DE MOORD OP DEN HEER LANS WOENSDAG 23 OCTOBER 1929 VIERDE BLAD PAG. 11 EEN BEZWAREND RAPPORT DE DESKUNDIGEN ZIJN HET NIET EENS DE KWESTIE VAN DE VIJL 6REPEN UIT DE RECHTZITTING Rotterdam, 23 October 1929 Als resultaat van den eersten zittingsdag in de (hernieuwde behandeling van de „zaak Lans" voor de Rotterdamse!]ie Rechtbank kan we] reeds worden vastgesteld, dat deze van veel meer belang is geworden na de schorsing in Juni dan ze voor dien was. Bij Je eerste behandeling bleef men hangen v het onderzoek van de politie, waarvan de resultaten niet volledig waren en behoudens de verduisteringen, welke onomstootehjk waren vastgesteld, waren er nog tal van onopgeloste punten, wanneer men de vraag ging stellen: „Is de procuratiehouder schul dig of niet?" Over de brandende kwestie, hoe het mogelijk kon zijn, dat een dader zijn slachtoffer finaal afslacht, zonder daarbij ook maar in het minst met bloed te worden bespat en over de vraag, met welk voor werp de moord was gepleegd, bleef men in het onzekere. Bij de hernieuwde behandeling Is dat an dere geworden. Laten we eerst nog even stilstaan bij de oorzaak van die hernieuwde behandeling: Ter terechtzitting komt een agent van po litie, Brons, verklaren, dat hij belangrijke en zeer bezwarende aanwijzingen heeft ver zameld tegen den verdachte Van O., doch dat op zijn waarnemingen geen aandacht is geslagon, omdat zijn superieuren zijn ver- Kaal daaromtrent hebben verdonkeremaand. De Rechtbank, die onafhankelijk staat te genover de politie, wenscht dit onderzocht te zien en vraagt tevens een nieuw onder zoek naar de bloedvlekken, waarover ook al weer tijdens de 'terechtzitting door een deskundige, Dr. Hesselink, belangrijke ver onderstellingen zijn geuit, terwijl ten slotte een psychiatrisch onderzoek naar den ver dachte Van O. wordt gelast. De opdracht werd vervuld en op dezelfde dagvaarding is de rechtzaak tegen Van O. voortgezet. „Brons heeft weer wall" Op den eersten dag na de schorsing werd allereerst een groote reeks getuigen voor da groene tafel gebracht, die verklaringen moesten afleggen over de betrouwbaarheid van den agent Brons. Het mag al direct bevreemding wekken, dat zoo iets noodig is, dat het noodig kar zijn, dat aan de betrouwbaarheid van een agent wordt getwijfelden deze toch wordt gehandhaafd. In het verhoor kwam dit vrij sterk uit, toen president Can es aan den chef van Brous, hoofdinspecteur Muller, vroeg, waarom deze laatste niet voor ont slag was voorgedmgen en hierop werd ge antwoord, „dat hij daar niet bevoegd toe Men kan zich voorstellen, dat een agent maar niet om een verschil van meening met zijn superieur mag worden ontslagen, nie mand, die dat zou wenschen, maar wanneer nu achtereenvolgens een hoofdagent, eenigc inspecteurs, een hoofdinspecteur en een commissaris komen verklaren, dat een be paalde man niet in het politiekorps thui6 hoort, sterker nog „dat liet. een gevaar is, wanneer hij op het publiek wordt losgela ten", dan vraagt men toch: „Wat voor toe standen heerschen er in het Rotte: '.ainsche politiekorps?" Zeker, er staan tegenover de getuigenis sen van een aantal collega's van den man in kwestie, dat zij niet twijfelen aan zijn eerlijkheid en ijver, doch de vraag is nu, of dit ijveren is eon ijveren met verstand! Wie onbevooroordeeld deze zaak volgt ontkomt niet aan den indruk, dat de man, die in het geding wordt gebracht is een „ijveraar" in den slechten zin van liet woord, iemand, die zijn verklaringen wel heel gewichtig vindt, om van zijn persoon niet te spreken, en die graag in alle belangrijke zaken, die er in de stad voorkomen zijn aandeel heeft, ook al hoeft hij er niets mee te maken, omdat hij van zijn eigen speurzin ten allerdiepste is overtuigd. Onder de gegeven omstandighe den is het verklaarbaar, dat de superieu ren, wanneer hij met een belangrijke verkla ring aan komt dragen, gaan zeggen, zooals de hoofdagent het kernachtig uitdrukte: Brons heeft weer wat!" Een g'eheel andere kwestie is natuurlijk of daarom in een belangrijke zaak als deze, de verklaringen van Brons niet gecontro leerd hadden behoeven to worden. Men moge nu over den man denken zoo men wil, zijn verklaringen hadden toch, zooals de president terecht opmerkte, zeker even gecontroleerd kunnen worden én dat is blijkbaar niet geschied. De bloedsporen. Achteraf mag men ondanks alles zeer dankbaar zijn, dat de agent Brons op het tapijt der terechtzitting is verschenen. Daar door is de zaak geschorst en kon in den lijd van de schorsing een zeer belangrijke ont dekking worden gedaan, die in den bewijs last wel eens beslissend kon zijn. Dr. Hesselink is gekomen en hem werd een nieuw onderzoek naar eventucele bloed sporen op de kleercn van Van O. opgedra gen. Een andere deskundige, Dr. Gerhard, had er niets noemenswaardigs on gevonden, j Plotseling barst de bom: uit het rapport 1 van Dr. Hesselink blijkt, dat hij niet alleen eenigc, maar zelfs vele belangrijke bloed sporen heeft ontdekt, op het vest een heel plakkaat, dat blijkbaar is weggewerkt, maar dat dan toch nu vrijwel met het bloote oog zichtbaar is. Is het wonder, dat na deze verrassende ontdekking aan de deskundigheid van som mige deskundigen wordt getwijfeld? Er is gezegd: Dr. Hesselink had voor zijn onder zoek beier licht, ook kan het bloed ver kleurd en daardoor (paradoxaal!) beter zichtbaar zijn geworden, maar dat neemt niet weg, dat men dan toch vreemd opkijkt, wanneer de deskundige, die eerst niets heeft gezien, later met twee andere deskun digen komt verklaren, dat het gevonden bloed van dezelfde bloedgroep afkomstig moet, althans zeer waarschijnlijk zal zijn ge weest als het bloed van den heer Lans. Toen Dr. Gerhard, gister nog even een Sci- fruhieh wilde geven n«"r rir. H»»»elink, door te zeggen, dat deze zou hebben gefan taseerd over de sporen op het vest, viel de president hem niet zonder felheid in de rede met de opmerking, dat die fantasie dan ge lukkig zoo groot was geweest, dat hij din gen aan het licht had gebracht, die Dr. Gerhard niet had gezien. I Het is te begrijpen, dat de verdediging, I die in het rapport van den Arnihemsohen deskundige een niet gering struikelblok vond, getracht heeft dit uit den weg te rui men door een aannemelijke verklaring van de bloedsporen op het pak. Zij heeft ontdekt, dat de vroegere eigenaar van liet costuum, Jhr. Koek, veel last heeft gehad van neusbloedingen. Op dezen grond schijnt nog al wat te zijn gebouwd. Maar fnuikend was daarvoor de verklaring van vier deskundigen, dat althans een deel der gevonden sporen niet zoo oud kan zijn ge weest, dat het van den neus van Jhr. Koek kan zijn gedropen. Het verweer lijkt dan ook zwak. De vijl. Nog een merkwaardige vondst,, na de eer ste zittingen in deze zaak gedaan, is die van de vijl, waarop bloedsporen zijn aange troffen en die dn een kistje in een kastje van de keuken is gevonden. De vijl is, naar onomstootehjk kwam vast te staan gister, afkomstig van den getuige Bruinaars. De verdachte kwam wel bij Bruinaars moet geweten hebben, dat daar dergelijke vijlen werden gebruikt, want hij weet in het verdere van de zitting wel te verklaren, dat hij wel eens kistjes heeft zien afschrappen en dat gebeurde alleen met dergelijke vijlen. Wanneer Van O. dan ook eerst komt vertel len, omdat hij blijkbaar inziet, dat dit stuk van overtuiging hem in gevaar kan bren gen, dat hij nooit een vijl heeft gezien, dan geeft dit te denken. Het feit is niet alleen bezwarend „en Sioh", maar bovenal door de bijkomende omstandigheid, dat de vijlen op een derge lijke plaats werden bewaard, dat alleen In gewijden het logisch gesproken maar kon den weten. Natuurlijk zal nog moeten blijken, als dat nog wel is na te gaan, dat de moord ook inderdaad met dit stuk van overtuiging is gepleegd of gepleegd is kunnen worden. De geleerden zouden dit gister nog ieder af zonderlijk onderzoeken en dan tevens een theorie onstellen over de mogelijkheid, dat de dader bij bet slaan met dit voorwerp maar weinig bespat zou worden. De verdachte. De verdachte procuratiehouder ziet er be ter uit dan men van een man, die bijna een jaar in voorarrest heeft gezeten, mocht ver wachten. Vief zit hij in zijn bank en maakt een heel wat betere indruk dan in de ste dagen van zijn arrestatie. De houding van do vermoorcl wordende onschuld, die hij vrooper vrij •regelmatig innam, poseert hij nu aJleen nog maar in zeldzame oogen- blikken en dan altijd, wanneer hij door ge tuigenverklaringen of presidentieele kruis- verhooren in hel nauw wordt gebracht Voelt hij echter, dat het om een bepaald punt geheel mis zal gaan, dan springt hij plotseling op uit zijn bank en verklaart nog eens tot hij een „passende" verklaring ge vonden heeft Dit alles kan ook passen In de rol van *n onschuldige, maar op verschillende punten zijn 's mans verklaringen kennelijk niet op gegaan. Zoo praatte hij zich gister leelijk •ast bij liet verhoor van den getuige Kraft, cmand, die niets geen belang kón hebben bij het doen van valsche verklaringen over bezoek van hem aan den getuige. Er zat lijn en bedoeling in het bezoek, dat Van O. volgens zijn eigen verklaringen „in een opwelling" aan den getuige Kraft bracht Maar die bedoeling, die men zou kunhen reconstrueeren, is niet in het voordeel van den procuratiehouder. In het. algemeen kan men wel zeggen, dat het gister voor de verdediging geen goeden dag is geweest De bloedsporen beneden mogen dus, in verhand met de deuken in den hoed, be schouwd worden als een aanwijzing daar voor, dat de heer Lans, toen hij de trap was afgegaan om de zaak te verlaten, of wel licht nog op de trap, is aangevallen met eenigc slagen op zijn hoofd, dat daardoor bloedig verwond is. Uit het feit, dat zijn hoed boven gevonden is, mag men afleiden, clat hij dien hoed aanvankelijk nog opge houden heeft; dat past ook overigens bij de bevindingen. De deuken achter in den hoed maken het waarschijnlijk, dat deze slagen bij verras sing van achteren zijn toegebracht De hoog te der op de deurpaneelen aangetroffen bloedsporen geeft aanleiding tot de conclu sie, dat het slachtoffer met zijn blocdigcri hoed daartegen geleund heeft Op de overjas van het slachtoffer zijn spo ren aanwezig van normaal omlaag ge vloeid bloed, wijzende op een rechtop ge richte houding van den heer Lans, de slagen schijnen dus, althans aanvankelijk geen ge weldige uitwerking te hebben gehad. Het slachtoffer is beneden niet zwaar ver wond geweest, en op het portaal ook niet zoodanig, dat hij zich niet zelf meer heeft kunnen verplaat. en. Al is dit ook eeneraijds verklaarbaar, doordat bij de eerste slagen de hoed en de lucht onder den hoed de kracht der slagen gebroken hebben, zoo geeft het anderzijds toch aanleiding tot de con clusie, welke m.i. bevestiging vindt in het sectic-rajmort, dat hot gebruikte wapen niet bijzonder doelmatig is geweest, dat dit wa pen dus waarschijnlijk door den dader niet mrt zorg uitgekozen is. Op grond van de door mij ingewonnen in lichtingen meen ik te mogen aannemen, dat bij het verlaten van de zaak het licht bene den in het portaal tot op het laatst blijft branden. Toen de heer Lans de trap afging, kon hij hot geheele portaal overzien, en kan hem daar dus niemand opgewacht hebben. Wanneer de gevonden vijl inderdaad voor de eerste slagen gebruikt is, dan klopt dat met meergenoemde feiten, want die vijl kan geen bijzonder doelmatig wapen worden ge acht. Wel was deze vijl, voorzoover ik heb kunnen nagaan, het meest geschikte wapen, dat boven te vinden was. In de werkplaats beneden had een veel geschikter wapen ge vonden kunnen worden. Nadat talrijke slag- wonden waren toegebracht, is eerst tenslotte door den dador oen snijwapen gebruikt, dat toevallig in de nabijhoid is geweest (Vervolg van ons verslag van gister) HET VERHOOR Lc i.:trouwbaarheid van getuige Brons. Als de verdediger Mr. Kokos ky getui ge over dezelfde feiten vragen wil stellen, waarover de president hem reeda heeft on dervraagd, maakt de president bezwaar daartegen. De verdediger vraagt voor zich de vrijheid om op dezelfde punfen, die de president reeds behandelde, vragen, die misschien scherper geformuleerd zijn, te stellen. De deskundige Dr. H. K. de H a a s. oog arts verklaart dat het niet onwaarschijn lijk is, dat Brons uit hetgeen hij 2 dagen voor den moord heeft gezien- een juisle conclusie getrokken heeft. Een lichtstr;ir-1 in de steeg bij opening van de deur heeft Brons niet kunnen waarnemen, alleen is er een lichtvlek te zien. Maar iemand, dia voorbij het hek loopt, kan die lichtvlek niet zien. Daarvoor moet men nauwkeurig door de spijlen van het hek zien. Bij het verdere verhoor geeft getuige toe dat niet een proef genomen is, alsof iemand bij het verlaten even het licht aan cn uit draaide, omdat bij de proeven die hij genomen heeft, onder veel ongunstiger omstandigheden, de waarneming van het licht niet mogelijk was. Toch wil de president, dat deze proef nog eens genomen zal worden hedenavond ora half acht. Omtrent de vraag of de steeg al don niet verlicht is heeft getuige geen zekerheid gekregen. Indien de steeg verlicht is geweest, dan is hetgeen Brons zegt waargenomen te hebben onmogelijk. Getuige L. Hermans inspecteur van politie erkent den dag na den moord het rapport van Brons t9 hebben ontvangen, waarin gemeld werd dat verd. roode vlekken had ann beide handen. Getuige heeft die vlekkon niet gezien en de presi dent spreekt er zijn bevreemding over uit, dat getuige zich niet dadelijk heeft over tuigd of verdachte al dan niet roode vlek ken aan de handen had. Getuige verdedigt de wijze waarop hij het onderzoek heeft geleid. Verdachte is herhaaldelijk verhoord. Hij bracht dan dikwijls zijn handen aan het hoofd. Indien hij roode plekken aan de handen zou hebben gehad- dan zou getuige dat toch hebben moeten zien. Van de bukkende houding heeft getuige niets van Brons gehoord. De president wijst getuige Brons nog eens op de belangrijkheid van deze verkla ring, wanneer deze waar is. Anders zou getuige op zeer infame wijze staan te lie gen. Getuige Brons blijft er bij, dat hij die mededeeling heeft gedaan. Do inspecteur Hermans zou hem hebben uitgelachen. Getuige Hermans heeft ter terechtzit ting voor het eerst gehoord van den buk- lccnden man. Commissaris Dijkstra had aan de be wering van getuige Brons weinig waarde gehecht, wegens de mentaliteit van dezen getuige. Getuige Brons hgd dadelijk to-n hij zijn ontdekking van de roode vlekken deed, zijn superieuren moeten waarschu wen. Hij heeft dat niet gedaan en de reden waarom is niet steekhoudend, want hij heeft wel gelegenheid gehad er met eon collega over te spreken. Commissaris had de bewering van Brons als fantasio beschouwd. De president vindt het vreemd dat getuige, die reeds op den avond van den moord verdenking had tegen Van O., zoo weinig waarde aan de verklaring hechtte, dat hij niet eens nagegaan neeft, of ze in derdaad juist was. Getuige P. Biesheuvel, agent van po litie had, nadat Brons het rapport geschre ven, dit hardop voorgelezen. Bij de bespre king onder collega's had Brons de veron derstelling geuit, dat de procuratiehouder de dader was van den moord op Lans. Ge tuige had dien indruk niet gehad. Getuige heeft ook gezien dat Brons in tegenwoor digheid van inspecteur Hermans een buk kende beweging maakte, alsof hij iets de monstreerde. De agent van politie H. Korres had op den avond van den moord tijdens het on derzoek door de politie een men gezien, die een roode vlek in zijn hals had. Hij weet niet of deze persoon Van O. was. Ook tegen don agent van politie J. Zandman, die bij het onderzoek tegenwoordig was- had Brons gezegd, dat verdachte roode vlekken op de handen had.Brons heeft weer wat, had ge tuige gedacht. Inspecteur van politie J. v. D o p had ook van Brons gehoord van de roode plekken. Brons had hem gezegd dat inspecteur Her mans er om gelachen had. Getuigo's mee ning is, dat Brons niet geheel vrij is van fantasie. De agent van politie J. Koot en had van Brons gehoord, op den dag na den moord, van de roode vlekken cn den persoon in het kantoor van I)e Haas en ook dat Brons die mededeelingen ann inspecteur Hermans had gedaan, doch deze gezegd had: Als ik je noodig heb zal ik je wel laten roepen. De agent v. politie D. Goedegeburen verklaarde dat hij op 30 November van Brons gehoord had van de roode vlekken en de bukkende man. Ook had Brons dien avond reeds de mogelijkheid geopperd, dat de procuratiehouder den moord zou hebben gepleegd en dat verduisteringen misschien wel de drijfveer waren geweest. Getuige J. Bergsma heeft van Brons gehoord dat hij op don avond van den moord •n lichtstraal in de poort van De Haas bad nargenomen. Getuige K. F a b i u 8, een buurman van r o n s heeft van dezen ook gehoord van de roode vlekken en den bukkenden man. De agent van politie Com mij s had van Brons ook gehoord van de roode vlekken. Van een bukkenden man had hij nooit ge hoord. Zelf had getuige de vlekken niet ge zien. Inspecteur Muller, die chef geweest is van het bureau Hoflaan, heeft een rapport omtrent Brons uitgebracht, dat niet gunstig is. Getuige oordeel^ Brons iemand, die t op het publiek mag worden losgelaten. Dr. H. Mees was op den avond van den moord om twintig voor acht door mej. Lans opgebeld. Hij is er dadelijk heengegaan. Een onderzoek heeft hij niet ingesteld, omdat hij dadelijk gezegd dat Lans dood was. Getuige heeft dadelijk gezegd dat Lans omstreeks lur vermoord moest zijn, maar hij deed dat niet op medische gronden. H e t O. M.: Toen u op den avond van den moord de verschillende menschcn gezegd heeft, dat Lans omstreeks 6 uur vermoord moest zijn- heeft u niet gesproken van me dische grondon. Dat heeft u eerst gedaan, toen men u later aan die verklaring wilde houden. Daarna Is gepauzeerd. Na de schorsing wordt gehoord de inspec teur K. Cuperus, die een rapport omtrent Brons heeft uitgebracht, en daarin ver klaard dat hij Brons een gevaar acht voor den goeden naam van het politiecorps en iemand, die in het corps niet thuis hoort. De bloedsporen De deskundigen worden dan binnengela ten en voorzoovcr noodig, nog beëedigd. Dr. Hesselink verklaart te blijven bij het door hem uitgebrachte rapport, inzake de gevonden bloedsporen op kleed en schoenen In zijn rapport verwerpt deze deskundige de drie mogelijkheden, door verdachte aan gevoerd, voor de aanwezigheid van bloei op zijn kleeren. Deze mogelijkheden waren dc neusbloedingen van den vorigen egienaar een gelaatswondje in het gezicht van zijn dochtertje met wie hij wel eens stoeide cn tengevolge vnri steenpuistjes aan de handen. Jhr. P. W. de Koek is van 1923 tot. De cember 1927 in het pension van mevr. Wey- nc geweest. Neusbloedingen kwamen nog wel eens voor, maar voorzoover hij weet be morste hij zijn kleeren daarbij niet. Vermoe delijk begin 1927 heeft hij het costuum aan mevr. Weyne gegeven. Het is niet uitgeslo ten, dat getuige het costuum nog in Maart 1927 gedragen heeft, maar het is ook moge- i lijk, dat hij het costuum in het najaar van 1926 heeft weggegeven. Na 1927. heeft hij Igcen meer gehad. Op vragen van den ver dediger zeide getuige, dat hij meestal een neusbloeding voelde aankomen, zoodat hij zijn maatregelen kon neincn dat hij geen bloed morste, doch uitgesloten is het niet, dat er wel eens een druppel op zijn kleeren Rapport van Dr. W. F. Hesselink. Het rapport van Dr. W. F. Hesselink, scheikundige te Arnhem, die in deze zaak tot deskundige benoemd is, behelst het re sultaat van het onderzoek omtrent de vol gende vragen: lo. Op welke wijze het misdrijf zich ver moedelijk heeft toegedragen en met welk voorwerp de wonden vermoedelijk zijn toe gebracht, gezien wat omtrent het misdrijf is gebleken of nog zal blijken. 2o. Of het mogelijk is, dat de pleger \an zulk een moord, ais hier begaan, zelf on- bespat van bloed kan blijven cn bij ontken nende beantwoording van deze vraag, of op verd's kleeren alsnog bloedsporen zijn ie ontdekken. Aan het rapport ontleenen wij het volgen de: „De bloedsporen waren thans, bij mijn onderzoek ter plaatse, door de reiniging en het overwitten grootendeels verdwenen, wel heb ik i nhet keukentje nog verschillende spatjes aangetroffen, nl. vooral op den muur boven het fonteintje, vanaf het venster tot bij de deur, bijna geen spatjes op de deur post bij den schakelaar, eenige zeer fijne spatjes op het deurruitje aan den kant dei- scharnieren en verscheidene spatjes op den binnenmuur. „Beneden op de deur, tegenover de keu kendeur, vond ik in de sponningsgleuf rechts,( vlak bij de deurknop, op een hoogte van 1.45 meter, een nog gaaf bloedspoor, kennelijk veroorzaakt doordat een vrij groo ve bloeddruppel, vermoedelijk in samen hang met het bloedspoor, dat op het rech terpaneel aanwezig moet zijn geweest, in de sponninggleuf gespat is, alwaar het bloed verder niet in het oog viel. Dat het bloed was heb ik langs microspectroscopischen weg vastgesteld. „Of de 14 deuken in den deurpost aan do buitendeur, inderdaad vc-rsch waren, is m.i. niet met voldoende zekerheid vastge steld, daartoe had bijv. de afwezigheid van vuil en stof op de houtvezels moeten zijn vastgesteld. Ik acht het zeer goed mogelijk dat zulke deuken langen tijd den schijn behouden „versch" to zijn, en ook, dat ze langeh tijd aanwezig kunnen zijn geweest, zonder dat ze de aandachi hebben getrok ken. Ik kan mij niet voorstellen, hoe li van zulke gelijkmatige deuken vlak bij elkaar tijdens het misdrijf zouden kunnen zijn ontstaan. De hoed van het slachtoffer. Op den hoed van het slachtoffer zijn twee stroepvormige deuken aanwezig, kennelijk veroorzaakt door twee van achteren toege brachte slagen met een stervormig voor worp. Uit verscheidene aanwijzingen mag worden afgeleid dat slagen eerst van achteren zijn toegebracht en dat toen een slag van voren is gegeven. De op drie verschillende plaat sen aanwezige bloedsporen wijzen er op, dat het misdrijf in drie tempo's is geschied. Er is m.i. geen reden om aan een opzettelijke cnsccncering te denken. Blijkens overjas en hoed was de heer Lans gereed om naar huis te gaan. Voor den eersten aanval was het portaaltje beneden veel geschikter dan de uimten boven, waar de heer Lans w.cl meer bewegingsvrijheid zou hebben gehad. Ook al zou de dader voor zijn daad de keuzo bob ben gehad tusschen boven eij beneden ,dan is toch wel het meest arschijnlijk, dat hij het laatste gekozen heeft. Gevonden bloedsporen. Op de volgende klcedingstukkc-n zijn Lloodsporen gevonden: a. ccn vlekje ouder op ,de rechtermouw Tan de colbertjas; b. drie zeer kleine spatjes op do broeks pijpen; c verscheidene bloedsporen op het bijbe hoorende vest; d. een zeer klein vlekje op den onderand van de regenjas: e. vier vlekjes op het aan de hak grenzet - dc deel van de zool van de io:hter schoen. Het feit, dat do bloedsporen bij dicht ge knoopt vest tamelijk regelmatig beneden over dc rechter voorhelft van het vost ver spreid zijn, versterkt de indruk, dat ze bij eenzelfde gelegenheid ontstaan zijn. Wat de bloedsporen op de colbertjas «n broek betreft, hier is uit de plaatsing daar van geen samenhang met die op liet vest af te leiden. Het vlekje op de regenjas leek meer op geronnen bloed, en week in zoover re wel af van de vlekjes op colbertjas, vest en broek. Verschillende der sporen op het vest be stonden uit brooze-korstjes, die bij aanru king met een praeparecrnaald gemakkelijk in fijn korrel i gen toestand bleken over tc gaan. Dat wijst m.i. er op, dat het vest met de bloedsporen er op niet langdurig meer gedragen is. Sprekender waren echter in dit opzicht de spatjes op de broek, aangenomen, dat dat deze broek voor de in beslagneming ge regeld gedragen is. De spatjes bevonden zich n.l. zeer laag. Slechts weinig boven den on derrand der broekspijpen, die daar voor regen niet worden beschermd. Ik ben van oordeel, dat nadat de bewuste bloedspatjes op de broek gekomen zijn, met die broek niet meer geruimen tijd of bij herhaling in flink regenweer is geloopcn. Drie mogelijkheden zijn blijkens de stuk ken door verdachte geopperd, n.l. neusbloe ding van den vorigen eigenaar van het pak, meer dan anderhalf jaar geleden; steen puisten van verdachte ook op zijn handen en een bloedig meermalen opengekrabt plekje op do linker wang van een dochter tje van verdachte, waarmede hij vaak in innig contact kwam. Het komt mij voor, dat de aard en plaatsing der bloedsporon op hot vest door geen dor drie mogelijkhe den een redelijks verklaring vinden. Komende op den aard van het wapen en bespotting van den dader, zegt dr. Hesse link, wanneer dus de verwondingen in casu met een staafvormig voorworp zijn toege bracht, wat zeer waarschijnlijk is, gezien den vorm der deuken in den hoed, dan is bet zeer vtcl mogelijk te achten, dat de da der zelf daarbij weinig of niet bespat is ge worden. De i iegarc eigenaar i de kiaeren. Dr. D. N. E k k e, arts te Voorburg, heeft jhr. W. P. de Koe k, den vroegeren eige naar van de kleeren, die van O. op den avond van de moord droeg, cn die last had van neusbloedingen, als getuige doen op roepen. Uit de administratie van dezen getuige bleek, dat hij Jhr. de Keek na 16 Juni 1927 het laatst bij hem is geweest, doch toen niet ter zake van neusbloedingen. In Juni 1026 behandelde hij hem terzake van koret- vorming, in 1925 terzake van neusbloeding. Jhr. P. W. deKockis van 1923 tot Dcc. 1027 in het pension van mevr. Wcijn ge weest Keusbloedingen kwamen neg eens voor, maar voor zoover hij weet, be morste hij zijn kleeren daarbij niet. Ver moedelijk begin 1927 heeft hij het costuum aan mevr. Weijne gegeven. Het is niet uit gesloten, dat getuige het costuum nog in Maart 1927 gedragen heeft, maar het is ook mogelijk, dat hij het costuum in het najaar van 1923 heeft weggegeven. Na 1927 heeft hij geen neusbloedingen meer gehad. Op vragen van den verdediger zeide getuige, dat hij meestal een neusbloeding voelde aan komen, zoodat hij zijn maatregelen kon nemen, dat hij geen bloed morste, doch uit gesloten is het niet, dat er wel eens een droppel op zijn kleeren gekomen is. Dr. J. P. L. Hulst had de bloedvlekken op do kleeren onderzocht en verklaarde als deskundige dat het bloed behoorde tot de zelfde groep als dat van Lans. Eet tijdstip van vertrek. De winkelier E.' K ra f t verklaart, dat ver dachte den dag na den moord in zijn zaak is gekomen en hem toen verteld heeft, dat hij, zooals zijn gewoonte was op Donderda gen juist dien avond vroeger vertrokken was. Hij vertelde verder, dat in dien mor gen vergadering was gehouden en dat hij wel als directeur zou worden aangewezen, maar dat hij dat niet zou aannemen, als hij geen vakkundige naast zich zou krijgen. Verdachte ontkent over de kwestie van den opvolger van den heer Lans ge sproken te hebben. Ook heeft hij niet ge zegd, dat hij dien dag vroeg is weg gegaan doch „vroeger dan de heer Lans." Getuige Kraft: Geen sprake van. De deskundigen. Dr. Hesselink heeft onderzocht de schoenen, de kleeren, de vijl, de hoed en de regenjas, op de voorkant van het vest heeft getuige nog de uitgebreide bloedsporen ge vonden. Op den rechterbroekspijp heeft hij eenige bloedvlekjes ontdekt en eveneens een paar zeer kleine plekjes op de linkerpijp. Getuige heeft geconstateerd, dat hot men- schcnbloed was. Wat betreft op het vest ge vonden bloedsporen heeft getuige gevonden dat dit vrij versche sporen waren. De bloed sporen op de schoenen bestaan, uit twee kleine spatjes aan de binnenzijde van de hak. Uit dpze plaats leidt getuige af, dat ze daarop gekomen zijn, doordat met kracht in bloed gestapt is. Dr. C. v. R ij s s e 1 hoeft proeven genomen met de gevonden vijl. Volgens dezen getuige is het wel mogelijk, dat het misdrijf met dezen vijl is gepleegd, terwijl het mogelijk is, op zoodanige wijze met dezen vijl te slaan, dat de dader niet al te zeer met bloed bespat wordt. Dr. D. Gerhardt had bloed ontdekt ann den kop van de vijl, niet aan de zijkanten Dr. Hulst heeft geconstateerd, dat het op den vijl gevonden bloed tot dezelfde groep behoort als het bloed van Lans. Er ontstaat onder dc scheikundigen eeni ge discussie over de vraag ol de bloedsporen op het vest oud dan wel versoh geweest zijn. Dr. Hesselink meent van tamelijk vcrsch, dr. v. Hulst" gelooft, dat zc oud waren, in tegenstelling met de bloedsporen op de brock, die hij veel verscher vindt. Dr. Gerhard t zegt, dat als de vlek op het vest zoo duidelijk was geweest als ze nu is, dr. Hulst en hij ze zeker hadden moeten ontdekken. Het is mogelijk, dat de vlek is uitgeveegd, en later weer opgekomen De president: Moet er dan kort gele den aan dc vlek zijn geveegd geworden? Dr. Gerhardt: Men moet werkelijk tot fantastische veronderstellingen komen, om te kunnen verklaren, hoe de vlek nu zoo duidelijk op het vest is gekomen. Do president tot do deskundigen; Kunnen de heeren met beslistheid zeggen, dat deze vlekken jonger zijn dan twee jaar. Geen der deskundigen kan dit met bsslist heid zeggen. De vlekken aan de broek ma ken den indruk jonger te zijn, terwijl dc bloedsporen aan de schoen beslist versch geweest zijn. Dr. Hesselink zegt den aanzien van de bloedspatjes op dc schoen, dat deze er alleen opgekomen kunnen zijn, als er met den schoen in blood getrapt is, en niet door bloed goloopen. Daarop zouden ook de bloed spetjes aan de broekspijpen wijzen. De president merkt op, dat do veron derstelling, dat verdachte' bij het politie-on- derzoek op don avond van den moord in bloed getrapt zou hebben, niet opgaat. Men trapt niet in bloed. Men stapt er hoogstens in, doch dan kunnen de spatjes niet komen op de plaats, waar ze gevonden zijn. Daarna ontstaat onder de deskundigen een discussie over de vraag of bij slagen van een bolrond voorwerp, het bloed slechts naar twee zijden wegspat. Dr. Hesselink beweerde van wel. dr. Huist die de proef had geno men had, zei van neen. Op verzoek van .den president zullen de deskundigen een proef nemen hoe do spetten wegspringen bij ge bruik van do gevonden vijl. O, man houdt op. De kleermaker J. Ha ge zag op den och tend van den 5en Juni toen hij van Middel burg naar zijn woonplaats Arnomuiden te rugfietste en even langs den dijk uitrustte, beneden aan den dijk twee menschen met elkaar in gesprek. Uit nieuwsgierigheid had hij geluisterd en toen gehoord, dat do twee personen een dunne en een dikke spraken over een inbraak. De magere drong cr bij den dikke op aan, dat zij samen zou den gaan inbreken, maar de dikko maakte bezwaren, want do portier gold wel voor drie honden. „Ach wat," had de dunne opgemerkt, clan gaat hij er net zoo aan als Lans." De dikk schrok geweldig en riep uit: „O, man houdt op." Hij pakte toen z;jn fiets en ging van door. f Getuige had den indruk trekregen, dat die man er wel meer van cn daarom zoo geschrokken was. De vijL De werkster J. Kroon had op Zaterdag 15 Juni de vijl gevonden in het kastje dat in het gootsteenkastje stond. Getuige wist zeker, dat bij een schoonmaak, die 8 maan den tc voren had plaats gehad de vijl nog niet in het kistje lag. De vijl, die in bruin, papier gepakt was, was van de soort, die in de zaak werd gebruikt. Getuige verklaart ook dat op den Zaterdag na den moord ver dachte door de zaak heeft geloopen op zoo'n geheimzinnige manier dat zij van hem ge schrokken was toen hij plotseling achter haar stond. Ook deed verdachte zeer zenuw achtig. Verdachte: Niet zenuwachtig, maar, gehaast, omdat ik op het politiebureau Meer mansstraat verwacht werd. Het volgend oogenblik zegt verdachte ech ter, dat hij wel zenuwachtig geweest kan zijn over een inschrijving. De vijl heeft ver dachte nooit gezien. De Agent van politie Commijs was ge- waarschuwd door mejuffrouw Lans, dat er een vijl gevonden was. Bij het eerste on derzoek is wel gezocht in de keuken. Getui ge heeft zijn handen gestoken in het kistje, dat vrij hoog stond. Hij is niet met zijn hand op den bodem geweest, zoodat het niet onmogelijk is, dat dc vijl daar reeds op den avond van den moord heeft gelegen en on der de zich in het kastje bevindende dwei len verstopt is geweest. Later zijn op den binnenkant van het kastje ook bloedvlekken gevonden. Dc magazijnknecht C. J. Bruinaars bewaarde de vijlen. Er waren drie of vier vijlen, die bewaard werden in de pakkamer nabij het magazijn. Ze werden gebruikt om pakkisten af te schrappen. Getuige kan zich niet voorstellen dat verdachte van het be staan van deze vijlen niet op de hoogte was, omdat hij ook wel eens op het maga zijn kwam. De president vraagt verdachte of de vijl, gesteld dat een vreemde den moord op Lans heeft gepleegd, op oen zoodanige plaats lag, dat deze dit werktuig had kun nen vinden. Getuige acht dit niet waarschijnlijk, in het donker zeker niet. Door den verdediger, mr. K o k o s k y wordt getuige gevraagd waarom hij bij de rechter-commissaris bezwaar gemaakt had tegen zijn verklaring, zooals die door inspec teur Hermans was opgenomen en waarin hij zegt. dat z.i. Van O. de vijl van getuige's werkbank moet hebben weggehaald. M as dit omdat die verklaring hem door den in specteur in den mond was gegeven? Getuige: Die verklaring was sterker, dan ik bedoeld had te verklaren. Tenslotte wordt nog gehoord machinist A. v. d. Pol, die de vijl herkent als de oude vijl, die hij heeft omgebogen. Dc vij len werden door Bruinaars bewaard en ge tuige kan zich onmogelijk voorstellen dat een vreemde haar had kunnen vinden. Daarna wordt de zitting geschorst "tot he denmorgen tien uur. ZITTING VAN HEDEN Vandaag heeft de rechtbank de behande ling van de zaak tegen den procuratiehouder Van O. voortgezet. De belangstelling op de publieke tribune, zoowel als op de gereserveerde plaatsen is niet zoo groot als gister. Het eerst wordt gehoord mevr. de weduwe Lans, die nog verklaart, dat de heer Lans des middags toen hij van huis ging tegen haar gezegd heeft: Kind, ik kom vanmiddag vroeg thuis, want er is niet veel to doen op kantoor. De verdediger, mr. K o k o s k y, merkt op, dat deze verklaring van geen waarde is, omdat het heel goe.l mogelijk is, dat er in de loop van den middag wel het een en an der te behandelen kan zijn geweest. Mej. Valk heeft om half zes de post aan den heer Lans gegeven, ter teekening. Het lijkt haar niet waarschijnlijk, dat er na dien nog brieven geschreven zijn. Er heeft ook geen bespreking op kantoor plaats ge had. Als de President vragen stelt aan ver dachte kijkt mevr. Lons verdachte aan. De President tot mevr. Lans: Kijkt U maar voor u. windt u zich maar niet np. Verdachte zegt. dat de heer Lnns na half zes wel brieven geschreven heeft De President: Dat is een nieuwe ver klaring. Verdachte: Dan heb ik mijn bedoeling niet goed weergegeven. De President: U hebt wel verklaard, dat de heer Lans bezig was aan een nota voor Cuba te tvpen, maar u heeft nooit ge sproken over brieven, die door den heer Lm» nog na half zes geschreven zijn. Verdachte kan niet opgeven welke, brieven, die door den heer Lans na half zes geschreven zijn, daarna nog door hem be handeld zijn. Mej. Valk weet dat er dien dag vijf brie ven en drie briefkaarten zijn uitgegaan. De President verzoekt getuige de co- pieën van do dien dag uitgegane brieven aan de rechtbank te doen overleggen. De President merkt verdachte op. dat de heer Lans, die bezig zou zijn geweest nan een nota van Cuba. waarmee geen haast was, wetende, dat zijn vrouw na de inbraak, angstig was als haar man alleen op kantoor was, wel aan verdachte gevraagd zou heb ben, even te wachten. Verdachte: Het is meer dan eens ge beurd dat wij samen klaar stonden om weg ie gaan en dat de lieer Lans dan zei: Ga maar alleen, want ik moet nog even telefo- neeren. Met wie bij rlan spreken moest, weet verdachte niet. Onder vier ocgen zou hij daarvan wel andere dongen kunnen zeggen. Verdachte heeft daarover ook wel eens ge sproken mei Jo Lans. De president: Die verklaring van den heer Jo Lans is voor u echter zeer bezwa rend. Tegen hem heeft u gezegd: Wij ston den beiden klaar om weg e gaan. Verdachte: Dat is verkeerd begrepen. De expc.litieknocht J. F. Roer was op 29 Nov. om vijf uur met de auto thuisgekomen. Vanaf het privó-kantoor kon men de auto niet thuis zien komen. Do chauffeur J. W. van Gijn zegt, dat verdachte hiel behoeft te hebben geweten, dat de uu o reeds om vijf uur dien dag thuis kwam. Om half zes heeft getuigo dc garage verlaten. Dc president vraagt den verdwligers of zij nog prijs stellen op het hooren van de getu.gen die verklar ig n kunnen afleggen van wat op straa' g< ird is, op het tijdstip dai de moord is gepleegd. Dc verdediger Mr. v. d. Meer merkt op, dat de aanvankelijk door T. do Jager af gelegde verklaring zeer belangrijk was doch dat ze door andere getuige verklaringen ge heel ontzenuwd is. Men zal moeten afwach ten wat nu blijken zal. Do president tot de verdedigers: U speelt hoog spel, wan: als Dc Jager bij zijn verklaring blijft, dan bestaat dc m<.gelijk heid, dat hij wegens meineed wordt vervolgd Mr. Kok o sky wenscht dat de president De Jager zal wijzen op het gevaar dat hij loopt. De havenarbeider T. de Jager wordt op het gewicht van den eed gewezen. Hij legt daarna zijn verklaring af. Ilij beweert op den avond van den moord op slag van zeven uur een man te hebben zien komen uit hek van het kantoor van Lans of van Perridon, die een pak te water wierp. Die persoon was niet vcrdach'e van O. Getuige weet zeker, dat het den avond van den moord is geweest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11