DRAAGT ELKANDERS LASTEN
VARIA.
214
a
Rie wachtte vergeefs dien avond. Ze meende zoo
stellig, dat Jet nog wel zou komen zeggen, hoe het
afgcloopen was. Maar Jet verscheen niet. Geen goed
teeken, dacht Ric. 't Was ook niet anders te ver
wachten. Toch zou zc wel eens graag willen weten,
wat er gezegd was door die twee. Ze zou nu tot mor
gen moeten wachten.
Den volgenden dag echter werd haar nieuwsgierig
heid nóg niet bevredigd. Mijnheer Hartman sprak
met geen enkel woord over het bezoek en toen zo na
vieren bij Jet aanbelde, was die niet thuis. Later op
den avond kwam Jet wel bij haar, maar zei weinig
en over wat toch het sterkst moest leven in haar
ziel heelemaal niets.
Eindelijk vroeg Rie: „en, hoe was het gisteravond?"
„Je hadt gelijk, Rie, er is niet de minste kans
voor me."
„Hoe hoe was hij, Jet?"
„Och, hij zei harde dingen, die ik eerst nog ver
werken moet," was het antwoord.
Toen vroeg Rie niets meer. Jet was niet zoo heel
gesloten van aard, dus het moesten wel rake dingen
zijn, die mijnheer Hartman gezegd had. Doch Jet was
niét boos, dat bleek duidelijk. Rie was er dankbaar
voor.
„Waar wilt u ons bobben, juffrouw," vroeg eenige
maanden later op Rie's verjaardag mijnheer Hart-
Rie wees de stoelen, maar, o schrik, mijnheer ging
niet links, doch rechts van mevrouw zitten en dan
nog een plaats verder dan ze bedoeld had. Nu kwam
hij vlak naast Jet en ze had zoo gehoopt, die twee
wat verder van elkaar te houden. Aan denzelfden
kant zitten en dan een paar plaatsen er tusschen
had ze gedacht, 't Moest tóch al moeilijk zijn voor
Jet, hem te ontmoeten, 't Was heel aardig, dat ze
gekomen was, maar nu vlak naast hem.
„Ah," zei hij, toen hij gezeten was, „dat is, geloof
ik, juffrouw Gerritsen, die ik als buurdame gekregen
heb, hè?"
,,'t Doet me genoegen, dat u me nog niet vergeten
is, mijnheer."
„Gunst, u vergeten, neen, 't was jammer, dat we
niet wat vriendschappelijker konden scheiden dien
avond. Maar u is toch, hoop ik, niet boos meer op
me?"
„Boos mijnheer Hartman? Neen, ik zou daar trou
wens ook geen reden voor hebben. U heeft me hard
aangepakt, maar ik verdiende het, dat heb ik tóén
al gevoeld en later steeds beter ingezien."
„Juffrouw" en Hartman sprak zóó zacht, dat zelfs
Rie, die daar dicht bij op de theetafel de kopjes ver
zette, hem niet hoorde: „juffrouw, zóó eerlijk zijn er
niet veel: Iemand, die zóó durft erkennen verkeerd te
hebben gedaan, zou ik graag in mijn school zien."
Vragend keek zo hem aan.
„Zoudt u nog willen, juffrouw? Dio vacature van
toen is vervuld, doch de juffrouw uit de tweede klas
gaat over een half jaar trouwen. Maar met uw taai
aktes kunt u niets doen voorloopig, want die lessen
heeft de juffrouw uit drie."
„Mijnheer, ik wil graag," antwoordde zo bewogen.
,,'k Ben zelfs blij, dat ik er die taallessen niet bij
krijg, want ik zou bang zijn, dat dan toch weer het
meerdere 6alaris me lokken zou. Ziet u, die geldzucht
was er, maar ik redeneerde zc weg, ik dacht vroeger:
nu ik zooveel verdien op de openbare school kan ik
meer offeren voor het koninkrijk Gods en ik vergat
dat er offers zijn waarmee het gaat als met dat van
Kaïn. Een mensch kent soms zoo weinig zichzelf."
„Natuurlijk moet uw proefles mo bevallen, anders
neem ik u tóch niet," plaagde Hartman met een
knipoogje naar Rie, die déze woorden wel verstond,
maar er niets van begreep.
„Ik zal erg mijn best doen," beloofde Jet met een
kwasi-deemoedig gezicht.
Later, toen de visite weg was, vertelde ze alles aan
Rie, ook van de harde woorden, die Hartmin haar
had toegevoegd.
„Zie je," zei ze „daarna heb ik heel moeilijke dagen
gehad. Ik vocht met mezelf. Eerst wou ik niet erken
nen, dat hij gelijk had en toch kón ik niet anders.
Toen kwam de wending. Er zijn oogenblikken ge
weest, dat ik mezelf haatte, dat ik me afvroeg, of er
wel iets echt aan me was. 'k Had mozelf jarenlang
wijsgemaakt, goed te doen mot op de openbare school
te blijven. Kon ik al het andere me ook niet verbeeld
hebben? Doch God hield me vast 't Was wel een
wending, maar ten goede en nu mc toch nog het
vooruitzicht geopend is, Hem te dienen in mijn dagc-
lijkfich werk, meen ik te mogen gelooven, dat mijn
jarenlang dwalen mo vergeven is.
„Heerlijk," fluisterde Ri«
D. M v. d. S.
Door CECIL VINCENT.
Juffrouw Colbourno verwachtte bezoek. Zij zou een
oud-leerling van haar op thee krijgen dien middag,
en ze had alles zelf klaurgemaakt er voor. Als zij al
leen was, werd haur do thee boven gebracht door de
juffrouw, waar zij in pension was, maar die kon ze
haar gast niet voorzetten.
I)e kleine koperen ketel stond vroolijk te razen.
Over de oude ronde tafel was een keurig wit thee-
kleed gespreid en daarop stond het zilveren thee
blaadje en de Japansch porreleinen kopjes, die haar
grootmoeder indertijd hadden toebehoord. Ze had
een mooie cake gebakken en een heerlijk kannetje
room klaar staan.
De kamer was hoogst eenvoudig. Het roodc kar
pet en de roodo gordijnen kleurden heelemaal niet
bij elkaar en het groene tafelkleed maakte het ge
heel nog erger. Er waren oen massa porreleinen or
namentjes op schoorsteenmantel en latafel, en ver
scheiden portretten van kennissen van do huis.iuf
Irouw hingen of stonden in het rond.
Juffrouw Col bourne had er al jaren gewoond. Al
die fraaie ornamenten ergerden haar niet weinig,
maar zij wilde haar kostjuffrouw niet graag kwetsen,
door zo weg te zetten en zo verdroeg ze «lus maar.
Ze zou toch ook niet veel slag gehad hebben, om
haar kamer wat huiselijker in te richten. Haar !>oo-
ken lages saaar hier en daar op stapeltjes, en zoo
doende zag haar kamer er altijd uit, of ze er maar
tijdelijk verblijf hield.
Zij was nog maar juist klaar mot haar toebereid
selen en schoof net een gemakkelijke» stoel naar den
haard, toen er zachtjes aan de deur getikt werd, en
de verwachte bezoekster binnentrad.
Jessie Blaker was een slank meisje met rose wan
gen. Van dat ze op school was gekomen, was ze al
tijd een lievelingetje van juffrouw Colbourne geweest.
Ze was nu zestien, maar een jaar geleden waren
haar ouders naar een andere plaats verhuisd en al
dien tijd had ze haar onderwijzeres niet weer gezien.
Onder de thee hadden ze het dus druk over al de
oude schoolkennisjes en do boeken, die ze dat jaar
gelezen hadden. Daarna hiolp Jessie haar met het
afwasschen en. opbergen van een en ander, en toen
haalde juffrouw Colbourne een portefeuille met foto-
grafién te voorschijn.
„Hé, laat u mij die foto's van Florence zien, die
Lena u gestuurd heeft?" vroeg Jessie.
„Bedoel je de foto's van ltonola?"
„Ja, die bedoel ik", zei Jessie.
Juffrouw Colbourne stond op en liep naar een
hoek van de kamer, waar zij haar eigen schatten
had, o.a. een prachtig uitgesneden boekenrek van
olijfhout uit Bellagio voor haar meegebracht door
een vriendin. Op de onderste plank stonden haar
Italiaanschc boeken, met een enkele zeldzame uitgave
er tusschen. Bovenop stonden enkele portretten en
snuisterijen, die haar verschillende kennissen van
hun reizen voor haar hadden meegebracht, en een
gipsen buste van Savonarola. Tusschen de boeken
stond ook de mooie, kleine portefeuille, die zij nu te
voorschijn haalde.
Jessie nam haar gretig van haar aan.
Lena heeft verleden winter al die foto's van Ronoia
voor mij zien op te loopen. Ze weet, dat het mijn
lievelingsboek is."
„En maakte zij de portefeuille ook zelf?"
„Ja, van een lap Italiaansche zijde, en dat zijn de
Florentijnsche lelies, die ze er op geborduurd
heeft"
Juffrouw Colbourne begon Jessie daarop alles te
vertellen en uit te leggen van de verschillende foto's.
Zc had er heel wat; ook van beroemde schilderijen.
„Wat kan u dat allemaal heerlijk vertollen, net
of u er zelf geweest was. Is u wel eens in Italië ge
weest?"
„Neen, maar na Kerstmis hoop ik er heen te gaan,"
was het antwoord.
Het is altijd een wensch van mij geweest, maar nu
zal het er, hoop ik, toch eindelijk van komen."
Nadat Jessie weg was, begon juffrouw Colbourne
aan het correctiewerk van haar klas, en toen het
al over achten was, en zij klaar - 'as met haar schrif
ten, kwam mevrouw Coombes, de vrouw van een
van de kerkmeesters even bij haar aan.
Mevrouw Coombes was een klein, bedrijvig vrouw
tje, die altijd van alle nieuwtjes op de hoogte was.
„Goedenavond, juffrouw Colbourne," zei ze. „Wel,
lieve deugd, u heeft uw haard bijna laten uitgaan.
Is u niet koud?"
„Ik heb heelemaal vergeten er naar te kijken. Ik
was zoo druk bezig met mijn schoolschriften. Het is
nog zoo vroeg in den tijd. Je bent er nog niet zoo
aan gewend."
„Ik vind het altijd zoo somber, als je op zoo'n re-
genachtigen avond den haard niet aan hebt. Ik hem
even gekomen, om Gertie's lessen te betalen. Mijn
man had de cheque al een dag of drie geleden voor
mij klaar gelegd, maar ik had het tot nog toe te
druk, om naar u toe te gaan. Wat ik zeggen wou,
weet u, dat de vrouw van den dominee njet goed is?"
„Neen, wat scheelt er aan? Is zo ernstig ziek?"
„Vrij ernstig. Toen zij kort geleden een paar dagen
bij haar moeder gelogeerd was, vond die, dat ze ex-
niet al te best uitzag en liet haar dokter komen. Het
bleek toen, dat haar eene long was aangedaan, en
de dokter raadde ten sterkste aan, dat zij een winter
naar het Zuiden zou gaan."
„Wat verschrikkelijk!" zei juffrouw Colbourne.
„Ja, dat is het. Ik weet niet, wat ze lieginnen moe
ten. Zijn traktement is niet heel groot en dan vier
kleine kinderen 1 En als ze gaat, moet het gauw ge
beuren ook."
„En is er niets op te vinden?"
„Mijn man heeft er met den kerkcraad over ge
sproken, en zc hebben toen besloten tot een collecte.
Er is vijftig pond noodig, maar ze hebben het pas
tot vijftien gebracht, en ik geloof niet dat er veel
kans is, dat ze nog meer bij elkaar zullen krijgen. Het
is erg jammer, want de dokter zoi, dat één winter in
het Zuiden haar leven zou kunnen redden, omdat
de kwaal maar zoo in het begin is.
„Al half negen!" liet zc er met schrik op volgen.
„Dan moet ik maken, dat ik gauw naar huis ga;
mijn man zal niet weten, waar ik blijf. Maar wat ziet
u betrokken! Het is heusch to kil voor u hier, als u
zoo stil zit. Port u toch gauw uw haard wat op."
Toen haar bezoek weg was, ging juffrouw Col
bourne weer aan het werk. Gewoonlijk kwam zij
's avonds al tijd te kort, maar ze kan er nu haar ge
dachten niet hij bepalen. Eindelijk schoof ze haar
werk weg en begon haar kamer op en neer te loopen.
Na een poosje opende zij een geheim laadje van haar
schrijftafel en haalde er een lange, zijden beurs uit
Zij telde het geld na. Er waren vijf bankbiljetten van
tien pond in en nog wat los goud gold.
Ze woog de beurs op haar hand. Tien jaar lang
had ze gespaard, om het hij elkaar te krijgen en zich
dikwijls het noodigc ontzegd. Verscheidene malen was
zij al op het punt gewcost, om haar reis naar Italië
te maken, maar er was toen telkens iets tusschen-
beide gekomen, ziekte en overlijden van haar moe
der en zusters, en nu was ze eindelijk alleen over
gebleven en had weer net genoeg hij elkaar. Zij had
nu stellig na Kerstmis willen gaan.
Zij sloot het geld nie weer weg, maar liet het in
een hoopje op de tafel liggen.
Zij kende de Batcsons goed. Zij had groot respect
voor den dominee en mocht zijn vrouw hijzonder
graag lijden. Zij wist genoeg van hun omstandigheden
af, om te weten, «lat zij zonder hulp van buiten af
nooit de henoodigde som hij elkaar zouden krijgen. Zc
wist daarenboven, dat de gemeente veel te arm was,
om veel meer dan vijftien pond op te brongen.
Zou mevrouw Batpsons dus thuis moeten b'ijven?
Er scheen niets anders op te zitten. En toch zij
keek eens nAar het stapeltje geld op de tafel.
Zij was niet overdreven scntinicntoel aangelegd. Ze
had al dertig jaar haar eigen brood moeten verdienen
en was niet gauw bewogen, als zij van het leed van
een ander hoorde. Ze had zelf te veel doorgemaakt,
om zorg en moeite, als iets bijzonders te beschouwen.
De reis naar Italië had zij ook niet voor haar eigen
genoegen bedoeld, maar om haar kennis te verrijken
en haar leerlingen meer ten nutte te zijn.
Zij bleef even bij haar boekenrek staan en keek
naar het beeld van Savonarola. Zou hij haar dorst
naar meerdere kennis, al wilde zij die ten nutte van
anderen besteden ook „ijdelheid" genoemd hebben.
Was Myra Batesons leven niet meer waard, dan het
beetje kennis, dat zij op zou doen? Wat zouden dio
vier kinderen moeten beginnen, als zij haar moeder
verloren? Ging een onderwijzers hoven een moeder?
En dan, stond er niet geschreven: „Draagt elkanders
lasten en vervult alzoo de wet van Christus."
Terwijl juffrouw Colbourne zoo bij zichzelf aan het
ovex-leggen was, liep mevrouw Batesons doodmoe de
kinderkamer op en neer en trachtte haar jongste
kindje in slaap te sussen. Do kleine jongen schreide
aan een stuk door, zoodra zij hem in zijn wiegje log
de. Toen ze hem eindelijk tot rust had, werd een van
de andere kinderen wakker, en liet was negen uur,
voor ze naar beneden kon gaan.
In de gang zag zij do jas van haar man hangen.
Ze droop van den regen, en zij bracht dio dus gauw
naar de keuken om te drogen.
Haar man was niet in «ie eetkamer, waar de tafel
al voor het avondeten gedekt was. Ze wilde hem niet
storen en haalde dus nog maar even haar k«>uscn-
mand te voorschijn. Misschien was zij zelf nog het
minst bezorgd van allen wat haar gezondheid be
trof. Ze was niet vervuld van haar reis naar het
Zuiden, maar zat er over te denken, of Tommy niet
langzamerhand te groot werd voor oen jurk. Zij wilde
dat haar man toch niet altijd zoo laat nog zat te
werken. Ze moest hem nog over zooveel raadplegen!
Hij kon niet langer zonder winterjas. Ze zou hem zien
over te halen, dat hij er den volgenden dag dadelijk
een bestelde.
Maar de dominee zat niet te werken. Hij was bijna
doorweekt thuisgekomen. Het was een lange wande
ling geweest naar zijn huis, en hij zat nu somber en
ineengedoken bij het vuur. 1-Iij had zijn vrouw naar
heneden hooren komen, maar hij zag nog geen kans,
om wat opgewekter te kijken en bleef dus nog maar
waar hij was.
De kerkmeester had hem verteld, hoe weinig zij
nog maar bij elkaar hadden, en zijn trots kwam er
tegen op, dat hij zoo afhankelijk was van do liefda
digheid van zijn gemeenteleden; terwijl zijn hart van-
eengereten werd, als hij aan zijn vrouw dacht
Wat was hij niet opgegaan in zijn werk en wat
ha«l hij niet steeds antieren gewezen op do macht en
dc liefde van God en hoe Hij ons zelfs uit den groot*
sten nood nog redden kon.
En nu voelde hij alsof God hem vergeten had.
Er werd op zijn deur getikt. Hij srong overeind en
trachtte zich te heheorsohen. Een naar minuten later
voegde hij zich bij zijn vrouw in do zitkamer.
„Wat ben je Iaat", zei ze op bezorgden toon, en wat
zie je er moe uit! Ik wou dat je niet altijd zoo laat
bleef zitten werken. Een uur geleden is er al een
brief voor je gekomen, maar ik wou jo niet storen',
en ze reikte hem een gezegelde enveloppe over.
Hij opende de enveloppe en vond cr tot zijn groot*
verbazing vijf bankbiljetten van tien pond in.
Een blos van schaamte'overtoog zijn gelaat. Hoe
had hij zijn God zoo kunnen wantrouwen! Zijn God
die hem reeds zoo menig blijk van Zijn zorgende
liefde gegeven had!
Dankbaar knielden man en vrouw samen neer. Eni
juffrouw Colbourne? Nooit vernamen do Batesons,
dat het haar haar reis gekost had, maar zij had ziclt
nog nooit zoo gelukkig gevoeld.
DE UITVINDING VAN DE CIGARETTE.
Het was in het jaar 1831. Ihrahim-Pasja, de onder
koning van Egypte, belegerde Acca. Zijn artillerie
had zich prachtig gehouden en zou daarvoor beloond
worden.
De dankbare veldheer liet een groote haal van de
beste Egyptische tabak en een groote waterpijp in
het legerkamp der kanonnieren brengen, want toen
reeds behoorde het rooken tot de grootste genoegens
van den soldaat.
Nauwelijks waren zc begonnen met zich over het
geschenk te verheugen of de belegerde Turken be
gonnen opnieuw een kanonade. Een der eerste kogelt
trof de waterpijp, die geheel werd vernield.
De Egyptenaren beantwoordden het vijandelijk
vuur en brachten het weldra tot zwijgen. Doch hun
mooie waterpijp werd daardoor niet hersteld.
Zoo sloofden de soldaten zich uit om te bedenken'
op welke wijze ze van de kostelijke tabak konden
genieten.
Daar greep een van hen een papieren huls, welke
diende om de lonten aan te steken. Hij vul«le deze
met tabak en stak ze in brandde cigarette wat
uitgevonden.
LEERZAME SNIPPERS.
De naam „Lloyd" is afgeleid van een handelsblad,
dat de Londcnsche koffiehuishezittor Kd .Lloyd sinds
het jaar 1696 voor zijn gasten uitgaf. Daar dit orgaan
v.n.l. scheepvaartbeiangen diende, zoo wordt daar
door verklaard, waarom dergelijke ondernemingen
deze benaming hebben aangenomen.
In de binnenlanden van Ahessinië wordt zout als
betaalmiddel beschouwd. In de overige dcelen van
het land zijn geldstukken in omloop, die in Europa
sinds lang aan de uitgifte zijn onttrokken. Zoo vindt
men nog steeds de oude Maria-Thercsiadaaldcr.
Het koloniaal bezit van Frankrijk is grooter van
Europa, het Engclsche bijna zoo groot als Azië.
Reeds in 1232 gebruikten de Chinoczen buskruit,
doch als explosieatof.
n
21!
DE WENDING.
„Juffrouw Gerritsen, juffrouw!"
De bekende' boodschap van bijna eiken dag weer,
was dezen avond d«x>r juffrouw Mulder, met angst
gewacht. Daar kwam ze, Jet, liaar vriendin, die ze
zou moeien teleurstellen.
Jet zelf had ook iets gejaagds en haar stem, toen
ze d« hospita groette, klonk vreemd hoog. Even later
Stond ze in de kamer.
„En?"
„Net als ik dacht, Jet, liij doet het niet."
„Rie, toe nou, 't kan niet."
„Toch waar, Jet, 't is precies zooals ik je zei, hij
Jiëomt er geen van de openbax-e school."
„Maar Rie, je hebt hem toch gezegd, dat het wer
kelijk mijn beginsel was, dat ik, nou ja, je weet
Wel"
„Ik li-ju alles gezegd, wat ik maar eenigszins in je
voordeel zeggen kon, doch 't stuitte telkens af op:
„nu juffrouw, iemand die al ruim twintig jaar in do
openbare schend stond, neem ik niet."
„Dut is Christelijk", antwoordde juffrouw Gerritsen
.op bitteren toon. „Alsof onder die Christelijke onder
wijzeresjes alles goud is, wat er blinkt. Als ik denk
aan Ans Vermeer, die op Zondag overal heen reist,
en Jo Verhoog, die zoo gruwelijk spotten kan, om
maar niet van sommige hecren te spreken, die zich
zóó kwajongensachtig aanstellen, dat de kinderen
over ze spreken, nou, dan begrijp ik niet, hoe een op
rechte Christin niét in aanmerking kan komen, om
dat ze, vóór ze veranderd werd, al op een openbare
school was."
Juffrouw Mulder antwoordde niet, keek peinzend
in dc stille straat. Gisteren nog zou ze in haar hart
Jet gelijk hebben moeten geven, terwijl nu, sinds het
gesprek met den baas vanmorgen
,,'k Ga tóch naar hem toe," deed Jet haar op
schrikken.
„Och Jet, doe dat gerust niet, hij houdt zich altijd
aan wat hij zegt cn jij kunt onmogelijk met moer
krucht pleiten, dan ik het vanmorgen deed."
„Rie, daarvan ben ik overtuigd, ik weet, dat je mo
graag de betrekking gunnen zoudt, ik weet ook, hoe
leuk jo het zoudt vinden, als we samen aan één
school waren, dus hoef ik er niet aan te twijfelen, of
jij jo best voor me gedaan hebt. Maar je moet me
niet kwalijk nemen, dat ik ook zelfs eens met hem
praten ga. Ik mag toch wel voor mijn goed recht op
komen? Je hebt mo al jaren gezegd, dat ik op de
Christelijke school thuis hoor en daarom
„Maar Jet, het geeft je niet, stellig niet, ik weet het
heel zeker," brak juffrouw Mulder den woordenstroom
„Dat is mogelijk, Rie, dat is zelfs zéér aannemelijk,
maar dan zal ik hem tóch eens op zijn christenplicht
wijzen, hem toch eens vragen, of hij meent, getrouw
te zijn wanneer hij iemand als mij, uit zijn school
weert. Je bent cr toch niet boos om?"
„Och, hoos is het woord niet, maar ik heb niet
graag, dat je woorden met hem maakt. Hij is in elk
geval mijn patroon."
„Dus hij z«»u jou leelijk moeten aanzien, om wat ik
met hem heb? Dat zou al héél Christelijk zijn. Nee
Rie, zoover zal hij het niet drijven en ik zal er in elk
geval jou heelemaal buiten laten."
Even later was juffrouw Mulder weer allocn,
angstiger nog dan voor het bezoek. Ze had zoo ge
hoopt Jet er van terug te houden en nu ging zc toch.
Daar l;on niets dan ellende uit voorkomen. Neen,
mijnheer Hartman, haar patroon, zou hddr niet aan
rekenen, wat Jet zei of deed en dat de verhouding
met hem minder goed zou worden, achtte ze uitge
sloten, doch hoe zou dit bezoek afloopen voor Jet?
En hue zou zij later eijn? Voortaan eiken dag schim
pen op mijnheer Hartman? Op heel het Christelijk
onderwijs misschien? O, Ric Mulder voelde het, dal
zou zij niet kuhnen verdragen, want het Chr. onder
wijs was haar alles en mijnheer Hartman was ze
gaan achten in het jaar, dat hij, de zooveel jongere,
hoofd was van dc school, die zij al heel, héél lang
diende. Als Jet telkens weer cr over zou beginncm of
dit nu Christelijk was en dat cr maar bij doorkon,
want Jet kon zoolang op hetzelfde aambeeld slaan,
dan zou Rie beslist scherpe woorden gaan gebruiken
en op die manier Jet Verliezen, Jet, haar beste, feite
lijk haar eenige vriendin. Als je de veertig gepas
seerd bent heb je niet meer zooveel vriendinnen, al
thans niet zulke, als in je jeugd. Die van vroeger zijn
getrouwd of weggcreisd cn de nieuwe, och echte
vriendschap is niet zoo makkelijk te vinden en op
Interen leeftijd sluit men zich niet zoo licht meer aan.
Rie had Jet lecren kennen, vijftien jaar geleden al,
bij het evangelisatiewerk in een achterbuurt van de
groote stad, waar ze heiden onderwijzeres waren,
schoon uan z«x» verschillende school. Rie had zich ol
spoedig aangetrokken gevoeld tot Jet, die zoo bizon-
der goed met de menschcn wist om te gaan, die zoo
heel mooi en teer vnn Jezus kon spreken tot de klein
tjes cn vol gloed van Hem getuigen onder dc grootcn.
Die vrijmoedigheid, die zekerheid, had de ietwat wan
kelmoedige Rie een soort van vereering doen voelen
voor de weinig oudere Jet. En ze waren vriendinnen
geworden, vriendinnen voor het leven, naar ze bei
den geloofden. Maar nu
Ja, Rie had, toen ze wat meer vertrouwd met el
kaar werden, wel gevraagd, hoe Jet, die bekeerd was,
zich thuis kon voelen op een openbare school. Jet
had gezegd, dat Ric dit niet vreemd moest vinden.
Aan de ojienharo school was ze geweest vóór ze tot
het geloof kwam, waarom ze het niet gewenscht
achtte, nu dit heerlijke haar deel was geworden, die
school te verlaten. Juist onder de kinderen van de
opcul»are school, die zelden of nooit een „goed woord"
hoorden, kon zo nuttig zijn, die hadden haar veel
harder noodig, dan de kinderen van de Christelijke
school. Rie had daar wel enkele zwakke argumenten
tegen in gebracht, maar Jet had beweerd, niet anders
te mogi'ii. Aan hun vriendschap had het nooit ge
schaad, dat ze hun dagtaak in zoo verschillende sfeer
verrichtten cn feitelijk was Rie er heelemaal aan ge
woon geraakt, leek het haar, of het zoo hoorde en had
daarom vreemd opgekeken, toen Jet, hoorend van een
vacature, gezegd luid, wel zin in die betrekking to
hebben. Eerst had Rie er een beetje om gelachen,
mecnend, dat Jet het voor de grap zei, doch, toen ze
merkte, dat het ernst was, had ze de bezwaren ge
noemd. 't Ging niet makkelijk van de openbare school
in de Christelijke te komen, vooral nu met dien over
vloed van sollicitanten, cn zou mijnheer Hartman, die
zelf pas twee-en-dertig was, niet liever een jongere
nemen?
„Maar met jou gaat liet toch ook goed," had Jet
gezegd, „en juist dut hij jong is, geeft ine meer kans.
Du oudere hoofden, die «len schoolstrijd in al zijn fel
heid hebben meegemaakt, ja, dat dié elk openbaar
onderwijzer of onderwijzeres van te voren al veroor-
deelen, dót kan ik me eenigszins begrijpen, doch dat
Hartmannctje zal wel meevallen, hoor! Begin jij er
morgen maar eens over, «lan zul je het zien."
„Jet, ik ken mijnheer Hartman beter dan jij," had
ze geantwoord. „Hij staat geweldig op zijn stuk en al
heeft hij van den schoolstrijd weinig last gehad, hij
is erg beginselvast, eischt dat ook van zijn personeel,
hij is, wat ze bij jullie misschien conservatief zouden
Jet was in lachen uitgebarsten.
„Hij conservatief? Kom nou, Rie, dat geloof je zelf
niet. Denk maaraan je verjaardag!"
Och nee, conservatief was ook niet het rechte woord
geweest, dat wist Rie wel, maar ze had zich niet an
ders uit weten te drukken, was zoo bang geweest, Jet
pijn te doen.
„Denk maar aan je verjaardag."
Ja, dat zei Jot wel eens vaker. Op dien verjaardag
had zc mijnheer Hartman ontmoet. Hij was toen pas
enkele maanden aan de school, maar had zoo echt
gedaan, of hij thuis was, toen hij met zijn vrouw bij
ltie kwam. Rie had beiden een plaats aangewezen,
mijnheer hij do heeren en mevrouw bij du dames,
zooals ze dat altijd gewend was geweest. De meeste
collega's waren al niet zoo jong meer, de heeren op
twee na allemaal getrouwd. Die plaatsing had Rie
heel gewoon gevonden, ook hij de anderen ging het
immers zoo? Dames konden heter met dames praten
cn heeren met heeren, meende ze. De enkelen, dio
verloofd waren, ja, die zaten natuurlijk paarsgewijze
en vormden de schakel tusschen de dames- en hee-
ronnfdccling.
Toen ze nu haar patroon en z'n vrouw dc, naar ze
meende, beste plaatsen wou geven, had hij jongens
achtig hard geroepen: „nee juffrouw, dat gebeurt
niet, hoor! Ik ga bij mijn vrouw zitten. Hermans zit
ook wel bij zijn meisje."
„Och mijnheer, ik ik dacht," had ze onhandig
gestotterd.
„Dat enkel verloofde mensehen graag naast elkaar
zaten, hè? Maar bij ons is het nieuwtje er ook nog
niet af, hoor! Wo zijn wel al zes jaar getrouwd, maar
we zitten nog graag hij elkaar."
Er was natuurlijk smakelijk gelachen.
Toen, ziende dat de gastvrouw er een beetje ver
leden mee was, had hij gezegd: „een brutaal mormel
hen ik, hé juffrouw? Maar laat ik u eens een goeden
raad geven. Zet do schaapjes gezellig tusschen de bok
ken. Gerust, als al die dames hij eikaar klitten, pra
ten ze over niets dan huishouding. Japonnetjes,
dienstboden en kinderen, terwijl do heeren hot óf
over do politiek óf over du kerk en de dominee's krij
gen. Nou, dat zijn je ware onderwerpen om elkaar in
do haren te vliegen cn dót op den verjaardag van
zoo'n vreedzame, dame als u, nee juffrouw, dó 's niks
gedaan, hoon Mag ik dc plaatsen eens verdeden
't Was werkelijk een véél gezelliger avond gewor
den dan zo vroeger gewoon waren. Ongemerkt had
mijnheer Hartman de heele leiding gekregen en zijn
ceremoniemeesterschap ging hem best af.
Later had Jet gezegd, dat ze hem toch feitelijk wat
al té vond voor een Christelijk schoolhoofd. Zijn toon
had zo wat los gevonden en sommige spreekwijzen
profaan. Dit was sterk overdreven geweest, maar 't
verschil met het oude hoofd was ook zoo erg groot.
Die was altijd een en al stijfheid en vormelijkheid,
hij had zijn stemming op een dergelijken avond ge
legd en mijnheer Hartman een andere, wat wol zoo
moest wezen, waar hij in alles anders was.
Maar Jet sprak zoo gauw van profaan. Zooiets als
vun .schapen en bokken" kon bij haar al niet door
den heugel. Gelukkig, dat ze niet wist, wat hij van
morgen van héér gezegd had.
Rio hód het „goede woord" gedaan, had gepleit, zoo
goed ze kon, maar 't eind was geweest: „hoor eens
juffrouw, met alle respect voor uw vriendin zie ik in
haar slechts iemand, die de vlecschpotten van Egypte
pas wil verlaten nu in Kanaan de melk en honing
maar voor het slikken is."
Kijk, zulke Bijbeïtermen vond Jet zondig cn 't was
ook misschien heter, ze niet te gebruiken, maar spot
ten deed hij toch nooit, duldde hij ook niet van cn
ander. Jet was in die dingen altijd erg voorzichtig,
ja, Jet, mnnr't «elfde onprettige gevoel kwam
weer over Rio, dot zc straks had gehad, toen Jet zoo
over haar Christin-zijn sprak. Vroeger had hot haar
ook wel eens een klein beetje geërgerd, als Jet tel
kens weer over haar bekecring sprak, ja zich daar
zelfs wat op liet voorstaan, maar nooit had ze er zóó
over gedacht als nu. Dat kwam door 't gesprok met
mijnheer Hartman. Die had natuurlijk gevraagd,
waarom Jet do openbaro school wou verlaten. Daarop
had ze niet zoo direct antwoord kunnen geven, had
ten slotte gezegd, dat iemand die G«xl vreesdo zich
daar op den duur toch niét thuis kon voelen.
„Juist Juffrouw," had mijnheer Hartman geant-
woord, „en «lat die vriendin van u daar toch jaar in
jaar uit bleef, pleit niet voor haar."
Rio had toon, schoon flauwtjes, omdat zo er zelf
niet van overtuigd was, ook gesproken van het „als
Christin good kunnen doen op de openbare school",
maar hij had daarom gelachen cn toen dat gezegd
van de vlceschpottcn.
"t Ilad Rie een anderen kijk op haar vriendin ge
geven. 't Was waar, ze ergerde er zich aan, dat ze
altijil in dc lagere klassen gehouden werd, ze had al
vaak haar best ge<liian overgeplaatst te worden naar
'een nettero school, maar zij met haar hoofdakte cn
aktes voor Engelsch en Fransch was moeten blijven
in do laagste klassen van een school in een der
armste wijken. En hier zou zo wel op een nette school
zijn, hier zou zo de derdo klas krijgen, en daarbij
huiten schooltijd Fransch aan vijf en zes, zelfs mis
schien ook Engelsch aan wes mogen geven. Dio lesson
werden heel good betaald, 't Zou een 3 4 4 honderd
gulden bij het salaris geven. Kón het zijn, dat het
enkel daarom was? Kón het zijn, dat Jet werkelijk
oru het gold op de openbare school gebleven was?
Ric wóu het niet gelooven van haar vriendin, maar
telkens kwamen die gedachten weer.
Zou mijnheer het ook tegen Jet zelf zeggen! Als
hij het dan maar niet in Bijbeltaal deed. Maar hoé
het ook zijn zou, ze werd beslist hoos. Dom ook,
dat zij, Rie, verteld had van die al jarenlange
vriendschap en hoe ze elkaar gevonden hadden.
Mijnheer had anders kunnen denken, dat Jet's goedo
beginselen pas van den laatsten tijd waren. Ach,
maar zooiets kwam toch uit. De stad was wel groot
maar in Chr. kringen was Jet geen onbekende ea
mijnheer Hartmann was hier al een jaar.
„Als het maar geen verwijdering geeft", zuchtte
Rie Mulder voor de zooveelste maal.
II.
Zoo vlug ze maar kan, stapte juffrouw Gerritsen
naar dc woning van mijnheer Hartman. Als hij nu
maar thuis was. Over zoo iets moest je geen gras
laten groeien, vond ze. Je kou er het best over hoo
rnen, als je er heolcmaal van vervuld was.
Ja, mijnheer Hartman was thuis.
„Juffrouw Gerritsen, mijnheer", begon ze strijd
vaardig, „juffrouw Gerritsen, de vriendin van juf
frouw Mulder. We hebben bij haar elkaar al eens
ontmoet".
„Zeker, juffrouw", was het kalme antwoord „en
over u hebben juffrouw Mulder en ik vanmorgen
gesproken. Mc dunkt, zc zal u «lat en den inhoud
van ons gesprek wel medegedeeld hebben".
„Dat heeft zc, mijnheer, cn daarom kom ik nu
zoif. Mijn sollicitatie stuur ik toch in en aan u zou
ik wel eens willen vragen, wat u er tegen hebt, dat
iemand de openbare school verlaten wil, om de
Christelijke te dienen."
„Op zichzelf heb ik daar niets tegen, juffrouw, ik
juich het zelfs toe, als het uit het rechte beginsel
voortkomt".
„Mijnheer" en de stem van juffrouw Gerritsen
werd zéér ernstig, „mijnheer, wie geeft u het recht
aan mijn beginselen te twijfelen?"
„Geen mensch, juffrouw!"
„Dat dacht ik ook, mijnheer! U weet evengoed als
ik, dat er veel onwaardigen in de Chr. school staan,
'k Spreek niet van de uwe in de eerste plaats, maar
'k bedoel, zoo in liet algemeen. Er zijn tegenwooi-dig
Chr. onderwijzers en onderwijzeressen, bij wie er heel
veel door kan. Ik weet er, «lie zelden of nooit naar
do kerk gaan, die Zondags reizen, die je op Zondag
avond in een uitspanning of restauratie kunt vinden,
dio op Zondag aan sj>ort doen, die spotten, die Go«ls
Naam misbruiken, die er rond voor uitkomen, dat
ze dit niet gelooven en dat anders verklaren willen.
Is het waar, mijnheer, of niet?"
„Het is helaas volkomen waar, wat u daar zegt,
juffrouw, ja ik zou het lijstje van gebreken nog wei
wat kunnen uitbreiden. Ik betreur het, dat er in een
groote stad niet wat meer op dergelijke dingen ge
let kan worden, ik betreur het nog sterker «Jat wo
zoo weinig recht en macht liebben zulke verkeerd©
elementen uit te roeien, want dat wil ik u wel zeg
gen, ze zouden hij mij er uit gaan, als ik dat vol
brengen kon, maar juist omdat er zooveel onkruid
onder de tarwe is gekomen, hebben we dubbel toe
te zien, hebben we, voorzoovcr we kunnen, te onder
zoeken of wel werkelijk uit beginsel het Christelijk
onderwijs gediend wordt, of wel uit edele motieven
gesolliciteerd wordt."
„Ik mag met dunk aan mijn Heiland verklaren, dat
ik Zijn kind bon, dat ik al jaren Hem ken en Hem te
dienen mijn cenig streven is. Juffrouw Mulder zal
u toch ook wel iets duarvan gezegd hebben, u verteld
hebben hoeveel jaren ik al Zondagssch«x)l houd en
ander evangelisatiewerk doe?"
„Ja juffrouw, «lat heeft juffrouw Mulder me haar*
fijn verteld en juist daarom wil ik u „niet benoemen".
„Maar mijnheer", nop juffrouw Gerritsen uit, tó
verwonderd om iets hieraan toe te voegen.
,,'t Valt u vreemd, héél vreemd dit te hooren, hè
juffrouw? Ik zal liet u nader verklaren. U als Chris
tin had niet al die jaren in de openbare school mo
gen blijven. U hoorde daar niet".
„Daarom wil ik er uit, mijnheer'"
„Waarom nu pas, juffrouw?"
„Ooh, vroeger al heb ik er over gedacht, maar ik
meende, dat ik in de openbare school meer nut kon
stichten dan Ln de Ghristelijke. In deze laatste was
ik niet luxxlig, daar worden de kinderen al onder
wezen uit Gotlö Woord, maar onder mijn collega's
was ik de eenige geloovige en God had mij «laiir
gesteld, om ook die kinderen, waaronder toch .ook
zeker «le Zijne zullen wezen, tot Hem te leiden".
„O," zei Hartman droogjes, „u bleef dus voor het
zioloheil van die kinderen."
„Vindt u «lat zoo onmogelijk mijnheer," vroeg juf
frouw Gerritsen goprikkeld door zijn sarcasme.
„Ja Juffrouw," antwoordde Hartman met vaste
stom, terwijl hij ojistond en recht voor haar ging
staan.
„liet is een onwaarhckl, dat u daar voor het
zielohoil der kinderen werken kon. Voor hun ziele-
hci'l ijveren, dat is, ze tot Jezus leiden. Zeg eens,
juffrouw, icon en mocht u dat?
Mocht u bidden met die kinderen?
Mocht u ze vertellen van den grooten Kindervriend?
Mocht u met zo zingen van Hem? U zoudt cr gauw
huiten gestaan hebben, als u dat gedaan hadt. Neen,
juffrouw ik zal het u wel amlers zeggen, 't was om
dc lieve centen, dat u bleef. U hadt oen goed salaris,
een héél goed salaris in deze stad en op dc Chr.
school was het in dio dagen nog arnioelijden. Nu
evenwel is er de gelijkstelling, nu kunt u aan oen
school als de onze met lessen buiten schooltijd nog
aanlig wat moer verdienen en daarom wilt u nu
wol vcranderi-n. Oordcolen doe ik niemand, maar
mijn school blijft voor iemand als u gesloten."
Wanr hieven nu de woorden, die ze zoggen zou?
Hoe moest zc hom nu op zijn Christenplicht wijzenf
Ze zat, als met stomheid geslagen".
,,'k Geloof, dat Ik maar gaan zal, zei zo, na con
lange stilte.
Ilij stond op liet haar uit. Als een, die slaapwan
delt, ging ze langs hom, zag niet eens zijn tO»g»
stokeji hand. Naar huis moest zo. Niet naar Ric, o
neon, alleen moest zo zijn.
(Zl* vervolg bladerde 214).