IM LETTERKUNDIGE KRONIEK. I. Duikelaartje, door G. v. Nes—Uilkens. 80 druk. U. Ingrld, de dochter van Duikelaartje, door G. v. Nes—Uilkens. 5e druk. Uitg. Maatschappij v. Holkeraa Waren- dorf. Amsterdam. Mevr. v. Nes—Uilkens schijnt met „Duikelaartje", •tormenderhand dc harten der lezeressen te hebben Veroverd, blijkens het evenement van een 8en druk. 't Is een book van een vrouw over vrouwen. Niet, dat dc mannen vergeten worden; ook deze «pelen hun bescheiden rol in het dorpsdrama, welks hoofdpersonaadje een vrouw is, naar wie het boek werd vernoemd: Duikelaartje. 't Is een dorpsvertelling, waarbij ik vooral den na druk leg op het tweede deel der samenstelling: de schrijfster kan ons alleramusantst aan dc praat houden. Zij heeft er zin in gehad, heel dat dorpsgedoe, voor- al het deftige, dat van dameskransen en klctsvisite's, voor ons te doen défileeren, en de gansche file van dorpsgrootcn trekt voor onze lachende facie's voorbij, zoo, dat 't ons wel eens even wemelt voor de oogen vanwege den gansch zeer variecrenden optocht. En in die rij ontdokken we als een heel frissche verschij ning naast haar veel ouderen man: Mevrouw Huysmans, in de wandeling Theo gehecten, door haar man „Duikelaartje" genoemd, vanwege haar optimisme: hoe ook het leven haar omwierp en op den weg wou doen kantelen, altoos weer kwam ze op haar pootjes terecht, net als zoo'n kermispopje, zoo'n duikelaartje, hetwelk op den omslag van het boek zoo geestig geteekend staat. Op haar bureau liecft Theo zoo'n poppetje staan, door haar man eens voor de grap, als haar zinnebeeld, meegenomen. Deze Theo is gehuwd met Dirk Huysmans, een liccreboer, die haar, de gewezen verpleegster, stads kind, in den aanvang van het boek het zéér deftige dorp Doornberg inrijdt en langzamerhand inleidt Dc botsingen van dc idealistische, spontane jonge Btadschc vrouw met dc dorpsdeftigheden en met de dorpsklets vormen 't hoofdmenu van dezen roman dat blijkens het succes van dit bock, heel appetijte lijk gevonden wordt. Haar goedige brave echtgenoot Dirk Huysmans, die de dorpscho traditie's ontziet, heeft met haar het „enfant terrible" binnengebracht in de benauwd- bekrompen sfeer der zéér deftige dorpsbewoners, zoo dat hij vaak z'u hart vasthoudt voor haar grillige en gedurfde sprongen temidden van het conservatieve kringetjcs-gedoc. Hij is het type van een hecrcboer; nuchter, conservatief, flegmatisch, maar niettemin eerlijk, en van een practischen kijk op het leven. Zij echijnt hem meer op te voeden dan hij haar, doch aan 't eind van 't boek is zij het, die, bevangen in de dorpsklets, eerst ton volle dc grootheid van zijn gaaf karakter leert waardceren. De verschillende dorpstypen, dames en heeren, freule's en jonkhccrcn en baronnen, komen In min ©f meer nauwe aanraking met „Duikelaartje", die le beau rólo spelen mag in veler min of meer veronge lukte levens. Zelfs wordt zij de vriendin (de derde in den bond) van een kippenbaron, die, oud gewor den, nog een dwaas huwelijk op z'n debetzijde nam, en aan wiens sterfbed Theo zit, instec van wie daar had moeten zitten: z'n wettige ega die hem in den ©teek liet. Ja, die derde iu den bond. Ik moest weer denken aan „Gouden Teugels", waarin ook die derde nu ja Schwaram driiber. Maar ik kreeg toch pas nog een vraag naar aanleiding van die kwestio van be doelde derde. (Zo spreken tegenwoordig van de „drichoekskwcstie"). Mij werd gevraagd door een mademoiselle, of er geen vriendschap zou kunnen he rdaan hebben tusschen dien Amerikaan en Simsha, u weet wel, lezer? En of ik beweren wou, dat vrien.' schap tusschén een man en een vrouw niet bestaan kan? (Bedoeld zal zijn: vriendschap tusschen een getrouwde man en de vrouw van een ander en zoo Vice-versa). „Getuigt dit van ocr-degelijkHollandsch conservatisme of is het soms den Christen onwaar dig?" Ziedaar de consclenticvraag mij voorgelegd? Ik vind zulke vragen buitengewoon moeilijk te be antwoorden. Ik zou wel willen vragen aan bedoelde madeinoisello of b.v. Fransch conservatisme anders it dan Hollandse!) dito. Ik weet dit xoo niet precies; alleen maar: ik begrijp niet, hoo iemand, die geluk kig getrouwd is, behoefte heeft aan zoo'n derde in den bond. Ik heb zoo mogen bemerken in „Gouden Teugels" dat die Amerikaan zijn toevlucht nam tot Simsha, haar zelfs ten huwelijk vroeg, omdat hij allesbehalve gelukkig was in z'n echtelijk leven. En ik snap ter wereld niet, waarom men zal trachten naar de vriendschap van een ander, hetzij man of vrouw, al dan niet getrouwd, als men zelf gelukkig in met z'n alterego. Of is hier ook ai modezucht aan 1 werk? Men moet me niet kwalijk nemen, dat ik hcelc- maal niet hang ben om ocr-dcgclijk Hollandseh con servatief gehcetcn te worden, nadtmaal het in dezen decadenten tijd heclemaal geen kunst meer is om niet conservatief genoemd te worden. Je schaf je b.v. maar een radio aan, en eenderde nu ja men begrijpt me wel. Meer zeg ik er nu niet van. Om nu op „Duikelaartje" terug te komen. Theo komt dan een keer bij dien derden vriend, zal 'k maar zeggen. „De oude man (baron Kraayenhove, kippenbaron bijgenaamd) keck met welgevallcu het fijne, ranke persoontje aan. „Je ziet cr als altijd weer uit(Zijn toegespitste vingers maakten het manuaal van: tip-top). „Zegt u dat niet zoo, lieve mijnheer, dat vind ik niet prettig". „Nu dan, kind, je ziet er uit0111 te zoenen. Waarachtig, ik kan er niets anders voor vinden", zei hij grappig verontschuldigend. „Toe dan maar", zei ze lachend, terwijl ze hem haar frissche wang bood. „Wat is een vrouw zonder poeder toch een boel smakelijkerJa, ik kan 't niet helpen, dat ik al weer een uitdrukking gebruik, waar jij „hè nee" van zegt. Je hebt per slot meer eerbied voor dc frissche ongerepte perzik dan voor den opgepoetsten appel. De perzikis oogenkost, maar do opgepoetste appel: pak die gerust met vieze vingers aan: Met de vuilste lap wrijf je hem weer op". „Hij denkt aan z'n vrouw", dacht Theo. „Aan haar rouge-lippen, haar geblanketto wangen, haar gepoe derd voorhoofd: geen plekje, waar een hartelijke zoen gegeven kan worden zonder de lippen to besmetten". Nu weet ik niet, hoe de mademoiselle voornoemd over deze scène denkt: ik vond dat Theo, hoe hoog zij in zedelijk opzicht door dc schrijfster ook gezet wordt, de grenzen vergeet, die vooral dc vrouw streng te bewaken heeft. I11 wat voor sfeer moet men zich thuis voelen, als deze dingen als „heel gewoon" ongc geneerd kunnen gebeuren? 't Is rg romantisch, zoo'n scène, en bovendien wat sentimenteel; wat 't nog meer is, nu ja, als je dat zegt of denkt, ben je oerdegelijk Hollandsch conservatief, 't Is in alle gevallen: gevaar lijk. Enfin, na den dood van den baron blijkt dc blinde dochter van Theo, Ingrid, als zijn univcrseelc erfgename in zijn testament te staan .hetgeen dc dorpsklets weer voor dagen en weken voedsel geeft: immers: daar zat wat achter. Nu Ja, duar zat ook wat achter: de vriendschap, die binnen zekere grenzen bleef. En dan houdt de schrijfster de volgende toespraak tegen Theo's duikelaartje: „Weet je wol, kleine vent, hoe de wereld aan de ccr en den goeden naam van je meesteres zit te pluk ken? Hoe ze met wreedc grijpvingers haar naar bo neden trachten te halen? Haar naam door 't slijk te sleuren? Je lacht maar? En je reageert niet anders op onze waarschuwing dan met een licht beven? Als of je plezier had? Wat wil je daarmeo zeggen? Ach, ik weet het wel, kleine wijsgeer. —1 Dat jij ook glimlachend de duwen en stooten verdraagt, wil je zeggen. Dat er andere slagen noodig zijn, om dezo vrouw uit haar evenwicht te brengen, dan wat klein geestige lasterpraatI „Duikelaartje" maakt een zwaren tijd door, als ze ontdekt, dat haar dochtertje, Inrid, blind geboren is. 1 Is alweer het poppetje dat in dio dagen een be langrijke rol speelde. Als de moeder ontdekt, dat haar pasgeboren kind blind is, wreekt ze zich op 't duike laartje, dat nu zijn evenwicht een keer verliest: Tiico slaat het van de tafel. En als ze verzoend is niet dc vreeselijke teleurstelling, dan „Aan den avond van dien dag raapte Theo het poppetje op, dat gehavend, gedeukt en verveloos nog altijd vergeten onder de tafel stond, alleen z'n dwa ze glimlach ongeschonden. Behoedzaam, als was het iets zeer kostbaars, zette ze het op de oude plaats: „Mijn kleine, dappere dominélDunk voor je preek"... Toch is dit duikelaartje aan 't eind van dit boek, in den slotzin, op non-activitclt gekomen. Niet door dat Theo dc dwaasheid van dit mascottc-gedoc (want cr zit een stuk heidendom in) in ziet. Doch: omdat zij, die altoos dc meerdero zich had gevoeld van haar man, ten slotte haar zwakheid en kleinheid er kennen moet tegenover hem: zij heeft hem gewan trouwd in zijn moraliteit en dit blijkt zc ten onrcchto gedaan te hebben. Dat gebeurde zoo: Theo had dc sentimenteel won derlijke gewoonte op liet dorpskerkhof enkele graven, die verwaarloosd lagen, eigenhandig te verzorgen, en van bloemen te voorzien. Zoo deed ze ook geregeld met 't graf van een jonge vrouw, die, voor jaren ongehuwd moeder was geworden, en daar lag met haar kind. Er werd in het dorp over gesproken, gelasterd ten slotte, dat hier „etwos los" was; om kort te gaan: haai-man's eer werd er in betrokken. Ook Theo komt ten slotte onder de suggestie van dien laster on dat geeft aan leiding tot verkoeling tusschen haar en hem. Eindelijk komt het tot een verklaring zijnerzijds en Wijkt het, dat zijn vader in die droeve historie dc leelijke rol gespeeld heeft; daarom had hifc kaai PINKSTERFEEST. ,Werd Pinkstervuur in 't hart ontstoken, O, dan herbaalt een geestenstem Al wat de Heiland heeft gesproken. Als hoorden wij nog heden Hem. Dat is uw stem, o Geest der Waarheid, Die onze erlnn'ring wakker roept, En hoven ons in hemelklaarheid 't Gcstarnt' van Gods beloften groeptl Gij vreest? Hij spreekt: „Wil niet versagen!" Gij strijdt? Hij troost: „Heb goeden moed!" GIJ lijdt? ,,'k Ben met u al de dagen!" Gij twijfelt? „Vrede!" ruischt zijn groet. Als lastrend u de menschcn smaden, Dan is het zcognend: „Zalig gijl" En waar ge ook zweeft op 's levens paden, 't Is: „Neem uw kruis, en volg gij Mij!" Gij weent? „Uw zonden zijn vergeven!" Gij arbeidt? „Werk om de ceuw'ge spijz'l" Gij sterft? „Ik leef en gij zult leven, „Nog heden zijt ge in 't Paradijs!" Zóó laat ge uw stem in 't harte hooren, Gij Ziclctrooster! Hcil'ge Gecstl Die zegen zij ook mij beschoren, Dan vier ik daaglijks Pinksterfeest. TEN KATE naar Hillcr. man, altoos gezwegen, om de wille van zijn reeds lang overleden vader. En dan eindigt deze dorps- roman met dc toespraak van Theo tot haar „poppet je": „Lieve, kleine dominee, ik maak je nu emeritus. Dc grootste schok, die het Leven mij kon geven, is doorstaan: voortaan heb ik jc stille precken niet meer noodig. Want een grootcre meester is in mijn leven gekor men: mijn eigen, oude grijzende man, met zijn on? noozelc lafheid in het nietige, zijn heldenmoed in liet grootsche „Duikeluartjo" is geen boek van psychology sch-fijnq kurakterteckening. Het geeft typen; en als zoodanig is het een prettig leesbaar boek. Ei- wordt, vooral door .Duikelaartje", veel in geredeneerd; dicpzinnig-prec- kcrig cn filosofisch-abstract vaak. De schrijfster is sterker in bespiegelingen dan in haar plastiek, die te hloemrijk-ouderwctsch doet In leesgezelschappen znl dit bock veel gevraagd worden; wo bemerkten het ook In een Christelijke volksbibliotheek, hoewel liet allesbehalve Christelijk georiënteerd is; wo vinden in het „poppetje" een sym bool van een stoïsche levenshouding. Veel sentimen- tecle scene's komen cr in voor: we denken aan het sterfbed van den „kippenbaron" en aan de kerkhof bezoeken van Theo. Wie het onder ons leest met oor deel des onderscheids, kan er niet alleen dc leegheid van zekere levenskringen als een hopelooze verveling in proeven, moar ook in de levenshouding van sym pathieke figuren als Theo cn haar man ontdekken het voozo optimisme van den vaag-religieuzen meusch, die meent In het agnosticisme het sum mum van z'n idealisme tc bezitten. Ingrid is het vervolg op .Duikelaartje", en geeft d© ontwikkeling der psyche van een biindc. Hierin is veel kennis verwerkt van cn een d oorvoelend begrij. pen tevens van wat in „het lichtlooze land" geleden wordt. „Ingrid" ls cr bizonder sympathiek in weergegeven; zij heeft het bespiegelend karakter van hanr moe maar ook de dndendrang en den practischen zin van haar vader. Aandoenlijk is het verhaal van haal" vriendschap met een ander blind meisje, waarmee ze op het blindeninstituut in aanraking komt, en die, heel Jong blind geworden, later ziende wordt, wat een scheur In do vriendschap bracht Echter: lecren zo elkaar later verstaan cn willen samen hun leven wijden aan andere ellendige». Ook in dit hoek wordt veel en zwaar geredeneerd; we voelen hier sterk, dat voor dc blinden van dit hoek het negende hoofdstuk van H Johannes- Evangelie tevergeefs geschreven werd. Zoo spreekt hier een meisje, dut blind geweest was: „Het oogen- sluiten onder het gebed, leerde men mij, toen ik kon zien, werd gedaan uit eerbied voor God. Ik geloof er niets van; voor mij beteckent het: dc rust der duis ternis zoeken". Maar dat in die rust, in die duister nis gelden mag: D'oogcn houdt mijn stil gemoed Opwaarts om tot God te heffen, en dat daarom dc gesloten oogen den eerbied symbo- IJscercn voor dc stilte waarin God ontmoet wordt, cn dus voor God zelf, het agnosticisme van de schrijf ster komt daar niet aan toe. Overigens is er veel goeds te zeggen van „Ingrid"; 't is een boek van edel humanisme. A. WAPENAAR '1 Agnoalkiauia üiaiwgtgo. o LETTERKUNDIGE AANTEEKENINGEN j ..DIE ZIJN GELUK HANDHAAFT" Dr Ph. A. Lansberg's „Ter Overwinning" vond allcabchalvo een goed onthaal. En geen wonderl Het boek was een blamage van dc ergste soort. Het feit, dat dc schrijver ondanks het gedocumen teerd, vernietigend oordeel van verschillende zijden op zijn werk uitgebracht, nog de moed heeft een nieuwe roman te laten verschijnen, is zóó merkwaar dig, dat men 't boek nieuwsgierig ter hand neemt. En dan moeten wc erkennen, dat ofeohoon Dr. Lansberg ook met dit zijn nieuwe werk dc Christe lijke kunst niet heeft gediend, veeleer beleedigd. ofschoon het ook nu nog voor ons de vraag is of hij DR 1'IL A. LANSUIiKO. •vel ooit een ronian van wezenlijke waarde, een een voudig, maar goed gcstyleerd, levensecht Christelijk verhaal, waarover we ons tegenover de buitenwacht niet hebben tc geneeren zal schrijven; Die zijn §eluli handhaaft ons niet zóó hevig geërgerd heeft als zijn Ter Overwinning. Een enkele keer trilt er thans tenminste door het vlakke matte geschrijf een lichte ontroering heen. Verder is hier ook een zeker aanvoelen van de levensmoeilijkheden cn een pro bleemstelling, waarvoor een groot artiest zich niet eou hoeven te schamen. De gedachte waardoor de schrijver werd geleid is sympathiek cn voorè.1 in dezo tijd belangrijk genoeg om overdacht te worden: hoe het Christelijk gezinsleven, speciaal dat van intcl- lectueele menschcn met opgroeiende kinderen intact te houden en te beschermen tegen ontwrichtende in vloeden m.a.\v. hoe het Christelijk gezinsgeluk te handhaven. Niet vergeten mag ook worden dat een man als Dr. 'a-Gravendeel inderdaad de indruk maakt niet maar een roman-Christen, maar een echt Chris ten te zijn. Juist omdat er levensmoeilijkheden wor den geraakt, opvoedingskwesties der intellectueele rijpere Jeugd kon het principieel Christelijke moer tot uiting worden gebracht Helaas, verder mag onze waardecrlng niet gaan. En moet een opsomming beginnen van allerlei stilis tische, psychologische l zelfs taalkundige) fouten en dwaasheden, die zóó in-'t oog-epringend zijn dat nie mand mot éénig literair besef ze onder zijn naam aan 't publiek aanbieden mocht Dat Iemand een fout rnaokt, een enkele maal met dc banier zijn duim raakt in plaats van de kop van do spijker, wie overkomt dit niet? Ieder die schrijft! Er is maar één middel om geen fouten te maken, dat is niet te •chrijvcn. Doch Dr Lansberg, die zelf indertijd hot vak van literair kritikus ijverig beoefende, maakt het toch we! een beetje bar. „Maar de opgewektheid, dc levensvreugde van zijn vodur, welke drie hem zoo graag had bijgebracht, miste hij." Natuurlijk, als i«mand geen levensvreugde geen opgewektheid in !i/-lf bezit, haat 'm al dat «bijbrengen" niets. „Met zijn keurig afgewerkte, ietwat genffectcerde Uitspraak." Of dc uitspraak een kast of tafel is! „Er was een speling van geestigheid in haar trek ken, welke bij ioderen nieuwen keer dat men baai- sprak, bewaarheid werd." Speling van geestigheid wordt bewaarheid! Zie dat is het, wat zoo kregel maakt, dat dc Schrij ver telkens er net eren naast is, dat hij vlak tegen de toon aanzingt. Hij gebruikt beelden, waarvan men zegt: jammer! cr zit iets aardigs in maar het is tóch niet wat het wezen moet. Sla Juc. van Looy op. Onverschillig waar: „Gelc- ken".' Goed. Een straatfiguur uit Tanger: „Do Jonge Arabier stond op zijn oenen voet, met krommende teenen in het dikke slijk der schuine straat, want den anderen had hij als voor «le vloerkou opgetrokken cn met do zool tegen den muur geplant Dèt is precies. „Haarfijn-precies', om met Kloos te •pieken. Daartoe brengt Dr. Lansberg liet maar zoo zelden! Hij probeert het wel, maar zijn beeldend ver mogen is to gering. Hij hoort in zijn geest een lieve, vriendelijke stem, zijn geestesoog zoekt het aange dicht en hem treft een betrouwbare oogopslag. Nu dc verbinding van die twee tot oen beeld, tot een eenheid, en dan komt er. „een lieve, vriendelijke stem steun en grondslag voor rijn betrouwbaren oog opslag." „Hoe genoot zij van haar huisinrichting: de mo derne mahuniumeubels, hot open haardje, het kaar- •eukroontje hoe verheugde zij er zich op, het attes •W lam te gaan bewonen.' Prettig zoo'n ojicn haard je en oen kaarsenkroon tl c te bewonen! „Het was voor alle huisgenooten een moeilijke dag, om te doorworstelen", moet natuurlijk zijn: „Hot was voor alle huisgenooten een moeilijk te doorwor stelen dag." „En Adri, wanneer hij, hun naderbij sporend, aan hen dacht, zag op tegen het weerzien". Stotter-stijl. Een advocaat ,,'n uiterst goedhartig vrijgezel, die geen hooger illusie had, dan 'n goed verzorgd uiter lijk, veel soirées bezocht en alle schouwburgvoorstcl- lingen, die iets nieuws brachten. Als gevolgen hier van had deze heer Kruis een kaal hoofd en een vrif aanzienlijke corpulentie, welke beide kenmerken van een weelderige levenshouding hij met z«skcren ophef droeg." (Ik meende in mijn onnoozelheid altijd, dat een kaal hoofd nu niet precies een kenmerk van weelderigheid was. Dat het voorts een gevolg zou zijn van hot bezoeken van soirées en schouwburgvoor- stcllingen?) „Meu zag cr ook allerliefst uit Zij had. ondanks de bezorgdheden welke iedere verloving-utt-liefde met zich meebrengt, haar jong en fleurig wezen geheel behouden" (physiologie van de koude grond.) „Haar toiletten zocht zij altijd samen met Jan uit en dat werd dan met veel zorg gedaan." Ja, nu 'k toch over die toiletten tc spreken kom, wil ik niet verhelen, dat het me ontzettend heeft gehinderd dat eten, drinken cn toilletteeren zoo onge veer gemaakt zijn tot de steunpunten van 't verhaal. Thee, koffie (und keine Ende), een goed diner, een flcsoh oude Bourgogne, ham en salladc, fonkelende Riidcsheimcr, punch, cake, dessert en vruchten zijn niet te versmaden zaken, maar in een roman moeten zc liefst maar een heel, héél bescheiden rolletje ver vullen, en niet te ostentatief naar voren worden ge schoven. Trouwens, de Schrijver blijft in 't algemeen te veel aan 't uiterlijke hangen, ook bij de persoons beschrijvingen, die meestal hopeloos verward zijn. En wat een vondst om van de schoonheid van een meisje een idéé te geven: „Tine was een ziclsverdrie- tig mooi meisje"! Op bl. 133 teekent Dr. L. op werkelijk niet onver dienstelijke wijze de vlucht van deze Tine naar Dr. '•-Gravendeel. Zij was bij Lex geweest en had getracht hem (terug) te winnen. Dat mislukte en in haar liefdesverdriet zocht zc troost en raad bij diens vader. „Er ls iets in je verhouding tot Lcx niet in orde." Ecnige oogcnblikken van stilte, gedurende welke de klok acht zware slagen liet hooren. „Wanneer heb jc hem het laatst gesproken?" „Vanmiddag," fluisterde zij, nauwelijks hoorbaar. „Op zijn kamer, in Leiden?" Zij knikte bevestigend. Theo fronste de wenkbrau- w'en. De loop dor zaken begon hem duidelijk te wor den. ITet was hem wel bekend, dat de Jiefdc altijd hoofdzakelijk van Tine's kant was gekomen. „Heb jullie over je toekomst gesproken?" vroeg hij. „Ja dokter." Wat was liet gesprek mot dozen een- voudigon man altijd kalmcerend." Nee, waarde Lansberg dat moet u nu Juist niet zeggen, hier niet zeggen. Want primo: dat een ge sprok met Dr. 's-Gravendeel kalmecrend was wisten we al lang, omdat u dat rechtstreeks en zijdelings reods zoo dikwijls hebt gezegd (we zijn op blz. 134) en secundo: u verwoest hierdoor uw eigen verdien stelijke dialoog. Man, houd nu toch in zulke ge vallen even je mond, praat er toch niet telkens tus schen door! Die twee stemmen, die twee stations tegelijk in jc oor bederven al hét genoegen van je luisteren. Een kritikus is de gelukkige mensch, die zich de weelde mag permitteeren zijn eigen stem af te wisse len met die van de in bespreking zijnde auteur. De romanschrijver mag dat niet Bij hem valt het eigen meeninkje, het eigen uitlegginkjc weg. Hij geeft wel uitlegging cn meening, ja maar niet met de aanwijsstok. Hot woord sfeer wordt op bl. 140 vrouwelijk ge bruikt, op bl. 21, 31, 107, 112, 137, 179 en 182 man nelijk; het woord atmosfeer mannelijk op bl. 35 en 156. „Ér konden maar noodelooze verwikkelingen uit voorkomen". Bij „een goed afgewerkte uitspraak" lioort men voor t komen. „Lex' cu Adri's denken werden voortdurend ge trokken". „Bij het vele bezoek, dat de doktersfamilie die weiken ontvingen" Carel Scharton (meen ik) heeft indertijd heel rake opmerkingen gemaakt over het „tooval" in do roman. Hij zeidc toen o.m.: „Wij allen, of wij erin gelooven of niet, weten, dat de beste cn gewichtigste dingen in «mis leven, ons metterdaad schijnentoe te vallen. Alleen, een kunstwerk is het leven niet. En nu is, geloof ik, hiér het criterium: dat wij in een roman niet aan zulk toeval willen waaraan wij bemerken, dat de schrijver het noodig had. En alleen «lat toeval aanvaarden wij, waarvan wij gevoelen: liet verwonderlijk te voorschijn komen als uit diepere onderstrooiucn van het verhaal iets van dat onof- wemlbare, dat in het leven heet: alsof het zoo wezen moest." is li-t in Lansberg's boek niet: Het komt alles terecht, dank zij vele „toevalligheden". Wo zouden zoo zeggen dc jubel van de titel is misplaatst. Als jc leven zoo mooi op gesmeerde wieltjes rolt als hij Dr. 's-Gravendeel, dan is het toch heusch geen kunst om je geluk te handhaven. Zijn eenc zoon neemt een deel van zijn vaders praktijk over en huwt de dochter van oen ex-gezant. Zijn twee«in zoon Adrie opgeleid maar ongeschikt voor 't leeraarsambt,- maakt van die connecties ge- Jwuik (wio geeft 'cm ongelijk?) en valt met zijn neus In do «liplomaticke boter. Lex heeft een jcugdkennisje, die hem aan de haak probeert te slaan. Maar ze is modern, kan nooit een goede vrouw voor hem worden enverdwijnt dus te Juister tijd door een engagement met een ander. Lcx wordt daarna compagnon van een geen-kin d- noch-kraai-bezittende Rotterdamsche handelsman en verlooft zich ook in de familie van dc ex-gezant Zit 100 iets ln elkaar of niet? - En wat het geestelijke aangaat: or sign moeilijk- beden, maar het komt alles lereekt Dr 's-Gravcndeel was een oprecht Christen, zijn vrouw modern, wordt langzamerhand tot zijn In zichten overgehaald en al* ze sterft, lezen we: „Toen den eersten Februari nam God haar tot Zich." Van ernstige strijd om het ouderlijk geloof te blijven vast houden blijkt alleen iets in Adri, de kunstzinnige adolescent Maar ook daar zet do dreigende crisis niet door cn komt alles terecht. Neen, in het leven, In het werkelijke leven komt niet alles terecht, bij lange na niet. Dr Lansberg praat moar even over de moeilijk heden van het moderne jeugd- en huwelijksleven en mot een paar fcinnetjes brengt hij alles weer in 't reine. Men kan zich wel verbeelden dat het In de werke lijkheid zoo gaat, maar de ervaring van alle dag be wijst hed tegendeel. DAArom vooral neemt bij aan dachtiger bezien het boek 't karakter aan van onwaar achtigheid. Dat in een roman hinderlijke taalfouten voorkomen is erg, dat dc stijl slecht en slordig ia, is erger, maar dat een boek de indruk geeft von onwerkelijkheid en levensverminking, is het allerergst. Dr. W. L. D. van den Brink heeft in de door J. B. Wolters' U.M. keurig verzorgde reeks Lyceum-Her drukken een bloemlezing uitgegeven, die bedoelt P. C. Hooft te karakterlseercn als lyrisch en dramatisch dichter en als geschiedschrijver. De Schrijver doet vooraf gaan een uitstekend, con- is overzicht van t voornaamste lovensgebcuren van de dichter. Hooft's loven omvat drie perioden: 1. Van zijn geboorte 10 Maart 1581 tot zijn eer.ta huwelijk, 23 Mei 1610. 2. De tij«l van 't eerste huwelijk 1010—1024. 3. Hooft's woduwnaarschap en tweede huwelijk 10241C47. Hooft's liefdeleven was vóór Christina van Erp Drostin op 't Muiderslot werd, zeer gevarifterd. Geen wonder dat men in die tijd bij Hooft vooral lyriek, minne poëzie aantreft Galathea, ziet, de dag komt aan, Amaryl de deken zacht enz. Ook het herdei s- spel Granida (1605) heeft do liefde tot thema. Na zijn trouwen wat tot rust gekomen, wijdde Hooft zich aan zijn veelzijdige arbeid. Zorg besteedde hij aan de opvoeding zijner kinderen, zijn ambtsplicht als Drost vervulde hij nuuwgozet Voor de Ncderlandsche literatuur mankte hij z!«*h verdienstelijk door als gastheer de bij «inkomsten van liet Saligh-Bocmerhuys, «le Muiderkring, voort 10 zetten. In «leze periode ontstond de voorlooper van Vondels Gijsbrecht nl. „Geeraard van Velzen", voorts .JBacto oft Oorsprong der Ilollanderen" (treur-) „IVo- renar" (blijspel) en „Waernemingen op de Holland sche taal". Minnepoëzie bleef Hooft schrijven ook toen, maar ze noemt niet meer dc voornaamst© plaats in. Met Christine's doo«l begon voor Hooft «le „nacro nacht van bonaude drie jaren". Deze tijd beteokent ook een wending in zijn productie. Zijn proza\v«;rk .JIcndrik de Grote" (lC2ü verschenen) was de aani«K>p tot zijn beroemde en voor de kennis van de opstand tegen Spanje onmisbare .JNederlandsche Historiën", Dr van <lcn Brink's boek met zijn korte, overzichte lijke biografie, zijn gelukkige, de «lichter typeerend© keur uit dc verschillende «loor hem beoefende litcra- tuungenre's ln de drie porioilcn van zijn leven (do fragmenten uit <lc drama's worden verbonden door proza-samenvattingen, zoodat we kortelijk kennis krij gen van dc heclc inhoud), tijii vele verklarende voeG noten, bij een moeilijk auteur als Hooft van bizonder belang, het is een verdienstelijke inleiding tot le ven en werk van onze Ne«lcriaii(b<yhcTbcitus. Geschikt voor alle belangstellenden in literatuur, speciaal voor studeerenden voor de hoofdact©. Voor gabruik bii 't voortgezet onderwijs achten we sommige citaten (uit Warenar b.v. cn Aan Galathea b.J een beletsel. Vijl illustraties sieren de tekst. Het j«ortrot van Hooft mochten wc hier overnemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 12