EEN VROOLIJK NEGENTAL. Te Chestfleld in Kent is deze week een orlgtneele golf-matcb gehouden voor kinderen. Mr. Bert Darby, de bekende professional brengt de Jeugdige deelnemers naar hun plaatsen. Het is bekend, dat 't golfspei' in Engeland zeer gewild is. De demonstratie van de Jeugdige deelnemers trok zooals niet te verwonderen is, veel belangstelling. EEN DER SNELLE MACHINES, de „Golden Arrow", waarmede Engeland aan de Schneldercup zal deelnemen, wordt te water gelaten voor een proeftocht. Op den achtergrond passeert de Mauretania op een van zijn record-reizen over den Oceaan. E~N RIJDENDE TENTOONSTELLING van vele soorten korenaren Is door de fransche Staatsspoorwegen ingericht in een trein, die h g°heeie ifrelsL De wedstrijden om de Scbnelder-cup zullen omstreeks September plaatsvinden. DE OUDE CHINEESCHE MUUR, gebouwd hl een tUd toen machthebbers droomden van verovering in verval geraakt. Het gevaarte wordt tha"s afgc- 'er wereld, is in de laatste tientallen Jaren leelljk. broken, want het zou tientallen utiH'o.nen kosten om den steeiien kolos weer op te richten. Kerknieuws. DE TOGA Ds. J. J. Mi edema., Gereformeerd pre dikant te Groningen, schreef in de aldaar verschijnende „Kerkbode" het volgende ar tikel, dat men thans aan ons blad doet toe komen: Het komt nog al eens voor dat in het een of ander dagblad, onder de rubriek Kerk nieuws de belangrijke mededeeling wordt gedaan, dat een Kerkeraid besloot dat de predikanten voortaan in toga zullen optre den in den dienst des Woords. Zelfs wordt er dan nog wel eens het ge wichtige feit bij vermeld, dat de Gemeente zelf die kleedingstukken de predikanten zal aanbieden. Ja, 't zijn wel zeer beteeke- nende gebeurtenissen, die wel wijd en zijd bel end mogen worden. Dat Ds. A. voortaan niet meer in gekleede jas of jaquet of in colbert, maar in toga voor de Gemeente op treedt. Dat staat zoo bizonder, zoo deftig, zoo voornaam. Dat geeft zoo'n cachet aan ambtelijke wijding en hoogheid. Dat maakt heel den persoon zoo interessant. Het is toch wel van belang dat iedereen dat weet Zeker, als ge in vroeger of later tijd reke nen wilt met het gewicht dat vele men- schen om die kleeding kerkten. Uit den ouden tijd is nog wel bekend de strijd over steek en korte broek: zoo echt genoemd de livrei die den knecht Gods kenmerkten en onderscheiden moest Daarn is een tijdlang de rok alleen regel geweest en tenminste de gekleede jas met de witte das en de hooge zijden hoed. F.n toen niemand meer die kleeding eigenlijk droeg, bleef het toch nog een tijdlang juist voor de predikanten gehandhaafd. Terwijl maar al te velen nauwelijks dulden dat de jacquet-jas en zwarte das met gestreepte broek en zonder hooge hoed er voor in de plaats is gekomen. Ja zelfs, hoewel in 't ge wone leven bijna ieder een gewone korte jas draagt, wordt het nog vaak als te we re! dsch en te modern in den predikant af gekeurd. Is er dan toch nog ambtskleeding, zoo- al" de Hoogepriester in den ceremonieelen dienst droeg? Is dan de predikant nog zoo iets aparts, zoo iets afzonderlijks dat het zelfs in zijn kleeding zich moet uitdruk ken? Moet dat gewaad den ambtsdrager maken? Gelukkig, dat wij met deze vragen te stellen weer op den bodem terecht komen. Neen toch, ambtskleeding mag Rome be- geeren, de GereformeerJsn hebben toch nooit de tegenstelling van geestelijken en leeken aanvaard, al is het don ook dat de Catechismus bij wijze van aanhaling de term nog gebruikt. Daarom is er eigenlijk zoo iets kleins in om te strijden over die kleeding. De apostel vermaant over de op zieners dat zij eerbaar moeten zijn (1 Tim. 3 2), dat is waardig, voegzaam, fatsoenlijk. Een regel die geldt voor heel hun optreden, ook in de kleeding en die dus geen enkel voorschrift bevat van een bizonder soort kleeding, dat hen van de andere mcnschen zou moeten onderscheiden. Evenmin als het beteekent, dat zij in hun kleeding altlid tenminste die van enkele jaren terug zijn moeten, maar veeleer dat zij zoo moet we zen dat niemand ze als ouderwetsche zon derlingen nanziet, evenmin als voor stre- vers naar nieuwerwetsche modieuze apartjes. Matig moeten ze zijn, wat zeker ook van de kleeding behoort te gelden. Maar de toga dan? Och, heel de ophef en al de gewichtigheid, die daarvan gemaakt wordt is zeker niet in evenredigheid met de beteekenis die het heeft om al of niet in de toga op te treden. De toga heeft niets te maken met een zeker ambtsgewaad. Geeft allerminst te kennen dat aldus de drager van dit kleedingstuk met een zekere ambtshoogheid wordt overkleed. De toga was eigenlijk het kleed der geleerden. Pro fessoren dragen ze nog bij hun officieel ontreden. Advocaten ook als ze in hun officie verschiinen als geletterde en aca demisch eevo-mde pprsoron. 7on droegen ook vele nredikanten de foir«« ais qa pvntel der geleerden en gestudeerden. Fencp geestelijke beduidenis zit er dus allerminst in. Eenige ambtswaardigheid wordt er dus absoluut niet door uitgedrukt Dat het er soms niet uit wordt afgeleid, zouden wij niet gaarne ontkennen. Maar dat is toch geheel misplaatst Het is dan ook allerminst van zooveel gewicht, dat het nu eigenlijk stof zou le veren voor openlijke publicaties dat in eon of andere Kerk de dominees voortaan in de toga zullen optreden. Evenmin als het van beteekenis is, dat een banketbakker be sloot de mooie witte kiel met een nieuwe poefmuts te dragen als hij in den winkel zijn klanten bedient Er kunnen allerlei practische redenen zijn: als b.v. dat dan alle onderscheid weg is van gekleede jas of jacquet of colbertjas. Dat er dus geen ver schil meer is tusschen dominees met een witte of zwarte das. Dat het zoo practisch is in den winter en in den zomer, omdat het kleed onder de toga naar het jaarge tijde kan worden geregeld. Maar overigens, ons lijkt altijd het een voudige, niet opvallende fatsoenlijke ge waad ook voor den prediker, nog steeds het meest verkieslijk. Tot zoover het artikel van Ds. Miedema, waarbij wij nog het volgende willen op merken: We meonen, dat ons blad in geen jaren er melding van gemaakt Leeft, dat men hier of daar de toga weer ging dragen. En zeker zouden we nimmer zonder, eenige cri- tiek 'n bericht ^ubliceeren, dat een if ande re Kerkeraad tot invoering van de toga voor den predikant een besluit nam. Het „souve- rein in eigen kring" geldt ook hier. Zoolang een predikant zich waardig, voegzaam en fatsoenlijk kleedt, heeft een Kerkeraad ze ker geenerlei besluit te nemen over de snit vat* het domineeskleed, 't zij op den kan sel, 't zij in vergadering of op straat. Wel is 't de moeite waard, eens na te gaan, wat voor beteekenis al aan dat kleed gehecht is. En wie van kerkhistorie houdt, kan in de geschiedenis van ons land me nige treffende bijzonderheid vinden, wel licht meer dan ergens elders. Overigens moeien wij ons niet in zulke persoonlijke zaken, waarvaji in ons „goede landje" maar al te veel „kwesties" en nog erger gemaakt zijn. Hier bestaat, met in achtneming van het „eerbaar" in 1 Tim. 3:2, „kleervrijheid", die, naar we meenen te mogen zeggen, de laatste jaren ook bui ten de predikantenwereld toch steeds meer erkend wordt. In dat opzicht Is onze tijd niet meer geheel gelijk te stellen met de vorige eeuw. Nu den laatsten tijd weer meer de toga gedragen wordt en in verschillende bla den daaraan beschouwingen gewijd zijn, hebben we aan het artikel van Ds. Miedema gaarne plaats verleend, al beteekent dit niet, dat we hiermee de gelegenheid tot discussie ovei dit onderwem openen. Daar aan hebben we allerminst behoefte. Kunst cn Letteren. „WIL EN WEG" VERDWENEN. „DE PLOEG" HERLEEFT. In het laatste nr. van „Wi I en Weg" wordt medegedeeld, dat dit populair-weten- schappelijk maandschrift ophoudt te be staan. In de eerste twee jaren van zijn bestaan won het de warme steun van dui zenden ahonné's. Maar ieder jaar daalde het aantal zijner inschrijvers met 'n 500. waartegenover geringe toename van nieuwe lezers stond, zoodat geleidelijk het getal inschrijvingen gezonken is beneden het peil, waarop een zoo goedkoop tijdschrift zich, zonder subsidie, handhaven kan. Naast de moeilijkheid een inderdaad p o p u 1 a i r-wetenschappelijke periodiek te geven (d j één waarin de moeilijkste on derwerpen smakelijk en eenvoudig behan deld worden), constateert de heer Simons als oorzaken van de „ongunst der tijden" voor „Wil en Weg". „Daar zijn onze couranten. d'o ♦eiken* meer en m"cr brengen van at'e n-.-r i« de Radio. d=o veVn v-u hM 1 heid van ontspanningen, die tot "uilg.'r.u leiden. En daar zijn ten slotte die onge lukkige „portefeuilles", die iedere week een hoopje tijdschriften in huis brengen, zoodat men het geld niet over heeft, om zijn eigen tijdschrift in bezit te houden. Daar mee vooral is het uitgeven van goedkoope tijdsohriften als „Wil en Weg" onmogelijk gemaakt. Zonder een 3000 tot 4000 inschrij vingen kunnen die niet blijven bestaan." Simons geeft echter de moed niet heele- maal op. Hij keert terug tot het vroegere tijdschrift der Mij. voor Goede en Goed koope Lectuur, dat sommigen onzer oudere lezers zich nog wel zullen herinneren: „D e P1 "o e g". „De Ploeg" zal beginnen tè verschijnen op 1 Januari a.s. en zal o.m. brengen: 1. Letterkundige vraagstukken en ver schijningen, zoowel in verband met de uit gaven der W. B. als daarbuiten. O.a. een studie over: Het korte Verhaal, waar in vele door de W. B. uitgegeven oorspron kelijke en vertaalde bundels zullen worden gekenschetst en toegelicht. Verder beschou wingen over de strijd tusschen ouderen en jongeren, zooals die in de literatuur tot uiting komt 2. Stroomingen in Muziek- en Kunstleven. 3. Wetenschappelijke vraagstukken. 4. Korte verhalen en gedichten. 5. Geestelijk en maatschappelijk leven van onze tijd. 6. Prohlemen van Volkskracht. 7. Rubriek L. Simons: „Van onder 't kouter". GUIDO GEZELLE. Dr. V. R. Gaspar heeft in de Vliebergh- leergang te Leuven gelezen over Gezelle als woordkunstenaar. Aan 't verslag in de Brus selsche Standaard is het volgende ontleend: „Uit het onderzoek naar den woordenrijk dom in Gezelle's dichtwerk blijkt dat hij in zijn eerste dichtperiode betrekkelijk matig gebruik gemaakt heeft van archaïstische, dialectische en persoonlijke woorden en woordvormen. Zijn Hiawatha-vertahng ol juister: herschepping staat op zichzelf als poëtisch taalmonument. Gezelle's laatste pe riode brengt niet alleen den hoogsten bloei van zijn poëzie, maar tevens den sterksten groei van zijn woordenrijkdom. In deze pe riode is Gezelle de ongeëvenaarde Vlaamsche „wnnrd"-kiinstenaar. Hij verkiest nu in den regel het archaïsme of dialect op het algemeen Nederlandsch. Het is tusschen 1858 cn 1878 dat Gezelle tot zijn overtuiging komt, dat enkel de levende taal, hier de West-Vlaamsrhe, zijn gevoelen uitdrukken kan Zoo wordt h.v. klein: kleen. overhand: nvernnd. Ook Gezelle's spraakleer is vanzelfsprekend niet de offieioele, zoo ver wisselt hij gedurig hen en hun, ook dan warinper het klankmotief niet opgaat. Dat Gezelle met den hestnnnden woordenschat gpen vrede nam, is algemeer, bekend: hij treedt aldus op als vormer van nieuwe woor den. Daarhij laat hij zich leiden door de ana logic, zoo vormt hii op het schema ..gevleu geld": gekopt, gebekt, getiegerveld. Mogelijk gaan de enische (vormen), die Gezelle hoe langer hoe meer verlaat, op klassieken in vloed terug. Als consequent taaijurist ont week de dichter alle vreemde woorden." CONGRES VLAAMSCHE BIBLIOTHECARISSEN. Het Tongres 1020 der Vlaamsche Vereeni gine van Bibliothecarissen zal gehouden worden te Leuven 29 September a.s. Land- en Tuinbouw. DE CATTALO. ïn Canada worden proeven genomen met een kruising tusschen bison (wild rund) en huisrund. De nakomelingschap van deze kruising wordt hnlfhlned-hnffel genoemd en de nakomplincschan van halfbloed buf f«ls draaft den naam caftaln. De balfWond hison op do r-tf-ln bezitter, lo zppp fp wnardepron pi-once^-nnon In if eerste plaats mag wel de huid genoemd worden. Deze is, wat kwaliteit betreft, on geveer gelijk aan die van den bison. Het haar is dik en warm; de dieren hebben lang, dik, krullend en zacht bont, waarvan ieder settler in de Canadeesche prairie districten gaarne een jas zou willen be zitten. In de tweede plaats zijn deze cat- talo's bijzonder ruig en sterk; ze schijnen er welhaast speciaal op toegerust te zijn om de verschrikkelijke koude windvlagen te doorstaan, welke in die streken kun nen voorkomen. Waar tamme runderen door deze als het ware weggewaaid wor den, doorstaan de cattalo's deze windvla gen zonder er merkbaar nadeel van te on dervinden. Ook bieden ze beter weerstand aan besmettelijke ziekten, waarvoor ze minder vatbaar schijnen te zijn. Eindelijk zijn de cattalo's in staat hun voedsel te zoe ken en te vinden op terreinen, waarop tamme runderen zouden omkomen van ge brek. In den strengen winter graven ze hun voedsel onder de sneeuw vandaan. Schuilplaatsen tegen het weer hebben ze blijkbaa ook niet noodig. Dit zijn de goede eigenschappen. Echter de meeste stierkal veren worden dood geboren en dikwijls bezwijken dan ook de koeien, terwijl de stierkalveren, die in leven blijven, meestal onvruchtbaar blijken te zijn. Zeer moeilijk is bet ook om een volwas sen bisonstier met een tamme koe te pa ren. Men heeft echter geconstateerd, dat bison- en runderkalveren, wanneer ze sa men zijn opgefokt, later, als ze volwassen zijn, kameraadschappelijk met elkaar om gaan. Men beproeft ook kruising tusschen yak (Tibetsch rund) en gewoon huisrund. De yak heeft lange haren en een staart als van een paard. Het dier knort als een var ken en geeft goede melk. Het is vrij van besmettelijke ziekten. VERDELG DE BISAMRAT.I In „De Veldbode" wordt aangedrongen op het verbieden van den invoer van bi- samratten, voor welk doel dan ook, bene vens een verbod op het houden en aanfok- ken van deze dieren, die een gevaar zijn voor de dijken en een plaag voor de land bouwers. De enkele exemplaren, die zich reeds in onze pelsdierfokkerijen bevinden, moesten van rijkswege worden onteigend en onscha delijk gemaakt. Zij zijn al te gevaarlijk. Men achte het gevaar niet gering. Als één paartje of één drachtig moertje weet te ontsnappen, dan weet men wel het be gin, maar niet het einde van de ellende en de schade, welke hierdoor ontstaan kan. Men denke maar eens aan de vlugge ver menigvuldiging van deze diersoort, hun slimheid, de moeilijkheid of onmogelijk heid ze aan het lijf te komen, als zij bijv. in een rivierdijk hun woning hebben op geslagen. Het kwaad is nu nog te voorko men, met geen of niet noemenswaardige onkosten. TE VEEL VAN HET GOEDE. In het orgaan van het Centraal-bureau van de veilingen wordt er op gewezen, dat in Maas en Waal de burgemeesters op in stigatie van den commissaris van de Ko ningin den boeren suggereeren met alle kracht intensieve cultures te beginnen en vooral door cultuur onder glas Maas en Waal te maken tct een tuinbouwstreek Het genoemde orgaan wijst er op, dat de aanvoer van torna ton thans reeds zóó enorm is. dat de binnen en de buitenland- sche markten daarmede reeds een maand vroeger dan in 1928 op een zoodanige wij ze overvoerd zijn, dat de prijzen tot ver be neden productieprijs gedaald zijn. Mag on der dergelijke omstandigheden een „blij verschiet" worden voorspeld aan Maas en Waal, indien het zich met alle kracht tot een streek van glascultuur zal gaan ont wikkelen? Is het niet veeleer wenscheliik, dat men de beslaande cultures zoo ratio neel mogelijk drijft en de pachtprij-en in overeenstemming terugbrengt tot 'n re ëel peil. „De Veldbode' voegt hieraan toe: liet is gewoon idioot om een landbouw streek, lie aan den grond zit, onder de te genwoordiee omstandigheden tot een tuin bouwstreek te willen m^ken. daar de nosl tie van ori7"n tuinbouw daardoor nog maar moeilijker moet worden en de kans maar weer vergroot wordt, dat deze óók aan den grond zal geraken. DE HOOIHANDEL. De „N. Kamper Crt." meldt van het Karn- pereiland: De hooihandel wil nog maar niet vlotten. Het verluidt dat de land bouwers thans f 45 per duizend pond vra gen, waarvoor de handel echter nog niet bereid is te koopen. Elders heeten de vraagprijzen lager te zijn en zouden instellingen, die anders ge woonlijk hun hooi hier koopen, in andere provinciën gekocht hebben. Lang kan de toestand niet blijven zooals die nu is, maar of die heel hooge prijzen besteed zullen worden als vele landbouwers verwachten, zal nog moeten blijken. ROEKEN, RITNAALDEN EN BIETEN. Te Merkelbeek (L.) kwam een landbou wer tot de onaangename ontdekking, dat roeken zeer veel schade aanrichtten in zijn bietenveld. Jonge planten werden met massa's door deze kleine kraaien uitge trokken. De landbouwer meende, dat ze zulks waarschijnlijk deden bij het zoeken naar ritnaalden. Nimmer nog had de man iets dergelijks op zijn akkers waargeno- STRENGE WINTERS EN PARASIETEN. In de Landbouwcrt. voor de veenkolo niën vestigde de redactie er de aandacht op, dat de zeer strenge winter allerminst een doodenden invloed schijnt gehad te hebben op allerlei schadelijke insecten. Zij noemt als voorbeelden de bietcnvlieg en de aardappelrups, die dit voorjaar meer dan gewoon voorkomen. Men zou hieraan voor verschillende perceelen op de Drent- sche zandgronden nog kunnen toevoegen de smalle graanvlieg en de ritnaald. Daarentegen is de strenge koude wel doo- delijk geweest voor sommige onkruiden. Zoo bijv. voor de dalgronden de blauwe mier (Veronica) in de rogge. Tot groote verwon dering, doch tevens tot groote vreugde van velen is hetzelfde het geval met de rus- schen in de graslanden. In vele perceelen zijn de russchenpollen geheel verdwenen. DRONKEN DIEREN EN BEDWELMDE BEESTEN. Onder de planten, die in de prairiën van Texas, New Mexico, Nebraska en ook in sommige gedeelten van Californië en Zuid- Amerika voorkomen, zijn er sommige be kend onder den verzamelnaam „Locokrui den". Deze „Locokruiden", meestal prachtig ge kleurde vlinderbloemen, oefenon op de grazende dieren, paarden, runderen, scha pen een bijzondere aantrekkingskracht uit; zij kunnen er niet afblijven en eten er be- geerig van, ofschoon tallooze dieren het slachtoffer worden. De reden, waarom de dieren zoo dol zijn op deze planten is wel gelegen in het feit, dat de locokruidon een soort vergif bevatten, dat een bedwelmende uitwerking heeft. In het begin voelen de dieren een zekere behaaglijkheid na het eten van deze kruiden cn zij schijnen er veel levendiger door te worden. Spoedig echter volgt de reactie. Het dier wordt ziek or er doen zich zware vergiftigingsver schijnselen voor, die gewoonlijk den dood tengevolge hebben. Een zeer gevaarlijke vergiftige plant van deze soort is een plant met rond lila bloe men en bladen die zoet sap bevatten, waar de dieren dol op zijn. Na eten van deze plant treedt een snort verwarring in, die veel overeenkomst vertoont mot den toe stand waarin de monseh verkeert, wan neer hij zich te buiten gaat aan sterken drank. In dezen toestand die soms maandenlang duren kan, willen de dieren niets anders eten dan locokrniden, totdat zij tenslotte, door den dood uit hun lijden verlost worden Ook na 't gebruik van andere soorten, die vooral irraag gegeten worden dnnr paarden en schapen, treden zonderlinge bed-vel mingstopstanden in. Heeft eon iopg dier eenmaal den smaak van de*.» plan'en hppf. dan wil t>et niets andprs ->or eten Mr>n hppff 7olfs ppeoncf ofppiH oon pr| kei dipp. dat verslaafd was aan dit hoH pi mend vergif, de heele kudde „verleidde". De giftvreters zijn trouwens in het algemeen haast altijd jonge dieren; de ouderen schijn nen door een soort voorzichtigheid van het gebruik der locokruiden afgehouden to worden. De karakteristieke kenteekenen van ver giftiging zijn een onzekerhied in beweging. Nu eens maken de dieren een groote sprong, dan weer blijven ze plotseling stokstijf staan en zijn niet van hun plaats af te krij gen. Wanneer men er voor zorgt, dat zulka dieren absoluut geen locokruiden meer btf hun voedsel krijgen, dan is er nog wel eena genezing mogelijk. Een andere plant, die in Virginië in- heemsch is en een gekleurde wortel heeft, groeit eveneens in de weiden en is het ge liefkoosd voedsel van varkens; wat hier wel 't merkwaardigst is, zij werkt alleen ver giftig op hel gekleurde varkens, terwijl zwarte varkens ze gerust kunnen eten zon der er eenig nadeel van te ondervinden. Ook in de weiden van Australië komt een locokruid voor. De dieren raken verslaafd aan deze ver giftige planten, ofschoon zij er haast altijd een zware ziekte mee opdoen, die meestal den dood tengevolge heeft. De vergiftigde dieren zonderen zich van de andere dieren af, weigeren ieder ander voedsel en zoeken naar de vergiftige kruiden. Minder gevaarlijk, maar van sterke di recte inwerking op de dieren zijn de z.g, slaapverwekkende grassoorten, die vooral in de Zuidelijke staten van Noord-Amerika aangetroffen worden. Deze zijn bijzonder gevaarlijk voor paar den en koeien, die er op verlekkerd zijn, maar al heel spoedig in een slaperigen ver- doovingstoestand geraken. Met gebogen kop en- gesloten oogen staan de dieren te slapen en zij zijn niet wakker te krijgen. Deze toestand duurt ongeveer 5 k fi uur, daarna beginnen de dieren zich langzaam te herstellen; maar het duurt heel wat eer, ze weer heelemaal gezond zijn. Gemengd Nieuws. BRANDEN Te Nieuw-Vennep brandde schuur en wo ning van H. D. geheel af. Op den zolder was ruim 2000 K. G. hooi geborgen. Alles was verzekerd. HET VLOTBRENGEN VAN DE „EUGENIA". Omtrent hef vlotbrengen van de „Euge nia" <e Den Helder wordt ons nader gemeld: Het blijkt dat de zeedijk ernstig bescha digd is. Reeds is er voor de herstelling nieuw materiaal aangevoerd en zullen de werk zaamheden vanwege het Departement van Waterstaat met spoed worden uitgevoerd, 'N GEHEIMZINNIGE VONDST. Op de heide bij Venlo heeft de politie in een droge met hooge heide begroeide greppel aan don zoom van een bosch, een saamgebon den pak meisjeskleeren gevonden, bevattende een paar lage schoenen, een grijze mantel, een witte zakdoek, een hemd, een licht roode directoire en een paar grijze zijden kousen. De mantel vertoonde eenige bloedvlekken. En daarin gevonden portemonnaie bevatte eenig Duitseh geld alsmede een spoorkaartje van BreijelGladhach, gestempeld 4 Aug. Bij de politie te Venlo is. behalve de ver dwijning van m meisje van ongeveer 15 jaar uit Essen. het begin van deze maand geen vermissii hekend, waarop deze klec- ren betrekking nden kunnen hebben. All» autoriteiten ovc' de grens zijn in kennis ge steld van de vondst. EEN „VORSTELIJKE GIFT" Een pensiongast van Huisduinen vermist te bij aankomst aan het slaton Den Helder zijn tasch met ruim fGOO inhoud. Het bleek dat hij die in den trein had laten liggen; het sjationspersnncel had haai gevonden en hii den chef gedeponeerd De belonning voor den ppr'iiken vinder hechmd uit.. eep ar Dnn- Ho vinder evenwel niet rn^kt hoofi hii Tonoodznakt gezien te belooning af te wijzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 8