ZONDAIGSBLAD
a
p.
81
SCHAAKRUBRIEK.
i
m
m
is
i
A
fl
Wk
m
I
M
A
P
A
i
§l
A
iï
ia
WtoorcridcJUs^N bil
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
n
Redacteur: W. J. H. CARON, Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W.
Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten.
Wit wil nog niet Pf3 spelen om het veld d5, dat
hij in zijn macht heeft, geen dekking te onttrekken;
d7d5 blijft dus verhinderd.
6PcGe7
7. Pgl—f3
Belet weer d7d5, daar c5 gedekt moet worden.
7d7dö
8. 0—0 0—0
9. Ddl—cl
Dreigt LhG met verzwakking van zwart's konings
vleugel door looperruil. Maar na eventueel 9
TeS 10. Lh6 LhS kan wit zijn spel veel vrijer ont
wikkelen. Daarom accepteert zwart den looperruil
en tracht zelf tot een goede ontwikkeling te komen.
9Pf6h5
10. Ld2—hG f7—f5!
11. Lh6Xg7 KgSXg7
Thans dreigt f4f5!
12. e2e3 h7—M
Om Lc6 te kunnen spelen, zonder afruil door Pg5
eLc. te riskeeren.
13. Pc3c2 Lc8e>6
14. Del—c3 Kg73)7
15. Pf3d2 c706
16. Tal—el Dd8—d7
17. f2—f4 e5XM
18. Pe2Xf4 PhGXW
19. g3Xf4
Wit nneemt niet den e-plon terug, om het remise-
vaarwater te ontzeilen. Het openen van de g-lijn
en da daar gevoerde aanval geven de partij een
eigenaardige bekoring.
19Ta8e8
20. Tfl—13 Pe7g8
Een even typeerende zet als de 20ste aet uit de
vorige rubriek {partij SaemischVidm&r). Zwart
heeft het doel naar een bekenden regel een
centrumactie te ontwikkelen tegenover wit's drei
genden vleugelaanval. Wit's e-pion is zwak en wordt
voorwerp van aanval Het veld er vóór wordt nu
eerst door zwart vermeesterd.
21. T13g3 Pe8—ffi
22. Lg2—f3 d6d5!
23. b2—b3
Natuurlijk neemt wit niet op d5. Zwart zou hier
toe gaarne dwingen en speelt.
23Te8—d8
Dreigt dc:i met pion winst
24. d3d4
Vrijwel gedwongen. Op 24. c5 volgt 24.
25. ed: Tfe8 en zwart staat zeer goed.
Na den tekstzet heeft zwart hot veld e4 volkomen
in zijn macht en daarmee het eerste doei van zijn
plan volvoerd.
J§ 1
i
1
t-
1
s
i
g
I
S!
a
5
SJ
£2
a
Wit begint en geeft in twee zetten mat
Wit (11): Kc8, De2, Tfl, ThC, LbS, Lht, PeS, PM,
pix3, dl, h2
Zwart (183; KcS. Del. Tol. TgO, Lel, Llï, pi.b5, c6.
ClO, lil)
Probleem no. 183
Van: G. THOREN.
Wit bc-gint en geeft in drie zetten mat
Wit (3): Kd4. Dc3, Tg7
Zwart (3): Kh3, Tdl, Ld3
Dit is een prachtig probleem
Onndanks het kleine aantal stukken en de schijn
baar onschuldige stelling is de oplossing bijzonder
lastig.
Men wordt verzocht dt oplossingen binnen acht
dagen in te zenden.
Oplossing van probleem no. 131
Van: G. J. NIETVELT.
Wit (12): Kf3, Dd8, Tb8, Tc7, La8, Lgl, Pd4, Pc5,
pi.bt, d3, d6, f4
Zwart (7): Kd5, DcO, TaG, Lf8, Pb7, pi.ai, a5
Mat in twee zetten
Sleutclzct: 1. Peac4
Oplossing van het eindspeL
Van: T. B. GORGIEFF
Wit (4): Kg4, Lg7, Pa7, pi.cG
Zwart (5): KdG, Lg8, pLda, d7, e4
Wit begint en wint
De winst is afhankelijk van de promotie van pion
c6, dien Wit door 1. Lg7—e5f! aan afruil kan ont
trekken.
Zwart kan echter na 1KdGXe5 2. cG—c7
door 2Lg8eGf 3. Kg4—gó d7dfi don pion
tegenhouden, maar dan geeft 4. Pa7c6 een zeer
.verrassend mat! Of met verwisseling van zetten 2.
d7—d6 a Kg4gö! Lg8—«6 4. Pa7—efi*!
Een andere variant is 1Kdfi—e7 (of Kc5)
2. cG—c7 Lg8—e6f 3. Kg4—f4 d7—dG 4. Leö—d4 (of
Lg7) en zwart moet zijn Loopcr voor den pion of
feren. De zwarte pionnen geraken daarna snel in
handen van wit en de zwarte K. wordt door L+P
jnatgczeL
Goede -oplossingen ontvangen van: J. Daams (181
en eindspel), Rotterdam; L. Mo] (181 cn eindspel),
Jxxjsduinen; H. T. Nicuwhuis |S1 en eindspel),
Amersfoort; M. Opbroek (181), Den Ilaag; F. Poste-
ina (181 cn eindespel) Assen; G. H. C Stevens (181),
Kesteren.
r ENGELSCHE OPENING
WT~ Gespeeld te Ramsgate 30 Maart 1929
f Wit: CAPABLANCA Zwart: M1CIIELL
1. c2c4 c7c5
2. Pblc3 Pr8ffi
3. g2g3 l')>8—cG
4. Lflg2 g7gG
5. d2d:t l.f8g7
i G. Lel—d2
Stand na 46. Dg2—11
«li
mm.
i
IS
I
)P
i
'M-v'
1
mi
*Mé
A
I
T
B
B
D
m
12
r
®15t
46.
Stand na 24. d3d4
k
is
ik
mff-,
A
A
"g
m
24.
Pf6c4
Zwart ziet thans in, dat hij pion e3 niet kan ver
overen, ondanks c4 in zijn macht is. Driemaal znu
hij e3 kunnen aanvallen (2 T+D), wat natuurlijk
onvoldoende is.
Wit pareert dezen aanval gemakkelijk met K+2
stukken.
Daarom besluit zwart met den tekstzet het midden
vast te zetten, waarna de remise-kansen zeer groot
zijn.
25. Pd2Xe4
hG—Ii5
Hot was nog niet te zien, hoe wit de partij moest
winnen, wanneer zwart zijn afwach tings tactiek had
voortgezet, bijv. met 46TJ7. Thans echter
geeft zwart het veld g5 vrijwillig over en verliest
daardoor de partij. Op bijzonder fijne wijze weet
Capablanca binnen te dringen.
47. Tg4g5 Tf5Xg5
48. h4Xg5 Df6£5
49. Dflh3 Df5Xh3f
Dit Rc-Jiijnt te vereenvoudigen, maar verhaast id
werkelijkheid de catastrophe.
50. Kh2Xh3 Kh7—g7
51. Kh3h4 Kg7—17
52. b5Xc6 bTXcfi
53. TL23J8 TC7—e7
54 TbBc8 Te7e6
55. Tc8c7f Kf7—g3
56. Kb 4g3 Kg8—f8
57. 14—f51 gCXJS
58. Kg3—f4 To6—«7
59. Tc7Xcfi h5—3i4
60. TcG—hG Te7—g7
6L Th6Xh4 Opgeheven
CORRESPONDENTIE.
G. H. C. te K. Er bestaat een werkje van Scilber-
ger over het oplossen van problemen. Ook Den Her
tog gaf een boekje over Schaakproblemen. Het besta
werk is nog steeds Weellink, Ideeën en Scholen,
Alles bij Van Goor, Gouda.
Om het laatste werk door te nemen, is nogal wat
tijd noodig. Overigens geeft veel oplossen ook wel
routine. Maar moeilijke problemen zullen er voor
een ieder altijd blijven.
J. D. te R. Mag ik nog eens de notatie van Uw
robleem ontvangen?
Jb. D. te R. Zoudt U mij het bewuste boekje deze
week willen terugzenden?
f5Xe*
Dd7e7
TfS—f7
I. Lf3c',
27. Tel—fl
28. Dc3a5
29. Tfl—f2 Lefi—15
30. Tf2g2 Td8—dfi
31. Le2g4 I-f5Xg4
32. Tg3Xgi De7d7
33. Ii2—h4
Dreigt h5!
33TI7—15!
Veel heter dan hGh5, waarna wit het gewichtige
veld g5 bezit. Er dreigt nu dc:!
34. c4cö
35. a2—a4
36. Dab—bfi
37. D1)G—aT»
38. Da5—el
39. 1»3—1)4
40. Del— g3
41. Tg2b2
42. Dg3g2
43. bi—b5
44. aiXbf»
45. Kglli2
4G. Dg2—fl
Tdfiffi
Dd7—e7
Tf6efi
Tf5h5
Tefiffi
I)r7—.17
Dd7—efi
Th515
Tffi17
af.Xb5
RUILEN ZONDER TE HUILEN.
Correspondentie: T. N. te Den Haag. De Biissinkplaatjes
staan werkelijk nog voor u genoteerd, maar 't duurt zoo
vréëselijk lang eer een bepaald aantal binnen is. 'k Hoop
dat u nog even geduld hebt!
S. v. B. te Barneveld. Zie art 1 en art. 10.
Art. 1. AI uw brieven moeten vergezeld gaan van
15 cents aan postzegels, zullen zij naar uw wensch'
behandeld worden. Ontbreekt het noodige echter dan
krijst u de helft toegezonden van het aantal bons en
plaatjes waar u anders recht op zou hebben.
Art 2. Aan ons bureau kunnen verschillende soor
ten bons en plaatjes tegen elkaar ingeruild worden.
Art 3. Wat we bij ontvangst van uw aanvraag niet
in voorraad hebben, wordt genoteerd en zoo spoedig
mogelijk gezonden.
Art 4. KwatLa-soldaatjes en Sickcsz-wapens opge
plakt inzenden.
Art. 5. Vuile en beschadigde plaatjes worden door
ons vernietigd en gelden niet
Art 6. liet verdient aanbeveling naam cn adres
steeds duidelijk op de enveloppe te vermelden opdat
uw zending bij onvoldoende frankeering niet zoek
raakt, want met strafport bezwaarde stukken worden
geweigerd.
Art 7. Het staat aan ons de waarde te bepalen van
wat u zendt en als u met ons meedoet bctcekent dat,
dat u zich ook aan deze regel onderwerpt
Art 8. Zij die ons speciale nummers van de Klaver
blad, Bloemen cn Vogelalbumplaatjes vragen,
zenden we zooveel mogelijk het gevraagde. Voor do
nummers die vvo niet voorradig hebben sturen we
andere exemplaren die in te ruilen zijn bij: De direc
tie der Reclameafdeeling van de Klaverblad-Karno-
melkzeepfabriek, Spaarwoudcrstraat 14, Haarlem.
Art 9. De vetgedrukte namen in onze aanvraag zijn
van d i e bons en plaatjes waar veel aanvragen van
liggen, waar dus b" voorkeur niet om gevraagd moet
worden en waar we veel .ran kunnen gebruiken.
Art 10. Geregeld komen er vragen binnen of we
ook soms die en die plaatjes ruilen of albums. Hier
op geldt het antwoorJt: Alleen die bons en plaatjes
die in aanbod en aanvraag genoemd worden. In
albums nooit Als u bijzonder er op gesteld bent dat
6r een nieuw soort bons of plaatjes bij bet uitgf breide
fonds wordt bijgevoegd, kunt u ons die wensch ken
baar maken en zoo er meer vragen naar één soort
zijn, kunnen we er toe overgaan ze ook op te nemen.
Deze week bicden we aan: Vcrkadcplaatjes van
alle vroeger verschenen albums vanaf „Lente" tot
en met „Kamerplanten", Van Houtenbons, Van Delft
Vogel plaatjes, Holland (Wascholiuc) plaatjes, Klaver-
blad Bloemen plaatjes
Gevraagd worden: ITillcbons, Sickcszwapens, Kwat-
ta-soldaatjes, Rademakeis-bons, Bussink Mijn Land-
plaatjes, Klaverblad Vogelplaatjes, Droste bons,
Droste Indië-plaatjcs, ErdalPelikanen, bons van de
Lever's Zeepmaatschappij.
Ons adres is als van ouda:
ONS RUILBUREAU, SOEST. Jg
ZATERDAG 24 AUGUSTUS;
No. 34 JAARGANG 1929)
Vfc a
In de vacantietijd zal het Zondagsblad met VIER
bladzijden verschijnen.
DAT DE HEERE RECHT IS
t zullen «U nog
Psalm 92 Z 15 en 16.
f Ts 'er wel Iets wat Israël zoo diep wordt ingeprent
Cis dit: dat de Hecre recht is?
Het is juist deze belijdenis Yan Gods gerechtig
heid, die aan alle murmureering en opstand tegen
Hem het zwijgen oplegt. Voor Gods almacht kan
een mensch morrend bukken: er is tegen Hom
niets te beginnen. Zijn wijsheid is ondoorgronde
lijk, en wij hebben te zwijgen in onze onwetend-
lici dv
Maar als God zich tot den mensch nederbuigt en
zegt: „o, mijn volk, wat heb Ik u gedaan, en waar
mede heb Ik u vermoeid? betuig tegen Mij" (Micha
6:3), of: „wat voor onrecht hebben uwe vaders
aan Mij gevonden?" (Jer. 2:5), dan moet die
mensch met de kennis van recht en onrecht, die
hem gegeven is, oordcelen over Gods daden.
En dan wordt hij overtuigd, dat Gods doen recht
is. Dan is het niet een blindelings toestemmen, dat
God rechtvaardig is uit vrees voor zijn macht.
Maar een erkenning van de rechtheid van ziju da
den.
En toch, is het niet juist tegen die gerechtigheid
Gods dat ons zondig hart telkens weer in verzet
komt?
Wat is toch dc grondtoon van alle roumn'.rce-
ring tegen zijn bestel in ons eigen levenslot, in
tien gang der gebeurtenissen om ons heen, anders
dan een twijfelen aan zijn rechtvaardigheid?
Dat zeggen van: waarom moet dit mij nu treffen
en niet een ander? Of: hoe kan God zoo iets ge-
doogen? om erger en nog goddeloozcr uitingen
nu maar niet eens aan te halen wat is het an
ders dan dat God van onrecht wordt beschuldigd?
Het schrikkclijkst is, dat men zulke uitingen uit
het hart over de tong l&at glijden, zonder in ernst
erover te hebben nagedacht.
En om het dan een schijn van gewichtigheid to
geven, spreekt men van raadselen of dat klinkt
nog wat voornamer problemen.
Niet zelden boort men zulke woorden uit den
mond van dezulken, die nog nauwelijks den leef
tijd van nadenken bereikt hebben.
Of dan de belijdenis van Gods gerechtigheid en
Vragen laat zitten? Zeker wel. De Schrift zelve legt
ze ons voor. Maar dan in geheel anderen vorm dan
het onnadenkend bedillen van Gods daden.
Dan is er een man, oprecht en vroom, God vrec-
zende en wijkende van het kwaad, die van den
berg van voorspoed wordt neergestort in een af
grond van jammer cn ellende, en die tevergeefs het
spoor van Gods gerechtigheid hierin zoekt te vin
den.
Dan is er een geslacht van rechtvaardigen, dat
in allerlei moeite cn verdriet den voorspoed der
goddeloozen aanschouwt en het spoor van Gods
gerechtigheid daarbij kwijt raakt.
Maar don houdt èn die lijder èn dat geslacht der
Vromen vast aan Gods gerechtigheid, ook al zien
zij die nog niet doorblinken. En zij troosten elkaar
ermee, dat „het oordeel zal wedcrkcercn tot de ge
rechtigheid, cn alle oprechten van harte zullen het
navolgen" (Ps. 94 15).
Zij, die in Gods gerechtigheid geloovcn gaan bi)
het licht van zijn Woord zoeken naar het antwoord
op de vragen, die hen benauwen.
Zij ontvangen intusschcn den troost, dat hun God
hen niet zal begeven of verlaten. Zij richten het
oog op zooveel, wat hen opwekt tot zjjn lof en eere.
En daardoor worden zij bewaard om niet te bezwij
ken onder het lijden. Bewaard ook yoor yerdwafen
in ongeloof en afval. -
Maar moeilijk blijft het voor hen.
Een van de lichtstralen waarin Gods rechtvaar
digheid doorblinkt is, „dat de goddeloozen groeien
als het kruid en alle de werkers der ongerechtigheid
bloeien opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd
worden". (Ps. 92:8).
Daarentegen: „de rechtvaardige zal groeien als
een palmboom; hij zal wassen als een cederboom
op Libanon" (vs. 13). M alTI
En dan de uitkomst, het resultaat, de slotsom!
In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruch
ten dragen. En die vrucht is hierin saam te vat
ton, dat zij verkondigen, dat de Heere recht is, dat
zij roemen: Hij is mijn rotssteen, en in Hem is geen
onrecht.
Dan zijn alle euvelen opgeklaard. Dan beschijnt
dv» zonne der gerechtigheid heel den hemei boven
hun hoofd en heel de aarde onder hun voeten, dan
vervult zij do wereld rondom hen met haar licht
en haar warmte.
Dit is dan de uitkomst van Gods werk aan hen
en in hen.
Zij verkondigen, ook zonder te spreken, door hun
verschijning dat de Heer recht is. Het is aan hen
te zien voor wie oogon heeft om te zien.
En omdat ook zij zeiven daar oogen voor hebben,
verkondigen ze het blijde: De Hecre is mijn rots
steen, in Hein is geen onrecht.
Dit is dan de slotsom van hun leven en van
hun levenservaring.
Maar die slotsom is vaak wel in een weg van
zwaren strijd verkregen. Verspieders hebben ge
loerd op hun gangen, hebben gezocht een woord
uit hun mond te bejagen. Boosdoeners zijn tegen
hen opgestaan.
En dit was nog maar de strijd van buiten. En
veel zwaarder was de strijd van binnen. De strijd
met hun eigen ongeloof. De strijd met de booze en
zondige opwellingen van hun hart. De verzoekin
gen, om het maar op te geven. De aanvechtingen,
om als de lasteraar van Gods gerechtigheid te spre
ken en te handelen. De verleiding, om al was het
dan maar' in kleinigheden en ondergeschikte din
gen het niet zoo nauw te nemen.
O, hoe zouden de goddeloozen gejuicht hebben,
indien het daartoe was gekomen. Dan zou de belij-
denis van Gods rechtvaardigheid door haar belijder*
zelf zijn gelogenstraft. J
Maai' daarvoor heeft Gods trouw hen bewaard. -:
Zoo behalen zij in het einde toch de overwinning;'
En zoo ge mocht vragen, wat dan de verborgen;
kracht was van dit hun geloof, zie dan naar Gol
gotha. En lees dan Paul us' brief aan de Romeinen
over de rechtvaardigheid Gods die in het Evangeü*
der verlossing tot volle ontplooiing is gekomen.
Want die rechtvaardigheid Gods is in het straf
fen van onze zonden aan zijn lieven Zoon Jezus
Christus onze behoudenis geworden. Die rechtvaar
digheid Gods is in de opwekking van Christus uit
de dooden verheerlijkt
Hier schijnt het volle licht, dat het oog verkwikt
en het hart verblijdt yan allen die God zoeken ea
zijn gerechtigheid.
Daarom moest dit ook het besluit zijn van Israëli
Sabbathspsalm. Want wel was dit heilgeheim toea
nog niet ten volle geopenbaard. Maar het lag toea
reeds achter den strijd der vromen om aan God*
gerechtigheid vast te houden.
En daarom is er nog iets, dat ge hier niet moogt
voorbijzien.
Het is dit: „Zoo Gij, Heere, de ongerechtigheden
gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?" (Psalm 130 2).
Die belijdenis hebben zij, die onder Israël op Gods
gerechtigheid hoopten, nooit onderdrukt
Daarom is de erkenning van Gods gerechtigheid
ons eigen vonnis. En het getuigen voor Gods ge
rechtigheid is, bij alle beslistheid tegenover een we
reld die haar verzaakt, altijd gepaard met ootmoef
digheid voor God in het hart van wie haar najagen,.
Gods gerechtigheid zou, buiten de vergeving onzei*
zonden om, nooit onze roem kunnen zijn. Maar ia
de vergeving onzer zonden om de genoegdoening
van Christus is ze dc vaste grondslag onzer zalig
heid.
De belijdenis, waarmede Israels Sabbathspsalm
besluit, is een belijdenis voor heel Gods volk.
Maar ze gaat in haar rijkdom voor ons eerst van
lieverlede open. Ze is ook levenservaring.
Wel u, zoo gij van uw levenservaring die belijde
nis als een vrucht moogt wegdragen.
Wel u, zoo deze vrucht hij u rijpt in het .voort
gaan van de Jaren. T
Altijd geringer in uzelf voor God.
Altijd meer roemend in zijn gerechtigheid, waar
in geen onrecht Is.
FRISSCHE OUDERDOM
Gij hebt mij van mijn kindschc dagen
geleid cn onderricht; <rw.
nóg blijf ik naar mijn plicht r&
van Uwe wond'ren blij gewagen
O God, wil mij bewaren
bij 't klimmen mijner jaren!
iBlijf mij in mijne grijsheid sterken;
verkwik mijn ouderdom;
bewaak mij van rondom.
Zoo meld' ik dit geslacht Uw werken:
zoo zal 'k Uw grootheid zingen
voor hun nakoraclingeu.
Ik zal blijmoedig henen treden
in "s Heeren mogendheid.
Mijn hart is uitgebreid,
O Heer, om Uw gerechtigheden,
ja die alleen, te prijzen
op aangename wijzen.
(Psalm 7L) i