ZONDAIGSBLAD I SCHAAKRUBRIEK. fS® 18 i" fa b m n in a Ui m m m .1 II u k m X m lp m a jg§ X. S n 1 B m B i fa A I i i i fl k w fa m m JU 18 B Sr B bekoorer NIEUWE LEIDSCHE COURANT 192 Redacteur: W. J. H. CARON, Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W. Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem No. 174. Auteur: I. A. SCHIFFMANN. A wm Wit begint en geeft in tt#ec zetten mat. Wit (81: Ka5, Dd7, Lh2, Lh7, Pd4, Pf5, pi.b4, e2. Zwart (9): Ke4, Dh5, Tdl, Lb8, Pc7, pi.a3, e3, h4, h6. Probleem No. 175. Auteur: T. LAZARD. X.;'- ''jfr mm wp I J Wit begint en geeft in drie zetten mat Wit (4): Kf6, Db7, Pe3, pi.dt Zwart (2): Kd6, Ld3. OPLOSSINGEN. Probleem No. 172. Auteur: H. WEENINK. Wit (8): Kf8, Da7, Th5, Le3, Lhl, Pel, PI3, pi.cL Zwart (7): Ke4. Tfl, Lg3. Pg8, Ph6 pi.d6, e5. Wit geeft in twee zetten mat. Sloutelzet: 1. Le3—cl. Probleem No. 173. Auteur W. VON HOLZHAUSEN. j Wit (4): Kf5, Lf4, pl.g2, g3. Zwart (2): Khfc. Lel. Mat in drie zetten. L Lf4-e3 LelXg3, 2. Lc3-g5, enz.; of 1. Ld2 Jf 2). 2. g4t enz. Goede oplossingen ontvangen van: K. Boheldijk (172 en 173) en J. Doams (172 en 173), Rotterdam; C P- yan Dorp (172 en 173) en L Mol (172 en 173), Loos duinen: H. T Nieuwhuis (172 en 173), Amersfoort; M. Opbroek (172 en 173) en H. C J. Spier (172 en 173), Den Haag; F. Post erna (172 en 173), Amsterdam; H. Sjouke 172 en 173, benevens 171 van den vorigen keer), Rijsenburg; P. Vermeer (172 en 173), Zoeter- meer. RETI-OPENING. Van den dezer dagen overleden schaakmeester Diehard Rétl, den grondlegger der moderne schaak- •heorie. volgen hier een tweetal beroemde partijen. Beide laten zien, hoe Réti op voortreffelijke wijze ij n opening behandelt en op zijn geduchte tegen standers een klinkende overwinning weet te behalen. Gespeeld te New-York 1924. Wit: Réti. Zwart: Capoblanca. L Pgl—f3 Pg8f6 2. c2c4 g7-g6 3. b2—b4 Lf8—g7 4. Lel— b2 0-0 «2-g3 b7-b6 0. LflgS Lc8b7 7. 0—0 d7d6 8 <!2d3 PbR—d7 9. Pbl—(12 ©7—c5 10. Ddl—c2 Hier kan 10. Pe5: niet geschieden wegens 10. Lg2: 11. Pd7- Lfl: enz. 1 0Tf8e8 11. Tfl—dll Maakt ruimte voor het paard. 1 1a7—a5 12. a2—a3 h7—h6 13. Pd2—fl Ongunstig was 13. Pe5: Lg2: 14. Pd7: Dd7: 15. Kg2: Te2: Nu dreigt een paardzet. 1 3c7c5 14. b4b5 ....v... Of 14. ba: Ta5: 15. Pe5: Lg2: 16. Pd7: Lc6 17. Pf6:f I.f6: 18. Lf6: Dd6: 19. Dd2 met goed spel voor wit. 1 4Pd7—f8 15. e2e3 Dd8—c7 16. d3d4 Lb7e4 17. Dc2c3 e5Xd4 18. e3Xd4 PfG—d7 Hier verdiende 18Pe6 de voorkeur waarna b.v. 19. Dd2 Tad8. 19. Dc3d2 c5Xd4 20. Lb2Xd4 Dc7Xc4 21. Ld4Xg7 Kg8Xg7 22. Dd2—b2t! Met dezen zet doet wit's voordeel duidelijk zien. De Dame staat hier zee sterk; 22. f6 of 22 Pf6 ziet er niet aangenaam uit. 22. Kg7g8 23. TdlXd6 Rekende Capablanca hier op 23. P3d2? Dc2! 24. Dc2: Lc2: 25. La8: Ldl:? Thans dreigt echter 24. P3d2. 23Dc4c5 24. Tal—dl Ta8a7 25. Tfl—e3 Inleiding tot een reeks sterke paardzetten, die zwart ten slotte niet kan pareeren. 24. Pg4 dreigt nu zeer sterk. 25De5h5 26. Pf3d4! Le4Xg2 27. KglXg2 Dh5e5 De combinatie 27Te3: 28. fe: Ddl faalt we gens 29. Pf5! en wit wint de Dame. Zwart had beter 27Pe5! kunnen spelen, hoe wel wit ook dan nog beter had gestaan door 28. De2! De2: 29. Pe5' Thans is zwart echter verloren. 28. Pe3c4 De5—c5 29. Pd4c6 Ta7—c7 30. Pc4e3 Pd7—e5 Te laat! Na 31. Tbd5 Pc4 32. Tc5: Pb2: was alles in orde, maar wit zet sterker voort. Stand i 30. Pd7—e5 - es 31. Tdl—d5l Deze zet gaf wit bij het afbreken der partij af. Hij beslist dwingend. Zwart heeft slechts 31Pc4 maar na 32. Tc5: Pb2: 33. Tc2 Pa4 wint de doodelijke zet 34. Pa5! min stens een figuur b.v. 34Pe6 35. Te6: of 34. Tc6: 35. bc: gevolgd door 36. c7. Daarom gaf zwart de partij op. Wit: R. Réti; Zwart: E. Bogoljuhow. 1. Pgl—f3, d7—d5; 2. c2-c4, e7—e6; 3. g2—g3, Pg8— f6; 4. Lfl—g2, Lf8d6; 5. 0-0, 0—0; 6. b2—b3, Tf8—e8; 7. Lel—b2, Pb8d7; 8. d2—d4, c7—c6; 9. Pbl—d2, Pf6e4; 10. Pd2Xe4, d5Xe4; 11. Pf3—e5, f7—f5: 12. f2—f3. e4Xf3; 13. Lg2Xf3. Dd8—c7; 14. Pc5Xd7, Lc8Xd7; 15. e2—©4, e&—e5; 16. c4—c5, Ld6—f8; 17. Ddlc2, c5Xd4; 18. e4Xf5, Ta8—d8; 19. Lf3-h5, Te8e5; 20. I.b2Xd4, Te5Xf5; 21. TflXf5, Ld7Xf&-, 22. Dc2Xf5, Td8Xd4; 23. Tal—fl, Td4—d8; 24. Lh5- 17t, Kg8—h8; 25. Lf7—e8l, Zwart geeft op. CORRESPONDENTIE. C. EL C. S. te K. In no 172 faalt 1. Ld2, daar de Looper ruimte moet maken voor ev. Pf3(12. P. V. te Z. .Ta, 171 bnd een nevonoplossing. H. C. J. S. te D. H. Een good idee voor een volgende maal! K. B. te R. Na 1. Tc7 Ta6: volgt eenvoudig 2. Tf8 mat! P. H. L te R. Wegens verkeerde adresseering kwam uw schrijven na een week in mijn bezit. Uw probleem is ongeschikt voor plaatsing, daar het een schaakjacht geeft van enkele zetten benevens de gedwongen ant woorden. SCHAAKVER. „KRALINGEN". Nadat „Kralingen" het kampioenschap harer afdee- ling had behaald, is het haar deze maand gelukt in de promotiewedstrijden twee 7—3 overwinningen te behalen, zoodat deze vereeniging den volgenden win ter in 2 A, de laagste afdceling der tweede klasse, zal mogen uitkomen. Wij wenschen „Kralingen" geluk met haar succes en voegen er de opwekking bij aan het adres der schaakliefhebbers van Groot-Rot terdam! om deze vereeniging, die zoo'n goed figuur maakte in de bondswedstrijden, maar eenigszins met gebrek aan leden te kampen heeft, met hun lidmaat- schap te steunen. RUILEN ZONDER TE HUILEN. Willen de abonné's er a. u. b. om denken dat de brieven voor deze rubriek vóór Dinsdagsavonds in Soest moeten zijn wil men diezelfde week nog beant woording verwachten. Eerst zullen we nu de voorwaarden en regels lateir volgen, geldig voor hen die bij Ons Ruilbureau wen schen te ruilen. Art. 1. Al uw brieven moeten vergezeld gaan van 15 cents aan postzegels, zullen zij naar uw wensch behandeld worden. Ontbreekt het noodige echter dan krijgt u dc helft toegezonden van het aantal bons cn plaatjes waar u anders recht op zou hebben. Art. 2. Aan ons bureau kunnen verschillende soor ten bons en plaatjes tegen elkaar ingeruild worden. Art. 3. Wat we bij ontvangst van uw aanvraag niet in voorraad hebben, wordt genoteerd en zoo spoedig mogelijk gezonden. Art. 4. Kwatta-soldaatjes en Sickesz-wapens opge plakt inzenden. Art. 5. Vuile en beschadigde plaatjes worden door ons vernietigd en gelden niet Art. 6. Het verdient aanbeveling naam en adres steeds duidelijk op de enveloppe te vermelden opdat uw zending bij onvoldoende frankeering niet zoek raakt, want met strafport bezwaarde stukken worden geweigerd. Art 7. Het staat aan ons dc waarde te bepalen van wat u zendt en als u met ons igeedoet betcekent dat, dat u zich ook aan deze regel onderwerpt. Art. 8. Zij die ons speciale nummers van de Klaver blad, Bloemen cn Vogelalbumplaatjcs vragen, zenden we zooveel mogelijk het gevraagde. Voor do nummers die we niet voorradig hebben sturen wo andere exemplaren die in te ruilen zijn bij: De direc tie der Rcclameafdeeling van de Klaverblad-Karne- melkzeepfabriek, Spaarwouderstraat 14, Haarlem. Art. 9. De vetgedrukte namen in onze aanvraag zijn van d i c bons en plaatjes waar veel aanvragen van liggen, waar dus b" voorkeur niet om gevraagd moet worden en waar we veel van kunnen gebruiken. Art. 10. Geregeld komen cr vragen binnen of wo ook soms die on die plaatjes ruilen of albums. Hier op geldt het antwoordt: Alleen die bons en plaatjes die in aanbod en aaanvraag genoemd worden. In albums nooit. Als u bijzonder er op gesteld bent dat er een niuw soort bons of plaatjes bij het uitgebreide fonds wordt bijgevoegd, kunt u ons die wensch ken baar maken en zoo er meer vragen naar éón soort zijn, kunnen we daartoe overgaan. Aangeboden worden deze week: Hille-bons, plaatjes van de Verkade's-albums: Len te, Zomer, Herfst, Winter, Blonde Drlne.i, Bosch en Heide, Bonte Wei, Naardermeer, Langs de Zuiderzee, De Vecht, De IJssel. Friesland, Mijn Aquarium, De Bloemen in Onzen Tuin, Texel en Kamerplanten, Klaverblad Bloemenplaatjes, Holland-plaatjes, Rade- makersbons, Drotstebons en Sickeszwapens. Deze week worden gevraagd: Bussink's plaatjes Van Delft plaatjes, *2rdal Peli kanen Kwatta-soldaatjes, Van Houten-bons, Boni der Levers Zeep-Mij. en Klaverblad-Vogelplaatjes. Tenslotte nog e<-nige correspondentie: C. K. te Baarn; Cor v. d. H. te 's-Gravenzande{ Mien T. te Overschie en A. L. v. S. te Rotterdam» Zie Art. 3. G. J. te Delft. Zie art. 8. Betsy R. te BerkeL Cunlight-cartons kim je tot 1 Augustus niet aanvragen. Kies dus iets anders uit onzen voorraad. H. de J. te Oostendam. Dito! Zie verder Art. 10. J. H. te Ridderkerk. Zie art 10. N. C.B. te Rotterdam. Er staan 57 voor u geno teerd. A. B. v. d. B. te Den Haan- Daar zijn 100 Pelikanen »or noodigl A. K. te Capelle. Dank voor uw cadeauzending. Wed. G. V. te Alblasserdam. U krijgt nu nog lit Pelikanen. G. H. P. te RijsoonL U zendt wel plaatjes maar vraagt niets aan. Is het de bedoeling dat we dit als n cadeauzending beschouwen, dan: hartelijk dankl C. F. de G. te Hillegam en X. te Delft. Dito!? G. de J. te Rotterdam. Als u nagaat dat er gemid deld 5 B.-plaatjes per week binnenkomen en iemand van 177 stuks u vóór is, kunt u wel nagaan hoe lang 't nog duurt C. C. A. v. d. W. te Rotterdam. U krijgt er 90. Zie verder hierboven. E. V. te Eindhoven. Die 60 plaatjes hadden een waarde van 12 K-p.bons welke ik u ook zond. De helft is er dus ultgestroopt En daar we bij de post zoekgeraakte zendingen half vergoeden zend ik u nog 6/2 of 3 bons. F. W. S. te Rotterdam. Ja, dat kan. Geduld is wel gewenscht D. v. M. te HedeL Ja, die 7 is nadien al weer vet* anderd in een 14. ONS RUILBUREAU, SOEST. WAT GEWIN? r ln mijn bloed. In i 10. 1 God de Heere doet alle ding om zijns zelfs wil. Het past ons menschen daarin zwijgend te berusten. Wie zou zich tegen zijn majesteit en hoogheid dur ven verheffen? Maar bovendien: Hij heeft er het recht toe. Tlij is toch onze Schepper en wij zijn het maaksel zijner handen. Van welke zijde ge het ook beziet, er is geen in breuk te maken op Gods recht om alles te doen om zijns zelfs wille. Ook indien Hij iets doet ons ten goede, kan het toch niet anders of het eindoogmerk van alle zijn daden moet toch weer liggen in Hem. Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. En we hebben erop te laten volgen: Hem zij de heer lijkheid in der eeuwigheid. Wel ons, indien we het ©ok met volle instemming, van harte kunnen doen. En toch, er is voor ons besef iets hards in die gedachte. Ze doet ons wel het hoofd buigen en zwij gen en berusten. Maar troost ligt er niet in. Nog minder blijdschap. Er kan, vooral in dagen van tegenspoed, van ge vaar, van vreeze des doods, bij deze overlegging over U komen een gevoel van moedeloosheid, dat u zou doen zeggen: Laten wij maar niet bidden, God die zoo oneindig hoog boven ons verheven is doet toch ten slotte wat Hem behaagt. Komt daar dan ook nog bij de overweging, dat ge toch maar een zondig menschenkind zijt, die God alle reden gegeven hebt tot toorn, zoodat Hij recht vaardig zou zijn in uw verderf en ondergang; dan geraakt ge in die gemoedsgesteldheid waaraan ook Job een oogenblik ten prooi werd toen hij uit het „de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd", was gezonken lot het: „is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkoe ren?" (Job 23 13). Maar zie nu, hoe een man als David juist hier den Heere aangrijpt En niet hij alleen, maar alle god- vruchtigen. Zij weten juist daarin een steunpunt te vinden voor hun sineekingen. En waarom? Is dit een zondig speculeeren op dien trek in het Goddelijk Wezen, zooals menschen soms tegenover elkaar hun voordeel weten te doen met wat ze in elkaar afkeuren? Neen, zeker niet! Bovendien, bij menschen kunt ge dat doen omdat zij uw tactiek niet doorzien, niet weten wat er in uw hart is. Maar dacht ge, dat God zoo iets niet zou doorzien? Hij, die uw gedachten van verre kent, en alles weet eer nog een woord uw tong ontgleden is! Neen, als David en zorvele anderen den Heere aangrijpen bij zijn liefde die Hij tot zichzelf heeft, dan doen ze dat omdat zij hiermede volkomen ver- ©enigd zijn. Het doel van hun eigen leven is gewor den Gods eere en heerlijkheid. Daarom kunnen ze zoo ln oprechtheid bij Hem pleiten op zijn eer. Zoo doet hij het ook in den nood waarop do 30e Psalm terugziet Er was een tijd geweest dat de Heere door zijn goedgunstigheid Davids berg had vastgesteld. Zijn voorspoed was zoo bestendig, dat hij met eenigen grond kon /erwachten dat die ook voor de toekomst verzekerd was. En ongemerkt was zijn vertrouwen ©enigermate gaan steunen op dien voorspoed zelf. Toen kwam opeens de droeve wending i" zijn lot: „toen Gij uw aangezicht verbergdet werd ik ver schrikt". Plotseling kwam de tegenspoed, die zelfs zijn leven met ondergang bedreigde. Vreeze des doods greep hem aan. En toen erkende hij daarin de verberging van Gods aangezicht. Daarom keert hij zich ook tot den Heere, met smeeking en gebed. En in dit smeeken en pleiten houdt hij het den Heere ook voor: Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uwe waarheid verkondigen? Hij gaat dus met den Heere van zijn handelingen spreken. Hij benadert den gedachtengang zijns Gods, zooals hij die uit Gods openbaring kan opmaken. Door het geloof houdt hij zijn overléggingen in het spoor van Gods Woord. Hij kan en mag daarom den Heere vragen, wat gewin er in zijn bloed zou zijn voor de eere en de zaak zijns Gods, die hij op het hart draagt. Ja, hij mag er zelfs op pleiten, dat hij in het graf niets meer kan doen voor Gods eere, dat hij dan Gods waarheid niet meer kan verkondigen. D.w.z. dat hij niet meer in zijn levenslot en in zijn belijdenis getuige kon zijn dat God waarachtig is en getrouw. En omdat hij dit zoo zielsgraag wil, daarom kan hij het den Heere ook voorhouden. Niet, dat hij den Heere hiermede den weg wil voor schrijven. Niet, dat hij als Gods raadgever wil op treden. Neen, hij blijft zich ook hierin aan den Heere onderwerpen. Maar hij mag toch met vrijmoedigheid den Heere wijzen op Diens eigen Woord en open baring. Het is hier, zooals Mozes voor het volk in de woestijn pleitte toen het des Heeren toorn had op gewekt, en hij den Heere voorhield dat, zoo Hij Israël verdelgen, de Egyptenaars het zouden hooren en des Heeren naam zouden lasteren. Dat is hem waarlijk een benauwende gedachte. Zoo doet het ook David. Te sterven is hem bang. Maar banger dan de gedachte aan den dood is hem, dat hij dan den Heere niet meer kan loven en prijzen. Hier spreekt het geloof en de liefde tot God, die Hem boven Alles stelt. En dan is de gedachte, dat God alles om zijns zelfs wille doet, niet alleen niet hard, maar zelfs liefelijk boven mate. Zoo hangt ten slotte alles eraan, of ge uw God kent zooals Hij zich in zijn Woord heeft geopenbaard. Of ge zóó in Hem gelooft, of ge Hem zóó liefhebt. Ook, of uw leven zich daarnaar richt. En dan gaat gij den Heere op zijn eigen Woord en beloften manen. Want die beloften zijn Hem niet afgedwongen. Hij deed ze uit zijn eigen welbehagen. Ja, de Heere die alles doet om zijns zelfs wille heeft ook dadrom een behagen in degenen die Hem vree zen, dat ze Hem zoeken te behagen, dat ze zijn eer zoeken. Niet, dat ze hierdoor recht of aanspraak op zijn bescherming -zouden kunnen doen gelden. Maar om dat Hijzelf dat in hen gelegd heeft. Daarom zijn zo Hem dierbaar als het zwart des oogappels. Maar dit te weten verleent dan ook weer kracht aan het gebed. Uw bidden wordt dan niet alleen ernstig begeeren, maar ook pleiten. Pleiten niet op iets wat er in u is. Maar pleiten op redenen, die de Heere zelf u aan de hand heeft gedaan. Redenen, die niet buiten maar in Hem zeiven liggen. Zoo ontstaat die innige gebedsgemeenschap tusschen u en uw God, als van een kind met zijn vader, ais van een vriend met zijn vriend. En zoo het in uw gebedsleven tot dat pleiten komen mag, dan laat uw God zich van u verbidden. Dan verandert Hij niet. En toch is uw'gebed niet vruchteloos. Dan blijft Hij zichzelf gelijk. En toch hoort Hij naar uw smeeking. Dan is uw bidden niet maar een geweld doen op uzelf om te bukken. Maar een u voegen naar uw God om met Hem gemeenschap te oefenen. Zeg zelf, wordt het dan niet een heerlijk iets, dat de Heere alles om zijns zelfs wille doet? Komt er dan niet rust en vrede en blijdschap in uw ziel? Niet door stilzwijgen en niets doen, maar integendeel doordat uw ziel zich mag opheffen tot Hem, en in de schaduw zijner vleugelen haar toe vlucht mag nemen. Zoo ge maar tot in uw gebedsleven toe u wilt houden aan zijn Woord als de eenige onfeilbare gids ook op dat gebied van den verborgen omgang met uw God. Dan wijkt bij uzelf alle willekeur. Dan leert ge ook uw God kennen als een God, niet van willekeur, maar van volle, rijke trouwe liefde. T BLIJDE SLOTACCOORD. De dood dat is het slotaccoord van de harpmuziek van mijn leven; Van het lied, mij te zingen gegeven, is hij het allerlaatste woord. Maar als op aarde verklinkt dat woord, gaan qinds de liedren aan 't zingen van gansch nieuwe en heerlijke dingen, van louter zaligheid, ongestoord. En als hier vcrgalmt het slotaccoord, gaan ginds melodieën aan 't ruischcn, al zwellend van fluistren tot bruisen, en juichen en jublen in eeuwigheid voort. Vrijwillig had ik piij in den dood met mijnen Heer begeven Uit den beker van Eigen Leven Zijn liefde een lavenden teug mij bood....* Nu komen, met stemmen van lieflijkheid en altoos blijde monden, de vliedende uren mij konden: In 't Oosten daget de Eeuwigheid! Nu ruischt mijn leven als harpspel voort; al Inniger worden de klanken die Hem loven, aanbidden en dankenr De dood is 't blijde slotaccoordI NELLIE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 13