EEN VROOLIJK NEGENTAL. Te Chestfleld in Kent is deze week een orlgtneele
golf-matcb gehouden voor kinderen. Mr. Bert Darby, de bekende professional brengt
de Jeugdige deelnemers naar hun plaatsen. Het is bekend, dat 't golfspei' in Engeland
zeer gewild is. De demonstratie van de Jeugdige deelnemers trok zooals niet te
verwonderen is, veel belangstelling.
EEN DER SNELLE MACHINES, de „Golden Arrow", waarmede Engeland aan de
Schneldercup zal deelnemen, wordt te water gelaten voor een proeftocht. Op den
achtergrond passeert de Mauretania op een van zijn record-reizen over den Oceaan.
E~N RIJDENDE TENTOONSTELLING van vele soorten korenaren Is door de
fransche Staatsspoorwegen ingericht in een trein, die h g°heeie ifrelsL De wedstrijden om de Scbnelder-cup zullen omstreeks September plaatsvinden.
DE OUDE CHINEESCHE MUUR, gebouwd hl een tUd toen machthebbers droomden van verovering
in verval geraakt. Het gevaarte wordt tha"s afgc- 'er wereld, is in de laatste tientallen Jaren leelljk.
broken, want het zou tientallen utiH'o.nen kosten om den steeiien kolos weer op te richten.
Kerknieuws.
DE TOGA
Ds. J. J. Mi edema., Gereformeerd pre
dikant te Groningen, schreef in de aldaar
verschijnende „Kerkbode" het volgende ar
tikel, dat men thans aan ons blad doet toe
komen:
Het komt nog al eens voor dat in het een
of ander dagblad, onder de rubriek Kerk
nieuws de belangrijke mededeeling wordt
gedaan, dat een Kerkeraid besloot dat de
predikanten voortaan in toga zullen optre
den in den dienst des Woords.
Zelfs wordt er dan nog wel eens het ge
wichtige feit bij vermeld, dat de Gemeente
zelf die kleedingstukken de predikanten
zal aanbieden. Ja, 't zijn wel zeer beteeke-
nende gebeurtenissen, die wel wijd en zijd
bel end mogen worden. Dat Ds. A. voortaan
niet meer in gekleede jas of jaquet of in
colbert, maar in toga voor de Gemeente op
treedt. Dat staat zoo bizonder, zoo deftig,
zoo voornaam. Dat geeft zoo'n cachet aan
ambtelijke wijding en hoogheid. Dat maakt
heel den persoon zoo interessant. Het is
toch wel van belang dat iedereen dat weet
Zeker, als ge in vroeger of later tijd reke
nen wilt met het gewicht dat vele men-
schen om die kleeding kerkten. Uit den
ouden tijd is nog wel bekend de strijd over
steek en korte broek: zoo echt genoemd de
livrei die den knecht Gods kenmerkten en
onderscheiden moest
Daarn is een tijdlang de rok alleen regel
geweest en tenminste de gekleede jas met
de witte das en de hooge zijden hoed. F.n
toen niemand meer die kleeding eigenlijk
droeg, bleef het toch nog een tijdlang juist
voor de predikanten gehandhaafd. Terwijl
maar al te velen nauwelijks dulden dat de
jacquet-jas en zwarte das met gestreepte
broek en zonder hooge hoed er voor in de
plaats is gekomen. Ja zelfs, hoewel in 't ge
wone leven bijna ieder een gewone korte
jas draagt, wordt het nog vaak als te we
re! dsch en te modern in den predikant af
gekeurd.
Is er dan toch nog ambtskleeding, zoo-
al" de Hoogepriester in den ceremonieelen
dienst droeg? Is dan de predikant nog zoo
iets aparts, zoo iets afzonderlijks dat het
zelfs in zijn kleeding zich moet uitdruk
ken? Moet dat gewaad den ambtsdrager
maken? Gelukkig, dat wij met deze vragen
te stellen weer op den bodem terecht
komen.
Neen toch, ambtskleeding mag Rome be-
geeren, de GereformeerJsn hebben toch
nooit de tegenstelling van geestelijken en
leeken aanvaard, al is het don ook dat de
Catechismus bij wijze van aanhaling de
term nog gebruikt. Daarom is er eigenlijk
zoo iets kleins in om te strijden over die
kleeding. De apostel vermaant over de op
zieners dat zij eerbaar moeten zijn (1 Tim.
3 2), dat is waardig, voegzaam, fatsoenlijk.
Een regel die geldt voor heel hun optreden,
ook in de kleeding en die dus geen enkel
voorschrift bevat van een bizonder soort
kleeding, dat hen van de andere mcnschen
zou moeten onderscheiden. Evenmin als
het beteekent, dat zij in hun kleeding altlid
tenminste die van enkele jaren terug zijn
moeten, maar veeleer dat zij zoo moet we
zen dat niemand ze als ouderwetsche zon
derlingen nanziet, evenmin als voor stre-
vers naar nieuwerwetsche modieuze
apartjes. Matig moeten ze zijn, wat zeker
ook van de kleeding behoort te gelden.
Maar de toga dan? Och, heel de ophef en
al de gewichtigheid, die daarvan gemaakt
wordt is zeker niet in evenredigheid met
de beteekenis die het heeft om al of niet
in de toga op te treden. De toga heeft niets
te maken met een zeker ambtsgewaad.
Geeft allerminst te kennen dat aldus de
drager van dit kleedingstuk met een zekere
ambtshoogheid wordt overkleed. De toga
was eigenlijk het kleed der geleerden. Pro
fessoren dragen ze nog bij hun officieel
ontreden. Advocaten ook als ze in hun
officie verschiinen als geletterde en aca
demisch eevo-mde pprsoron. 7on droegen
ook vele nredikanten de foir«« ais qa pvntel
der geleerden en gestudeerden. Fencp
geestelijke beduidenis zit er dus allerminst
in. Eenige ambtswaardigheid wordt er dus
absoluut niet door uitgedrukt Dat het er
soms niet uit wordt afgeleid, zouden wij
niet gaarne ontkennen. Maar dat is toch
geheel misplaatst
Het is dan ook allerminst van zooveel
gewicht, dat het nu eigenlijk stof zou le
veren voor openlijke publicaties dat in eon
of andere Kerk de dominees voortaan in de
toga zullen optreden. Evenmin als het van
beteekenis is, dat een banketbakker be
sloot de mooie witte kiel met een nieuwe
poefmuts te dragen als hij in den winkel
zijn klanten bedient Er kunnen allerlei
practische redenen zijn: als b.v. dat dan
alle onderscheid weg is van gekleede jas of
jacquet of colbertjas. Dat er dus geen ver
schil meer is tusschen dominees met een
witte of zwarte das. Dat het zoo practisch
is in den winter en in den zomer, omdat
het kleed onder de toga naar het jaarge
tijde kan worden geregeld.
Maar overigens, ons lijkt altijd het een
voudige, niet opvallende fatsoenlijke ge
waad ook voor den prediker, nog steeds het
meest verkieslijk.
Tot zoover het artikel van Ds. Miedema,
waarbij wij nog het volgende willen op
merken:
We meonen, dat ons blad in geen jaren
er melding van gemaakt Leeft, dat men
hier of daar de toga weer ging dragen. En
zeker zouden we nimmer zonder, eenige cri-
tiek 'n bericht ^ubliceeren, dat een if ande
re Kerkeraad tot invoering van de toga voor
den predikant een besluit nam. Het „souve-
rein in eigen kring" geldt ook hier. Zoolang
een predikant zich waardig, voegzaam en
fatsoenlijk kleedt, heeft een Kerkeraad ze
ker geenerlei besluit te nemen over de snit
vat* het domineeskleed, 't zij op den kan
sel, 't zij in vergadering of op straat.
Wel is 't de moeite waard, eens na te
gaan, wat voor beteekenis al aan dat kleed
gehecht is. En wie van kerkhistorie houdt,
kan in de geschiedenis van ons land me
nige treffende bijzonderheid vinden, wel
licht meer dan ergens elders.
Overigens moeien wij ons niet in zulke
persoonlijke zaken, waarvaji in ons „goede
landje" maar al te veel „kwesties" en nog
erger gemaakt zijn. Hier bestaat, met in
achtneming van het „eerbaar" in 1 Tim.
3:2, „kleervrijheid", die, naar we meenen
te mogen zeggen, de laatste jaren ook bui
ten de predikantenwereld toch steeds meer
erkend wordt. In dat opzicht Is onze tijd
niet meer geheel gelijk te stellen met de
vorige eeuw.
Nu den laatsten tijd weer meer de toga
gedragen wordt en in verschillende bla
den daaraan beschouwingen gewijd zijn,
hebben we aan het artikel van Ds. Miedema
gaarne plaats verleend, al beteekent dit
niet, dat we hiermee de gelegenheid tot
discussie ovei dit onderwem openen. Daar
aan hebben we allerminst behoefte.
Kunst cn Letteren.
„WIL EN WEG" VERDWENEN.
„DE PLOEG" HERLEEFT.
In het laatste nr. van „Wi I en Weg"
wordt medegedeeld, dat dit populair-weten-
schappelijk maandschrift ophoudt te be
staan. In de eerste twee jaren van zijn
bestaan won het de warme steun van dui
zenden ahonné's. Maar ieder jaar daalde
het aantal zijner inschrijvers met 'n 500.
waartegenover geringe toename van nieuwe
lezers stond, zoodat geleidelijk het getal
inschrijvingen gezonken is beneden het
peil, waarop een zoo goedkoop tijdschrift
zich, zonder subsidie, handhaven kan.
Naast de moeilijkheid een inderdaad
p o p u 1 a i r-wetenschappelijke periodiek te
geven (d j één waarin de moeilijkste on
derwerpen smakelijk en eenvoudig behan
deld worden), constateert de heer Simons
als oorzaken van de „ongunst der tijden"
voor „Wil en Weg".
„Daar zijn onze couranten. d'o ♦eiken*
meer en m"cr brengen van at'e n-.-r i«
de Radio. d=o veVn v-u hM 1
heid van ontspanningen, die tot "uilg.'r.u
leiden. En daar zijn ten slotte die onge
lukkige „portefeuilles", die iedere week een
hoopje tijdschriften in huis brengen, zoodat
men het geld niet over heeft, om zijn
eigen tijdschrift in bezit te houden. Daar
mee vooral is het uitgeven van goedkoope
tijdsohriften als „Wil en Weg" onmogelijk
gemaakt. Zonder een 3000 tot 4000 inschrij
vingen kunnen die niet blijven bestaan."
Simons geeft echter de moed niet heele-
maal op. Hij keert terug tot het vroegere
tijdschrift der Mij. voor Goede en Goed
koope Lectuur, dat sommigen onzer oudere
lezers zich nog wel zullen herinneren: „D e
P1 "o e g".
„De Ploeg" zal beginnen tè verschijnen
op 1 Januari a.s. en zal o.m. brengen:
1. Letterkundige vraagstukken en ver
schijningen, zoowel in verband met de uit
gaven der W. B. als daarbuiten. O.a. een
studie over: Het korte Verhaal, waar
in vele door de W. B. uitgegeven oorspron
kelijke en vertaalde bundels zullen worden
gekenschetst en toegelicht. Verder beschou
wingen over de strijd tusschen ouderen en
jongeren, zooals die in de literatuur tot
uiting komt
2. Stroomingen in Muziek- en Kunstleven.
3. Wetenschappelijke vraagstukken.
4. Korte verhalen en gedichten.
5. Geestelijk en maatschappelijk leven van
onze tijd.
6. Prohlemen van Volkskracht.
7. Rubriek L. Simons: „Van onder 't
kouter".
GUIDO GEZELLE.
Dr. V. R. Gaspar heeft in de Vliebergh-
leergang te Leuven gelezen over Gezelle als
woordkunstenaar. Aan 't verslag in de Brus
selsche Standaard is het volgende ontleend:
„Uit het onderzoek naar den woordenrijk
dom in Gezelle's dichtwerk blijkt dat hij in
zijn eerste dichtperiode betrekkelijk matig
gebruik gemaakt heeft van archaïstische,
dialectische en persoonlijke woorden en
woordvormen. Zijn Hiawatha-vertahng ol
juister: herschepping staat op zichzelf als
poëtisch taalmonument. Gezelle's laatste pe
riode brengt niet alleen den hoogsten bloei
van zijn poëzie, maar tevens den sterksten
groei van zijn woordenrijkdom. In deze pe
riode is Gezelle de ongeëvenaarde Vlaamsche
„wnnrd"-kiinstenaar.
Hij verkiest nu in den regel het archaïsme
of dialect op het algemeen Nederlandsch.
Het is tusschen 1858 cn 1878 dat Gezelle tot
zijn overtuiging komt, dat enkel de levende
taal, hier de West-Vlaamsrhe, zijn gevoelen
uitdrukken kan Zoo wordt h.v. klein: kleen.
overhand: nvernnd. Ook Gezelle's spraakleer
is vanzelfsprekend niet de offieioele, zoo ver
wisselt hij gedurig hen en hun, ook dan
warinper het klankmotief niet opgaat. Dat
Gezelle met den hestnnnden woordenschat
gpen vrede nam, is algemeer, bekend: hij
treedt aldus op als vormer van nieuwe woor
den. Daarhij laat hij zich leiden door de ana
logic, zoo vormt hii op het schema ..gevleu
geld": gekopt, gebekt, getiegerveld. Mogelijk
gaan de enische (vormen), die Gezelle hoe
langer hoe meer verlaat, op klassieken in
vloed terug. Als consequent taaijurist ont
week de dichter alle vreemde woorden."
CONGRES
VLAAMSCHE BIBLIOTHECARISSEN.
Het Tongres 1020 der Vlaamsche Vereeni
gine van Bibliothecarissen zal gehouden
worden te Leuven 29 September a.s.
Land- en Tuinbouw.
DE CATTALO.
ïn Canada worden proeven genomen met
een kruising tusschen bison (wild rund)
en huisrund. De nakomelingschap van deze
kruising wordt hnlfhlned-hnffel genoemd
en de nakomplincschan van halfbloed buf
f«ls draaft den naam caftaln.
De balfWond hison op do r-tf-ln bezitter,
lo zppp fp wnardepron pi-once^-nnon In
if eerste plaats mag wel de huid genoemd
worden. Deze is, wat kwaliteit betreft, on
geveer gelijk aan die van den bison. Het
haar is dik en warm; de dieren hebben
lang, dik, krullend en zacht bont, waarvan
ieder settler in de Canadeesche prairie
districten gaarne een jas zou willen be
zitten. In de tweede plaats zijn deze cat-
talo's bijzonder ruig en sterk; ze schijnen
er welhaast speciaal op toegerust te zijn
om de verschrikkelijke koude windvlagen
te doorstaan, welke in die streken kun
nen voorkomen. Waar tamme runderen
door deze als het ware weggewaaid wor
den, doorstaan de cattalo's deze windvla
gen zonder er merkbaar nadeel van te on
dervinden. Ook bieden ze beter weerstand
aan besmettelijke ziekten, waarvoor ze
minder vatbaar schijnen te zijn. Eindelijk
zijn de cattalo's in staat hun voedsel te zoe
ken en te vinden op terreinen, waarop
tamme runderen zouden omkomen van ge
brek. In den strengen winter graven ze hun
voedsel onder de sneeuw vandaan.
Schuilplaatsen tegen het weer hebben ze
blijkbaa ook niet noodig. Dit zijn de goede
eigenschappen. Echter de meeste stierkal
veren worden dood geboren en dikwijls
bezwijken dan ook de koeien, terwijl de
stierkalveren, die in leven blijven, meestal
onvruchtbaar blijken te zijn.
Zeer moeilijk is bet ook om een volwas
sen bisonstier met een tamme koe te pa
ren. Men heeft echter geconstateerd, dat
bison- en runderkalveren, wanneer ze sa
men zijn opgefokt, later, als ze volwassen
zijn, kameraadschappelijk met elkaar om
gaan.
Men beproeft ook kruising tusschen yak
(Tibetsch rund) en gewoon huisrund. De
yak heeft lange haren en een staart als
van een paard. Het dier knort als een var
ken en geeft goede melk. Het is vrij van
besmettelijke ziekten.
VERDELG DE BISAMRAT.I
In „De Veldbode" wordt aangedrongen
op het verbieden van den invoer van bi-
samratten, voor welk doel dan ook, bene
vens een verbod op het houden en aanfok-
ken van deze dieren, die een gevaar zijn
voor de dijken en een plaag voor de land
bouwers.
De enkele exemplaren, die zich reeds in
onze pelsdierfokkerijen bevinden, moesten
van rijkswege worden onteigend en onscha
delijk gemaakt. Zij zijn al te gevaarlijk.
Men achte het gevaar niet gering. Als
één paartje of één drachtig moertje weet
te ontsnappen, dan weet men wel het be
gin, maar niet het einde van de ellende en
de schade, welke hierdoor ontstaan kan.
Men denke maar eens aan de vlugge ver
menigvuldiging van deze diersoort, hun
slimheid, de moeilijkheid of onmogelijk
heid ze aan het lijf te komen, als zij bijv.
in een rivierdijk hun woning hebben op
geslagen. Het kwaad is nu nog te voorko
men, met geen of niet noemenswaardige
onkosten.
TE VEEL VAN HET GOEDE.
In het orgaan van het Centraal-bureau
van de veilingen wordt er op gewezen, dat
in Maas en Waal de burgemeesters op in
stigatie van den commissaris van de Ko
ningin den boeren suggereeren met alle
kracht intensieve cultures te beginnen en
vooral door cultuur onder glas Maas en
Waal te maken tct een tuinbouwstreek
Het genoemde orgaan wijst er op, dat de
aanvoer van torna ton thans reeds zóó
enorm is. dat de binnen en de buitenland-
sche markten daarmede reeds een maand
vroeger dan in 1928 op een zoodanige wij
ze overvoerd zijn, dat de prijzen tot ver be
neden productieprijs gedaald zijn. Mag on
der dergelijke omstandigheden een „blij
verschiet" worden voorspeld aan Maas en
Waal, indien het zich met alle kracht tot
een streek van glascultuur zal gaan ont
wikkelen? Is het niet veeleer wenscheliik,
dat men de beslaande cultures zoo ratio
neel mogelijk drijft en de pachtprij-en in
overeenstemming terugbrengt tot 'n re
ëel peil. „De Veldbode' voegt hieraan toe:
liet is gewoon idioot om een landbouw
streek, lie aan den grond zit, onder de te
genwoordiee omstandigheden tot een tuin
bouwstreek te willen m^ken. daar de nosl
tie van ori7"n tuinbouw daardoor nog
maar moeilijker moet worden en de kans
maar weer vergroot wordt, dat deze óók
aan den grond zal geraken.
DE HOOIHANDEL.
De „N. Kamper Crt." meldt van het Karn-
pereiland: De hooihandel wil nog maar
niet vlotten. Het verluidt dat de land
bouwers thans f 45 per duizend pond vra
gen, waarvoor de handel echter nog niet
bereid is te koopen.
Elders heeten de vraagprijzen lager te
zijn en zouden instellingen, die anders ge
woonlijk hun hooi hier koopen, in andere
provinciën gekocht hebben. Lang kan de
toestand niet blijven zooals die nu is, maar
of die heel hooge prijzen besteed zullen
worden als vele landbouwers verwachten,
zal nog moeten blijken.
ROEKEN, RITNAALDEN EN BIETEN.
Te Merkelbeek (L.) kwam een landbou
wer tot de onaangename ontdekking, dat
roeken zeer veel schade aanrichtten in zijn
bietenveld. Jonge planten werden met
massa's door deze kleine kraaien uitge
trokken. De landbouwer meende, dat ze
zulks waarschijnlijk deden bij het zoeken
naar ritnaalden. Nimmer nog had de man
iets dergelijks op zijn akkers waargeno-
STRENGE WINTERS EN PARASIETEN.
In de Landbouwcrt. voor de veenkolo
niën vestigde de redactie er de aandacht
op, dat de zeer strenge winter allerminst
een doodenden invloed schijnt gehad te
hebben op allerlei schadelijke insecten. Zij
noemt als voorbeelden de bietcnvlieg en
de aardappelrups, die dit voorjaar meer
dan gewoon voorkomen. Men zou hieraan
voor verschillende perceelen op de Drent-
sche zandgronden nog kunnen toevoegen
de smalle graanvlieg en de ritnaald.
Daarentegen is de strenge koude wel doo-
delijk geweest voor sommige onkruiden. Zoo
bijv. voor de dalgronden de blauwe mier
(Veronica) in de rogge. Tot groote verwon
dering, doch tevens tot groote vreugde van
velen is hetzelfde het geval met de rus-
schen in de graslanden. In vele perceelen
zijn de russchenpollen geheel verdwenen.
DRONKEN DIEREN EN BEDWELMDE
BEESTEN.
Onder de planten, die in de prairiën van
Texas, New Mexico, Nebraska en ook in
sommige gedeelten van Californië en Zuid-
Amerika voorkomen, zijn er sommige be
kend onder den verzamelnaam „Locokrui
den".
Deze „Locokruiden", meestal prachtig ge
kleurde vlinderbloemen, oefenon op de
grazende dieren, paarden, runderen, scha
pen een bijzondere aantrekkingskracht uit;
zij kunnen er niet afblijven en eten er be-
geerig van, ofschoon tallooze dieren het
slachtoffer worden. De reden, waarom de
dieren zoo dol zijn op deze planten is wel
gelegen in het feit, dat de locokruidon een
soort vergif bevatten, dat een bedwelmende
uitwerking heeft. In het begin voelen de
dieren een zekere behaaglijkheid na het
eten van deze kruiden cn zij schijnen er
veel levendiger door te worden. Spoedig
echter volgt de reactie. Het dier wordt ziek
or er doen zich zware vergiftigingsver
schijnselen voor, die gewoonlijk den dood
tengevolge hebben.
Een zeer gevaarlijke vergiftige plant van
deze soort is een plant met rond lila bloe
men en bladen die zoet sap bevatten, waar
de dieren dol op zijn. Na eten van deze
plant treedt een snort verwarring in, die
veel overeenkomst vertoont mot den toe
stand waarin de monseh verkeert, wan
neer hij zich te buiten gaat aan sterken
drank.
In dezen toestand die soms maandenlang
duren kan, willen de dieren niets anders
eten dan locokrniden, totdat zij tenslotte,
door den dood uit hun lijden verlost worden
Ook na 't gebruik van andere soorten, die
vooral irraag gegeten worden dnnr paarden
en schapen, treden zonderlinge bed-vel
mingstopstanden in. Heeft eon iopg dier
eenmaal den smaak van de*.» plan'en
hppf. dan wil t>et niets andprs ->or eten
Mr>n hppff 7olfs ppeoncf ofppiH oon pr|
kei dipp. dat verslaafd was aan dit hoH pi
mend vergif, de heele kudde „verleidde". De
giftvreters zijn trouwens in het algemeen
haast altijd jonge dieren; de ouderen schijn
nen door een soort voorzichtigheid van het
gebruik der locokruiden afgehouden to
worden.
De karakteristieke kenteekenen van ver
giftiging zijn een onzekerhied in beweging.
Nu eens maken de dieren een groote sprong,
dan weer blijven ze plotseling stokstijf
staan en zijn niet van hun plaats af te krij
gen. Wanneer men er voor zorgt, dat zulka
dieren absoluut geen locokruiden meer btf
hun voedsel krijgen, dan is er nog wel eena
genezing mogelijk.
Een andere plant, die in Virginië in-
heemsch is en een gekleurde wortel heeft,
groeit eveneens in de weiden en is het ge
liefkoosd voedsel van varkens; wat hier wel
't merkwaardigst is, zij werkt alleen ver
giftig op hel gekleurde varkens, terwijl
zwarte varkens ze gerust kunnen eten zon
der er eenig nadeel van te ondervinden.
Ook in de weiden van Australië komt
een locokruid voor.
De dieren raken verslaafd aan deze ver
giftige planten, ofschoon zij er haast altijd
een zware ziekte mee opdoen, die meestal
den dood tengevolge heeft.
De vergiftigde dieren zonderen zich van
de andere dieren af, weigeren ieder ander
voedsel en zoeken naar de vergiftige
kruiden.
Minder gevaarlijk, maar van sterke di
recte inwerking op de dieren zijn de z.g,
slaapverwekkende grassoorten, die vooral
in de Zuidelijke staten van Noord-Amerika
aangetroffen worden.
Deze zijn bijzonder gevaarlijk voor paar
den en koeien, die er op verlekkerd zijn,
maar al heel spoedig in een slaperigen ver-
doovingstoestand geraken. Met gebogen
kop en- gesloten oogen staan de dieren te
slapen en zij zijn niet wakker te krijgen.
Deze toestand duurt ongeveer 5 k fi uur,
daarna beginnen de dieren zich langzaam
te herstellen; maar het duurt heel wat eer,
ze weer heelemaal gezond zijn.
Gemengd Nieuws.
BRANDEN
Te Nieuw-Vennep brandde schuur en wo
ning van H. D. geheel af. Op den zolder
was ruim 2000 K. G. hooi geborgen. Alles
was verzekerd.
HET VLOTBRENGEN VAN DE
„EUGENIA".
Omtrent hef vlotbrengen van de „Euge
nia" <e Den Helder wordt ons nader gemeld:
Het blijkt dat de zeedijk ernstig bescha
digd is. Reeds is er voor de herstelling nieuw
materiaal aangevoerd en zullen de werk
zaamheden vanwege het Departement van
Waterstaat met spoed worden uitgevoerd,
'N GEHEIMZINNIGE VONDST.
Op de heide bij Venlo heeft de politie in
een droge met hooge heide begroeide greppel
aan don zoom van een bosch, een saamgebon
den pak meisjeskleeren gevonden, bevattende
een paar lage schoenen, een grijze mantel,
een witte zakdoek, een hemd, een licht roode
directoire en een paar grijze zijden kousen.
De mantel vertoonde eenige bloedvlekken.
En daarin gevonden portemonnaie bevatte
eenig Duitseh geld alsmede een spoorkaartje
van BreijelGladhach, gestempeld 4 Aug.
Bij de politie te Venlo is. behalve de ver
dwijning van m meisje van ongeveer 15
jaar uit Essen. het begin van deze maand
geen vermissii hekend, waarop deze klec-
ren betrekking nden kunnen hebben. All»
autoriteiten ovc' de grens zijn in kennis ge
steld van de vondst.
EEN „VORSTELIJKE GIFT"
Een pensiongast van Huisduinen vermist
te bij aankomst aan het slaton Den Helder
zijn tasch met ruim fGOO inhoud. Het bleek
dat hij die in den trein had laten liggen;
het sjationspersnncel had haai gevonden
en hii den chef gedeponeerd De belonning
voor den ppr'iiken vinder hechmd uit..
eep ar Dnn- Ho vinder evenwel niet
rn^kt hoofi hii Tonoodznakt gezien te
belooning af te wijzen.