediger Mr. v. d. Meer merkt op,
dat de aanvankelijk door T. do Jager af
gelegde verklaring zeer belangrijk was doch
dat ze door andere getuige verklaringen ge
heel ontzenuwd is. Men zal moeten afwach
ten wat nu blijken zal.
Do president tot de verdedigers: U
speelt hoog spel, wan: als Dc Jager bij zijn
verklaring blijft, dan bestaat dc m<.gelijk
heid, dat hij wegens meineed wordt vervolgd
Mr. Kok o sky wenscht dat de president
De Jager zal wijzen op het gevaar dat hij
loopt.
De havenarbeider T. de Jager wordt op
het gewicht van den eed gewezen. Hij legt
daarna zijn verklaring af. Ilij beweert op
den avond van den moord op slag van zeven
uur een man te hebben zien komen uit hek
van het kantoor van Lans of van Perridon,
die een pak te water wierp. Die persoon was
niet vcrdach'e van O. Getuige weet zeker,
dat het den avond van den moord is geweest.