MIJNHARDT'S MIJNHARDT'S 7*0 MIJNHARDT'S finc MIJNHARDT'S QAC MIJNHARDT'S fine BIJBLAD TAB DB NIET]WE LEIDSCH E COURANT - WOENSDAG 12 JVNI 1929 - No. 2766 PAG. 3 (Vervolg van bis. 2.) Prof. Lindeboom bleef het antwoord hier op niet schuldig en legde zijn gevoelens neer jn een geschrift, getiteld „Bewaart het pand u toebetrouwd of De Geruststelling in „Op leiding en Theologie" onderzocht en gewo gen" Deze brochure lokte weer een tegen betoog uit van de vier genoemde heeren, dat zij onder den titel „Nadere verantwoor ding" in het licht gaven en dat de- argumen ten van hun collega Lindeboom trachtte te ontzenuwen. Over en weer had men dus den degen ge kruist en de Synode van Middelburg, die in 1896 gehouden werd, zou uitmaken wie als overwinnaar uit het strijdperk zou treden. Het voorstcl-Bavinck, door de curatoren overgenomen, werd aanvaard en alzoo was tot de gewichtige reorganisatie van de Theo logische School besloten, die door de cura toren op hun vergadering van 4 September dav. werd tot stand gebracht. Docent Mul der, die nu overbodig geworden was, trad «Is leeraar af, maar bleef nog tot 1901 als bibliothecaris aan de School verbonden. Den }8 Februari 1914 ifi hij te Yelp overleden. üieuw Voorstel-Bavinck. Ka deze Middelburgsche Synode scheen er »en aanzien van de opleidxngsquaestie en van de Theologisch" School een tijdperk van rust te zijn ingetreden. Noch van de eene, nóch van de andere zijde wercren pogingen in het werk gesteld om tot eenheid van op leiding te komen, toen op eenmaal opi de curatorenvergadering van 3 Januari 18J9 Prof. Bavinck met een voorstel voor den dag kwam, waarin hij met verloochening van zijn te' voren ingenomen standpunt een rege ling voorstelde, die fnuikend was voor de Theologische faculteit van de Vrije Univer siteit. Het kwam hierop neer, dat de kerken zouden hobben en houden een eigene hooge- school tot wetenschappelijke beoefening der Theologie en tot opleiding voor den dienst des Woords en dat deze de plaats zou in ternen van genoemde faculteit. Velen meenden, dat bij aanneming van dit voorstel de Vrije Universiteit zou worden onthoofd, of dat „haar het hart uit het lichaam zou worden gesneden". Immers be- téekende dit voorstel niets minder dan op heffing of uitsterving van de 'Theologische faculteit van de Vrije Universiteit, terwijl benoeming, schorsing en ontslag theologische hoogleeraren geheel in handen zou gelegd worden van de curatoren der kerken. Dit voorstel kwam ter tafel op de Synode ,'an Groningen in 1899. Van te voren had het heel wat strijd uitgelokt. Dr. Kuyper was «r ln „de Heraut" scherp tegen te velde ge trokken en nog was deze niet uitgesproken 6f Bavinck zond een nieuw geschrift de we reld in: „Het Recht der Kerken en de Vrij heid der Wetenschap", waarin hij zijn van vroeger afwijkend standpunt en zijn voor Stel verdedigde. Het mocht hem echter niet gelukken de afgevaardigden der kerken r zijn denkbeelden te winnen; dit was, meende men, niet de manier om tot Ineensmelting van de beide inrichtingen voor hooger onderwijs te geraken. En werd het voorstel-Bavinck door de Synode solfs niet in behandeling genomen. Men was dus, wat de eenheid van oplei 'jing betreft, nog geen stap verder genaderd tot het doel. Van een verandering van posi tie van de Theologische School scheen niets te zullen komen, zelfs was het alsof de voor- en tegenstanders van één opleidingsschool voor de dienaren des Woords verder elkaar stonden dan ooit. Toch gaf men-den moed niet op. Wederom kiden.r I» den loop v» 1901 en 1002 con- lerenUeö plaats tusschen hoogleeraren en curatoren van beide inrichtingen met het gevolg, dat er een „Advies in zake de een heid van opleiding" werd opgesteld en aan de kerken ter overweging werd gegeven. Volgens dit advies zou de Theologische School als zelfstandige inrichting worden opgeheven en zou de theologische faculteit van de Vrije Universiteit als opleidingsschool voor de predikanten gelden. De>ze zou de plaats van de Theologische School nemen cn zich in vele opzichten stellen on der het gezag der kerken. Bij voorbeeld de benoeming, schorsing en ontslag hoogleeraar voor een groot deel in handen van de kerken gelegd worden. Veel geestdrift wekte dit „advies" niet, en dat de voorstanders van een eigen inrich ting, die geheel en alleen van de kerken uitgaat, er zich moeilijk mee konden «enigen ligt voor de hand. Ook in den kring der hoogleeraren van de Theologische School was geen eenstemmig heid. De professoren Noordtzij en Linde boom konden er zich, in afwijking van hun ambtgenooten, niet mede vereenigen, kenden het advies niet. En Bavinck, schoon hij wèl geteekend had, stond er vrij sceptisch tegenover. Noordtzij riep zelfs den 9 April 1902 te Utrecht een vergadering bijeen, waar het concept-contract, zooals dit in het „Ad vies" was aangegeven, afgekeurd werd cn cl verwachting werd uitgesproken, dat het ve worpen zou worden. Zoo kwam men te Arnhem op de Synode. Na allerlei besprekingen en het verwerpen van verschillende rapporten en voorstellen werd aangenomen een nieuw voorstel, inge diend door de hoogleeraren Bavinck, Bies- terveld, H. H. Kuyper en Rutgors hield, dat de Theologische School der kerken en de Theologische faculteit van de Vrije Universiteit zouden vereenigd worden één inrichting. De benoeming van nieuwe hoogleeraren zou zoowel door de kerken als door de Vereeniging voor Hooger Onderwijl geschieden onder omstandigheden en voor waarden, die zoowel het recht der kerken als dat der Vereeniging zouden waarborgen. Den 20 Augustus kwam dit voorstel, dat zou beslissen over het al of niet zelfstandig voortbestaan van de Theologische School, in stemming, nadat vooraf een voorstel Ds. T. Bos, dat bijna gelijkluidend was met het in 1899 verworpen voorstel-Bavinck, door de vergadering was afgewezen. Het hoven- genoemde voorstel van de vier hoogleerar werd daarop aangenomen; 25 stemhebbende en 5 adviseerende leden verklaarden zich er vóór, 15 stemhebbende en 2 adviseerendi leden stemden er tegen. Het voorstel was dus aangenomen, maa hoe? Zou men het wagen bij zoo grnoten tegenstand en met zulk een kleine meerder heid een besluit uit te voeren, dat voc opleidingsschool der kerken van zoo vè kenden invloed was, en dat eigenlijk haar zelfstandigheid, aan haar voortbestaan,' een eind zou maken? Men durfde de gevol gen van het genomen besluit niet te aan vaarden en daarom werd een motie-van Schelven aangenomen, die inhield, dat het in de gegeven omstandigheden, ter wilt van de rust cn den vrede der kerken, niet "raadzaam geoordeeld werd om de ven ging van de Theologische School met Theologische Faculteit der Vrije Universiteit tot stand tc brengen. Vertrek van de Proff. Bavinck en Biesterveld. Hiermede was het zelfstandig voortbestaan van de Theologische School verzekerd. Zij, die meenden, dat een ineensmelting van de eigen inrichting der kerken met de Theolo gische faculteit van de Vrije Universiteit in strijd was met het beding van 1892, zagen hun wensch vervuld; dc tegenstanders van twee verschillende opleidingsscholen tot dienaren des Woords voor de Gereformeerde Kerken moesten het aanzien, dat deze vol gens hun inzien ongcwenschte toestand bleef bestendigd. Het was dan ook een pijnlijke, ja haohelijke toestand waarin de kerken ver worden aangeboden een bedrag van bijna 29000 gulden. In 1907 werd het in 1896 opgerichte gym nasium, dat aan de Theologische School ver bonden was, en tot dusver door de kerken was onderhouden, van deze losgemaakt cn overgedragen aan de Nationale Vereeniging voor H. O. te Kampen. benoeming tot hoogleeraar aan de Rijks- Universiteit te Utrecht de School ging ver laten en den 27 September 1912 afscheid nam. Een belangrijk feit in het leven van 3e Theologische School is de oprichting van het Hospitium, een tehuis voor studenten, dat f DE EERSTE VIER DOCENTEN 'AAN DE THEOLOGISCHE SCHOOL. T. F. DE HAAN iM S. VAN VELZEN. H. DE COCK. keerden, want de quaestie van de opleiding, die nu bijna tien jaar lang de gemoederen had beziggehouden en in spanning ge bracht, was opgelost op een wijze, die eigen lijk schier niemand bevredigde. Wie er zich dan ook allerminst hij kon neerleggen was Prof. Bavinck. In een vlij mend scherp artikel in „de Bazuin" gaf hij aan zijn teleurstelling en verontwaardiging lucht. Het bestaansrecht van de Theologische School „is door de Synode pertinent ont kendZe leeft voortaan alleen bij de gra tie der meerderheidFeitelijk wordt ze nog een tijdlang geduld Zijn hoop was nog altijd gevestigd op een irvroegde Synode, die de motie-van Schel- m ongedaan zou maken en het aangeno- ea voorstel zou uitvoeren. Hiervan kwam echter niets. Alle pogingen, door Bavinck aangewend om tot eenheid van opleiding te komen, had den gefaald en het was dan ook zeer goed te verklaren, dat toen hij' in deze omstan digheden opnieuw een benoeming kreeg als hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, hij die aannam, evenals zijn ambtgenoot Bies terveld, die hem in heel, zijn actie voor een heid van opleiding trouw had ter zijde ge staan. Voor de Theologische School was echter het heengaan van deze beide mannen een groote ramp, en het scheen zelfs dat zij den haar toegebrachten slag niet zou te bo- ■en komen. En vooral kwam die vrees bo- •en, toen de helft van de studenten hun ge liefde professoren naar Amsterdam volgden, zoodat er slechts 28 overbleven, welk getal in 1905 nog verminderde tot 17. Het zag er inderdaad droevig uit voor de Theologische School, waar nog bij kwam, dat op den 28 Maart van ditzelfde noodlottige jaar Prof. Wielenga haar door den dood was ontvallen. In de bestaande vacaturen moesten nu ...euwc hoogleeraren benoemd worden, curatoren met dc deputaten Synodi w op hun vergadering van 30 October 1902 Ds. B. van Schelven, predikant te Amster dam, aan om de ledige plaats, die door Wielenga's dood ontstaan was, te vervullen. In de plaats van de twee heengegane hoog leeraren werd besloten slechts één nieuwen titularis te bcnoomen, en hiervoor viel de keuze op Dr. H. Bouwman, predikant te Kattem. Inmiddels had Ds. van Schelven vooi eer bedankt en het scheelde nog geen haar of deze vacature was onvervuld gebleven, in dit geval zou het aantal hoogleeraren tot drie zijn teruggebracht. Zoo ver kwam hel echter niet, als nieuwe professor werd be noemd Dr. A. G. Honig, predikant te Zeist; zulks bij loting met Ds. J. van Andel, die beiden evenveel stemmen hadden verkregen. Dr. Bouwman, die aangewezen was voor de vakken Kerkgeschiedenis en Kerkrecht, aanvaardde zijn lioogleeraarsambt den 11 Februari 1903 met een rede over „Het object der kerkgeschiedenis"; Dr. Honig, die de Dogmatiek cn aanverwante vakken bad te doceeren, hield den 8 April d.a.v. zijn inaugureele rede over „Godgeleerdheid en Wijsbegeerte". Was dus het aantal hoog- leeraren met één verminderd, zoo werd het onderwijzend personeel in 1902 nog uitge breid met twee lectoren, nl. Dr. J. Kdptcyn en Dr. A. Noordtzij, aan wie in 1905 nog werd toegevoegd Dr. J. J. Esser. Voortdurende bloei. Zoo was dan het scheepje van de Theolo gische School door de schuimende branding en de bruisende golven heengeleid en kon het nu in kalmer wateren de vaart voort zetten. Van nu af kenmerkt zich haar ge schiedenis door een kalme ontwikkeling, een 'oortdurenden bloei en een gestadige uit breiding. Haar lotgevallen van de laatste 25 jaren kunnen dan ook, na de doorge stane stormen van het voorafgaande tijd perk, die om een breedere vermelding vroe gen, op kortere wijze worden vermeld. In 1904 kon onder buitengewoon groote be langstelling het 50-jarig bestaan worden ge vierd, welk feest twee dagen in beslag nam. Aan den avond van den 14 Juni werd er in de Burgwalkerk een dank- en bedestond ge houden, waarna curatoren, hoogleeraren studenten zich aan een feestdisch vcr- igden in de stads-gehoorzaal. Den vol genden dag hadden er weer samenkomsten plaats in de Burgwalkerk, welke vereerd werden door de tegenwoordigheid van don Commissaris der Koningin in Overijsel, den burgemeester van Kampen, afgevaardigden uit binnen- cn buitenland en meer dan 1500 belangstellenden. De feestrede werd uitge sproken door prof. Lindeboom en wel over het onderwerp „Des Heeren werk herdacht". Bij deze gelegenheid werd de oudste der •atoren, Ds. A.Littooy benoemd tot ridder de orde van den Nederlandschen Leeuw. Dankbaarheid en geestdrift kenmerkten deze feestviering; genade en cere waren het deel van de jubileerende School; na hangen tegen spoed was zij tot rust en bïoei gekomen en wèl mocht de feestredenaar zijn oratie be sluiten met den jubelzang uit Ps. 21: Verhoog, o Heer, Uw Naam en kracht Zoo zal ons vroolijk zingen Door lucht en wolken dringen. Zoo wordt Uw heerschappij en macht Door ons, nog eeuwen lang, Geloofd met psalmgezang. Als bewijs hoe groot de liefde was, die in de kerken leefde voor de Theologische School moge dienen liet feit, dat als een feestgave voor School en Studiefonds kon Het volgende jaar, 1908, bracht weer eenige onrust, doordat Ds. B. van Schelven het voor stel deed om de Theologische School over te brengen naar de plaats waar de Vrije Uni- ersitcit gevestigd was. Daar de curatoren •an oordeel waren, dat zulk een overplaat sing wenschelijk noch doenlijk was, dreef deze bui ook spoedig weer over. In tusschen kwam de zaak van den vijfden hoogleeraar, die nog altijd gemist werd, om dat voor Biesterveld geen ander in de plaats benoemd was, weer naar voren. Bovendien had Prof. Noordtzij in 1912 wegens hoogen leeftijd eervol ontslag aangevraagd. Tenge volge van een cn ander kwam er den 16 Juli den 31 Januari 1924 werd geopend. Het is gevestigd in een voormalig eerste rangs hotel, dat na de noodige verbouwing voor zijn nieuwe bestemming is ingericht. Het bevat ruime en frissche kamers, een mooie eetzaal en conversatiezaal, het heeft eet) grooten, mooien tuin, kortom...... het is een model-inricliting van gebouwen van dien aard. Omstreeks dezen tijd had ook een belang rijke vergrooting en verbouwing van de ge bouwen van de Theologische School plaals. Belendende huizen werden aangekocht en af gebroken om in de plaats daarvan nieuwe gedeelten op te bouwen en aan het bestaan- Doccnt Noordtzij met zijn studenterfcjFsn links naar rechts: M. Nootdtzij, D. Tibben, L. G. Goris, J. Breukelaar, M. Schuurman, L. Bouma, H. de Koning, W. Kèpteijn. tc Vs-Gravenhage een buitengewone Gene-1 rale Synode bijeen om twee hoogleerarcn te benoemen. Heel voorspoedig ging het met deze benoe mingen niet. Als opvolger van Noordtzij werd gekozen Dr. G. Ch. Aalders te Ermelo cn als vijfde hoogleeraar Dr. J. C. de Moor te 's-Gravenhage. Beiden bedankten, zoodat den 10 September de Synode opnieuw voor hetzelfde doel samenkwam. Alsnu werden dezelfde volgorde gekozen Dr. J. Bidder- bos te Bussum en Dr. B. Wielenga te Am sterdam. Ook deze laatste bedankte, terwijl eerstgenoemde zich de keus liet welgevallen. De Synode moest dus nogmaals samenkomen en benoemde nu in haar zitting van 17 Octo ber 1912 tot vijfden hoogleeraar Dr. T. Hoek stra van 's-IIertogenbosch, die de benoeming aannam. De nieuwe hoogleeraren aanvaard den hun ambt op den 16 Januari 1913, Dr. Ridderbos met een rede over „De beteekenis an het Oude Testament voor de Christelijke religie"; Dr. Hoekstra met een oratie over ,De Psychologie der Religie en de ambtelijke •akken". Een nieuwe hoogleeraarsbenoeming ^vas noodig geworden doordat Prof. Lindeboom wegens hoogen leeftijd zijn ambt neerlei. Den 19en December 1917 bij de overdracht zijn rectoraat nam de bijna 73-jarige hoogleeraar afscheid van de school, die hij clhaast 35 jaar als hoogleeraar had ge diend. In zijn plaats benoemde de Synode Rotterdam in 1917 Dr. S. Grcydanus, predikant te Paesens en Moddergat, die op den genoemden 19 December zijn ambt aan aardde met het uitspreken van een rede INGEZONDEN MEDEDEELING. Zenuwtabletten Maagtabletten Hoofdpijntabletten "v Staaltabletten 0 Laxeertabletten Verkrijgbaar bij Apoth.en Drogisten Alles voorzien van den naam i A.MIJNHARD T Pharm.Fabriek. ZEIST GEDENKEN. PROF. DR. H. BOUWMAN, Hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen. de toe te voegen, "dat ook lieel wat verande ringen moest ondergaan om met het nieuwe in overeenstemming gebracht te worden. Een en ander geschiedde onder architectuur van den heer C. de Geus te Amsterdam. Den 17 September 1924 is het nieuwe gebouw i gebruik genomen. Het doet mij leed, dat ik de architectuur niet bewonderen kan; hoe zeer er veel in te roemen valt, zoo zal bezwaarlijk in het uitwendige een uitdruk king kunnen zien van de bestemming het gebouw als inrichting van Gereformeerd hooger Theologisch Onderwijs, terwijl het koude, massieve van het inwendige niet be vredigt en de noodige intimiteit mist. Tegenwoordig mag de Theologische School zich in ongekenden een bloei verheugen. Het aantal studenten neemt gestadig toe. Waren er bij den aanvang van den cursus in 1905 slechts 17 studenten ingeschreven, zoo begon de cursus in 1923 met 100 en die van 1928/29 met niet minder dan 172 studenten! Moest Prof. Lindeboom in <zijn feestrede bij het 50-jarig bestaan er aan herinneren, dat in 1858 de toestand der School tot bange vrees aanleiding gaf, en naar het oordeel van al de leeraren door gebrek aan eenheid en sa menwerking onhoudbaar was geworden, zoo dat een der adviezen luidde:» de School op tc heffennu bij haar 75-jarig bestaan staat zij daar als een rots te midden der baren, als een monument van Gods trouwe zorge over haar. De Theologische School zal op 19 en 20 Juni a.s. haar 75-jarig jubileum vieren. Al moge een leeftijd van 75 jaren voor een Academie niet bijzonder hoog zijn, daar vele hoogescholen mogen terugzien op een eeuwenlangen ouderdom, het diamanten ju bileum der Theologische School te Kampen heeft een bijzondere beteftkenis voor onze Gereformeerde kerken en voor ons Gerefor meerde volk, omdat zij de eerste school voor Hooger Onderwijs is, die onafhankelijk van Iden staat, zonder eenig verhand met een overheidshoogeschool is opgericht, en zonder subsidie en controle, van het rijk al de jaren van haar bestaan heeft geleefd bij de liefde van het Gereformeerde volk. Van beteekenis is de oprichting der School geweest, omdat zij dienst zou doen als oplei dingsschool der aanstaande predikanten voor de kerken, die in 1S34 en daarna werden vrijgemaakt van de banden der synoda.c overhcersching. Om de Gereformeerde kerk en theologie te handhaven hadden de vade ren der scheiding den strijd aangebonden met de besturen van het Hervormd kerk genootschap, die het leven der Nederlandsch Gereformeerde kerken onderdrukten, en deze kerken van haar Gereformeerd karak ter zochten te berooven. Om kerk en theolo gie heilig te bewaren gevoelden zij zich tot Scheiding geroepen. Er was inderdaad moed en geloof noodig om een zelfstandige Gereformeerde kerk te organiseeren en een eigen Theologische School op te richten. De leiding van de za ken van land en kerk was in die dagen in handen van een betrekkelijk klein aantal liberalen, die den druk van hun invloed, macht en positie deden gevoelen aan allen, die het waagden een anderen weg te volgen dan de heeren prezen. De eenvoudige Afge scheidenen waren toen de paria's van de maatschappij. Van uit hun hoogheid zagen de deftige liberalen medelijdend en minach tend neer op de mannen van de nachtschool. en hadden voor de stoere calvinisten niets andere over dan spot, achteruitzetting en verachting. En dat de Afgescheidenen, zoo als zij gescholden werden, toch het aandurf den om een Theologische School op te rich ten, dat is alleen daaruit te verklaren, dat zij bezield waren met liefde tot de Gerefor meerde kerk en wetenschap, en dat zij over tuigd waren door God geroepen te zijn om niet alleen zorg te dragen dat de kerken voorzien werden met goede predikanten, maar ook een bolwerk op te werpen tegen de macht van ongeloof en revolutie, en zoo voor land en volk een zegen te zijn. Zij konden en durfden voor de opleiding hunner predikanten geen gebruik maken van de landshoogescholen, omdat daar theologie werd geleeraard, die niet stoelde op Gereformeerden wortel, en over het al gemeen afvoerde van de kennis en vreeze Gods. Daarom werden de eerste studenten onderwezen door predikanten te Groningen, VIER BEKENDE HOOGLEERAREN UIT DEN EERSTEN TIJD. D. K. WIELENGA. Dr. IL BAVINCK P. BIESTERVELD. M. NOORDTZIJ. over „Schriftgcloof en exegese van het N. Testament". Dit is de laatste benoeming, die te ver melden valt; voor verdere wisselingen is het corps hoogleeraren bewaard gebleven. Wat dc lectoren betreft, zoo is er maar één meer over, nl. Dr. Esser; Dr. J. Kapteyn toch is al sinds jaren over leden, terwijl Dr. A. Noordtzij wegens zijn Aan de jubileerende Theologische School' zij onze hartelijke gelukwensch geboden met dc bede, dat zij grocie en bloeie tot in lengte van jaren en bij den voortduur tot een rij ken zegen gesteld worde voor de Gerefor meerde Kerken hier te lande en in het bui tenland en in het belang van de Gerefor meerde Theologische wetenschap. Hongeveen, Arnhem en elders, en deze pri mitieve opleidingsscholen vloeiden in 1854 samen in de Theologische School, die van den aanvang af bedoelde een volledige we tenschappelijke opleiding te geven, en een centrum te vormen, van waar uit de kerk wetenschappelijke en practische leiding zou ontvangen, en de heilige waarheid Gods aan het nageslacht zou worden overgeleverd. De Theologische School, aanvankelijk klein en gering, is geleidelijk gegroeid, heeft gewonnen aan beteekenis en kracht en is in de jaren van haar bestaan tot rijken zegen gesteld. Meer dan 700 predikanten zijn van haar uitgegaan om het Evangelie der ge nade te verkondigen niet alleen in ons land ook in N.-Amerika, Z.-Afrika, Duitsch- land en België. Aan de Theologische School zijn de beginselen gelegd waardoor vele mannen zijn bezield, die bouwden aan het huis des Heeren, die medearbeiders waren op het gebied van de christelijke barmhar tigheid cn van het christelijk onderwijs, die mede leiding gaven aan de christelijke actie volksleven te doordringen met het zout des Evangelies en de natie te kerstenen. De Theologische School heeft veel bijge dragen tot de herleving der Gereformeerde theologie. Door het onderwijs op de colleges en door tal van geschriften heeft zij invloed geoefend op den gang van zaken. Weten schappelijke handboeken voor de dogmatiek exegese, voor kerkrecht en practische theologie zijn van haar hoogleeraren ver schenen, en oefenden in breede kringen in- loed. Stel u voor dat het niet tot de opening an de Theologische School was gekomen, hoe veelszins anders zou dan het verloop der historie der kerk in ons vaderland geweest zijn. En daarom mogen wij met dankbaar heid gedenken den zegen dien God ons ia haar heeft gegeven. Bij het tenigzien op de 75 Jaren van haar bestaan moeten wij den weg waarlangs God haar heeft geleid aanbidden en bewonderen. De Theologische School heeft een veel be wogen bestaan gehad. Zij moest jaren ach tereen in worstelen tegen den stroom van vijandschap en geringschatting. De men- schen die haar liefhadden, voor haar heb ben gebeden en gearbeid, werden door al wat hoog en machtig was, geacht als de paria's der maatschappij, als dompers en fij nen met wie niet behoefde gerekend te wor den. Maar God schonk aan die mannen en vrouwen de genade om vast te houden aan de hun dierbare beginselen, om te offeren en te bidden, om te gelooven en te hopen. En zij zijn niet beschaamd. De Theologische School is opgebloeid en groot geworden op een wijze als de vaderen der School nim mer hadden durven hopen. Het is een won der in onze oogen, wij zien het maar door gronden het niet Immers het pad, dat do Theologisch» School moest gaan, was niet gemakkelijk. Beproeving werd haar niet gespaard. Haar zelfstandig bestaan liep soms gevaar. Met name in 1902 en de eerste jaren daarna had den velen voor haar een anderen weg uit gedacht. Maar God bestuurde het anders dan velen hadden gedacht en gewenscht, en het wonderschoone van 's Heeren weg is, dat algemeen wordt erkend dat God het beter gemaakt heeft dan menschen dit konden donken. Thans mag de Theologische School dealen in de algemeene achting en liefde. Nog nooit studeerden er zoovele studenten aan deze Hoogeschool dan thans. Haar we tenschappelijke l>eteekenie en kracht wordt algemeen erkend. Bij het gedenken van den zegen des Hee ren over ons past geen zelfvoldaanheid, geen ijdele zelfverheffing, geen roemen op men schen. Het betaamt ons diep te buigen voor den hoogen God, en met het Soli Deo Gloria in. het hart Hem te roemen, die ons blijd schap geeft. Had het aan menschen gelegen dan was de zegen, die ons thans bereid is, niet ge schonken. Menschen hebben ook in de histo rie van de Theologische School zooveel ge zondigd. Doch de Heere regeert Hij ver vulde ook in dozen zijn woord: „Want mijn» gedachten zijn niet uüeder gedachten, en uwe wegen zijn niet mijne wegen, spreekt de Heere, want gelijk de heemeion hooger zijn dan de aarde, alzóó zijn mijne wegen hooger dan uwe wegen, en mijne gedachten dan uüeder gedachten". Bewege deze zegen ons om God te erken nen en te prijzen. Binde de Heere het Gere formeerde volk in deze zware tijden nader aan elkander. Dan zal en dat is de door gaande leering, die uit de historie der Theo logische School tot ons komt de arbeid in Gods koninkrijk gelukkigen voortgang hebben. Verwaardige God de Heere ons, opdat wij in alle oprechtheid en ootmoed Hem vree zen en onze gaven en krachten wijden aan Hem. Vermeerdere Hij bij ons de nfhanke- lijke stemming des gebeds, opdat onze kracht zij in Hem en niet in ons. Dan mogen ook wij met moed voorwaarts gaan ln do over tuiging: „God van den hemel, die zal liet ons doen gelukken, en wij zijne knechten zullen ons opmaken en bouwen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 7