n.v. PIET VAN REEUWIÜK
Meubelen - Tapijten - Bedden
geneesten vdftaaii cfe Auid
KIPSTRAAT 51-53-55-57
ROTTERDAM
Keuze uit meer dan
400 Ameublementen.
THEOLOGISCHE SCHOOL-NUMMER
WOENSDAG 12 JUNI 1929 - PAG. 5
GREPEN UIT DE „HERINNERINGEN"
DS. H. A. DIJKSTRA.
Geref. Predikant te Diever.
Onder den titel „Herinneringen van een
fialve eeuw" schreef De. H. A. D ij k s t r a,
van DieVer, een serie hoogst-interessante
artikelen in het „Gereformeerd Kerkblad
van Drente en Overijsel".
We gaven reeds ons oordeel: hoogst in
teressant! Niet alleen voor hen, die „die
goede oude tijd" zelf hebben meegemaakt,
maar voor ieder, die iets meer weten wil
van personen en toestanden, die voor een
halve eeuw aan ^de straks jubileerende
Theologische School te Kampen werden
gevonden.
Om een goed beeld daarvan in zich te kun-
hen opnemen, moet men eigenlijk de ge-
heele reeks dezer artikelen lezen. Bij elkaar
zouden ze echter een flinke brochure vor
men. Vanzelf kunnen wij 6lechts hier en
daar een greep doen.
Wat een spanning was er 8 Sept. 1874 bij
die jongelingen, die zich naar Kampen had
den begeven om als student te worden opge-
ftomen!
Ds. Dijkstra vertelt daarvan: „Spoedig
kwam de pedel met de boodschap, dat wij
binnen moesten komen. Toen in optocht
naar de zaal. Daar zaten de Professoren
Van Velzen, Brummelkamp, De Cock cn
6teketee, benevens de heer Mulder, Ds. De
Moen, destijds penningmeester der School
en Ds. Bavinck, aan de hoefijzervormige
tafel; daarvoor stonden de banken, waarop
de nieuwe adspiranten konden plaats ne
men. Prof. de Cock was voorzitter, beurte
lings werden wij op de rij af ondervraagd
naar ouderdom, levenspositie en de beweeg
redenen, waarom wij ons in den weg stel
den om pi dikant te worden. Vooral op het
laatste werd bijzonder de nadruk gelegd.
Dit duurde nog al geruimen tijd. Nadat
ellen hun beurt hadden gehad, vroeg de
voorzitter of er ook bezwaar was om allen
toe te laten. Niemand maakte bezwaren
kenbaar, waarop hij ons mededeelde, dat al
len als studenten werden ingeschreven en
Voorlaan toegang tot de lessen der Theolo
gische School hadden".
Vooral bij de nieuwelingen was groote
Verbazing, wanneer een theologisch student
geroepen werd een "reek-voorstel te hou
den. Dit duurde ongeveer een half uur en
dan kwam de critiek los. „Wij nieuwelingen
verwonderden ons over de vele op- cn aan-
jnerkinf*cn' die gemaakt werden, en meen
den, dat het dien avond nog al straf toe-
ging. In het naar huis gaan gaven wij die
meening aan een ouderen student te ken
nen. Deze antwoordde: „Van avond was het
maar een beetje, je zult wel eens wat an
ders beleven en als jelui er nooit minder af
komt dan de sprekers van hedenavond,
mag je van geluk spreken". Dit was niet
erg bemoedigend, doch is wel bevestigd".
„Het was toen ook gebruik vertelt de
schrijver verder dat de studenten 's Zon
dagsavonds na den kerkdienst een bezoek bij
de docenten brachten. Elk hunner ver
wachtte eenigen. Wij kregen ieder een lan
ge pijp en rookten er dapper op Iob. Onder
het genot van een kopje koffie werd dan
over stichtelijke onderwerpen gesproken
tot de klok tien sloeg, dan stond de gast
heer op, deed een dankgebed, waarop ieder
zijns weegs ging. Bij Prof. Brummelkamp
ontbrak de pijp cn het gevolg daarvan was,
dat hij ook het minst bezoek ontving. Toch
hebben wij bij hem wel kostelijke uren
doorgebracht, wanneer hij ons episoden uit
z jn rijk leven mededeelde".
Van zijn leermeesters is bij Ds. Dijkstra
een scherp-omlijnd beeld bewaard gebleven.
De heer M u 1 d e r, die les gaf in de Ned.
taal en aanverwante vakken, had een edel
karakter en wilde gaarne iemand voorthel
pen.
Prof. S t e k e t e e stond wetenschappe
lijk hoog, was een kenner der Oud-Romein-
sche en Grieksche wereld en litteratuur als
weinigen. Er was veel van hem te leeren,
vooral voor meergevorderden, want eerst-
beginnenden konden hem niet altijd volgen.
Prof. D e C o c k gaf catechetisch onder-
kent de schrijd
nastiek was; zij hadden wel eens van
halsbrekende toeren gehoord, die er ge
maakt werden en door de buitenstaanders
goocheltoeren genoemd, maar verder reikte
hun kennis niet". Het ging er nogal gemoe
delijk toe. Vóór men begon deed de lepraar
(een ouderling der Geref. Kerk van Kam
pen) een gebed en eer men heenging moest
één der studenten danken.
examen een aanvang zou
nemen, werd de mare verspreid, dat de Cu
ratoren aan één de toelating tot het examen
geweigerd hadden, omdat hij nog collegie-
geld schuldig was. Allen begrepen wel, dat
dit een gevolg van armoede was, en zoo hij
wisten niet wat gym- met de hoed In de hand bij hun medestu
denten en het overige publiek rond
bijdrage te vragen voor den persoon in
kwestie, om hem in staat te stellen zijn col-
geld te betalen. Toen het ingezamelde
geteld was, bleek het, dat dit 4 meer
jeg dan er noodig was. Nu gold de
vraag: wat met het overschot te doen? Daar
op antwoordde de eerste de beste: geef hem
die ook, wanneer hij slaagt, kan zijn vrouw
daarvan een lekker potje koken en kunnen
zij op den gunstigen uitslag eens smullen.
Hiermede stemden allen in, de betrokken
perkoon mocht aan het examen deelnemen
en had het voorrecht, dat hij toegelaten
werd. De studenten smaakten de zelfvoldoe
ning, dat zij één hunner uit een groote onge
legenheid hadden geholpen",
lezer over een goed stemgeluid beschikken.
De Bijbel, uit welke gelezen moest worden,
was in de oude spelling gedrukt en er moest
naar de nieuwe spelling gelezen worden.
Dit viel ook niet mede. Verder 6tond de
voorlezer aan aller kritiek bloot, wat ook
wel eens minder aangenaam was. Niet de
kritiek van de professoren en studenten,
want die diende tot opbouwen, daarvoor was
men vaak dankbaar. Er waren echter ook
nog andere beoordeelaars. Zoo de toonlooze
e bij een naam van het Opperwezen niet
genoeg uitkwam, had de lezer het verkor
ven. Evenzoo wanneer een verouderde uit
drukking onzer Bijbelvertaling gewijzigd
werd, kon hij wel eens een bezoek van een
paar gemeenteleden krijgen, om een verma
ning in ontvangst te nemen".
En ook traden de studenten als zieken
verplegers op als een mede-student door
krankheid werd bezocht.
Ds. D. verhaalt: „Zelf ben ik als student
ruim twee maanden aan mijn kamer gebon
den geweest. Men vreesde, dat het op een
sukkeling zou uitloopen, doch die vrees is
gelukkig beschaamd. Verpleging was niet
noodig, omdat ik mijzelf kon redden. Ik be
hoorde tot de groep, die aan de zorg van
Prof. de Cock was toevertrouwd. Deze Hep
elke week wel een keer bij mij op, en omdat
hij nogal ambitie voor geneeskunde had, in
formeerde hij naar den toestand van lichaam
en ziel. Ook de andere professoren toonden
hun belangstelling, zoodat ik niet behoefde
te klagen: „Niemand zorgde voor mijn ziel".
De gesprekken, die zij met mij hielden, -
ren voor mij leerzaam en troostrijk".
We vonden ook nog een typisch staaltje
van de zoo fel-bevochten kleervrijheid. „De
Professoren droegen in 't eerst, behalve
Prof. Brummelkamp, een driekant hoofd
deksel, de steek genoemd, en werden daar
om wel eens voor aansprekers aangezien.
Dit begon Prof. de Cock te verdrieten en hij
zette de steek aan kant. Het veroorzaakte in
de Kerk te Kampen, waar velen nogal aan
het oude gehecht waren, en die Prof. Brum
melkamp om zijn hoofddeksel minder waar
dig achtten, een Btorm van verontwaardi
ging. Ds. Gispen, éestijds predikant te
Kampen, greep deze gelegenheid aan om nu
ook de steak af te zetten. Prof. Van Velzen
bleef nog een poosje aan het oude hoofd
deksel getrouw, doch volgde op den duur
de anderen ook. Zoo had de steek het moe
ten afleggen.
Toen ik in Kampen kwam was dit reeds
gepasseerd, doch menig kerklid luchtte ge
durig zijne ontevredenheid over deze loop
van zaken, omdat de waardigheid van het
ambt er door verminderde".
De schrijver is ook getuige geweest
eentwistgesprek tusschen de bekende
predikanten Huet en Bahler met Prof. van
Velzen. Ds. Huet sprak eerst, waarna Prof.
van Velzen met hem in debat trad.
„Zij vormden met hun beiden wel een
tegenstelling schrijft Ds. Dijkstra.
Huet bewegelijk, die zich in zijn redenee
ring in alle bochten kon wringen en van
de hak op dé tak springen. Van Velzen
daarentegen- stond stoer op zijn standpunt
cn redeneerde streng logisch, waar men
geen vinger achter kon krijgen. De broeder
lijke toon verdween geen oogenbhk. Elk
hield zijn beginsel vast en zij naderden el
kander geen duimbreed. Een oogenblik
dacht ik: nü'lóópt het spaak. Huet zei, dat
tengevolge van de bekrompen opvatting
De luisterrijke viering van het zilveren Hoogteéraarsjubileum dér
wijs aan de litteratoren. Zijn onderwijs was
meteen een goede voorbereiding om later
dogmatiek te bestudeeren. Ook gaf hij met
een wenken, die zijn studenten ten nutte
konden komen, wanneer zij zouden worden
geroepen zelf te catechiseeren. Hij had een
helder hoofd, standvastig karakter en veel
liefde voor Kerk en School.
Prof. Brummelkamp was een eer
waardige verschijning, deftig in geheel zijn
optreden en een innemende persoonlijkheid;
een nauwgezet Christen, meer breed dan
diep aangelegd. Hij begon met iemand te
vertrouwen, hield daaraan vast tot «i van
het tegendeel overtuigd was.
Prof. Van Velzen was een geheel an
dere" verschijning. Reeds bij de eerste ont
moeting maakte hij den indruk van een
man uit één stuk te zijn, wiens ja ja en
neen neen was en die niet licht een eens
opgevatte meening liet varen. Ook stond
hij rotsvast in het geloof en van transigee-
ren inzake de belijdenis was bij hem geen
sprake.
Een gymnastiekclub, die met gebed en
dankzegging eindigt, wordt door de mees
ten aangezien als een vinding van lateren
leeren ons anders. En deze lichaamsoefenin
gen werden door heeren professoren harte
lijk aanbevolen! „De meesten onzer er-
tijd. Maar de opstellen van Ds. Dijkstra
Dr. Honig (8 Mrf. 1918)
Lustrumviering van het Studentencorps F. Q. I. te Kampen (16 Nov. 1918).
nu geen examen mocht doen, kon zijn toe
stand wel eens onhoudbaar worden te
meer daar hij gehuwd was en vrouw en
kinderen had. Studenten zijn in den gewo
nen regel nogal solidair jegens elkander,
wat toen ook zou blijken. Eenigen gingen
zers en voorzangers (dit laatste was meer
naam dan daad).
„De liefhebberij voor het voorlezerschap
was dus onder de studenten over
het algemeen niet groot en be
paalde zich gewoonlijk tot enkelen. Het was
velen het christendom niet meer kracht
ontwikkelde en velen zich er van afkeerden,
waarop v. Velzen hem vroeg: hoe het dan
mogelijk was, dat het grootste deel zijner
gemeente zijne prediking ontvlood, hoewel
hij een mildere opvatting voorstond. Hierop
INGEZONDEN MEDEDEELING.
hernam Huet, dat van Velzen daaraan
mede schuldig was, want die kwam in Nun-
speet de gemeente tegen haar eigen lecraar
waarschuwen, en uit oorzaak van zijn naam
en gezag schonk men hem een blind ver
trouwen, en dit maakte dat de gemeente
haar eigen leeraar wantrouwde. Dit werd
eenigermate schertsender wijze gezegd en
daarmede was het uit".
Laten wij onze knipperij mogen besluiten
door hier te laten volgen wat de schrijver
van „Herinneringen van een halve eeuw"
vertelt over de theologische examens, die
toentertijd voor de inwoners van Kampen
zooveel waren als een publieke vermake
lijkheid.
„De examinandi moesten destijds een ge
schreven preek bij 'het Curatorium indienen.
Deze werd tijdens het examen doorgebla
derd en beoordeeld, om daarna Ln het ar
chief der School gedeponeerd te worden,
waarin zij zich misschien tot op den huidi-
gen dag bevinden. Menigeen heeft later wel
gewenscht, dat dit onrijpe stuk van hem
vernietigd was.
De geschreven preek was nog niet het
ergste. Wij moesten in het kerkgebouw een
gedeelte van een preek voordragen over een
tekst, die ons een paar dagen te voren wa3
opgegeven. Hiertegen werd opgezien. Voor
menig burger was het aanlokkelijk tien en
meer sprekers achtereen elk tien minuten to
hooren, zoodat het kerkgebouw bij die gele
genheid geheel gevuld was. Men zag er dan
velen, die er anders nooit in kwamen.
Tegen 6 uur waren wij in het schoolge
bouw, in zwart gekleed costuum en wit ge
strikt bijeen, waar Prof. van Velzenr ons
wachtte. Deze was dat jaar rector en moest
ons daarom opleiden. Nadat hij ons nog
maals den Heere had opgedragen, gingen
wij langs de Geerstraat en de Burgwal naar
de kerk. Onderwijl zagen wij de mcnschen
in drommen derwaarts gaan alsof er iets
heel bijzonders zou plaats hebben. De Rec
tor bracht ons in de consistoriekamer,
waaruit hij ons beurtelings zou oproepen
om op te treden. Op eens verscheen <le Pre
sident van de Curatoren in ons midden, om.
te zoggen, dat wij moesten improviseeren en
zoo iemand te veel gebruik maakte van een
geschreven stuk hij zich het recht voorbe
hield deze de verdere deelname aan het
examen te weigeren".
Mochten wij deze herinneringen niet
hoogst interessant noemen?
En toch deden wij slechts hier en daar
een greep.
Want Ds. Dijkstra vertelt nog voel meer.
Van het studentenleven, de corpsvergade
ringen cn de reglementen, waaraan do
studs van een halve eeuw terug zich had
den te onderwerpen.
Van het optreden der Jubilé-zangers, dat
tot gevolg had, datal de discipelen der
wetenschan zich „De Negerhut" aanschaf
ten.
Van studenten-kibbelarijen, die toen net
zoo goed bestonden als in onzen tijd.
Van het zilveren feest der School, waarbij
do 'studs danig uit hun humeur waren.
Van het optreden van Ds. Pierson en ook
van Klaas Kater, die geen „mijnheer" wilde
genoemd worden.
En ook van kleermaker Jans van Zwolle,
„de zevende docent".
En van de studenten-galerij, die een „ver
zameling van kachelpijpen" was.
Hiermede is nóg niet alles gezegd.
Wilden we alles weergeven val we be-
belangrijk en aardig in deze „Herinnerin
gen" vonden dan verschenen ze hier „in
extenso".
Nog eens: hoogst interessante lectuur!
Heden speciaal lage prilzen.
De grootste keuze.
Zie vooral
BOvenmagazijnen.