IM
LETTERKUNDIGE KRONIEK.
I. Duikelaartje, door G. v. Nes—Uilkens.
80 druk.
U. Ingrld, de dochter van Duikelaartje,
door G. v. Nes—Uilkens. 5e druk.
Uitg. Maatschappij v. Holkeraa Waren-
dorf. Amsterdam.
Mevr. v. Nes—Uilkens schijnt met „Duikelaartje",
•tormenderhand dc harten der lezeressen te hebben
Veroverd, blijkens het evenement van een 8en druk.
't Is een book van een vrouw over vrouwen.
Niet, dat dc mannen vergeten worden; ook deze
«pelen hun bescheiden rol in het dorpsdrama, welks
hoofdpersonaadje een vrouw is, naar wie het boek
werd vernoemd: Duikelaartje.
't Is een dorpsvertelling, waarbij ik vooral den na
druk leg op het tweede deel der samenstelling: de
schrijfster kan ons alleramusantst aan dc praat
houden.
Zij heeft er zin in gehad, heel dat dorpsgedoe, voor-
al het deftige, dat van dameskransen en klctsvisite's,
voor ons te doen défileeren, en de gansche file van
dorpsgrootcn trekt voor onze lachende facie's voorbij,
zoo, dat 't ons wel eens even wemelt voor de oogen
vanwege den gansch zeer variecrenden optocht. En in
die rij ontdokken we als een heel frissche verschij
ning naast haar veel ouderen man: Mevrouw
Huysmans, in de wandeling Theo gehecten, door
haar man „Duikelaartje" genoemd, vanwege haar
optimisme: hoe ook het leven haar omwierp en
op den weg wou doen kantelen, altoos weer kwam
ze op haar pootjes terecht, net als zoo'n kermispopje,
zoo'n duikelaartje, hetwelk op den omslag van het
boek zoo geestig geteekend staat. Op haar bureau
liecft Theo zoo'n poppetje staan, door haar man eens
voor de grap, als haar zinnebeeld, meegenomen.
Deze Theo is gehuwd met Dirk Huysmans, een
liccreboer, die haar, de gewezen verpleegster, stads
kind, in den aanvang van het boek het zéér deftige
dorp Doornberg inrijdt en langzamerhand inleidt
Dc botsingen van dc idealistische, spontane jonge
Btadschc vrouw met dc dorpsdeftigheden en met de
dorpsklets vormen 't hoofdmenu van dezen roman
dat blijkens het succes van dit bock, heel appetijte
lijk gevonden wordt.
Haar goedige brave echtgenoot Dirk Huysmans,
die de dorpscho traditie's ontziet, heeft met haar het
„enfant terrible" binnengebracht in de benauwd-
bekrompen sfeer der zéér deftige dorpsbewoners, zoo
dat hij vaak z'u hart vasthoudt voor haar grillige en
gedurfde sprongen temidden van het conservatieve
kringetjcs-gedoc. Hij is het type van een hecrcboer;
nuchter, conservatief, flegmatisch, maar niettemin
eerlijk, en van een practischen kijk op het leven. Zij
echijnt hem meer op te voeden dan hij haar, doch
aan 't eind van 't boek is zij het, die, bevangen in de
dorpsklets, eerst ton volle dc grootheid van zijn gaaf
karakter leert waardceren.
De verschillende dorpstypen, dames en heeren,
freule's en jonkhccrcn en baronnen, komen In min
©f meer nauwe aanraking met „Duikelaartje", die le
beau rólo spelen mag in veler min of meer veronge
lukte levens. Zelfs wordt zij de vriendin (de derde
in den bond) van een kippenbaron, die, oud gewor
den, nog een dwaas huwelijk op z'n debetzijde nam,
en aan wiens sterfbed Theo zit, instec van wie daar
had moeten zitten: z'n wettige ega die hem in den
©teek liet.
Ja, die derde iu den bond. Ik moest weer denken
aan „Gouden Teugels", waarin ook die derde nu
ja Schwaram driiber. Maar ik kreeg toch pas nog
een vraag naar aanleiding van die kwestio van be
doelde derde. (Zo spreken tegenwoordig van de
„drichoekskwcstie"). Mij werd gevraagd door een
mademoiselle, of er geen vriendschap zou kunnen he
rdaan hebben tusschen dien Amerikaan en Simsha, u
weet wel, lezer? En of ik beweren wou, dat vrien.'
schap tusschén een man en een vrouw niet bestaan
kan? (Bedoeld zal zijn: vriendschap tusschen een
getrouwde man en de vrouw van een ander en zoo
Vice-versa). „Getuigt dit van ocr-degelijkHollandsch
conservatisme of is het soms den Christen onwaar
dig?"
Ziedaar de consclenticvraag mij voorgelegd?
Ik vind zulke vragen buitengewoon moeilijk te be
antwoorden. Ik zou wel willen vragen aan bedoelde
madeinoisello of b.v. Fransch conservatisme anders it
dan Hollandse!) dito. Ik weet dit xoo niet precies;
alleen maar: ik begrijp niet, hoo iemand, die geluk
kig getrouwd is, behoefte heeft aan zoo'n derde in
den bond. Ik heb zoo mogen bemerken in „Gouden
Teugels" dat die Amerikaan zijn toevlucht nam tot
Simsha, haar zelfs ten huwelijk vroeg, omdat hij
allesbehalve gelukkig was in z'n echtelijk leven. En
ik snap ter wereld niet, waarom men zal trachten
naar de vriendschap van een ander, hetzij man of
vrouw, al dan niet getrouwd, als men zelf gelukkig
in met z'n alterego. Of is hier ook ai modezucht aan
1 werk?
Men moet me niet kwalijk nemen, dat ik hcelc-
maal niet hang ben om ocr-dcgclijk Hollandseh con
servatief gehcetcn te worden, nadtmaal het in dezen
decadenten tijd heclemaal geen kunst meer is om niet
conservatief genoemd te worden. Je schaf je b.v.
maar een radio aan, en eenderde nu ja men
begrijpt me wel. Meer zeg ik er nu niet van.
Om nu op „Duikelaartje" terug te komen.
Theo komt dan een keer bij dien derden vriend,
zal 'k maar zeggen.
„De oude man (baron Kraayenhove, kippenbaron
bijgenaamd) keck met welgevallcu het fijne, ranke
persoontje aan.
„Je ziet cr als altijd weer uit(Zijn toegespitste
vingers maakten het manuaal van: tip-top).
„Zegt u dat niet zoo, lieve mijnheer, dat vind ik
niet prettig".
„Nu dan, kind, je ziet er uit0111 te zoenen.
Waarachtig, ik kan er niets anders voor vinden", zei
hij grappig verontschuldigend.
„Toe dan maar", zei ze lachend, terwijl ze hem haar
frissche wang bood.
„Wat is een vrouw zonder poeder toch een boel
smakelijkerJa, ik kan 't niet helpen, dat ik al
weer een uitdrukking gebruik, waar jij „hè nee" van
zegt. Je hebt per slot meer eerbied voor dc frissche
ongerepte perzik dan voor den opgepoetsten appel.
De perzikis oogenkost, maar do opgepoetste
appel: pak die gerust met vieze vingers aan: Met de
vuilste lap wrijf je hem weer op".
„Hij denkt aan z'n vrouw", dacht Theo. „Aan haar
rouge-lippen, haar geblanketto wangen, haar gepoe
derd voorhoofd: geen plekje, waar een hartelijke zoen
gegeven kan worden zonder de lippen to besmetten".
Nu weet ik niet, hoe de mademoiselle voornoemd
over deze scène denkt: ik vond dat Theo, hoe hoog
zij in zedelijk opzicht door dc schrijfster ook gezet
wordt, de grenzen vergeet, die vooral dc vrouw streng
te bewaken heeft. I11 wat voor sfeer moet men zich
thuis voelen, als deze dingen als „heel gewoon" ongc
geneerd kunnen gebeuren? 't Is rg romantisch, zoo'n
scène, en bovendien wat sentimenteel; wat 't nog meer
is, nu ja, als je dat zegt of denkt, ben je oerdegelijk
Hollandsch conservatief, 't Is in alle gevallen: gevaar
lijk. Enfin, na den dood van den baron blijkt dc
blinde dochter van Theo, Ingrid, als zijn univcrseelc
erfgename in zijn testament te staan .hetgeen dc
dorpsklets weer voor dagen en weken voedsel geeft:
immers: daar zat wat achter. Nu Ja, duar zat ook wat
achter: de vriendschap, die binnen zekere grenzen
bleef.
En dan houdt de schrijfster de volgende toespraak
tegen Theo's duikelaartje:
„Weet je wol, kleine vent, hoe de wereld aan de
ccr en den goeden naam van je meesteres zit te pluk
ken? Hoe ze met wreedc grijpvingers haar naar bo
neden trachten te halen? Haar naam door 't slijk te
sleuren? Je lacht maar? En je reageert niet anders
op onze waarschuwing dan met een licht beven? Als
of je plezier had? Wat wil je daarmeo zeggen?
Ach, ik weet het wel, kleine wijsgeer. —1 Dat jij
ook glimlachend de duwen en stooten verdraagt, wil
je zeggen. Dat er andere slagen noodig zijn, om dezo
vrouw uit haar evenwicht te brengen, dan wat klein
geestige lasterpraatI
„Duikelaartje" maakt een zwaren tijd door, als ze
ontdekt, dat haar dochtertje, Inrid, blind geboren
is. 1 Is alweer het poppetje dat in dio dagen een be
langrijke rol speelde. Als de moeder ontdekt, dat haar
pasgeboren kind blind is, wreekt ze zich op 't duike
laartje, dat nu zijn evenwicht een keer verliest: Tiico
slaat het van de tafel. En als ze verzoend is niet dc
vreeselijke teleurstelling, dan
„Aan den avond van dien dag raapte Theo het
poppetje op, dat gehavend, gedeukt en verveloos nog
altijd vergeten onder de tafel stond, alleen z'n dwa
ze glimlach ongeschonden. Behoedzaam, als was het
iets zeer kostbaars, zette ze het op de oude plaats:
„Mijn kleine, dappere dominélDunk voor je
preek"...
Toch is dit duikelaartje aan 't eind van dit boek,
in den slotzin, op non-activitclt gekomen. Niet door
dat Theo dc dwaasheid van dit mascottc-gedoc
(want cr zit een stuk heidendom in) in ziet. Doch:
omdat zij, die altoos dc meerdero zich had gevoeld van
haar man, ten slotte haar zwakheid en kleinheid er
kennen moet tegenover hem: zij heeft hem gewan
trouwd in zijn moraliteit en dit blijkt zc ten onrcchto
gedaan te hebben.
Dat gebeurde zoo: Theo had dc sentimenteel won
derlijke gewoonte op liet dorpskerkhof enkele graven,
die verwaarloosd lagen, eigenhandig te verzorgen, en
van bloemen te voorzien. Zoo deed ze ook geregeld met
't graf van een jonge vrouw, die, voor jaren ongehuwd
moeder was geworden, en daar lag met haar kind. Er
werd in het dorp over gesproken, gelasterd ten slotte,
dat hier „etwos los" was; om kort te gaan: haai-man's
eer werd er in betrokken. Ook Theo komt ten slotte
onder de suggestie van dien laster on dat geeft aan
leiding tot verkoeling tusschen haar en hem.
Eindelijk komt het tot een verklaring zijnerzijds en
Wijkt het, dat zijn vader in die droeve historie dc
leelijke rol gespeeld heeft; daarom had hifc kaai
PINKSTERFEEST.
,Werd Pinkstervuur in 't hart ontstoken,
O, dan herbaalt een geestenstem
Al wat de Heiland heeft gesproken.
Als hoorden wij nog heden Hem.
Dat is uw stem, o Geest der Waarheid,
Die onze erlnn'ring wakker roept,
En hoven ons in hemelklaarheid
't Gcstarnt' van Gods beloften groeptl
Gij vreest? Hij spreekt: „Wil niet versagen!"
Gij strijdt? Hij troost: „Heb goeden moed!"
GIJ lijdt? ,,'k Ben met u al de dagen!"
Gij twijfelt? „Vrede!" ruischt zijn groet.
Als lastrend u de menschcn smaden,
Dan is het zcognend: „Zalig gijl"
En waar ge ook zweeft op 's levens paden,
't Is: „Neem uw kruis, en volg gij Mij!"
Gij weent? „Uw zonden zijn vergeven!"
Gij arbeidt? „Werk om de ceuw'ge spijz'l"
Gij sterft? „Ik leef en gij zult leven,
„Nog heden zijt ge in 't Paradijs!"
Zóó laat ge uw stem in 't harte hooren,
Gij Ziclctrooster! Hcil'ge Gecstl
Die zegen zij ook mij beschoren,
Dan vier ik daaglijks Pinksterfeest.
TEN KATE naar Hillcr.
man, altoos gezwegen, om de wille van zijn reeds
lang overleden vader. En dan eindigt deze dorps-
roman met dc toespraak van Theo tot haar „poppet
je": „Lieve, kleine dominee, ik maak je nu emeritus.
Dc grootste schok, die het Leven mij kon geven, is
doorstaan: voortaan heb ik jc stille precken niet meer
noodig.
Want een grootcre meester is in mijn leven gekor
men: mijn eigen, oude grijzende man, met zijn on?
noozelc lafheid in het nietige, zijn heldenmoed in
liet grootsche
„Duikeluartjo" is geen boek van psychology sch-fijnq
kurakterteckening. Het geeft typen; en als zoodanig
is het een prettig leesbaar boek. Ei- wordt, vooral door
.Duikelaartje", veel in geredeneerd; dicpzinnig-prec-
kcrig cn filosofisch-abstract vaak. De schrijfster is
sterker in bespiegelingen dan in haar plastiek, die te
hloemrijk-ouderwctsch doet
In leesgezelschappen znl dit bock veel gevraagd
worden; wo bemerkten het ook In een Christelijke
volksbibliotheek, hoewel liet allesbehalve Christelijk
georiënteerd is; wo vinden in het „poppetje" een sym
bool van een stoïsche levenshouding. Veel sentimen-
tecle scene's komen cr in voor: we denken aan het
sterfbed van den „kippenbaron" en aan de kerkhof
bezoeken van Theo. Wie het onder ons leest met oor
deel des onderscheids, kan er niet alleen dc leegheid
van zekere levenskringen als een hopelooze verveling
in proeven, moar ook in de levenshouding van sym
pathieke figuren als Theo cn haar man ontdekken
het voozo optimisme van den vaag-religieuzen
meusch, die meent In het agnosticisme het sum
mum van z'n idealisme tc bezitten.
Ingrid is het vervolg op .Duikelaartje", en geeft d©
ontwikkeling der psyche van een biindc. Hierin is
veel kennis verwerkt van cn een d oorvoelend begrij.
pen tevens van wat in „het lichtlooze land" geleden
wordt.
„Ingrid" ls cr bizonder sympathiek in weergegeven;
zij heeft het bespiegelend karakter van hanr moe
maar ook de dndendrang en den practischen zin van
haar vader. Aandoenlijk is het verhaal van haal"
vriendschap met een ander blind meisje, waarmee ze
op het blindeninstituut in aanraking komt, en die,
heel Jong blind geworden, later ziende wordt, wat
een scheur In do vriendschap bracht Echter: lecren
zo elkaar later verstaan cn willen samen hun leven
wijden aan andere ellendige».
Ook in dit hoek wordt veel en zwaar geredeneerd;
we voelen hier sterk, dat voor dc blinden van
dit hoek het negende hoofdstuk van H Johannes-
Evangelie tevergeefs geschreven werd. Zoo spreekt
hier een meisje, dut blind geweest was: „Het oogen-
sluiten onder het gebed, leerde men mij, toen ik kon
zien, werd gedaan uit eerbied voor God. Ik geloof er
niets van; voor mij beteckent het: dc rust der duis
ternis zoeken". Maar dat in die rust, in die duister
nis gelden mag:
D'oogcn houdt mijn stil gemoed
Opwaarts om tot God te heffen,
en dat daarom dc gesloten oogen den eerbied symbo-
IJscercn voor dc stilte waarin God ontmoet wordt,
cn dus voor God zelf, het agnosticisme van de schrijf
ster komt daar niet aan toe.
Overigens is er veel goeds te zeggen van „Ingrid";
't is een boek van edel humanisme.
A. WAPENAAR
'1 Agnoalkiauia üiaiwgtgo.
o
LETTERKUNDIGE AANTEEKENINGEN j
..DIE ZIJN GELUK HANDHAAFT"
Dr Ph. A. Lansberg's „Ter Overwinning" vond
allcabchalvo een goed onthaal. En geen wonderl Het
boek was een blamage van dc ergste soort.
Het feit, dat dc schrijver ondanks het gedocumen
teerd, vernietigend oordeel van verschillende zijden
op zijn werk uitgebracht, nog de moed heeft een
nieuwe roman te laten verschijnen, is zóó merkwaar
dig, dat men 't boek nieuwsgierig ter hand neemt.
En dan moeten wc erkennen, dat ofeohoon Dr.
Lansberg ook met dit zijn nieuwe werk dc Christe
lijke kunst niet heeft gediend, veeleer beleedigd.
ofschoon het ook nu nog voor ons de vraag is of hij
DR 1'IL A. LANSUIiKO.
•vel ooit een ronian van wezenlijke waarde, een een
voudig, maar goed gcstyleerd, levensecht Christelijk
verhaal, waarover we ons tegenover de buitenwacht
niet hebben tc geneeren zal schrijven; Die zijn
§eluli handhaaft ons niet zóó hevig geërgerd heeft
als zijn Ter Overwinning. Een enkele keer trilt er
thans tenminste door het vlakke matte geschrijf een
lichte ontroering heen. Verder is hier ook een zeker
aanvoelen van de levensmoeilijkheden cn een pro
bleemstelling, waarvoor een groot artiest zich niet
eou hoeven te schamen. De gedachte waardoor de
schrijver werd geleid is sympathiek cn voorè.1 in dezo
tijd belangrijk genoeg om overdacht te worden: hoe
het Christelijk gezinsleven, speciaal dat van intcl-
lectueele menschcn met opgroeiende kinderen intact
te houden en te beschermen tegen ontwrichtende in
vloeden m.a.\v. hoe het Christelijk gezinsgeluk te
handhaven. Niet vergeten mag ook worden dat een
man als Dr. 'a-Gravendeel inderdaad de indruk maakt
niet maar een roman-Christen, maar een echt Chris
ten te zijn. Juist omdat er levensmoeilijkheden wor
den geraakt, opvoedingskwesties der intellectueele
rijpere Jeugd kon het principieel Christelijke moer
tot uiting worden gebracht
Helaas, verder mag onze waardecrlng niet gaan.
En moet een opsomming beginnen van allerlei stilis
tische, psychologische l zelfs taalkundige) fouten en
dwaasheden, die zóó in-'t oog-epringend zijn dat nie
mand mot éénig literair besef ze onder zijn naam
aan 't publiek aanbieden mocht Dat Iemand een
fout rnaokt, een enkele maal met dc banier zijn duim
raakt in plaats van de kop van do spijker, wie
overkomt dit niet? Ieder die schrijft! Er is maar één
middel om geen fouten te maken, dat is niet te
•chrijvcn.
Doch Dr Lansberg, die zelf indertijd hot vak van
literair kritikus ijverig beoefende, maakt het toch we!
een beetje bar.
„Maar de opgewektheid, dc levensvreugde van zijn
vodur, welke drie hem zoo graag had bijgebracht,
miste hij." Natuurlijk, als i«mand geen levensvreugde
geen opgewektheid in !i/-lf bezit, haat 'm al dat
«bijbrengen" niets.
„Met zijn keurig afgewerkte, ietwat genffectcerde
Uitspraak." Of dc uitspraak een kast of tafel is!
„Er was een speling van geestigheid in haar trek
ken, welke bij ioderen nieuwen keer dat men baai-
sprak, bewaarheid werd." Speling van geestigheid
wordt bewaarheid!
Zie dat is het, wat zoo kregel maakt, dat dc Schrij
ver telkens er net eren naast is, dat hij vlak tegen
de toon aanzingt. Hij gebruikt beelden, waarvan men
zegt: jammer! cr zit iets aardigs in maar het is tóch
niet wat het wezen moet.
Sla Juc. van Looy op. Onverschillig waar: „Gelc-
ken".' Goed. Een straatfiguur uit Tanger: „Do Jonge
Arabier stond op zijn oenen voet, met krommende
teenen in het dikke slijk der schuine straat, want den
anderen had hij als voor «le vloerkou opgetrokken cn
met do zool tegen den muur geplant
Dèt is precies. „Haarfijn-precies', om met Kloos te
•pieken. Daartoe brengt Dr. Lansberg liet maar zoo
zelden! Hij probeert het wel, maar zijn beeldend ver
mogen is to gering. Hij hoort in zijn geest een lieve,
vriendelijke stem, zijn geestesoog zoekt het aange
dicht en hem treft een betrouwbare oogopslag. Nu
dc verbinding van die twee tot oen beeld, tot een
eenheid, en dan komt er. „een lieve, vriendelijke stem
steun en grondslag voor rijn betrouwbaren oog
opslag."
„Hoe genoot zij van haar huisinrichting: de mo
derne mahuniumeubels, hot open haardje, het kaar-
•eukroontje hoe verheugde zij er zich op, het attes
•W lam te gaan bewonen.' Prettig zoo'n ojicn haard
je en oen kaarsenkroon tl c te bewonen!
„Het was voor alle huisgenooten een moeilijke dag,
om te doorworstelen", moet natuurlijk zijn: „Hot
was voor alle huisgenooten een moeilijk te doorwor
stelen dag."
„En Adri, wanneer hij, hun naderbij sporend, aan
hen dacht, zag op tegen het weerzien". Stotter-stijl.
Een advocaat ,,'n uiterst goedhartig vrijgezel, die
geen hooger illusie had, dan 'n goed verzorgd uiter
lijk, veel soirées bezocht en alle schouwburgvoorstcl-
lingen, die iets nieuws brachten. Als gevolgen hier
van had deze heer Kruis een kaal hoofd en een vrif
aanzienlijke corpulentie, welke beide kenmerken van
een weelderige levenshouding hij met z«skcren ophef
droeg." (Ik meende in mijn onnoozelheid altijd, dat
een kaal hoofd nu niet precies een kenmerk van
weelderigheid was. Dat het voorts een gevolg zou zijn
van hot bezoeken van soirées en schouwburgvoor-
stcllingen?)
„Meu zag cr ook allerliefst uit Zij had. ondanks de
bezorgdheden welke iedere verloving-utt-liefde met
zich meebrengt, haar jong en fleurig wezen geheel
behouden" (physiologie van de koude grond.) „Haar
toiletten zocht zij altijd samen met Jan uit en dat
werd dan met veel zorg gedaan."
Ja, nu 'k toch over die toiletten tc spreken kom,
wil ik niet verhelen, dat het me ontzettend heeft
gehinderd dat eten, drinken cn toilletteeren zoo onge
veer gemaakt zijn tot de steunpunten van 't verhaal.
Thee, koffie (und keine Ende), een goed diner, een
flcsoh oude Bourgogne, ham en salladc, fonkelende
Riidcsheimcr, punch, cake, dessert en vruchten zijn
niet te versmaden zaken, maar in een roman moeten
zc liefst maar een heel, héél bescheiden rolletje ver
vullen, en niet te ostentatief naar voren worden ge
schoven. Trouwens, de Schrijver blijft in 't algemeen
te veel aan 't uiterlijke hangen, ook bij de persoons
beschrijvingen, die meestal hopeloos verward zijn.
En wat een vondst om van de schoonheid van een
meisje een idéé te geven: „Tine was een ziclsverdrie-
tig mooi meisje"!
Op bl. 133 teekent Dr. L. op werkelijk niet onver
dienstelijke wijze de vlucht van deze Tine naar Dr.
'•-Gravendeel. Zij was bij Lex geweest en had getracht
hem (terug) te winnen. Dat mislukte en in haar
liefdesverdriet zocht zc troost en raad bij diens vader.
„Er ls iets in je verhouding tot Lcx niet in orde."
Ecnige oogcnblikken van stilte, gedurende welke de
klok acht zware slagen liet hooren. „Wanneer heb jc
hem het laatst gesproken?"
„Vanmiddag," fluisterde zij, nauwelijks hoorbaar.
„Op zijn kamer, in Leiden?"
Zij knikte bevestigend. Theo fronste de wenkbrau-
w'en. De loop dor zaken begon hem duidelijk te wor
den. ITet was hem wel bekend, dat de Jiefdc altijd
hoofdzakelijk van Tine's kant was gekomen.
„Heb jullie over je toekomst gesproken?" vroeg hij.
„Ja dokter." Wat was liet gesprek mot dozen een-
voudigon man altijd kalmcerend."
Nee, waarde Lansberg dat moet u nu Juist niet
zeggen, hier niet zeggen. Want primo: dat een ge
sprok met Dr. 's-Gravendeel kalmecrend was wisten
we al lang, omdat u dat rechtstreeks en zijdelings
reods zoo dikwijls hebt gezegd (we zijn op blz. 134)
en secundo: u verwoest hierdoor uw eigen verdien
stelijke dialoog. Man, houd nu toch in zulke ge
vallen even je mond, praat er toch niet telkens tus
schen door! Die twee stemmen, die twee stations
tegelijk in jc oor bederven al hét genoegen van je
luisteren.
Een kritikus is de gelukkige mensch, die zich de
weelde mag permitteeren zijn eigen stem af te wisse
len met die van de in bespreking zijnde auteur.
De romanschrijver mag dat niet Bij hem valt het
eigen meeninkje, het eigen uitlegginkjc weg. Hij
geeft wel uitlegging cn meening, ja maar niet met
de aanwijsstok.
Hot woord sfeer wordt op bl. 140 vrouwelijk ge
bruikt, op bl. 21, 31, 107, 112, 137, 179 en 182 man
nelijk; het woord atmosfeer mannelijk op bl. 35 en 156.
„Ér konden maar noodelooze verwikkelingen uit
voorkomen". Bij „een goed afgewerkte uitspraak"
lioort men voor t komen.
„Lex' cu Adri's denken werden voortdurend ge
trokken".
„Bij het vele bezoek, dat de doktersfamilie die
weiken ontvingen"
Carel Scharton (meen ik) heeft indertijd heel rake
opmerkingen gemaakt over het „tooval" in do roman.
Hij zeidc toen o.m.:
„Wij allen, of wij erin gelooven of niet, weten, dat
de beste cn gewichtigste dingen in «mis leven, ons
metterdaad schijnentoe te vallen.
Alleen, een kunstwerk is het leven niet.
En nu is, geloof ik, hiér het criterium: dat wij in
een roman niet aan zulk toeval willen waaraan wij
bemerken, dat de schrijver het noodig had. En alleen
«lat toeval aanvaarden wij, waarvan wij gevoelen:
liet verwonderlijk te voorschijn komen als uit diepere
onderstrooiucn van het verhaal iets van dat onof-
wemlbare, dat in het leven heet: alsof het zoo wezen
moest."
is li-t in Lansberg's boek niet: Het komt alles
terecht, dank zij vele „toevalligheden". Wo zouden
zoo zeggen dc jubel van de titel is misplaatst. Als
jc leven zoo mooi op gesmeerde wieltjes rolt als hij
Dr. 's-Gravendeel, dan is het toch heusch geen kunst
om je geluk te handhaven.
Zijn eenc zoon neemt een deel van zijn vaders
praktijk over en huwt de dochter van oen ex-gezant.
Zijn twee«in zoon Adrie opgeleid maar ongeschikt
voor 't leeraarsambt,- maakt van die connecties ge-
Jwuik (wio geeft 'cm ongelijk?) en valt met zijn neus
In do «liplomaticke boter.
Lex heeft een jcugdkennisje, die hem aan de haak
probeert te slaan. Maar ze is modern, kan nooit een
goede vrouw voor hem worden enverdwijnt dus
te Juister tijd door een engagement met een ander.
Lcx wordt daarna compagnon van een geen-kin d-
noch-kraai-bezittende Rotterdamsche handelsman en
verlooft zich ook in de familie van dc ex-gezant Zit
100 iets ln elkaar of niet? -
En wat het geestelijke aangaat: or sign moeilijk-
beden, maar het komt alles lereekt
Dr 's-Gravcndeel was een oprecht Christen, zijn
vrouw modern, wordt langzamerhand tot zijn In
zichten overgehaald en al* ze sterft, lezen we: „Toen
den eersten Februari nam God haar tot Zich." Van
ernstige strijd om het ouderlijk geloof te blijven vast
houden blijkt alleen iets in Adri, de kunstzinnige
adolescent
Maar ook daar zet do dreigende crisis niet door cn
komt alles terecht.
Neen, in het leven, In het werkelijke leven komt
niet alles terecht, bij lange na niet.
Dr Lansberg praat moar even over de moeilijk
heden van het moderne jeugd- en huwelijksleven en
mot een paar fcinnetjes brengt hij alles weer in 't
reine.
Men kan zich wel verbeelden dat het In de werke
lijkheid zoo gaat, maar de ervaring van alle dag be
wijst hed tegendeel. DAArom vooral neemt bij aan
dachtiger bezien het boek 't karakter aan van onwaar
achtigheid. Dat in een roman hinderlijke taalfouten
voorkomen is erg, dat dc stijl slecht en slordig ia,
is erger, maar dat een boek de indruk geeft von
onwerkelijkheid en levensverminking, is het allerergst.
Dr. W. L. D. van den Brink heeft in de door J. B.
Wolters' U.M. keurig verzorgde reeks Lyceum-Her
drukken een bloemlezing uitgegeven, die bedoelt P.
C. Hooft te karakterlseercn als lyrisch en dramatisch
dichter en als geschiedschrijver.
De Schrijver doet vooraf gaan een uitstekend, con-
is overzicht van t voornaamste lovensgebcuren van
de dichter.
Hooft's loven omvat drie perioden:
1. Van zijn geboorte 10 Maart 1581 tot zijn eer.ta
huwelijk, 23 Mei 1610.
2. De tij«l van 't eerste huwelijk 1010—1024.
3. Hooft's woduwnaarschap en tweede huwelijk
10241C47.
Hooft's liefdeleven was vóór Christina van Erp
Drostin op 't Muiderslot werd, zeer gevarifterd. Geen
wonder dat men in die tijd bij Hooft vooral lyriek,
minne poëzie aantreft Galathea, ziet, de dag komt
aan, Amaryl de deken zacht enz. Ook het herdei s-
spel Granida (1605) heeft do liefde tot thema.
Na zijn trouwen wat tot rust gekomen, wijdde
Hooft zich aan zijn veelzijdige arbeid. Zorg besteedde
hij aan de opvoeding zijner kinderen, zijn ambtsplicht
als Drost vervulde hij nuuwgozet
Voor de Ncderlandsche literatuur mankte hij z!«*h
verdienstelijk door als gastheer de bij «inkomsten van
liet Saligh-Bocmerhuys, «le Muiderkring, voort 10
zetten. In «leze periode ontstond de voorlooper van
Vondels Gijsbrecht nl. „Geeraard van Velzen", voorts
.JBacto oft Oorsprong der Ilollanderen" (treur-) „IVo-
renar" (blijspel) en „Waernemingen op de Holland
sche taal". Minnepoëzie bleef Hooft schrijven ook
toen, maar ze noemt niet meer dc voornaamst©
plaats in.
Met Christine's doo«l begon voor Hooft «le „nacro
nacht van bonaude drie jaren". Deze tijd beteokent
ook een wending in zijn productie. Zijn proza\v«;rk
.JIcndrik de Grote" (lC2ü verschenen) was de aani«K>p
tot zijn beroemde en voor de kennis van de opstand
tegen Spanje onmisbare .JNederlandsche Historiën",
Dr van <lcn Brink's boek met zijn korte, overzichte
lijke biografie, zijn gelukkige, de «lichter typeerend©
keur uit dc verschillende «loor hem beoefende litcra-
tuungenre's ln de drie porioilcn van zijn leven (do
fragmenten uit <lc drama's worden verbonden door
proza-samenvattingen, zoodat we kortelijk kennis krij
gen van dc heclc inhoud), tijii vele verklarende voeG
noten, bij een moeilijk auteur als Hooft van bizonder
belang, het is een verdienstelijke inleiding tot le
ven en werk van onze Ne«lcriaii(b<yhcTbcitus. Geschikt
voor alle belangstellenden in literatuur, speciaal voor
studeerenden voor de hoofdact©. Voor gabruik bii 't
voortgezet onderwijs achten we sommige citaten (uit
Warenar b.v. cn Aan Galathea b.J een beletsel. Vijl
illustraties sieren de tekst. Het j«ortrot van Hooft
mochten wc hier overnemen.