HüH Jtil
m i MIJ
THEOLOGISCHE SCHOOL-NUMMER
WOENSDAG 12 JUNI 1929 - PAG. 2
THE
uur nog cons in hetzelfde kerkgebouw sa
men om het groote feit te herdenken, dat
aan den morgen van den dag had plaats ge
had. In deze bijeenkomst, die weder onder
de leiding stond van Ds. de Moert, werd een
korte rede gehouden door Ds. de Cock, die
van 1851 af predikant van de Kamper ge
meente was geweest, maar wegens eijn be
noeming tot leeraar aan dc Theologische
School dat ambt had neergelegd. Na hem
voerden het woord eenige curatoren, predi
kanten, onder wie de bekende Ds. J. H. Don-
ner van Leiden, en studenten, waarna deze
bijeenkomst door den leeraar Ds. A. Brum-
melkamp gesloten word met de voorlezing
van Jesaja 62, gebed en het uitspreken van
den Apostolischeu zegen.
Reeds den tweeden dag na de opening der
School hielden de leeraren hun eerste verga
dering, waarop tot voorzitter en tot rector
der School voor den tijd van een jaar werd
aangewezen de oudste leeraar de Haan. La
ter werd de rector door curatoren benoemd.
Er was nu heel wat te doen om de studen
ten, die van de verschillende inrichtingen
afkomstig waren en die aanmerkelijk ver
schilden in ontwikkeling, te classificeercri,
en om het onderwijs te regelen. Dit laatste
werd verdeeld in twee deelen: de literarische
en de eigenlijke theologische opleiding. Op
eerstgenoemden cursus werd onderwijs ge
geven in de oude en moderne talen en an
dere schoolvakken, hij duurde drie jaar en
werd besloten door het voorbereidend of lite
rarisch examen, dat door de curatoren werd
afgenomen en dat toegang verleende tot de
theologische lessen. Dit onderwijs werd ge
geven door de vier leeraren.
Het theologisch onderwijs werd als volgt
geregeld: de Haan kreeg Godgeleerdheid
voor zijn rekening; van Velzen werd belast
met de Zedekundige en Natuurlijke en We
derleggende Godgeleerdheid, Kerkgeschiede
nis en Predikkunde; Brummelkamp had tot
taak Exegese 0. en N. Testament, Formu
lieren, Liturgie en Kerkrecht te onderwijzen,
terwijl de Cock de vakken Bijbelsche ge
schiedenis en Inleiding op de H. Schrift te
behandelen kreeg.
Een collegegebouw was er niet, de colleges
werden gegeven ten huize van de leeraren.
Eigenaardig was ook de omstandigheid, dat
de vier leeraren aan de Theologische School
met toestemming van curatoren de gemeen
te van Kampen dienden in de bediening des
Woords en der Sacramenten en ook zooveel
doenlijk het huisbezoek waarnamen. Hoe
ongewenscht deze toestand ook was, zoowel
voor school als voor gemeente, zoo heeft hij
bij ha tien jaar lang voortgeduurd. Daarna
bleef het contact tusschcn de leeraren der
school cn de gemeente in zoo verre bestaan,
dat een van hen des Zondags een predik
beurt vervulde; in latere jaren geschiedde
dit-om de veertien dagen en deze gewoonte
is tot den huidigen dag toe gehandhaafd ge
bleven.
Aan het einde van den driejarigen theo-
logischen cursus had het candidaatsexamen
plaats, dat door de curatoren werd afgeno
men. De leeraren mochten ook wel vragen
«tellen, maar een beslissende stem hadden
x{j niet, de curatoren beslisten over den uit
slag. Dit examen, dat gelijk stond met het
praeparatoir examen, werd in het openbaar
afgenomen en vele Kampenaren en ook
menschen van andere plaatsen kwamen
daarnaar luisteren. Zoo kwam er gewoonlijk
ook een boot van Urk om toehoorders aan te
voeren.
Geschillen.
In de eerste jaren van haar bestaan had
de School te lijden van geschillen over som
mige punten van de leer, die onder de lee
raren voorkwamen. Vooral de Haan en
Brummelkamp konden het samen niet vin
den. De Synode van Leiden van 1857 tracht
te wel olie op de golven te werpen, verhoog:
de ook het traktement der leeraren van 1201)
op 1500 gld., maar rustig werd het niet. Van
Vel zen deed zelfs het voo ratel om de leera
ren, die langzamerhand den titel van „do-
eenten" gekregen hadden, te ontslaan en
anderen in hun plaats te benoemen. Zoover
kwam het wel niet, maar toch nam de S>
node van Hoogeveen, in 1860 gehouden, het
besluit om, schoon het verschil niet zoo erg
was als het wel leek, aan de Haan eenol
ontslag te verleenen als leeraar aan de
Theologische School; het onderwijs in de
dogmatiek aan de Cock op te dragen en ae
indeeling der andere vakken aan de docen
ten over te laten.
Do rust was hiermede wedergekeerd en
toch doken er later weer meeningsveracliil-
len op.
Nu ging het weer tusschen van Velzen cn
Brummelkamp, beiden hadden hun aanhan
gers onder de studenten, en de botsingen en
wrijvingen, die hieruit ontstonden, werkten
zelfs onder de gemeente van Kampen, en
het kostte Ds. Gispen, die van 1864 tot 1S73
hier predikant was, heel wat moeite om den
vrede en de rust te herstellen.
Nu de Haan van de School was losge-
gemaakt, was het aantal leeraren tot drie
teruggebracht, op wier schouders nu liet
gansche gewicht zoowel van het literarisch
onderwijs als van de theologische vakken
rustte. Hoewel de Synode van Hoogeveen
dezen last te zwaar achtte en zelfs een drie
tal predikanten aanwees, waaruit desnoodig
een vierde docent kon worden benoemd,
meenden de curatoren, dat de geldmiddelen
der School dit niet gedoogden.
Deze toestand duurde voort tot 1866, schoon
men wel inzag, dat_op deze wijze de belangen
van de opleiding niet voldoende behartigd
werden. Daarom besprak de Synode van Am
sterdam, in genoemd jaar vergaderd, de
wenschelijkheid en mogelijkheid om aan de
Theologische School een gymnasium te ver
binden. De uitvoering van dit denkbeeld
stuitte echter op zóóveel bezwaren, dat men
daarvan afzag. Om evenwel toch iets te doen,
dat eenigszins in de behoefte zou voorzien,
werd de heer Coenraad Mulder, hoofd van
een christelijke School te Zwolle aan dc
Kamper School verbonden om onderwijs te
geven in de vakken van lager en meer uit
gebreid lager onderwijs. In September 18G7
aanvaardde deze zijn niet gemakkelijke en
tevens ondankbare taak, want hoewel hij
een man was van brcede ontwikkeling en
groote toewijding, zoo wisten de studenten
maar al te goed, dat hij niet academisch
geschoold was en niet anders dan over actcn
van het lager onderwijs te beschikken had
Dit strekte niet tot verhooging van de aan
genaamheid van zijn positie, maar toch is
hij nuttig werkzaam geweest, dertig jaar
lang, en heeft hij met eere de Theologische
School gediend.
Krachtens besluit van de Synode van Mid
delburg, in 1869, kwam de School ook in 't
bezit van een collegegebouw. In de Oude
Straat, de voornaamste straat van Kampen,
werd eon huls met tuin aangekocht, op
eenige daarachter gelegen huisjes werd mede
de hand gelegd cn zoo ontstonden daar do ;r
aan- en verbouw de benoodigde collegezalen,
een aula, woning van den pedel cn senaats
kamer, die jaren lang hebben dienst gedaan.
Op deze zelfde plaats staat de School nog.
In 1872 op de Synode van Groningen werd
op voorstel van curatoren besloten nog een
nieuwen docent aan te stellen, die onderwijs
zou hebben te geven in de oude talen. Zijn
tractement zou bedragen 1600 gld., terwijl
tevens besloten werd flat der oudere docen
ten te bepalen op 1800 gld.; vijl jaar late:
werd het voor allen gelijkelijk vastgesteld
op 2200 gld.
LTit een drietal, bestaande uit de domini
J. Bavinck, D. K. Wielenga en A. Stekclce,
werd de laatste, die predikant te Zaamslag
was, tot docent benoemd. Adriaan Sleketce.
die toen nog maar 26 jaar oud was, was een
man van groote kennis, filosofisch aange
legd en zeer bedreven in de oude talon en
ieuwe literatuur, iemand met groote ga-
en een fijnbesnaard gemoed. Het zal te
bezien staan of men hem te Kampen heeft
begrepen en naar beliooren liceft gewaar
deerd. Jammer, dat hij te bescheiden van
aard was en te nederig van zichzoiven dacht,
want deze eigenschappen, hoe goed ook op
zichzelf, kunnen ook te ver gaan. Iloe dit
zij, de Synode van Zwolle besloot in 1882
aan Steketec te verzoeken ontslag te vragen
uit zijn betrekking, daar men zijn onderwijs
niet bevredigend achtte en niet te voldoen
aan dc eischen, die een inrichting als de
Theologische School stelde; een voorloopig
wachtgeld van 1200 gld. werd hem verzekerd.
Waarschijnlijk om de pil te vergulden werd
en ander toegeschreven aan de zwakte
zijn gestel. De kracht van dezen be
gaafden jongen man was door dit ontslag
gebroken en in bijna volslagen afzondering
zoo luidde hun oordeel. En daarom gaven
zij de Synode in ernstige overweging om
om te zien naar „mannen met Godsvrucht,
met wetenschap, met tact, met gaven oor
zien, om anderen te kunnen onderwijzen.
Mannen, die met alle waardigheid, zonder
hier te denken aan militaire disciplnc, als
goede huisverzorgers orde en tucht weten te
handhaven onder de jeugdige broederen, die
aan onze Theologische School hun opleiding
wenschen te ontvangen."
Tusschcn de regels door leest men uit
deze woorden, dat er zoowel in het onder
wijs als in het gedrag der studenten iets
was, dat om verbetering vroeg. De Synode
bleek ook deze meening te zijn toegedaan
en besloot het mes er in te zetten en in
grijpende maatregelen te nem^n. Deze be
stonden hierin: ten eerste werd, zooals wij
reeds gezien hebben, aan docent Steketen
eenol ontslag verleend, „wegens liet ontoe
reikende van zijn fysieke kracht", ten twee
de werden de docenten van Velzen en Brum
melkamp, die oud waren en niet meer be
rekend voor hun taak, in hun onderwijs ge
rantsoeneerd en op halve kracht gesteld;
en ten derde werd het gewichtige besluit
genomen om drie nieuwe docenten aan te
stellen. Deze drie uitverkorenen waren:
heeft hij nog dertig jaar lang zijn leven
vortgesleept, tot hij den 18 Januari 1913
in den Heere ontsliep.
Een vijfde Docent.
In 1875 werd door de Synode van 's-Hcr-
togenbosch besloten om docent Brummel
kamp te ontheffen van een deel van zijn
arbeid aan de Theologische School cn een
vijfden docent te benoemen. Het aantal stu
denten nam voortdurend toe en was nu al
gestegen tot 67, waarvan 28 in de theologie
studeerden. Tot vijfden docent werd benoemd
Ds. Maarten Noordtzij, die toen bijna 35 jaar
oud was. Noordlzij was een krachtige per
soonlijkheid met een schranderen geest, ien
wiiden blik, groote kennis, een doorzettenden
wil en een organiseerend talent. Hij had
niet alleen groote beteekenis voor de inrich
ting, waaraan hij werkzaam was, maar ook
besloeg hij een ruime plaats op politiek ge
bied, cn in het bestuur van stad en provin
cie. Veertig jaar lang is hij de Theologische
School, die de liefde van zijn hart genoot,
tot groot sieraad geweest; hij gaf onderwijs
in Isagogiek, Kritiek, Hermeneutiek en Exe
gese. Noordtzij aanvaardde zijn ambt den
16 September 1875 met een redevoering over
„De beoefening der exegetische theologr
Na vijf en twintig jaren.
Er was alle reden om op den 9en en lOcn
December van bet jaar 1879 het 25-jarig be
staan van de Theologische School feestelijk
te gedenken. Welk een zegeningen had God
geschonken aan deze School en weik een
rijke vrucht had zij opgeleverd voor de uit
geleide kerken; niet minder dan 209 jonge
predikanten waren van haar uitgegaan om
in vele plaatsen van ons land, ja ook in
Amerika en in Nederlandsch-Indië het
Woord des Evangelies te verkondigen.
Tot den bloei van de School nad ook bij
gedragen de heuglijke gebeurtenis van hd
jaar 1869, toen op de Synode van dat jaar
de vcreeniging tot stand kwam tusschen de
Christelijke Afgescheidene Gereformeerde
Kerk en de Gereformeerde Gemeenten onder
het Kruis. Deze hadden na de Synode van
1837 gebroken met bet kerkverband en geen
van de pogingen, die sinds dien lijd aange
wend waren, bad de breuk kunnen heelen.
De opnieuw vereenigde kerken droegen van
toen af den naam van Christelijke Gerefor
meerde Kerk.
De viering van het zilveren jubileum nam
twee dagen in beslag. Den eersten dag werd
het woord gevoerd door den president-cura
tor, Ds. II. Beuker, door de oudste drie do
centen en door Ds. Bavinck van Kampen.
Het was echter zoo ontzettend koud in het
niet verwarmde kerkgebouw, dat veel van
het gesprokene verloren ging, oir.dat men
niet rustig kon zitten luisteren, 's Middags
was er een gemeenschappelijke maaltijd en
des avonds kwam men feestelijk bijeen in
de smaakvol versierde aula.
Den volgenden dag 10 December werf de
feestrede gehouden door Docent H. de Cock,
die dat jaar rector was, en die in vogel
vlucht de geschiedenis de? School in de
verloopen 25 jaren naging en de daden dus
Heeren met dankbaarheid herdacht.
Nieuwe Docenten.
Het tijdperk, dat nu volgde, zou niet zoo
kalm verloopen als de vorige kwart eeuw;
eenerzijds waren er groote veranderingen op
til, anderzijds zouden er stormen gaan oyer
de inrichting der kerken, die in de vorige
jaren van haar bestaan zoo gestadig was
gegroeid en in bloei was toegenomen. Zeker,
ze bad ook tijden van strijd gekend en van
innerlijke onrust, maar die moeilijkheden
waren voorbij, en blijde kon de rector, die
de feestrede hield bij het zilveren jubeljaar,
getuigen van den zegen, waarin zij zich
mocht verblijden.
Het aantal studenten was thans tot 85
gestagen, cn. deze voortdurende uitbreiding
gevoegd bij de steeds hoogere eischen, die
een wetenschappelijke theologische opleiding
stelde, maakte verandering in het personeel
der docenten noodzakelijk. De curatoren wa-*
ren er zich dan ook ten volle van bewust
dat er verandering diende te komen, hetgeen
zij uitspraken in hun verslag aan de Sy
node van Zwolle, die van 15 tot 30 Augustus
daar bijeen was. „Wij zijn met onze Theo
logische School en met het onderwijs, dat
zii acaft. üsg nisX waar wij wesuü »oaU>Uj
Douwe Klazes Wielenga, Lucas Lindeboom
cn Dr. Herman Bavinck.
Wielenga, die bij zijn benoeming den leef
tijd van 41 jaar had bereikt, was zelf een
leerling van de School, waaraan hij nu ge
roepen werd onderwijs te geven. Na eerst te
Oldehove in de provincie Groningen predi
kant te zijn geweest, werd hij op nog maar
25-jarigen leeftijd te Amsterdam beroepen,
amvaar hij na een verblijf van zes jaar
ertrok naar den Nreuwendijk in Noord-
Brabant. Dat zijn gaven gewaardeerd wer
den bleek al dadelijk bij zijn bevordering tot
candidaat in dc Godgeleerdheid, toen bij ter
stond benoemd werd tot docent aan de Theo
logische School te Burgersdorp in Zuid-Afri-
ka. En later, toen hij al lang docent te Kam
pen was, ontving hij tot tweemaal toe een
benoeming als professor aan de Theologische
School van de Christelijke Gereformeerde
Kerk te Grand Rapids.
Voor al deze roepingen bleef hij echter
doof en tot zijn dood toe in 1902 heeft Wie
lenga met eere zijn plaats aan dc Theologi
sche School te Kampen ingenomen.
Lindeboom was 37 jaar oud toen hij ge
roepen werd den kansel te Zaandam te ver
wisselen met den katheder te Kampen, dien
hij bezet heeft 35 jaar lang tot het einde
van 1917, toen hij voor de laatste maal het
rectoraat aan zijn opvolger overdroeg. Hij
is do eenig overgeblevene van de oude gar
de, en thans op 84-jarigen leeftijd is hij nog
recht van houding, gezond van lichaam cn
krachtig van geest; nog steeds stelt hij een
levendig belang in de vraagstukken van den
dag, ja zelfs gaat hij op gezetlc tijden de
gemeente nog voor in den dienst des Woords.
Het is hier de plaats niet om uit te weiden
over den velerlei organisatorischen arbeid
door hem verricht op verschillend gebied,
vooral op dat van de christelijke barmhartig
heid; de krankzinnigengestichten en de zie
kenhuizen kunnen getuigen van bet vurige
geloof, dat dezen man bezielt. De Theolo
gische School heeft ten volle de liefde van
zijn hart; met de gaven, hem door God ge
schonken, heeft hij met vrucht aan haar
gearbeid en in dagen, dat haar bestaan be
dreigd werd, heeft hij pal gestaan voor haar
behoud.
Bavinclc was de jongste van het drietal
uitverkoren docenten, waarmee de Theolo
gische School werd verrijkt. .Geboren enkele
dagen na haar opening, was hij met haar
opgegroeid en had hij dus, evenals zij, den
leeftijd van 28 jaar bereikt. Zijn wetenschap
pelijke opleiding dankte hij aan de Leidsche
Universiteit, welker colleges hij volgde om
den doctoralen graad te behalen, den eer
sten, die aan een aanstaand Christelijk Ge
reformeerd predikant werd verleend. Er be
hoorde zeker moed toe om neder te gaan
zitten aan de voeten van die hooggeleerde
moderne heeren en staande te blijven in het
geloof. Maar hoewel het hem strijd heeft ge
kost en de gevaren groot waren, zoodat hij
aan schrijver dezes wel heeft betuigd: „ik
heb het gedaan, maar ik zou niemand dur
ven aanraden mijn voorbeeld te volgen", zoo
heeft hij toch den goeden strijd gestreden
het geloof behouden.
Bavinck heeft zich ontpopt als een groot
geleerde, een diepe denker, een man van
ontzettende werkkracht; als een, die de Ge
reformeerde theologische wetenschap heeft
verrijkt en tot groote ontwikkeling gebracht,
cn wiens naam als die van een der grootste
theologen, die ons land heeft voortgebracht,
zal blijven geboekstaafd. Ook als kanselrede
naar bezat hij groote gaven; als hij voor dc
Kamper gemeente optrad, kon het kerkge
bouw de toegestroomde hoorders niet of
nauwelijks bevatten. Ook op velerlei ander
gebied heeft hij zich bewogen: op dat der
letterkunde, filosofie, staatkunde, paeda-
gogie, en menig geschrift over al deze tak
ken van wetenschap is van zijn hand ver
schenen. Zijn meesterwerk is De Gereformeer
de Dogmalick, dat in de jaren 18951901
verscheen, een standaardwerk, dat Bavinck's
naam zal doen voortleven in vele geslach
ten. Kenteekenend voor hem is, dat hij nau
welijks gepromoveerd zijnde, reeds een
hoogleeraarsbonoeming kreeg aan de pas
opgerichte Vrije Universiteit, waarvoor hij
echter bedankte. De benoeming als docent
aan de Theologische School was hem ech
ter zeer welkom en hij nam haar aan met
groote ingenomenheid.
De 9de en 10de Januari 1883 waren be
stemd als de dagen, waarop de bevestiging
cn de intrede van de nieuwe docenten zou
plaats hebben. De bevestiging geschiedde,
door den voorzitter van curatoren, Ds.
Bavinck, den vader van een tier nieuw be
noemde docenten, in de versierde Burgwal
kerk, terwijl aan den avond van den 9en
docent Wielenga zijn inaugurecle rede hield
over „Het karakter van de Kerkgeschiede
nis".
Den volgenden dag om 12 uur geschiedde
dit door docent Lindeboom met een rede, die
tot onderwerp had „De Bijbelsche geschic-
óoniasea cto ononis too lelijke Godsopenbaring
de onmisbare sleutel tot de wetenschap".
Avonds om 6 uur hield Dr. Bavinck zijn
oratie over „De wetenschap der H. Godge
leerdheid". Als een bijzonderheid deelt Prof
Hepp in zijn mooi boek over Bavinck mede,
dat deze zoo vertoornd was, dat hij niet van
plan was zijn rede uit te spreken, en dat het
lieel wat moeite kostte om hem te bewegen
het löc.h te doen.
De Theologische School mocht zich geluk
kig rekenen met de aanwinst van deze
nieuwe docenten, want het was te verwach
ten, dat deze zou strekken tct verhoogden
van de Theologische opleidingsschool.
Rustig en met kalmen gang kon zij nu haar
bestaan voortzetten en tot meerdere ontwik
keling komen tot heil van de kerken.
En toch heeft dé Theologische School geen
meer bewogen tijdperk gekend dan gedu
rende de tweede vijf-en-twintig jaren van
ïaar bestaan, het was een tijd van beroc- i
ring en onrust, die dreigde noodlottig te wor
den voor haar levensverlenging.
Wat was het geval? Men weet, dat in 1886
de reformatorische beweging tot stand
kwam, die men gewoon is de Doleantie te
ïen. Al spoedig werden er van die zijde
pogingen aangewend om een vereeniging te
verkrijgen met de Christelijke Gereformeer
de Kerk; gemakkelijk ging dit niet, want
twee kerkengroepen eamen te doen smelten
één kerkverband is een zaak, waarbij veel
moeilijkheden te overwinnen zijn. Na heel
vat onderhandelingen zijn die pogingen ech
ter met een gunstigen uitslag bekroond en
het jaar 1892 kwam de begeerde ineen-
smelting tot stand van de Christelijke Ge
reformeerde Kerk en de Nederduitsch Gere
formeerde Kerken, die voortaan den gemecn-
schappelijken naam zouden dragen van „De
Gereformeerde Kerken in Nederland".
Nu zouden we deze gebeurtenis niet heb
ben behoeven te vermelden, ware het niet
dat de docenten van dc Theologische School
v betrokken waren geweest bij de over
veer gevoerde onderhandelingen en dat
de School zelve, als een verwijderd gevolg
deze ineensmelting, aan groote schok
ken had blootgestaan.
Pogingen tot samensmelting van
de Theologische School en de
Vrije Universiteit.
In den zomer van 1887 was te Rotterdam
het Synodaal Convent van de Nederduitsche-
Gereformeerde Kerken (Doleerende) gehou
den, dat zes deputaten had aangewezen „om
op de wijze, die het geschikst zou blijken, de
gedeeldheid die thans bestaat, om te zetten
in een wederzijdsch pogen tot samenwer
king". Drie van deze deputaten nl. de pro
fessoren Kuyper en Rutgers en Dr. W. van
den Berqh noodigden drie docenten van de
Theologische School, de Cock, van Velzen en
Wielenga uit tot een samenspreking te
Utrecht. Deze had plaats den 6en October
1887; ze had een gunstig verloop en werd
gevolgd door een nieuwe conferentie, dit
maal te Kampen, op 17 en 18 November en
door een derde samenkomst op 17 Februari
in het gebouw van de Vrije Universi
teit Op deze conferenties konden natuurlijk
geen bindende maatregelen worden getrof
fen; ze hadden alleen ten doel om over de
zaak der vereeniging het noodige licht te
ontsteken en voorbereidende voorzieningen
te treffen.
In Juni 18S8 werd door de Voorloopige
Synode van de Nederduitsche Gereformeer
de Kerken, te Utrecht gehouden, besloten
tot de Synode van de Christelijke Gerefor
meerde Kerk, die op 13 Augustus en volgen
de dagen te Assen zou samenkomen, hel
dringend verzoek te richten de zaak der
vereeniging ter hand te nemen.
De Synode ging op dit verzoek in, maar
had zooveel bezwaren, dat er op een dade
lijke beslissing niet kon gerekend worden.
Er werd dus een commissie benoemd, waar
van dc docenten de Cock, Wielenga cn Ba
vinck deel uitmaakten, om met een commis
sie uit de voorloopige Synode van de Ne
derduitsche Gereformeerde Kerken een sa
menspreking te houden tot het opstellen van
een concept-acte van vereeniging. Deze had
plaats te Utrecht op 21 en 22 November, en
werd den 14 December 1888 voortgezet en
leidde tot het aannemen van een concept-
acte, echter niet dan onder protest van Ds.
Beuker en Ds. Littoov. De laatste had yooral
bezwaar tegen artikel 14, dat de opleidings
zaak betrof en waarbij de Theologische
School in 't gedrang kwam. Dit artikel luid
de in zijn geheel aldus: „De gezamenlijke
kerken zullen een Theologische School of
Theologisch Seminarium hebben. Bijaldien
door de laatste Synode der Christelijke Ge
reformeerde Kerk de bestaande Theologische
School te Kampen aan de vereenigde Ker
ken imocht worden overgedragen, zal deze
als zoodanig gelden. Deze School of dit Se
minarium zal desvereischt geheel in de op-
aan dit Seminarium blijven, de kerken
kosteloos."
De concept-acte met het voor de Theolo
gische School zoo noodlottige artikel, waar
door zij geheel zou opgaan in de Vrije Uni
versiteit, werd op de voortgezette voorloopige
Synode van de Nederduitsche Gereformeer
de Kerken te Utrecht met algemeene stern-
aangenomen. Anders ging het op de
gelijktijdig gehoudene Synode te Kampen,
die een voortzetting was van die te Assen.
Hier werd een amendement-Littooy aange
nomen van dozen inhoud: „De gezamenlijke
kerken zullen haar eigene Theologische
School hebben. Door de kerken kunnen ech
ter ook candidaten van de Vrije Universiteit
der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op
Geref. grondslag beroepen worden, indien
deze Universiteit zich wat de Theologi
sche faculteit betreft onder toezicht dezer
kerken stelt overeenkomstig de postacta der
Synode 1618/19".
Met deze en nog een paar andere wijzi
gingen werd de concept-acte aangenomen.
Nadat doze beslissing telegrafisch aan de
Synode van Utrecht was medegedeeld, kwa
men Dr. Kuyper en Dr. van den Bergh per
soonlijk naar Kampen om met de daar ver
gaderde Synode te spreken. Nóg zie ik die
nobele mannen binnenkomen, nóg hoor ik
hen pleiten voor de ongeamendeerde concept-
acte, maar nóch hun woorden, nóch de wel
sprekende rede, die Bavinck van te voren
met hetzelfde doel had gehouden, waren in
staat de Synode tot andere gedachten te
brengen: met 32 tegen. 8 stemmen handhaaf
de zij haar besluit
De samensmelting der beide kerkengroe-
'n was dus nog geen feit, maar de Kampei-
Synode bepaalde toch, dat de zaak aan de
orde bleef, en weder werden er deputaten
benoemd, tot wie ook de docenten Bavinck
Noordtzij behoorden, met opdracht om
met deputaten van de Utrechtsche Synode
te onderhandelen.
Op de nu volgende Synode van Leeuwar
den, in Augustus 1891 vergaderd, werd de
te Kampen gewijzigde concept-acte ter zijde
gelegd en een nieuwe basis van vereeniging
ontworpen, waarin ten aanzien van de op
leiding werd bepaald dat als beginsel ge
handhaafd werd, dat de. kerk geroepen is
een- eigene inrichting te hebben tot opleiding
barer leeraars, ten minste wat de Godgeleer
de vorming van dezen betreft. Dit voorstel
werd door de Nederduitsch Gereformeerde
Synode aanvaard onder voorwaarde: „dat
niet zou vernietigd worden het aloude be
ginsel van vrije studie" en „dat men niet
tegen zou spreken, dat de vereenigde kerken
over de regelinq dezer zaak later, indien
noodig, te oordeelen zouden hebben."
Zoo was dus het recht cn het bestaan van
de Theologische School erkend en verzekerd
door de vereenigde kerken en rustig kon zij,
naar men meende, voortgaan op den weg
van ontwikkeling en bloei.
Kort te voren echter was ze weer veront
rust geworden; tijdens de onderhandelingen
over de incensmelting der kerken, nl. in'
Maart 1889, kreeg Dr. Bavinck voor de
tweede maal een benoeming tot hoogleeraar
aan de Vrije Universiteit. Hij bedankte
voor en gaf van deze beslissing rekenschap
in „de Bazuin".
Men gevoelt dus," zoo schreef hij, „dat
mijn bedanken niet is voortgevloeid uit in
stemming met het te Assen genomen be
sluit, dat een kerk altijd een eigen inrich
ting moet hebben voor de opleiding barer
predikanten. Het spijt mij zelfs zeer, dat de
Christ. Geref. Kerk, dip nog nooit over deze
gewichtige zaak zich had uitgesproken, nu
in eens zulk een veelzeggende beslissing
nam." En verder: „Maar ik kon desniette
min geen vrijmoedigheid vinden, om in dit
stadium der nog altijd voortdurende onder
handelingen door mijn vertrek de Theol.
School te verzwakken en de kans op ver
eeniging nog geringer te maken, dan zij nu
feitelijk reeds is. Én doze .overweging, aan
gedrongen door schier heel de Christ Geref.
Kerk, heeft mij tot die beslissing geleid,
welke, naar ik hoop, overeenkomstig don
wil des Heeren genomen en Kerk en Schooi
tot zegen zal zijn."
Nieuwe Stormen en Gevaren.
Indien iemand mocht meenen, dat het
scheepje van de Theologische School
rustig kon voortdobberen op de kerkelijke
baren, dan zou hij zich deerlijk vergissen,
want nieuwe stormen verhieven zich, die het
scheepke beukten, en nieuwe gevaren be
dreigden haar bestaan.
Op de Synode van Amsterdam waren vijf
deputaten benoemd om op de Generale Sy
node van 1893, die te Dordrecht zou gehou
den worden, met een concept-regeling te ko
men voor de opleiding en bet kerkelijk on
derzoek van dienaren des Woords. Die de
putaten waren Dr. H. Bavinck, Dr. G. van
Goor, Dr. A. Kuyper, Ds. L. Neijens en Ds.
B. van Schelven. Het voorstel, dat deze hee-
x. m m f «f PP
De Theologische School, na de tweede verbouwing in ISOi.
leiding van de aanstaande Dienaren des'
Woords moeten voorzien. Indien echter door
dc Directie van de Vereeniging voor Hooger
Onderwijs op Gereformeerden giondslag zulk
een regeling wordt aangeboden, waarbij aan
de Synode van de gezamenlijke kerken be
hoorlijk medezeggenschap in de benoeming,
de eventueele schorsing en het ontslag van
de Theologische professoren en toezicht op
het te geven onderwijs wordt verzekerd, en
op grond waarvan een overeenkomst ge
sloten wordt, zal het Kerkelijk Seminarium
uitsluitend voor de practische opleiding
strekken, en gevestigd worden te Amster
dam. De benoeming, de eventueele schorsing
en het ontslag van de hoogleeraren van dit
Seminarium zal aan de Synode staan, maar
in elk geval zullen de docenten, aan de
thans bestaande Theologische School te
Kampen verbonden, daarbij worden overge
plaatst met volle behoud van hun honoraria,
onder toevoeging van zulk een verhooging
als uit den duurderen levensstandaard te
Amsterdam dan te Kampen voortvloeit. Hoog
leeraren die, aan dit Seminarium verbonden,
tevens door de Vereeniging voor Hooger On
derwijs op Gereformeerden grondslag als ge
woon hooglecraar worden aangestejd, die
nen; voor zooveel zij tegelijk als hoogleera-
ren indienden, stond feitelijk op do basis
van art. 14 van de door de Synode van
Assen verworpene concept-acte van ineen
smelting; het hield in, dat de Theologische
School niet meer zou zijn dan een s
narium, dat zou dienen tot de practische
vorming van de studenten van de Vrije Uni
versiteit. Beide inrichtingen zouden ineen
smelten en in een andere plaats dan Kam
pen en Amsterdam gevestigd worden.
Dit voorstel was in de kerken zeer on
gunstig ontvangen en de Synode kon er haar
goedkeuring niet aan hechten. Na lange er
soms heftige beraadslagingen werd met al
gemeene stemmen aangenomen het z.g. voor-
stel-Littooy, mede namens 15 anderen inge
diend, waarbij opnieuw word uitgesproken,
„dat de kerken geroepen zijn het beginsel te
handhaven, om een eigen inrichting ter op
leiding van dienaren des Woords te hebben,
ten minste wat de Godgeleerde vorming be
treft." Voorts werd verklaard, dat de Theo
logische School, thans gevestigd te Kampen,
de eigen inrichting der kerken is, en dat
het in geenen deele de bedoeling is deze op
te heffen. Hiermede was uitgesproken, dat
dc nu verworpene concept-regeling in breede
kringen in strijd werd geacht met hot be
ding, dat bij de ineentsmelting der kerken
Het huis van T. F. de Haan te Gro
ningen ,waar eerst Ds. H. de Cock en
daarna Ds. T. F. de Haan studenten
heeft opgeleid.
ten aanzien van de opleiding was overeen
gekomen; het concept, dat een ongewenschte
spanning en onrust had veroorzaakt, was
hiermede van de baan, en afgewend was het
gevaar, dat het bestaan van de School be
dreigde.
De Synode besloot verder nieuwe deputa
ten te benoemen om op de eerstvolgend!
Synode voorstellen te doen omtrent: „a
welke regelingen er te maken zijn tot
meerdere gelijkmaking van studie cn exami-
b. welke voirziening in behoeften en
welke wijzigingen van bestaande regelingen
der Theologische School noodig zijn; c, op
welken voet nauwer verband tusschen de
kerken en de Vrije Universiteit, inzonder
heid haar Theologische faculteit, tot stand
kan komen."
Uitbreiding van de Theologische
School.
Het jaar, dat nu volgde, was voor de
Theologische School een jaar van betrekke
lijke rust, hoewel het niet voorbijging
der opvolgende droeve en blijde gebeurte
nissen.
Den 2en Januari ging docent H. de Cock
in tot de vreugde zijns Heeren; Brummel
kamp, was in 18S8 reeds heengegaan en de
Haan, die door de Synode van Hoogeveen in
1860 reeds van zijn functie was ontheven,
was in 1868 gestorven, terwijl van Velzen
wegens inzinking van lichaamskrachten en
geestvermogens in 1S91 van allen arbeid had
moeten- afzien. Van de vier oorspronkelijke
leeraren aan de Theologische School
dus niemand meer over, althans niet
functie. In de plaats van de Cock werd 1
Maart 1S94 benoemd Ds. Petrus Biesterveld,
toenmaals predikant te Rotterdam en 31
jaar oud. Den 25 September d.a.v. bij de
opening van den nieuwen cursus aanvaard
de hij zijn ambt met bet uitspreken van een
inaugureele rede over „Het hoog belang der
ambtelijke vakken".
In hetzelfde jaar werd overgegaan tot uil
breiding van de gebouwen der Theolog;
School, waartoe de Synode van Dordl i
machtiging had verleend. Een aangrenzen!
huis werd aangekocht en gesloopt, in d«
plaats daarvan werd een nieuwe vleugel bij
gebouwd en op de verdieping boven het oude
gebouw een ruime leeszaal ingericht. Zulks
geschiedde onder architectuur van schrij'
dezes.
Ook ontving de School in dit jaar eên
bewijs van waardeering van de zijde van
Kampen's burgerij. Op don 6en December,
den veertigsten verjaardag van haar stich
ting, werd zij daarmede gelukgewcnscht bij
monde van burgemeester Mr. L. W. Ebbinqe
en werd haar aangeboden een monumentale
boekenkast, mede door don schrij
deze regelen ontworpen, vergezeld
album, dat de namen van de gevers bevatte.
jftumor in Casa-
Het duurde niet lang of er kwam weer
rumor in casa; de gemoederen kwamen in
onrust, ja zelfs dreigde er verdeeldheid te
zullen ontstaan tusschen de broederen, de
hoogleeraren (want bij dezen titel werden
zij al lang officieus genoemd) van de Theo
logische School.
Hoewel de Synode van Dordt (in 1893)'
deputaten had benoemd om een nadere rege
ling van het theologisch onderwijs te ont
werpen, droegen de curatoren van de Theo
logische School aan de professoren Bavinck
en Lindeboom op een voorstel dienaangaan
de in te dienen. Ongelukkiger combinatie
van personen, die in zienswijze zoo dikwijls
verschilden, was wel niet denkbaar en het
was dan ook niet le verwonderen dat er
van een gemt„nschaor>elijk voorstel geen
sprake was, en dat twee geheel uiteenloopen-
de regelingen werden ingediend.
Bavinck, wien kort na de Synode van
Dordt voor de derde maal een leerstoel aan
de Vrije Universiteit was aangeboden, dien
hij eerst aanvaard had, maar waarvan hij
later weer had afgezien, en die zich nu met
al dc kracht, die in hom was, ten doel stelde
verheffing van het peil van de Theologische
School, had een ingrijpend en ver-strekkend
voorstel op de vergadering der curatoren ter
tafel gebracht. Het bestond hierin, dat de
literarische afdeeling zou worden opgeheven
en dat daarvoor, in de plaats zou komen do
opleiding aan een volledig gymnasium.
Daarop zou volgen de eigenlijke theologische
opleiding. De examens zouden voortaan door
de hoogleeraren (welke titel nu officieel zou
worden ingevoerd) worden afgenomen
niet meer door de curatoren; ze zouden dus
geen kerkelijk, doch alleen een wetenschap
pelijk karakter dragen.
Het voorstel- Lindeboom, dat van geheel
afwijkenden aard was, werd door curatoren
ter zijde gelegd en dat van Bavinck in hoofd
zaak aangenomen, hetgeen Lindeboom aan
leiding gaf om zich in „de Bazuin" daar
tegen te verzetten.
Bij dezen twistappel voegde zich een be
schuldiging van onrechtzinnigheid tegen Dr.
Kuyper, waarvan deze in hetzelfde blad werd
beticht en waarover de kerkeraad vat
dum een formeele aanklacht indiende bij de
Synode, die in 1896 te Middelburg zou bijeen
komen.
Dit alles deed de heeren Bavinck, Wie
lenga, Noordtzij en Biesterveld, dus al'c pro
fessoren van Kampen, behalve Prof. Linde
boom, naar de pen grijpen om in een vlij
mend scherp betoog, neergelegd in ee:
schrift, dat den titel voerde „Opleiding en
Theologie", de denkbeelden, door Bavinck in
zijn voorstel neergelegd, te verdedigen. Verre
werpen zij de beschuldiging van zich, dat
het er hun om te doen zou zijn den kathe
der boven den kansel te verheffen, zelfs
„weerleggen wij haar niet, maar wijzen wij
ze met verontwaardiging van ons."
(Vervolg op bladz. 3.).