ST. VENCESLAUS
Land- en Tuinbouw.
WAAR JEZUS PREDIKTE
Uit Oost-Indië
TOEN HET NOG DUISTER WAS
DINSDAG 15 OCTOBER 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5
BOHEMEN'S EERSTE CHRISTENVORST
Wat hij voor zijn volk deed en hoe lief
riüt vclk hem heeft
„LAAT ONS NIET VERGAAN, NOCH HEN
DIE NA ONS KOMEN
DE OMWENTELING VAN 1918
Onze Praagsche vrienden begeleidden ons
nogmaals naar het St. Venceslausplein en
tot vóór het monument van den eersten
Christenvorst van Bohemen. Wij vroegen,
of het Venceslausfeest niet in hoofdzaak een
katholieke instelling was, maar het ant
woord was ontkennend.
„De naam van St. Venceslaus is steeds
innig verbonden geweest aan het lot van
de Boheemsche natie in haar geheel. Hij was
de eerste Christenvorst van Bohemen,
zijn belaas veel te korte regeering bracht
rust en eenheid aan het Boheemsche land.
Hij gaf veroordeelden het recht zich te ver
dedigen; hij verbood veroordeeling van een
beschuldigde indien geen voldoende bewij
zen van de schuld aanwezig waren. Hij
sloot gevangenissen in plaatsen, waar geen
rechtbank was, hij was zelf vaak bij rechts
zittingen aanwezig en ondersteunde armen
en weezen. Ja de legende vertelt, dat hij
's nachts de woningen der armen bezocht,
om ongemerkt hout en eten te brengen.
Maar intusschen vergat hij de staatsza
ken niet. Hij paalde de landsgrenzen duide
lijk af, deed vestingen en kasteelen bou
wen waar het noodig was om het volk te
vrijwaren tegen vreemde invallen. Geschil
len met naburige landen loste hij op, zoo
mogelijk door arbitrage, en intusschen ver
sterkte hij het nationale zelfbewustzijn van
het volk. x.
De geschiedenis vertelt, dat hij de natie
heeft
bevrijd van germaansche
overheersching
en voor liet Boheemsche land voor het eerst
zelfbeschikkingsrecht verwierf in interne
aangelegenheden. Vandaar dat hij wordt
beschouwd als beschermer tegen vijanden
van land en volk, vandaar dat heel het
volk hem vereerde en hem om hulp aan
riep, toen het meerendeel reeds de Room-
sche kerk had verlaten; vandaar dat zelfs
de Hussietcnlegers in hun strijd tegen de
landsvijanden het Venceslauskoraal zongen.
De liefde van het Boheemsche volk voor
zijn eerste Christenprins bleef zelfs be
waard in tijden, toen men bijna kon ver
onderstellen, dat de Boheemsche natie niet
meer bestond, toen men nergens meer de
Tsjechische taal gebruikte, behalve in boe
rendorpen of in de woningen der armen.
Zoo lééft nog de herinnering aan St. Ven
ceslaus in het volk voort; op tal van oude
munten staat zijn beeld, tal van regimenten,
kerken en scholen, dragen zijn naam; zoo
b.v. ook het eerste Tsjechoslowaaksche re
giment, dat op zijn herinneringsdag, 28
Sept. 1914, in Rusland werd gesticht om te
strijden vour de onafhankelijkheid .van het
la|,'wat gehier rondom bet standbeeld ge-
Schreven ziet", vervolgde onze geleider, wij
zende op de voor ons onverstaanbare Tsje
chische woorden, „is de bekende bede aan
hem: „St. Venceslaus, gij Prins van het Bo
heemsche land, laat ons niet vergaan noch
Jien die na ons komen". Die bede werd,
meer of minder luid, gehoord gedurende de
driehonderd-jarige overheersching door
Oostenrijk, wat luider reeds gedurende den
oorlog, toen wij wisten dat verschillende
legioenen streden en dat Professor Masaryk
en Dr. Benesj in het buitenland pleitten
voor de stichting van den Tsiechischen
Staat; dio hoop op de hulp van St. Vences
laus versterkte de kracht van de moede
wordende strijders voor nationale herleving
werd gelost of één druppel bloed vergoten
werd."
„Maar wat deed het publiek in de straten
wel?"
„Och, eigenlijk niets. Men zong nationale
liederen, men juichte, hoorde redevoeringen
aan van in lantarenpalen of op balustraden
geklommen redenaars. Wij, jongeren, haal
den overal van publieke gebouwen de ken-
merken weg der Oostenrijksche regeering en
van particuliere gebouwen de borden: „Hof
leverancier van Z. M. den Keizer van Oos-
tenrijk-Hongarije", en zulke dingen meer.
Wat van hout was. werd verbrand; wat van
ijzer was werd in de Moldau geworpen. Op
de bodem van de rivier liggen nog vele
herinneringen aan die dagen."
in 'de moeilijke tijden tot aan de dag der
zelfstandigheidsverklaring."
„Hebt u dat beleefd?" vroeg ik, om een
ander onderwerp aan te roeren,
„O ja", zei hij,
„van begin tot eind.
Eind 1918 liep ik, 18-jarige Jongen, hier op
dit plein en zag aan het gebouw van de
„Narodny Politika'", het groote Tsjechische
dagblad, twee Tsjechische vlaggen hangen.
Ik er heen, want ik begreep, dat er iets
bijzonders moest zijn. Immers moesten wij
steeds naast onze vlag ook een Oostenrijk
sche hangen; het uithangen van do onze
alleen was strafbaar. Toen ik er kwam
stond er echter wel wat publiek saamge
schoold, maar verder Was er niets te doen
of te zien. Tot even later een bulletin werd
uitgehangen, dat Oostenrijk de 14 punten
van President Wilson had geaccepteerd.
Eén van die punten was, dat wisten wij:
de stichting van een zelfstandigen staat in
het centrum van Europa, op de grondsla
gen van het vroegere Boheemsche konink
rijk. Dat gaf een geweldig gejuich. In een
korten tijd waren op het plein tienduizen
den van menschen saamgestroomd.
„Ook waren intusschen de Sokols gemo
biliseerd, dat zijn de leden der groote na
tionale gymnastiekvereeniging. Die namen
onmiddellijk het beheer op zich van politie,
van gemeente, secretarie, openbare bedrij
ven, enzoovoort."
„Werden daar dan alle beambten wegge
zonden?" klonk mijn verwonderde vraag.
„O, neen. wie wilde, kon blijven. Wie niet
onder Tsjechisch bestuur werken wilde, kon
natuurlijk gaan. Maar .vrijwel iniemand
ging, want
Slechts 'de hoofdleiders, de werkelijke ver
tegenwoordigers der Oostenrijksch-Hongaar-
sche regeering, die gingen natuurlijk heen.
Zoo kon het gebeuren, dat onze revolutie
plaats had zonder dat ook maar één schot
„En toen was de Tsjechoslowaaksche
Staat vrij. Waren toen alle door Oostenrijk
gestichte staatsgebouwen en spoorlijnen
eigendom van den nieuwen staat, of werd
daarvoor betaald?"
„Voorzoover ze op onzen grond stonden
was alles eigendom. Ze waren immers met
onze belastinggelden gesticht? Toen werd
ook dadelijk het prachtige Hradsjanypaleis
weer in gebruik genomen, dat sinds 300 jaar
geen dienst had gedaan en verwaarloosd
was. Nu heeft Masaryk er zijn woning en
ontvangzalen. Toen werd ook
snellere voortgang gemaakt
met den afbouw van tot het paleis be-
hoorende kerk, waarvan de eerste helft
reeds was gesticht door Karei IV in 1344,
waarin de tombe van St Venceslaus is en
waarin dé Boheemsche kroonjuweelen be
waard worden. Die kroonjuweelen zijn ge
sloten in een speciaal daarvoor gebouwde
nis, waarvan de deur voorzien is van zi
sloten. Zeven der hoogstgeplaatstc mar
hebben elk één sleutel, en de deur kan niet
anders open dan wanneer alle zeven
wezig zijn. Sinds 300 jaar heeft niemand ze
gezien behalve do controleerende sleutelbe
waarders; nu worden ze gedurende slechts
één week voor het publiek tentoongesteld.
Voor ons, Tsjechen, hebben ze groote histo
rische waarde, honderdduizenden hebben
reeds van de gelegenheid gebruik gemaakt;
als vreemdelingen stelt gij het misschien
niet zoozeer op prijs?"
Wij wilden echter een gelegenheid, die
eens in de 300 jaar komt, niet voorbij laten
gaan, en zijn meegewandeld om
scepter, sabel en kroon
te zien, van zuiver goud en edelsteenen,
een enorme waarde vertegenwoordigende;
vervolgens bewonderden wij de kerk, wier
fabelachtige rijkdom ons met ontzag
vuldeWat moet het Boheemsche Ko
ninkrijk en het Boheemsche volk rijk ge
weest zijn, dat het zooiets tot stand kon
brengen! j. H. V.
DE MELKPRIJS
De grondprijs van de melk door den Bond
van Melkveehouders vastgelegd tot en met
28 Febr. 1930 is thans ook door den handel
voor genoemde periode aanvaard.
DE HONIGPRIJS
In! Groningen wordt door de Imkers 57 a
58 cent per K-G. uitgebroken honig bedongen
EEN RIJKE OOGST.
T® Alphen aan den Rjjn werd een aardappel-
struik gerooid, waaraan zich 110 aardappelen
bevonden, wegende samen ruim 14 pond.
ELECTRIdTEIT IN DEN TUINBOUW.
Men meldt ons uit Naaldwijk:
Door de Vereen, van directeuren van Electr.
Bedrijven in Nederland zal een proefinstallatie
voor de toepassing der electriciteit in den tuin
bouw worden gesticht op den Proeftuin West-
land alhier,
IEPENZIEKTE.
In den afgeloopen zomer is een groot aantal
Iepen te Wassenaar door ziekte aangetast.
Langs een vijftal straten en wegen zullen tal
van boomen geveld moeten worden.
DE KflPERNAIETISCHE SYNAGCGE
DE TERUGGEVONDEN STAD
MEN IS BEZIG HET GEBOUW TE
BECONSTRUEEBEN
Ten tijde van onzen Zaligmaker waren er
vele synagogen (wier bestaan minstens van
den tijd van Ezra dagteekent) in Palestina,
zoowel in de steden als in de grootere dor
pen, Matth. 9 35, Hand 15 21; in sommige
plaatsen zelfs meerdere, als in Jeruzalem,
Hand. 24 12, ten getale van 480, waarvan
één zelfs op den tempelberg. Ook in buiten-
landsche steden, waar de Joden in de Diaspo
ra, de verstrooiing, leefden, als Antiochic
in Pisidië, Hand. 13 14, Athene, 17 17,
Berea, 17 10, Corinthe, 18 4, Damascus,
9 2, Efeze, 18 19, Iconium, 14 ls Thcssa-
lonica, 17 :1, enz.
Voor ons zijn van het meeste belang de
synagogen van Nazareth en van Kapernaüm.
Van Nazareth, omdat de Heiland daar
bijkans 27 jaren de synagoge getrouw heeft
bezocht, zoowel om er eerst ter school te
gaan, als wanneer Hij de godsdienstoefenin
gen bijwoonde, nl. op sabbathsmorgen en
-middag, ook des Maandags en des Donder
dags, en bovendien op de feestdagen.
Ook ligt het voor de hand om aan te ne
men, dat Hij van Zijn dertiende jaar af aan,
dikwijls en waarschijnlijk zelfs geregeld, bij
die godsdienstoefeningen heeft voorgelezen.
Want bij de voorlezers, die bij eiken dienst
op sabbathen een zevental, dat elkander
bij de lezing opvolgde door den overste der
synagoge, die van alles de leiding had, wer
den aangewezen, ook uit het gewone volk,
mochten ook knapen zijn, mits zij den leef
tijd van dertien jaar hadden bereikt, en,
evenals de .andere voorlezers, voldeden aan
deze drie eischen: dat zij ter goeder naam
en faam bekend stonden, duidelijk konden
lezen en spreken, en stemmig en fatsoenlijk
gekleed waren, waarbij wij denken aan wat
Paulus aan Titus schrijft: „betoon in de
leerdeftigheid," d.i. eerwaardigheid,
stemmigheid. In dit verband toch lette men
goed op wat Lukas over des Zaligmakers
jeugd schrijft: „En Jezus nam toe in wijs
heid en in grootte, en in genade bij God en
de menschen," Luk. 2 52, op welk laatste
woord hier nu de nadruk valt
Zoo heeft de Christus reeds allerwaar
schijnlijkst eerst als knaap, later als jonge
ling en jonge man, meermalen gedeelten uit
het dusgenaamde „Schema" voorgelezen:
Deut. 6 4^-9; 11 13—21 en Num. 15 37—
41. En toen Hij ouder werd, en dan wel in
de rij der voorlezers de eerste was, heeft Hij
staande op het spreekgestoelte, met de Thora,
de vijf boeken van Mozes op den lessenaar
voor zich, die lezing ingeleid met de woor
den: „Looft den Heere, den Hooggeloofde!",
waarop de gemeente antwoordde: „Geloofd
zij den Heere, den Hooggeloofde, van nu aan
tot in der eeuwigheid!", waarna Hij, als
yoorlezer, vervolgde: „Geprezen zijt Gij,
Heere, onze God, Koning der aarde, die ons
uit alle volken uitverkoren en de Thora ge
geven hebt!"; en als Hij de laatste der voor
lezers was, dan besloot Hij met de woorden:
„Geprezen zijt Gij, Heere onze God, die ons
de Thora der waarheid gegeven en het
eeuwige leven in ons geplant hebt. Geprezen
zijt gij, Heere, Gever van de Thora!"
Van nog grooter beteekenis evenwel ls
voor ons de synagoge van Kapernaüm, welke
stad in de ruïnen van Tell Hum in 1865
teruggevonden, en vooral sedert 1905 stelsel
matig en wetenschappelijk onderzocht is, na
dat eindelijk en na lange onderhandelingen,
in 1894 't geheele terrein door Franciscaner
monniken is aangekocht.
In die synagoge toch heeft de Zone Gods,
nadat Hij Kapernaüm tot Zijn tweede woon
plaats verkoren had, zeker haast bij elke
godsdienstoefening het evangelie van het ko
ninkrijk der hemelen verkondigd, en in die
prediking Zichzelven duidelijk cn herhaalde
lijk als den Messias aangewezen.
Kapernaüm lag aan den noordwrstkant
van bet meer Genesareth. Eet heette oor
spronkelijk Kefar Tecbumin, d.i. grensdorp
een naam, die herhaaldelijk in den Talmud
voorkomt. Later werd het genoemd Kefar
Nahum, d.i. dorp van (den profeet?) Nahum,
wiens graftombe, nu nog eefi puinhoop van
witte steenen, 33 voet lang eh 22 breed, iets
noordelijk van de stad lag. Naar dien naam
heet de plaats in het N.T. Kapern.'lum
bij de uitspraak van dat woord valt dus den
klemtoon op de voorlaatste lettergreep
ook door Flavius Josephus zoo genoemd,
hoewel deze ook spreekt van Kepharnome.
Nog later werd de naam Tefar Tanhum of
Tanhumin .waarvan de tegenwoordige naam
Teil, d.i. heuvel, Hum, afkorting van Tan
hum, afkomstig is. Zoo genoemd naar een
grooteïijks vereerden Jood aiit latercn tijd,
wiens graftombe thans onder de basaltblok
ken bedolven is, maar die in de middel
eeuwen door tal van Joodsche pelgrims werd
bezocht, evenals die van Nahum.
In Tell Hum zijn de bouwvallen gevonden
van dat Kapernaüm, vooral van de synagoge
die het best bewaard zijn. Die synagoge
schijnt indertijd door een aarbeving verwoest
te zijn geworden, en sommige onderzoekers
veronderstellen, dat op de puinhoopen,
gedeeltelijk met de puinhoopen der oude
nagoge een nieuwe is gebouwd, die insgelijks
door een aardbeving zou verwoest zijn. Hoe
wel nog enkele pilaren geheel gaaf zijn, als
ook andere brokken steen, hebben de Be-
doeïnen heel wat schoone steenen wegge
haald voor den bouw van hun winterverblij
ven, en ook veel vernield in hun voortdurend
zoeken naar verborgen schatten.
Toch zijn de onderzoekingen, vooral
Roomsche zijde, naar wat van die synagoge
overgebleven is, van dien aard geweest, dat
men druk bezig is het gebouw in zijn oor-
spronkelijken vorm te reconstrueeren. Die
synagoge dan was een rechthoekig gebouw,
24.32 M. lang en 18.29 M. breed, vervaardigd
van gehouwen, prachtigen, witten kalksteen.
Het voorhof, dat de synagoge omringde aan
de oo*t-, noord- en westzijde, was aan elk
dier drie kanten ruim 13 M. breed, terwijl
ook een overdekte galarij met een steenen
trap naar buiten, aan die drie zijden was
gebouwd. Die galarij diende bovenop voor
domvrouwen en kinderen om de godsdienst
oefeningen bij te wonen, terwijl zij van
onderen ingericht was voor school, arm- en
weeshuis, alsmede voor vertrekken enz. voor
de Schriftgeleerden enz. In het midden van
het voorhof was een groole fontein voor
het wasschen van handen en voeten, aleer
men ter synagoge inging, vooral voor hen,
die de heilige rollen moesten aangeven, en
die moesten voorlezen en prediken.
Het geheele complex: voorhof met gala-
rijen, de andere gebouwen en de eigenlijke
synagoge, moest, evenals elke synagoge der
Joden, den tempel in het klein voorstellen.
Met dien verstande, echter, dat, wat in Je
ruzalem het heilige der heilige was, hier
genoemd werd het heilige. In de door een
voorhangsel van het overige deel afgeschei
den ruimte, stond de met een deksel gesloten
kist, waarin de heilige boeken, die bij de
voorlezing dienst moesten doen, bewaard wer
den, dus als een soort ark des verbonds.
Vlak voor dat heilige zaten, met hun aan
gezicht naar de vergaderde gemeente ge
keerd, zij, de de vooraan zittingen hadden:
de overste der synagoge, de rabbi, de Schrift
geleerden, aanwezige priesters en Levieten
e.a. Een paar meter vóór hen stond het
spreekgestoelte met lezenaar, terwijl de ge
meente gezeten was in het overige gedeelte,
dat vanzelf de grootste ruimte uitmaakte.
Zeer merkwaardig is nu, dat de Kaperna-
ietische synagoge, evenals de tien andere,
wier puinhoopen men in het vroegere vor
stendom van Herodes Antipas heeft gevon
den, van zuid naar noord was gebouwd, hoe
wel het eigenlijke voorschrift was, dat de
gemeente tijdens de godsdienstoefening het
Een gedeelte der ruïne van de Kapernaietische synagoge. Men kan duidelijk enkele
Corinthische zuilen zien. Vlak er voor is de steenen vloer van roodachtig marmer,
waarop onze Heiland stond, als Hij predikte. Deze joto werd genomen op S Aug. 1920.
VRAGEN VAN DEN DAG
Staat de kachel al bij jullie
Heb je al een winterjas
Draag je nog geen tvollen sokken?
Voel je nog niets voor een das?
Heb je nog geen winterteencn?
Zou het weer zoo vriezen gaan?
Weet je nieis voor kotide 'voeten?
Doe je geen slobkousen aa:z?
Kom je eens een avond buurten
nu het weer vroeg donker is?
Denk je dat de wlntercursus
voor de Landbouw nuttig is?
Heb je kolen ingeslagen?
Zijn je 'planten afgedekt?
Heb je groenten ingemaakt qf
heb je ze misschien „geweckt"?
't Aantal is nog uit te breiden,
maar ik denk aan 't spreekwoord vari
d' eene gek en de tien wijzen
en 'k geloof, dat 't zoo wel kan.
(Nadruk verboden.)
aangezicht moest richten naar den kant van
Jeruzalem, dus naar het zuiden. Ook valt op,
dat, waar de gewoonte van een synagoge te
bouwen op het hoogste gedeelte der stad,
wijl de plaats waar God met Zijn volk sa
menkwam boven alles moest uitsteken, of
buiten de stad in het open veld in de na
bijheid van stroomend water men denke
aan de geschiedenis der bekeering van Ly-
dia, Hand. 16 13 de Kapernaïetischo
synagoge in de benedenstad heeft gelegen,
en wel zoo laag mogelijk, nl. zooals ik pas
geleden uitmeette, slechts een twintigtal
meters van den oever der zee. En niet min
der verbaast het ons, dat naast de gevonden:
versieringen als het zoogenaamde Davids-
schild, een vignet met scherpe zespuntige
ster en de vijfpuntige ster, het zoogenaamde
zegel van Salomo en andere Joodsche ver.
sieringen, dat wéér, gelijk opgemerkt is elke
synagoge een tempel in het klein behoorde
te zijn, en wel naar vorm, indeeling, inklee.
ding en stoffeering, de synagoge tp Kaper*,
naum, door haar Corinthische en Dorische
zuilen cn kolommen, door /haar Griekschei
ornamenten, friezen en vooral muurversie
ringen, als een zeepaard met een hoorn op
zijn kop en een baard rond zijn kin, ein
digende in een gekrulde vischstaart, ootf
adelaren, de bekende veldteekenen van het
Romeinsche koloniale leger, meer een hei*
densch dan een Israélietisch karakter heeft
gedragen.
Het kan niet zijn, dat hier oudtijds eea
heidensche tempel zou hebben gestaan, op
welks grondslagen dan de synagoge uit dgr*
tijd van onzen Zaligmaker zou zijn gebouwd,
evenals de Romeinen in Ba&lbek in SyriS
een tempel op de puinhoopen van een hei.
ligdoin, aan Baal gewijd, hebben gesticht,
want daarvoor is geen enkele aanwijzing tef
vinden. Het eenig antwoord op bovengenoem
de bezwaren is, dat bij den bouw van eert
synagoge niet zulke strenge eischen werden
gesteld, gelijk uit tal van plaatsen uit den
Talmud blijkt; en mogelijk ook dat de Ka*
pernaïetische een geschenk was van een
Romeinsch officier, Luk. 7 j 5, wien dit een
ook voor dien tijd enorme som gelds moet
hebben gekost, terwijl men dan onwillekeu
rig denkt aan ons bekende spreekwoord vaij
•het gegeven paard. j
M. H. A. VAN DER VALK.
de landraad te langs a.
MEDAN, 12 October (Aneta), De Lands-
raad te Langsa maakte heden een aanvang
met de behandeling van de strafzaak als
vervolg op de moordzaak-Waller. 42 mede
plichtigen stonden terecht, aan wie ten laste
wordt gelegd het plegen van geweld in ver-
eeniging. Met de behandeling, dier zaken zotf
vermoedelijk een maand gemoeid zijn.
Aanslagen op assistenten.
MEDAN, 12 October (Aneta). De Deli Crt.
meldt de navolgende aanslagen gepleegd op
'eenige ondernemingen ter Sumatra's Oost
kust. Op de onderneming Liberia van da
Rubber Cultuur Mij. Amsterdam viel een
koelie den assistent Mertens aan, met het
gevolg, dat deze aan de hand werd gewond.
Op de onderneming iBadja Linggei van de
Cultuur Mij. de Oostkust, viel een koelie den
assistent Van der Goot aan, die een dicpa
wond aan den rechter benedenarm bekwam.
In beide gevallen gebruikten de aanvallers
een tjangkol als wapen. Oorzaak was, dat de
koelies een aanmerking ontvingen over hun
arbeid.
Op Pabatoe van de Cultuurmij. De Oost
kust poogden twee Chineesche koelies een
assistent met stokken aan te vallen, hetgeen
werd voorkomen, doordat zij overmeesterd
werden.
FEUILLETON
Door
GUY THORNE.
(20
TWEEDE BOEK.
En ziet een schrik en groote
duisternis viel op hem.
Genesis 16 12b.
EERSTE HOOFDSTUK.
Terwijl Londen sliep.
Een paar weken voor Kerstmis vroeg
Gortre ann Ds. Ripom om tien dagen verlof,
om nanr Walk town te gaan; dien tijd bracht
hij met Ds. Byars en Helena door. Met Korst
mis kon hij "niet vrij hebben, want er wa
ren veel diensten in St. Mary's en dus werd
zijn tegenwoordigheid in de kerk vercischt
Daarom nam hij zijn vacantie maar vooraf.
I-Iarold Spencc was nu alleen op de ka
mers in Lincoln's Inn; de journalist ver
veelde zich en voelde zich eenzaam. Hij
had zich niet gerealiseerd, dat het gezel
schap van Basil zooveel had bijgedragen
tot zijn geluk ged'urende de laatste maan
den; nu miste hij hem erg.
Hij was den geheelen zomer en den herfst
bezig geweest met. werk, dat hem weinig
aantrok, maar toch moest hij dagelijks
zorgen dat er artikelen In zijn courant ston
den, al was er ook weinig nieuws
Er was geen gebrek aan materiaal, dat
niet, maar het was onbelangrijk en verve
lend. Hij voelde zelf, dat zijn hoofdartike
len saai werden, vooral nu Basil, met wien
hij allerlei kon bespreken, weg was.
Op een Woensdaglater herinnerde hij
zich den dag altijdwerd Spence om 12
uur 's middags wakker. Hij had den vori-
gen nacht laat op het kantoor gezeten;
daarna was hij nog op de club geweest, zoo
dat hij pas tegen vier uur naar bed ging.
Hij hoorde de hospita, die boven zijn
hoofd al bezig was om het ontbijt gereed
te maken en riep haar. Na een paar mi
nuten kwam zij hij hem met zijn brieven
en een kop thee. Zij liep naar het raam
en trok het gordijn op. Het was een don
kere Decemberdag.
„Slecht weer, juffrouw Buscall?" vroeg
hij, de thee uitdrinkend.
„Ja, mijnheer," zei de juffrouw, een mager
mensch uiit een armoedig straatje in de
buurt van Drury Lanc, „het maakt mij be
nauwd in mijn keel; ik houd niets van
mist; zal ik een beetje heet water in uw
bad doen? Het water kookt."
Zij had iets tegen op baden, dat vond zij
on nood ig en vooral een bad nemen in
koud water.
Spence vond het goed en zij ging -aan
het werk.
„Ik zie. dat u een brief hebt van mijn
beer Cyril," ging zij voort. Zij bewonderde
Cyi'iil Hands erg, want hij had altijd zoo
veel mooie dingen, Oostersche gewnden en
platen en zij wist, dat hij in liet echte land
van den Bijbel, zooals zij Palestina noemde,
veel tijd doorbracht, cn dit vervulde haar
met eerbied voor hem.
De meeste buurvrouwen van haar dron
ken jenever, maar zij had genoeg aan haar
bewondering van Hands.
Spence wierp een blik op dein dikken
brief met de Turksche postzegels en den
edigenaardigen Oosterschen geur.
Hands was een goed correspondent. Soms
stuurde hij wel eens artikelen over het werk
dat hij deed en Ommaney, de uitgever van
de courant van Spence, kocht die en liet
ze plaatsen.
Op dien bewusten ochtend echter had
Spence niet veel lust om het pakketje open
te maken. Dat kon wel wachten; hij had
er nu geen lust in. Hij kon een anderen keer
wel lezen van den strakken blauwen hemel
•en de witte huizen van de rotsen, die als
turkooizen blonken, en de moskeeën, waar
bij do evpressen en de olijfboomen groeiden.
Nadat hij een bad genomen had en zich
geschoren had draaide 'hij het licht op, zóó
donker was het in zijn zitkamer. Hij sloeg
zijn courant open en keek zijn eigen werk
van den vorigen nacht eens in. Het beviel
hem maar matig, maar er gebeurde ook
niets, waar hij eens interessant over zou
hebben kunnen schrijven.
Bij dc brieven waren een paar invitaties
voor hem, boeken ter inzage van een jong
auteur ter recensie en een lijst van winter-
lezingen, waarop zijn naam ook vermeld
stond voor een lozing over de „Solidariteit
van do Ridders van St Jan", die hij in
Januari houden moest
Na zijn ontbijt had hij weinig lust om
iets bepaalds te gaan doen. Ilij dacht er
over om een paar visites in het West End
tc maken bij menschen, waar hij eens heen
.moest, maar dat plan verwierp hij weer,
omdat hij zich niets opgewekt gevoelde.
Hij had graag eens een verandering ge
wild en zou wel lust gehad hebben om in
de koude naar Brighton, naar de zee te gaan
Hij was zeker koortsig en daarom besloot
hij een Turksch had te gaan nemen. De
brieven stalt hij in den zak van zijn over
jas, om ze later op zijn gemak te lezen;
toen reed hij naai' een Hammam in Jer-
mvns treek
De warmte, het flauwe licht en de Oos-
tersohe decoraties gaven hem een behaag
lijk gevoel en brachten hem zijn verblijf in
Konstantinopel voor den geest
Hij liep welgemoed van de eene kamer
naar de andere, waar hij zich afdroogde
en gemasseerd werd. Daarna rookte hij een
Egyptische sigaret en dronk een kopje kof
fie met room.
Om vier uur bracht een man hem een
portie visch en een glas wijn en daarna
viel hij in een gerusten slaap.
Al dien tijd was de brief uit Jeruzalem
in zijn zak en die hing in zijn overjas in
de hal. De gebeurtenis, die het leven van
duizenden zou veranderen en sombere wol
ken over Engeland zou doen samenpakken
lag daar rustig te wachten tot hij er ken
nis van nemen zou.
Eindelijk, toen deevond viel, liep Spence
door de verlichte straten met hun druk ver
keer. Hij voelde zich nu geheel opgefrischt
en zijn brein werkte helder.
Spence had zich in de laatste jaren wei
nig bemoeid met amusementen. Hij had het
te druk met zijn werk en dit liet hem geen
tijd tot zoo iets, maar dien avond had hij
lust om zich eens te vermaken.
Ilij liep St Jamesslreet in, waar zijn rlub
was, met het doel om iemand te zoeken,
die met hem mee zou willen naar een con
cert In de rookkamer was niemand, dien
hij intiem kende, maar na een poos kwam
Lambert een*beambte uit 'het Britsch Mu
seum, binnen. Spence was met Lambert op
de Mail borough school geweest; dus kende
hij hem goed en hij vroeg hem om mee
te gaan.
„Ik kan heusch niet," antwoordde Lam
bert, „ik moet dineeren met mijn oom sir
Michael. Het is een vervelend werkje na
tuurlijk, maar politiek. Er komen veel gees
telijken, bisschoppen en zoo en ook mi
nisters en andere voorname lui. Ik hoop,
dat Ripon er ook zijn zal; hij is de predi
kant van een kerk, waar mijn oom groote
sommen aan betaalt Dus heb jij van avond
geen werk?"
„Neen, van avond niet, ik wou daarom
eens naar liet Alhambra."
„Het spijt mij, dat ik niet mee kan. Ik
heb ook een vcimocicndon dag gehad. Mijn
chef is do laatste veertien dagen in oen
bijzonder slecht humeur geweest."
„Dat is sir Robert Llwellyn, nietwaar?"
„Ja. Anders is hij zoo kwaad niet, maar
nu wel. Hij is eenige maanden buitenslands
geweest voor zijn gezondheid. Toen hij pas
terug was, nu drie maanden geleden, zag
hij er best uit en scheen buitengewoon met
zijn eigen prestaties ingenomen. In den
laatsten tijd schijnt hij ergens zenuwachtig
over te zijn en hij doet heel weinig werk;
het is alsof hij voortdurend ergens op wacht
of naar iets uitziet Hij maakt het mij
vreesol ijk lastig, want nu komt hij telkens
op mijn kamer en praat over onbeduiden
de dingen. Daar houdt bij mij erg mee op.
Ook zegt hij wel eens, dat er ontdekkingen
zullen gedaan worden, die de geheele wereld
in opschudding zullen brengen."
„In de lente heb ik hem te Dieppe ont
moet Hij leek mij toen heel gezond bij het
begin van zijn verlof."
„Nu, hij is op het oogenbli'k in de war
en maakt het mij vreeselijk lastig. Ik moet
weg, adieu."
Hij liep onhoorbaar over het zachte tapijt
van dc rookkamer en Spence was nu weer
alleen.
Hij had nog geen trek in iets, na zijn
maaltijd in het Hammam; dus besloot hij
om maar alleen naar 'het concert te gaan,
want liij wist zoo gauw niets anders te be
denken.
Toen hij er uit kwam was het nog niet
erg laat, en hij ging een restaurant binnen,
waar een groote kamer was, die heel kool
was en waar nipm&nd zich bevond.
Ecn kellner bracht hem iets te drinken.
Op eens voelde hij den dikken brief in
zijn zak. Dat was het pakje van Cyril
I Hands. Hij haalde het te voorschijn, maak
te het open en begon te lezen. Twee meisjes,
die er ook zaten, staarden hem verwonderd
aan. Zij zagen, dat hij op achtelooze wijze
een dikko enveloppe open mankte, maar
toen hij begon te lezen fronste hij de wenk
brauwen en zijn gelaat vertrok ontsteld.
Zijn hoofd zonk lager om het manuscript
goed te kunnen zien cn een doodelijke bleek
heul verspreidde zich toen over zijn gelaat.
„Ik geloof zeker, dat die mijnheer onwel
wordt," zei het eene meisje tegen het
andere.
Terwijl zij spraken zagen zij zijn gelaat
veranderen, hij scheen opgewonden en zijn
oogen schenen wel vuur te schieten. Hij
hail een besluit genomen.
paiOAJOA IPJOAV).