DRAAGT ELKANDERS LASTEN VARIA. 214 a Rie wachtte vergeefs dien avond. Ze meende zoo stellig, dat Jet nog wel zou komen zeggen, hoe het afgcloopen was. Maar Jet verscheen niet. Geen goed teeken, dacht Ric. 't Was ook niet anders te ver wachten. Toch zou zc wel eens graag willen weten, wat er gezegd was door die twee. Ze zou nu tot mor gen moeten wachten. Den volgenden dag echter werd haar nieuwsgierig heid nóg niet bevredigd. Mijnheer Hartman sprak met geen enkel woord over het bezoek en toen zo na vieren bij Jet aanbelde, was die niet thuis. Later op den avond kwam Jet wel bij haar, maar zei weinig en over wat toch het sterkst moest leven in haar ziel heelemaal niets. Eindelijk vroeg Rie: „en, hoe was het gisteravond?" „Je hadt gelijk, Rie, er is niet de minste kans voor me." „Hoe hoe was hij, Jet?" „Och, hij zei harde dingen, die ik eerst nog ver werken moet," was het antwoord. Toen vroeg Rie niets meer. Jet was niet zoo heel gesloten van aard, dus het moesten wel rake dingen zijn, die mijnheer Hartman gezegd had. Doch Jet was niét boos, dat bleek duidelijk. Rie was er dankbaar voor. „Waar wilt u ons bobben, juffrouw," vroeg eenige maanden later op Rie's verjaardag mijnheer Hart- Rie wees de stoelen, maar, o schrik, mijnheer ging niet links, doch rechts van mevrouw zitten en dan nog een plaats verder dan ze bedoeld had. Nu kwam hij vlak naast Jet en ze had zoo gehoopt, die twee wat verder van elkaar te houden. Aan denzelfden kant zitten en dan een paar plaatsen er tusschen had ze gedacht, 't Moest tóch al moeilijk zijn voor Jet, hem te ontmoeten, 't Was heel aardig, dat ze gekomen was, maar nu vlak naast hem. „Ah," zei hij, toen hij gezeten was, „dat is, geloof ik, juffrouw Gerritsen, die ik als buurdame gekregen heb, hè?" ,,'t Doet me genoegen, dat u me nog niet vergeten is, mijnheer." „Gunst, u vergeten, neen, 't was jammer, dat we niet wat vriendschappelijker konden scheiden dien avond. Maar u is toch, hoop ik, niet boos meer op me?" „Boos mijnheer Hartman? Neen, ik zou daar trou wens ook geen reden voor hebben. U heeft me hard aangepakt, maar ik verdiende het, dat heb ik tóén al gevoeld en later steeds beter ingezien." „Juffrouw" en Hartman sprak zóó zacht, dat zelfs Rie, die daar dicht bij op de theetafel de kopjes ver zette, hem niet hoorde: „juffrouw, zóó eerlijk zijn er niet veel: Iemand, die zóó durft erkennen verkeerd te hebben gedaan, zou ik graag in mijn school zien." Vragend keek zo hem aan. „Zoudt u nog willen, juffrouw? Dio vacature van toen is vervuld, doch de juffrouw uit de tweede klas gaat over een half jaar trouwen. Maar met uw taai aktes kunt u niets doen voorloopig, want die lessen heeft de juffrouw uit drie." „Mijnheer, ik wil graag," antwoordde zo bewogen. ,,'k Ben zelfs blij, dat ik er die taallessen niet bij krijg, want ik zou bang zijn, dat dan toch weer het meerdere 6alaris me lokken zou. Ziet u, die geldzucht was er, maar ik redeneerde zc weg, ik dacht vroeger: nu ik zooveel verdien op de openbare school kan ik meer offeren voor het koninkrijk Gods en ik vergat dat er offers zijn waarmee het gaat als met dat van Kaïn. Een mensch kent soms zoo weinig zichzelf." „Natuurlijk moet uw proefles mo bevallen, anders neem ik u tóch niet," plaagde Hartman met een knipoogje naar Rie, die déze woorden wel verstond, maar er niets van begreep. „Ik zal erg mijn best doen," beloofde Jet met een kwasi-deemoedig gezicht. Later, toen de visite weg was, vertelde ze alles aan Rie, ook van de harde woorden, die Hartmin haar had toegevoegd. „Zie je," zei ze „daarna heb ik heel moeilijke dagen gehad. Ik vocht met mezelf. Eerst wou ik niet erken nen, dat hij gelijk had en toch kón ik niet anders. Toen kwam de wending. Er zijn oogenblikken ge weest, dat ik mezelf haatte, dat ik me afvroeg, of er wel iets echt aan me was. 'k Had mozelf jarenlang wijsgemaakt, goed te doen mot op de openbare school te blijven. Kon ik al het andere me ook niet verbeeld hebben? Doch God hield me vast 't Was wel een wending, maar ten goede en nu mc toch nog het vooruitzicht geopend is, Hem te dienen in mijn dagc- lijkfich werk, meen ik te mogen gelooven, dat mijn jarenlang dwalen mo vergeven is. „Heerlijk," fluisterde Ri« D. M v. d. S. Door CECIL VINCENT. Juffrouw Colbourno verwachtte bezoek. Zij zou een oud-leerling van haar op thee krijgen dien middag, en ze had alles zelf klaurgemaakt er voor. Als zij al leen was, werd haur do thee boven gebracht door de juffrouw, waar zij in pension was, maar die kon ze haar gast niet voorzetten. I)e kleine koperen ketel stond vroolijk te razen. Over de oude ronde tafel was een keurig wit thee- kleed gespreid en daarop stond het zilveren thee blaadje en de Japansch porreleinen kopjes, die haar grootmoeder indertijd hadden toebehoord. Ze had een mooie cake gebakken en een heerlijk kannetje room klaar staan. De kamer was hoogst eenvoudig. Het roodc kar pet en de roodo gordijnen kleurden heelemaal niet bij elkaar en het groene tafelkleed maakte het ge heel nog erger. Er waren oen massa porreleinen or namentjes op schoorsteenmantel en latafel, en ver scheiden portretten van kennissen van do huis.iuf Irouw hingen of stonden in het rond. Juffrouw Col bourne had er al jaren gewoond. Al die fraaie ornamenten ergerden haar niet weinig, maar zij wilde haar kostjuffrouw niet graag kwetsen, door zo weg te zetten en zo verdroeg ze «lus maar. Ze zou toch ook niet veel slag gehad hebben, om haar kamer wat huiselijker in te richten. Haar !>oo- ken lages saaar hier en daar op stapeltjes, en zoo doende zag haar kamer er altijd uit, of ze er maar tijdelijk verblijf hield. Zij was nog maar juist klaar mot haar toebereid selen en schoof net een gemakkelijke» stoel naar den haard, toen er zachtjes aan de deur getikt werd, en de verwachte bezoekster binnentrad. Jessie Blaker was een slank meisje met rose wan gen. Van dat ze op school was gekomen, was ze al tijd een lievelingetje van juffrouw Colbourne geweest. Ze was nu zestien, maar een jaar geleden waren haar ouders naar een andere plaats verhuisd en al dien tijd had ze haar onderwijzeres niet weer gezien. Onder de thee hadden ze het dus druk over al de oude schoolkennisjes en do boeken, die ze dat jaar gelezen hadden. Daarna hiolp Jessie haar met het afwasschen en. opbergen van een en ander, en toen haalde juffrouw Colbourne een portefeuille met foto- grafién te voorschijn. „Hé, laat u mij die foto's van Florence zien, die Lena u gestuurd heeft?" vroeg Jessie. „Bedoel je de foto's van ltonola?" „Ja, die bedoel ik", zei Jessie. Juffrouw Colbourne stond op en liep naar een hoek van de kamer, waar zij haar eigen schatten had, o.a. een prachtig uitgesneden boekenrek van olijfhout uit Bellagio voor haar meegebracht door een vriendin. Op de onderste plank stonden haar Italiaanschc boeken, met een enkele zeldzame uitgave er tusschen. Bovenop stonden enkele portretten en snuisterijen, die haar verschillende kennissen van hun reizen voor haar hadden meegebracht, en een gipsen buste van Savonarola. Tusschen de boeken stond ook de mooie, kleine portefeuille, die zij nu te voorschijn haalde. Jessie nam haar gretig van haar aan. Lena heeft verleden winter al die foto's van Ronoia voor mij zien op te loopen. Ze weet, dat het mijn lievelingsboek is." „En maakte zij de portefeuille ook zelf?" „Ja, van een lap Italiaansche zijde, en dat zijn de Florentijnsche lelies, die ze er op geborduurd heeft" Juffrouw Colbourne begon Jessie daarop alles te vertellen en uit te leggen van de verschillende foto's. Zc had er heel wat; ook van beroemde schilderijen. „Wat kan u dat allemaal heerlijk vertollen, net of u er zelf geweest was. Is u wel eens in Italië ge weest?" „Neen, maar na Kerstmis hoop ik er heen te gaan," was het antwoord. Het is altijd een wensch van mij geweest, maar nu zal het er, hoop ik, toch eindelijk van komen." Nadat Jessie weg was, begon juffrouw Colbourne aan het correctiewerk van haar klas, en toen het al over achten was, en zij klaar - 'as met haar schrif ten, kwam mevrouw Coombes, de vrouw van een van de kerkmeesters even bij haar aan. Mevrouw Coombes was een klein, bedrijvig vrouw tje, die altijd van alle nieuwtjes op de hoogte was. „Goedenavond, juffrouw Colbourne," zei ze. „Wel, lieve deugd, u heeft uw haard bijna laten uitgaan. Is u niet koud?" „Ik heb heelemaal vergeten er naar te kijken. Ik was zoo druk bezig met mijn schoolschriften. Het is nog zoo vroeg in den tijd. Je bent er nog niet zoo aan gewend." „Ik vind het altijd zoo somber, als je op zoo'n re- genachtigen avond den haard niet aan hebt. Ik hem even gekomen, om Gertie's lessen te betalen. Mijn man had de cheque al een dag of drie geleden voor mij klaar gelegd, maar ik had het tot nog toe te druk, om naar u toe te gaan. Wat ik zeggen wou, weet u, dat de vrouw van den dominee njet goed is?" „Neen, wat scheelt er aan? Is zo ernstig ziek?" „Vrij ernstig. Toen zij kort geleden een paar dagen bij haar moeder gelogeerd was, vond die, dat ze ex- niet al te best uitzag en liet haar dokter komen. Het bleek toen, dat haar eene long was aangedaan, en de dokter raadde ten sterkste aan, dat zij een winter naar het Zuiden zou gaan." „Wat verschrikkelijk!" zei juffrouw Colbourne. „Ja, dat is het. Ik weet niet, wat ze lieginnen moe ten. Zijn traktement is niet heel groot en dan vier kleine kinderen 1 En als ze gaat, moet het gauw ge beuren ook." „En is er niets op te vinden?" „Mijn man heeft er met den kerkcraad over ge sproken, en zc hebben toen besloten tot een collecte. Er is vijftig pond noodig, maar ze hebben het pas tot vijftien gebracht, en ik geloof niet dat er veel kans is, dat ze nog meer bij elkaar zullen krijgen. Het is erg jammer, want de dokter zoi, dat één winter in het Zuiden haar leven zou kunnen redden, omdat de kwaal maar zoo in het begin is. „Al half negen!" liet zc er met schrik op volgen. „Dan moet ik maken, dat ik gauw naar huis ga; mijn man zal niet weten, waar ik blijf. Maar wat ziet u betrokken! Het is heusch to kil voor u hier, als u zoo stil zit. Port u toch gauw uw haard wat op." Toen haar bezoek weg was, ging juffrouw Col bourne weer aan het werk. Gewoonlijk kwam zij 's avonds al tijd te kort, maar ze kan er nu haar ge dachten niet hij bepalen. Eindelijk schoof ze haar werk weg en begon haar kamer op en neer te loopen. Na een poosje opende zij een geheim laadje van haar schrijftafel en haalde er een lange, zijden beurs uit Zij telde het geld na. Er waren vijf bankbiljetten van tien pond in en nog wat los goud gold. Ze woog de beurs op haar hand. Tien jaar lang had ze gespaard, om het hij elkaar te krijgen en zich dikwijls het noodigc ontzegd. Verscheidene malen was zij al op het punt gewcost, om haar reis naar Italië te maken, maar er was toen telkens iets tusschen- beide gekomen, ziekte en overlijden van haar moe der en zusters, en nu was ze eindelijk alleen over gebleven en had weer net genoeg hij elkaar. Zij had nu stellig na Kerstmis willen gaan. Zij sloot het geld nie weer weg, maar liet het in een hoopje op de tafel liggen. Zij kende de Batcsons goed. Zij had groot respect voor den dominee en mocht zijn vrouw hijzonder graag lijden. Zij wist genoeg van hun omstandigheden af, om te weten, «lat zij zonder hulp van buiten af nooit de henoodigde som hij elkaar zouden krijgen. Zc wist daarenboven, dat de gemeente veel te arm was, om veel meer dan vijftien pond op te brongen. Zou mevrouw Batpsons dus thuis moeten b'ijven? Er scheen niets anders op te zitten. En toch zij keek eens nAar het stapeltje geld op de tafel. Zij was niet overdreven scntinicntoel aangelegd. Ze had al dertig jaar haar eigen brood moeten verdienen en was niet gauw bewogen, als zij van het leed van een ander hoorde. Ze had zelf te veel doorgemaakt, om zorg en moeite, als iets bijzonders te beschouwen. De reis naar Italië had zij ook niet voor haar eigen genoegen bedoeld, maar om haar kennis te verrijken en haar leerlingen meer ten nutte te zijn. Zij bleef even bij haar boekenrek staan en keek naar het beeld van Savonarola. Zou hij haar dorst naar meerdere kennis, al wilde zij die ten nutte van anderen besteden ook „ijdelheid" genoemd hebben. Was Myra Batesons leven niet meer waard, dan het beetje kennis, dat zij op zou doen? Wat zouden dio vier kinderen moeten beginnen, als zij haar moeder verloren? Ging een onderwijzers hoven een moeder? En dan, stond er niet geschreven: „Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus." Terwijl juffrouw Colbourne zoo bij zichzelf aan het ovex-leggen was, liep mevrouw Batesons doodmoe de kinderkamer op en neer en trachtte haar jongste kindje in slaap te sussen. Do kleine jongen schreide aan een stuk door, zoodra zij hem in zijn wiegje log de. Toen ze hem eindelijk tot rust had, werd een van de andere kinderen wakker, en liet was negen uur, voor ze naar beneden kon gaan. In de gang zag zij do jas van haar man hangen. Ze droop van den regen, en zij bracht dio dus gauw naar de keuken om te drogen. Haar man was niet in «ie eetkamer, waar de tafel al voor het avondeten gedekt was. Ze wilde hem niet storen en haalde dus nog maar even haar k«>uscn- mand te voorschijn. Misschien was zij zelf nog het minst bezorgd van allen wat haar gezondheid be trof. Ze was niet vervuld van haar reis naar het Zuiden, maar zat er over te denken, of Tommy niet langzamerhand te groot werd voor oen jurk. Zij wilde dat haar man toch niet altijd zoo laat nog zat te werken. Ze moest hem nog over zooveel raadplegen! Hij kon niet langer zonder winterjas. Ze zou hem zien over te halen, dat hij er den volgenden dag dadelijk een bestelde. Maar de dominee zat niet te werken. Hij was bijna doorweekt thuisgekomen. Het was een lange wande ling geweest naar zijn huis, en hij zat nu somber en ineengedoken bij het vuur. 1-Iij had zijn vrouw naar heneden hooren komen, maar hij zag nog geen kans, om wat opgewekter te kijken en bleef dus nog maar waar hij was. De kerkmeester had hem verteld, hoe weinig zij nog maar bij elkaar hadden, en zijn trots kwam er tegen op, dat hij zoo afhankelijk was van do liefda digheid van zijn gemeenteleden; terwijl zijn hart van- eengereten werd, als hij aan zijn vrouw dacht Wat was hij niet opgegaan in zijn werk en wat ha«l hij niet steeds antieren gewezen op do macht en dc liefde van God en hoe Hij ons zelfs uit den groot* sten nood nog redden kon. En nu voelde hij alsof God hem vergeten had. Er werd op zijn deur getikt. Hij srong overeind en trachtte zich te heheorsohen. Een naar minuten later voegde hij zich bij zijn vrouw in do zitkamer. „Wat ben je Iaat", zei ze op bezorgden toon, en wat zie je er moe uit! Ik wou dat je niet altijd zoo laat bleef zitten werken. Een uur geleden is er al een brief voor je gekomen, maar ik wou jo niet storen', en ze reikte hem een gezegelde enveloppe over. Hij opende de enveloppe en vond cr tot zijn groot* verbazing vijf bankbiljetten van tien pond in. Een blos van schaamte'overtoog zijn gelaat. Hoe had hij zijn God zoo kunnen wantrouwen! Zijn God die hem reeds zoo menig blijk van Zijn zorgende liefde gegeven had! Dankbaar knielden man en vrouw samen neer. Eni juffrouw Colbourne? Nooit vernamen do Batesons, dat het haar haar reis gekost had, maar zij had ziclt nog nooit zoo gelukkig gevoeld. DE UITVINDING VAN DE CIGARETTE. Het was in het jaar 1831. Ihrahim-Pasja, de onder koning van Egypte, belegerde Acca. Zijn artillerie had zich prachtig gehouden en zou daarvoor beloond worden. De dankbare veldheer liet een groote haal van de beste Egyptische tabak en een groote waterpijp in het legerkamp der kanonnieren brengen, want toen reeds behoorde het rooken tot de grootste genoegens van den soldaat. Nauwelijks waren zc begonnen met zich over het geschenk te verheugen of de belegerde Turken be gonnen opnieuw een kanonade. Een der eerste kogelt trof de waterpijp, die geheel werd vernield. De Egyptenaren beantwoordden het vijandelijk vuur en brachten het weldra tot zwijgen. Doch hun mooie waterpijp werd daardoor niet hersteld. Zoo sloofden de soldaten zich uit om te bedenken' op welke wijze ze van de kostelijke tabak konden genieten. Daar greep een van hen een papieren huls, welke diende om de lonten aan te steken. Hij vul«le deze met tabak en stak ze in brandde cigarette wat uitgevonden. LEERZAME SNIPPERS. De naam „Lloyd" is afgeleid van een handelsblad, dat de Londcnsche koffiehuishezittor Kd .Lloyd sinds het jaar 1696 voor zijn gasten uitgaf. Daar dit orgaan v.n.l. scheepvaartbeiangen diende, zoo wordt daar door verklaard, waarom dergelijke ondernemingen deze benaming hebben aangenomen. In de binnenlanden van Ahessinië wordt zout als betaalmiddel beschouwd. In de overige dcelen van het land zijn geldstukken in omloop, die in Europa sinds lang aan de uitgifte zijn onttrokken. Zoo vindt men nog steeds de oude Maria-Thercsiadaaldcr. Het koloniaal bezit van Frankrijk is grooter van Europa, het Engclsche bijna zoo groot als Azië. Reeds in 1232 gebruikten de Chinoczen buskruit, doch als explosieatof. n 21! DE WENDING. „Juffrouw Gerritsen, juffrouw!" De bekende' boodschap van bijna eiken dag weer, was dezen avond d«x>r juffrouw Mulder, met angst gewacht. Daar kwam ze, Jet, liaar vriendin, die ze zou moeien teleurstellen. Jet zelf had ook iets gejaagds en haar stem, toen ze d« hospita groette, klonk vreemd hoog. Even later Stond ze in de kamer. „En?" „Net als ik dacht, Jet, liij doet het niet." „Rie, toe nou, 't kan niet." „Toch waar, Jet, 't is precies zooals ik je zei, hij Jiëomt er geen van de openbax-e school." „Maar Rie, je hebt hem toch gezegd, dat het wer kelijk mijn beginsel was, dat ik, nou ja, je weet Wel" „Ik li-ju alles gezegd, wat ik maar eenigszins in je voordeel zeggen kon, doch 't stuitte telkens af op: „nu juffrouw, iemand die al ruim twintig jaar in do openbare schend stond, neem ik niet." „Dut is Christelijk", antwoordde juffrouw Gerritsen .op bitteren toon. „Alsof onder die Christelijke onder wijzeresjes alles goud is, wat er blinkt. Als ik denk aan Ans Vermeer, die op Zondag overal heen reist, en Jo Verhoog, die zoo gruwelijk spotten kan, om maar niet van sommige hecren te spreken, die zich zóó kwajongensachtig aanstellen, dat de kinderen over ze spreken, nou, dan begrijp ik niet, hoe een op rechte Christin niét in aanmerking kan komen, om dat ze, vóór ze veranderd werd, al op een openbare school was." Juffrouw Mulder antwoordde niet, keek peinzend in dc stille straat. Gisteren nog zou ze in haar hart Jet gelijk hebben moeten geven, terwijl nu, sinds het gesprek met den baas vanmorgen ,,'k Ga tóch naar hem toe," deed Jet haar op schrikken. „Och Jet, doe dat gerust niet, hij houdt zich altijd aan wat hij zegt cn jij kunt onmogelijk met moer krucht pleiten, dan ik het vanmorgen deed." „Rie, daarvan ben ik overtuigd, ik weet, dat je mo graag de betrekking gunnen zoudt, ik weet ook, hoe leuk jo het zoudt vinden, als we samen aan één school waren, dus hoef ik er niet aan te twijfelen, of jij jo best voor me gedaan hebt. Maar je moet me niet kwalijk nemen, dat ik ook zelfs eens met hem praten ga. Ik mag toch wel voor mijn goed recht op komen? Je hebt mo al jaren gezegd, dat ik op de Christelijke school thuis hoor en daarom „Maar Jet, het geeft je niet, stellig niet, ik weet het heel zeker," brak juffrouw Mulder den woordenstroom „Dat is mogelijk, Rie, dat is zelfs zéér aannemelijk, maar dan zal ik hem tóch eens op zijn christenplicht wijzen, hem toch eens vragen, of hij meent, getrouw te zijn wanneer hij iemand als mij, uit zijn school weert. Je bent cr toch niet boos om?" „Och, hoos is het woord niet, maar ik heb niet graag, dat je woorden met hem maakt. Hij is in elk geval mijn patroon." „Dus hij z«»u jou leelijk moeten aanzien, om wat ik met hem heb? Dat zou al héél Christelijk zijn. Nee Rie, zoover zal hij het niet drijven en ik zal er in elk geval jou heelemaal buiten laten." Even later was juffrouw Mulder weer allocn, angstiger nog dan voor het bezoek. Ze had zoo ge hoopt Jet er van terug te houden en nu ging zc toch. Daar l;on niets dan ellende uit voorkomen. Neen, mijnheer Hartman, haar patroon, zou hddr niet aan rekenen, wat Jet zei of deed en dat de verhouding met hem minder goed zou worden, achtte ze uitge sloten, doch hoe zou dit bezoek afloopen voor Jet? En hue zou zij later eijn? Voortaan eiken dag schim pen op mijnheer Hartman? Op heel het Christelijk onderwijs misschien? O, Ric Mulder voelde het, dal zou zij niet kuhnen verdragen, want het Chr. onder wijs was haar alles en mijnheer Hartman was ze gaan achten in het jaar, dat hij, de zooveel jongere, hoofd was van dc school, die zij al heel, héél lang diende. Als Jet telkens weer cr over zou beginncm of dit nu Christelijk was en dat cr maar bij doorkon, want Jet kon zoolang op hetzelfde aambeeld slaan, dan zou Rie beslist scherpe woorden gaan gebruiken en op die manier Jet Verliezen, Jet, haar beste, feite lijk haar eenige vriendin. Als je de veertig gepas seerd bent heb je niet meer zooveel vriendinnen, al thans niet zulke, als in je jeugd. Die van vroeger zijn getrouwd of weggcreisd cn de nieuwe, och echte vriendschap is niet zoo makkelijk te vinden en op Interen leeftijd sluit men zich niet zoo licht meer aan. Rie had Jet lecren kennen, vijftien jaar geleden al, bij het evangelisatiewerk in een achterbuurt van de groote stad, waar ze heiden onderwijzeres waren, schoon uan z«x» verschillende school. Rie had zich ol spoedig aangetrokken gevoeld tot Jet, die zoo bizon- der goed met de menschcn wist om te gaan, die zoo heel mooi en teer vnn Jezus kon spreken tot de klein tjes cn vol gloed van Hem getuigen onder dc grootcn. Die vrijmoedigheid, die zekerheid, had de ietwat wan kelmoedige Rie een soort van vereering doen voelen voor de weinig oudere Jet. En ze waren vriendinnen geworden, vriendinnen voor het leven, naar ze bei den geloofden. Maar nu Ja, Rie had, toen ze wat meer vertrouwd met el kaar werden, wel gevraagd, hoe Jet, die bekeerd was, zich thuis kon voelen op een openbare school. Jet had gezegd, dat Ric dit niet vreemd moest vinden. Aan de ojienharo school was ze geweest vóór ze tot het geloof kwam, waarom ze het niet gewenscht achtte, nu dit heerlijke haar deel was geworden, die school te verlaten. Juist onder de kinderen van de opcul»are school, die zelden of nooit een „goed woord" hoorden, kon zo nuttig zijn, die hadden haar veel harder noodig, dan de kinderen van de Christelijke school. Rie had daar wel enkele zwakke argumenten tegen in gebracht, maar Jet had beweerd, niet anders te mogi'ii. Aan hun vriendschap had het nooit ge schaad, dat ze hun dagtaak in zoo verschillende sfeer verrichtten cn feitelijk was Rie er heelemaal aan ge woon geraakt, leek het haar, of het zoo hoorde en had daarom vreemd opgekeken, toen Jet, hoorend van een vacature, gezegd luid, wel zin in die betrekking to hebben. Eerst had Rie er een beetje om gelachen, mecnend, dat Jet het voor de grap zei, doch, toen ze merkte, dat het ernst was, had ze de bezwaren ge noemd. 't Ging niet makkelijk van de openbare school in de Christelijke te komen, vooral nu met dien over vloed van sollicitanten, cn zou mijnheer Hartman, die zelf pas twee-en-dertig was, niet liever een jongere nemen? „Maar met jou gaat liet toch ook goed," had Jet gezegd, „en juist dut hij jong is, geeft ine meer kans. Du oudere hoofden, die «len schoolstrijd in al zijn fel heid hebben meegemaakt, ja, dat dié elk openbaar onderwijzer of onderwijzeres van te voren al veroor- deelen, dót kan ik me eenigszins begrijpen, doch dat Hartmannctje zal wel meevallen, hoor! Begin jij er morgen maar eens over, «lan zul je het zien." „Jet, ik ken mijnheer Hartman beter dan jij," had ze geantwoord. „Hij staat geweldig op zijn stuk en al heeft hij van den schoolstrijd weinig last gehad, hij is erg beginselvast, eischt dat ook van zijn personeel, hij is, wat ze bij jullie misschien conservatief zouden Jet was in lachen uitgebarsten. „Hij conservatief? Kom nou, Rie, dat geloof je zelf niet. Denk maaraan je verjaardag!" Och nee, conservatief was ook niet het rechte woord geweest, dat wist Rie wel, maar ze had zich niet an ders uit weten te drukken, was zoo bang geweest, Jet pijn te doen. „Denk maar aan je verjaardag." Ja, dat zei Jot wel eens vaker. Op dien verjaardag had zc mijnheer Hartman ontmoet. Hij was toen pas enkele maanden aan de school, maar had zoo echt gedaan, of hij thuis was, toen hij met zijn vrouw bij ltie kwam. Rie had beiden een plaats aangewezen, mijnheer hij do heeren en mevrouw bij du dames, zooals ze dat altijd gewend was geweest. De meeste collega's waren al niet zoo jong meer, de heeren op twee na allemaal getrouwd. Die plaatsing had Rie heel gewoon gevonden, ook hij de anderen ging het immers zoo? Dames konden heter met dames praten cn heeren met heeren, meende ze. De enkelen, dio verloofd waren, ja, die zaten natuurlijk paarsgewijze en vormden de schakel tusschen de dames- en hee- ronnfdccling. Toen ze nu haar patroon en z'n vrouw dc, naar ze meende, beste plaatsen wou geven, had hij jongens achtig hard geroepen: „nee juffrouw, dat gebeurt niet, hoor! Ik ga bij mijn vrouw zitten. Hermans zit ook wel bij zijn meisje." „Och mijnheer, ik ik dacht," had ze onhandig gestotterd. „Dat enkel verloofde mensehen graag naast elkaar zaten, hè? Maar bij ons is het nieuwtje er ook nog niet af, hoor! Wo zijn wel al zes jaar getrouwd, maar we zitten nog graag hij elkaar." Er was natuurlijk smakelijk gelachen. Toen, ziende dat de gastvrouw er een beetje ver leden mee was, had hij gezegd: „een brutaal mormel hen ik, hé juffrouw? Maar laat ik u eens een goeden raad geven. Zet do schaapjes gezellig tusschen de bok ken. Gerust, als al die dames hij eikaar klitten, pra ten ze over niets dan huishouding. Japonnetjes, dienstboden en kinderen, terwijl do heeren hot óf over do politiek óf over du kerk en de dominee's krij gen. Nou, dat zijn je ware onderwerpen om elkaar in do haren te vliegen cn dót op den verjaardag van zoo'n vreedzame, dame als u, nee juffrouw, dó 's niks gedaan, hoon Mag ik dc plaatsen eens verdeden 't Was werkelijk een véél gezelliger avond gewor den dan zo vroeger gewoon waren. Ongemerkt had mijnheer Hartman de heele leiding gekregen en zijn ceremoniemeesterschap ging hem best af. Later had Jet gezegd, dat ze hem toch feitelijk wat al té vond voor een Christelijk schoolhoofd. Zijn toon had zo wat los gevonden en sommige spreekwijzen profaan. Dit was sterk overdreven geweest, maar 't verschil met het oude hoofd was ook zoo erg groot. Die was altijd een en al stijfheid en vormelijkheid, hij had zijn stemming op een dergelijken avond ge legd en mijnheer Hartman een andere, wat wol zoo moest wezen, waar hij in alles anders was. Maar Jet sprak zoo gauw van profaan. Zooiets als vun .schapen en bokken" kon bij haar al niet door den heugel. Gelukkig, dat ze niet wist, wat hij van morgen van héér gezegd had. Rio hód het „goede woord" gedaan, had gepleit, zoo goed ze kon, maar 't eind was geweest: „hoor eens juffrouw, met alle respect voor uw vriendin zie ik in haar slechts iemand, die de vlecschpotten van Egypte pas wil verlaten nu in Kanaan de melk en honing maar voor het slikken is." Kijk, zulke Bijbeïtermen vond Jet zondig cn 't was ook misschien heter, ze niet te gebruiken, maar spot ten deed hij toch nooit, duldde hij ook niet van cn ander. Jet was in die dingen altijd erg voorzichtig, ja, Jet, mnnr't «elfde onprettige gevoel kwam weer over Rio, dot zc straks had gehad, toen Jet zoo over haar Christin-zijn sprak. Vroeger had hot haar ook wel eens een klein beetje geërgerd, als Jet tel kens weer over haar bekecring sprak, ja zich daar zelfs wat op liet voorstaan, maar nooit had ze er zóó over gedacht als nu. Dat kwam door 't gesprok met mijnheer Hartman. Die had natuurlijk gevraagd, waarom Jet do openbaro school wou verlaten. Daarop had ze niet zoo direct antwoord kunnen geven, had ten slotte gezegd, dat iemand die G«xl vreesdo zich daar op den duur toch niét thuis kon voelen. „Juist Juffrouw," had mijnheer Hartman geant- woord, „en «lat die vriendin van u daar toch jaar in jaar uit bleef, pleit niet voor haar." Rio had toon, schoon flauwtjes, omdat zo er zelf niet van overtuigd was, ook gesproken van het „als Christin good kunnen doen op de openbare school", maar hij had daarom gelachen cn toen dat gezegd van de vlceschpottcn. "t Ilad Rie een anderen kijk op haar vriendin ge geven. 't Was waar, ze ergerde er zich aan, dat ze altijil in dc lagere klassen gehouden werd, ze had al vaak haar best ge<liian overgeplaatst te worden naar 'een nettero school, maar zij met haar hoofdakte cn aktes voor Engelsch en Fransch was moeten blijven in do laagste klassen van een school in een der armste wijken. En hier zou zo wel op een nette school zijn, hier zou zo de derdo klas krijgen, en daarbij huiten schooltijd Fransch aan vijf en zes, zelfs mis schien ook Engelsch aan wes mogen geven. Dio lesson werden heel good betaald, 't Zou een 3 4 4 honderd gulden bij het salaris geven. Kón het zijn, dat het enkel daarom was? Kón het zijn, dat Jet werkelijk oru het gold op de openbare school gebleven was? Ric wóu het niet gelooven van haar vriendin, maar telkens kwamen die gedachten weer. Zou mijnheer het ook tegen Jet zelf zeggen! Als hij het dan maar niet in Bijbeltaal deed. Maar hoé het ook zijn zou, ze werd beslist hoos. Dom ook, dat zij, Rie, verteld had van die al jarenlange vriendschap en hoe ze elkaar gevonden hadden. Mijnheer had anders kunnen denken, dat Jet's goedo beginselen pas van den laatsten tijd waren. Ach, maar zooiets kwam toch uit. De stad was wel groot maar in Chr. kringen was Jet geen onbekende ea mijnheer Hartmann was hier al een jaar. „Als het maar geen verwijdering geeft", zuchtte Rie Mulder voor de zooveelste maal. II. Zoo vlug ze maar kan, stapte juffrouw Gerritsen naar dc woning van mijnheer Hartman. Als hij nu maar thuis was. Over zoo iets moest je geen gras laten groeien, vond ze. Je kou er het best over hoo rnen, als je er heolcmaal van vervuld was. Ja, mijnheer Hartman was thuis. „Juffrouw Gerritsen, mijnheer", begon ze strijd vaardig, „juffrouw Gerritsen, de vriendin van juf frouw Mulder. We hebben bij haar elkaar al eens ontmoet". „Zeker, juffrouw", was het kalme antwoord „en over u hebben juffrouw Mulder en ik vanmorgen gesproken. Mc dunkt, zc zal u «lat en den inhoud van ons gesprek wel medegedeeld hebben". „Dat heeft zc, mijnheer, cn daarom kom ik nu zoif. Mijn sollicitatie stuur ik toch in en aan u zou ik wel eens willen vragen, wat u er tegen hebt, dat iemand de openbare school verlaten wil, om de Christelijke te dienen." „Op zichzelf heb ik daar niets tegen, juffrouw, ik juich het zelfs toe, als het uit het rechte beginsel voortkomt". „Mijnheer" en de stem van juffrouw Gerritsen werd zéér ernstig, „mijnheer, wie geeft u het recht aan mijn beginselen te twijfelen?" „Geen mensch, juffrouw!" „Dat dacht ik ook, mijnheer! U weet evengoed als ik, dat er veel onwaardigen in de Chr. school staan, 'k Spreek niet van de uwe in de eerste plaats, maar 'k bedoel, zoo in liet algemeen. Er zijn tegenwooi-dig Chr. onderwijzers en onderwijzeressen, bij wie er heel veel door kan. Ik weet er, «lie zelden of nooit naar do kerk gaan, die Zondags reizen, die je op Zondag avond in een uitspanning of restauratie kunt vinden, dio op Zondag aan sj>ort doen, die spotten, die Go«ls Naam misbruiken, die er rond voor uitkomen, dat ze dit niet gelooven en dat anders verklaren willen. Is het waar, mijnheer, of niet?" „Het is helaas volkomen waar, wat u daar zegt, juffrouw, ja ik zou het lijstje van gebreken nog wei wat kunnen uitbreiden. Ik betreur het, dat er in een groote stad niet wat meer op dergelijke dingen ge let kan worden, ik betreur het nog sterker «Jat wo zoo weinig recht en macht liebben zulke verkeerd© elementen uit te roeien, want dat wil ik u wel zeg gen, ze zouden hij mij er uit gaan, als ik dat vol brengen kon, maar juist omdat er zooveel onkruid onder de tarwe is gekomen, hebben we dubbel toe te zien, hebben we, voorzoovcr we kunnen, te onder zoeken of wel werkelijk uit beginsel het Christelijk onderwijs gediend wordt, of wel uit edele motieven gesolliciteerd wordt." „Ik mag met dunk aan mijn Heiland verklaren, dat ik Zijn kind bon, dat ik al jaren Hem ken en Hem te dienen mijn cenig streven is. Juffrouw Mulder zal u toch ook wel iets duarvan gezegd hebben, u verteld hebben hoeveel jaren ik al Zondagssch«x)l houd en ander evangelisatiewerk doe?" „Ja juffrouw, «lat heeft juffrouw Mulder me haar* fijn verteld en juist daarom wil ik u „niet benoemen". „Maar mijnheer", nop juffrouw Gerritsen uit, tó verwonderd om iets hieraan toe te voegen. ,,'t Valt u vreemd, héél vreemd dit te hooren, hè juffrouw? Ik zal liet u nader verklaren. U als Chris tin had niet al die jaren in de openbare school mo gen blijven. U hoorde daar niet". „Daarom wil ik er uit, mijnheer'" „Waarom nu pas, juffrouw?" „Ooh, vroeger al heb ik er over gedacht, maar ik meende, dat ik in de openbare school meer nut kon stichten dan Ln de Ghristelijke. In deze laatste was ik niet luxxlig, daar worden de kinderen al onder wezen uit Gotlö Woord, maar onder mijn collega's was ik de eenige geloovige en God had mij «laiir gesteld, om ook die kinderen, waaronder toch .ook zeker «le Zijne zullen wezen, tot Hem te leiden". „O," zei Hartman droogjes, „u bleef dus voor het zioloheil van die kinderen." „Vindt u «lat zoo onmogelijk mijnheer," vroeg juf frouw Gerritsen goprikkeld door zijn sarcasme. „Ja Juffrouw," antwoordde Hartman met vaste stom, terwijl hij ojistond en recht voor haar ging staan. „liet is een onwaarhckl, dat u daar voor het zielohoil der kinderen werken kon. Voor hun ziele- hci'l ijveren, dat is, ze tot Jezus leiden. Zeg eens, juffrouw, icon en mocht u dat? Mocht u bidden met die kinderen? Mocht u ze vertellen van den grooten Kindervriend? Mocht u met zo zingen van Hem? U zoudt cr gauw huiten gestaan hebben, als u dat gedaan hadt. Neen, juffrouw ik zal het u wel amlers zeggen, 't was om dc lieve centen, dat u bleef. U hadt oen goed salaris, een héél goed salaris in deze stad en op dc Chr. school was het in dio dagen nog arnioelijden. Nu evenwel is er de gelijkstelling, nu kunt u aan oen school als de onze met lessen buiten schooltijd nog aanlig wat moer verdienen en daarom wilt u nu wol vcranderi-n. Oordcolen doe ik niemand, maar mijn school blijft voor iemand als u gesloten." Wanr hieven nu de woorden, die ze zoggen zou? Hoe moest zc hom nu op zijn Christenplicht wijzenf Ze zat, als met stomheid geslagen". ,,'k Geloof, dat Ik maar gaan zal, zei zo, na con lange stilte. Ilij stond op liet haar uit. Als een, die slaapwan delt, ging ze langs hom, zag niet eens zijn tO»g» stokeji hand. Naar huis moest zo. Niet naar Ric, o neon, alleen moest zo zijn. (Zl* vervolg bladerde 214).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9