v. ROSSEM's is de beste KOFFIE. DERDE BLAD. Radio Nieuws. EEN ALLEENSTAANDE FIGUUR DINSDAG 5 MAART 1929 DERDE FLAD PAG. 9 (Van onzen Parijschen correspondent.) DE MAAGD VAN ORLEANS. HET 5de EEUWFEEST VAN JEANNE D'ARC. HAAR INVLOED OP 'T LEGER. Zij had het hart van 't volk en was het hart der beweging. HAAR VERHOOR EN VEROORDEEUNO. „W# hebben een heiligt verbrand." In het zesde deel van zijn „Histoire de France" geeft Michelet deze merkwaardige karakteristiek van Jeanne d'Arc: „L'origi- nalité de la Pucelle fut le bon sens dans l'exaltation", de originaliteit van de Maagd ▼an Orléans was het gezond verstand in baar geestvervoering! In den regel is men geneigd, haar als een geheel eenige verschijning te beschouwen, joowel als zieneres, dan als strijdbare vrouw. Michelet toont aan, dat" niets minder Juist Is. Zoo wist bijv. ook Jeanne Laisné heel goed de wapens te hanteeren, getuige slechts baar bijnaam „Hachette", (bijl); met een bijl stelde zij namelijk, bij het beleg van haar vaderstad Beauvais, den vijandelijken stan daarddrager buiten gevecht Of die dertig ▼rouwen, die in Amiëns bij een soortgelijke gelegenheid blessuren opliepen. Ook haar visioenen geven haar geen uit zonderingspositie tusschen haar tijdgenooten. Maar Jranne d'Arc was. hierin van hen on derscheiden, dat zij steeds genoeg practi- echen zin toonde, om van de gegeven om standigheden zoo goed mogelijk partij te trekken; ook afgescheiden van haar visio naire toestanden was zij een zeer bijzondere persoonlijkheid. Ook bezat zij een goed gevoel voor humor, relfs onder ernstige omstandigheden. Bij de ondervraging (zie slot vorig artikel) was ook een zekere broeder Séguin, theologisch Itrofessor uit Poitiers! Dit mannetje was astig ten-reden te stellen, hij moest het naadje van de kous weten, en vroeg in een Franseh dat lang niet vrij van dialect was, Jn welke taal de stemmen spraken, die Jeanne gehoord had. Indien hij misschien gehoopt had, haar daarmede in het nauw te drijven, dan had hij het leelijk mis! Want ondeugend als een H.B.S.-er zei zij dadelijk: „In een betere, dan de uwe!" Overal waar zij zich vertoonde was het volk op haar hond t en zij maakte daar ook op gepaste wijze ge bruik van. Toen -zij zich, bij het voorbereiden van den aanval op de Engelschen rond Orléans, in het leger begaf, ontdekte zij bij één oogop slag, dat dronkenschap, diefstal, ruwheid en ontucht daar liederlijk huishielden en welig tierden naast een zonderling restant van primitieve vroomheid, welke in haar verwor ding maar heel weinig beter was. Onder de aanvoerders bevonden zich de beruchtste mannen van hun tijd, -zooals bij ▼oorbeeld de schrikkelijke Gilles de Retz en Gasconjer La Hire, een ruwe vloeker. In deze sfeer van verbastering en verderf kwam dit jonge meisje! Wat zij er uitwerkte was wonderbaarlijk. Zij verkreeg zulk een zedelijk overwicht op de ruwe manschap, •dat weldra het leger van ongure elementen en vrouwen van verdachte zeden zuiver was. Zij riep bij die verweerde krijgers het gods dienstig gevoel wakker, er werden religieuse bijeenkomsten gehouden. Toen het eindelijk bij Orléans op de Engel schen losging, waren er in de kringen van hof en legerleiding nog steeds belangengroe- Cn, die trachtten haar op den achtergrond houden, doch dit mislukte deerlijk, zij was het hart der beweging. Zoozeer was zij de bezielende en stuwende kracht der massa, dat de eerenaam van „de Maagd van Orleans" haar ten volle toekwam. Bij de bestorming der vestingwerken leg de zij een waren heldenmoed aan den dag, ook nadat zij zelve reeds gewond was, en snet zulk een élan geschiedden deze aanval len, dat niets daar duurzaam tegen bestand was. En na Orléans werd het weder de gewaag de en gevaarvolle tocht dwars door het nog gistende land naar de oude kroningstad Reims, waar Charles VII in de kathedraa' plechtig werd gewijd en gekroond. Veel uitspraken van haar zijn bewaard ge bleven en toonen een schoone simpelheid. Op de nieuwsgierige en dwaze vraag, of de verschijningen, welke zij ontving naakt wa ren, gaf zij dit antwoord: „Denkt, gij, dat God niet heeft om ze mede te kleeden?" Dat zij, onder haar blank harnas, ook aarlijk het hart eener gevoelige vrouw droeg, blijkt genoegzaam uit dozen uitroep: „Ik heb nimmer bloed zien vloeden zonder dat mij het haar te berge rees!" Toen Jeanne d'Arc zich te Reims bevond, aar de plechtige kroning van Charles VII plaats had, zag zij daar haar vader en moe der weder en deze vroegen haar, ol zij dan In het geheel geen vrees kende. nik vrees niets, dan het verraad", zeide zij. Het was, alsof zij er een voorge voel van had, dat dit haar ten val zou brengen. Voor Parijs werd zij wederom gewond door een pijlschot, zonder dat het haar ge lukken mocht de stad binnen te dringen. In- middels-loerden Engelschen en Bourgondiërs gretig op, haar in handen te krijgen. Haar laatste terrein van arbeid zou de stad Compiègne zijn, welke zij tegen den vijand hielp verdedigen. Indien men een oude kroniek gelooven mag, bevond zij zich op den dag, dat zij haar vijanden in handen zou vallen, aldaar in een kerk en leunde bedroefd tegen een pilaar. Zij zou gezegd hebben: „Er is een i, die mij verkocht heeft; ik ben verraden zal weldra ter dood gebracht worden. Bidt God voor mij, smeek Ik u, want ik zal mijn koning niet meer kunnen dienen, noch het edel koninkrijk Frankrijk." Bij een uitval, die dienzelfden dag plaats had, drong zij met enkele getrouwen ver naar voren; het hoofdcontingent van den troep echter trok zich terug in de stad en sloot de poort voor haar toe. Zoo viel zij dau (Van onzen Duitschen correspondent) UIT T LAND VAN AMANOELLAH. OPZIENBARENDE ONTHULLINGEN. den Bourgondiërs in handen, die haar later aan haar doodsvijanden, de Engelschen, verkochten. Er werd een gerechtshof samengesteld om te onderzoeken door wat macht zij al deze dingen had gedaan. Cauchon, bisschop van Beauvais, was hierin de leidende figuur, een man die alles voor zijn carrière veil had. Jeanne d'Arc stond alleen tegenover haar rechters, zij het eenvoudige kind van liet land tegenover de .spitsvondige en listige theologen van haar tijd. Cauchon probeerde eerst met allerlei zoele vraagjes haar vertrouwen te winnen, doch als een vlugge vogel ontglipte zij telkenmale aan het gespannen net In haar eenvoud zeide zij vaak ontroeren de dingen, Juist als zij door haar rechters het zwaarste belaagd werd! Zooals deze su blieme verklaring, dh zoo rustig en sterk is, dat men er niet dan ;erbiedige bewonderin--- yoor hebben kan: „Ik kom van God; ik heb hier niets meer te doen: zendt mij terug tot God, van Wien ik gekomen ben." De acten van dit rechtsgeding zijn vol van deze schoone gezegden, er rijst uit op de zuivere gestalte van een, die sterk was en zuiver door de kracht van haar geloof. „Gij zegt dat gij mijn rechter zijt; bezint u wel op hetgeen gij gaat doen, want waar lijk, ik ben door God gezonden, gij stelt u in groot gevaar." Het bleek den rechters onmogelijk dit ern stige, godvreezende meisje voor een heks ol dulvelaanbidster te doen doorgaan. Maar eindelijk gelukte het hun, een geschikt punt van aanval te ontdekken. Jeanne zeide, openbaringen ge had te hebben, welnu, wilde zij deze aan het oordeel van de officieele vertegenwoor digers-..der Kerk onderwerpen, erkende zij daarover het gozag der kerk, of was zij kot terin? Zij geloofde aan inspiratie, goed. maar was dit een vrije inspiratie: aan open baring, was dit een zuiver persoonlijke open baring".' Op deze vragen antwoordde zij: „Ik heb de kerk lief en zou haar willen steunen met al mijn kracht. Wat de goede werken aan gaat, die ik hob gedaan, daarvoor moet ik verantwoording doen aan den Koning der hemelen, die mij gezonden heeft." Toen men hier verder op doorging voegde zij hieraan toe: „De Heer en de Kerk, dat is één!" Men kwam daarop aandragen met de spitsvondige onderscheiding tusschen triumfeerende en een strijdende kerk; v\ zij zich aan de laatste onderwerpen? Maar zij hield stand: „Ik ben tot den koning van l Frankrijk gekomen in den naam "van God, de Maagd Maria, de heiligen en de trium feerende kerk boven; aan die kerk onder werp ik mij, mijn werken, wat ik gedaan heb of zal doen." „En de strijdende kerk?" „Thans zal ik niets verder antwoorden." Heeft zij wellicht voorvoeld, dat al het vor der spreken toch tevergeefs zou zijn? De DE POSITIE DER VROUW IN AFGHANISTAN. EEN ONDERHOUD MET DEN AFGETREDEN VORST. ünd diese Leute haben wir gefeiertl Het was een Jaar geleden hi Berlijn een drukte van belang. De gansche stad stond in het teeken van Afghanistan. Voor 't eerst zou Berlijn Iets beleven, dat aan> den glans- tijd der monarchie deed denken: Vorstelijk bezoek! De kranten stonden er vo! van en ledereen wilde die gebeurtenis meemaken. Wij, vertegenwoordigers der buitenland- sche pers, hadden van de Wijhe'mstraat uitnoodigingen ontvangen, om 's morgens j naar 't ministerie van buitenlandsche zaken I te komen en we moesten door een cordon van nieuwsgierigen heen, voordat we ter plaatse waren. In zeldzame harmonie werk ten 'bij die gelegenheid schupo en rijksweer samen om de publieke orde te bewaren en ik had vooral met de soldaten te doen, die reeds uren van tevoren in "t gelid moesten staan. Gelukkig was 't diem dag niet zoo koud als thans. We hadden kil winterweer met af en toe een buitje regen, maar tegen den middag k'aarde de lucht op en konden e zelfs op de balkons gaan staan. Gejuicht en gejubeld werd er weliswaar niet, toen omstreeks twaalf uur de hoog»- gasten in gezelschap van Hindenburg langs ons heen reden, maar met eerbied zag men de bevolking groeten. In de Prinz Albrechtstraat, waar 't spe eiaa! hiertoe gehuurde en ingerichte paleis lag (de huur bedroeg 1000 mark per dag!), stond sedertdien a'le dagen een kijklustige menigte en op den dag voor 's konings ver trek werden we uitgenoodigd om voor de buitenlandsche pers een woord van erken telijkheid in ontvangst te nemen. Het duur de dam- nog een paar dagen voordat Berlijn er weer gewoon ging uitzien. Als souvenir aan dit bezoek nam de gast een vliegmachine en nog vele andere waar devolle geschenken mede naar Afghanistan. Wie had toen kunnen vermoeden, dat hij nog geen Jaar later die vliegtuig hard noodig zou hebben om uit Kaboel weg te komen? Pas de revolutie daarginds heeft onze oogen geopend voor 't land en 't volk van koning Amanoellah. Een der meest gelezen Berlijnsche kranten, het „Achtuhr-Ahendblatt", publiceerde een serie artikelen onder den titel: Mijn vlucht uit Afghanistan! Wat ik als Europeesche vrouw in 't rijk van Amanoellah beleefde! De schri'fstei, een Zweedsche van geboorte, noemt zich Aurora Nil'som, vertelt, hoe ze in Eurona haar man. een hoogen ambtenaar uit Afghanistan leert kennen, zich met hem verlooft, in 't huweliik treedt, om dan tater tot de prinlijke ontdekking te komen; dat daarginds, in 't land van haar ech'genoot. nog zeden en gewoonten heerschen, welkp de"beschaafde wereld reeds sedert eeuwen ni°t meer kent De vrouw telt er niet mede, de veelwijverij is gebruikelijk, het leven in den harem tart e'ke beschrijving, de mannen behandelen hun vrouwen als lijfeigenen, van culturee- len vooruitgang valt weinig of nlete te merken. In deze serie lezenswaardige artikelen trekt een Europeesche vrouw den sluier op, die 't leven daarginds tot dusver voor ons verborgen hield. Wij lezen van de vele te- leursteTiingen. welke mevrouw Rosa Asim Khan daarginds n 't huwelijksleven moest doormaken. Lichamelijke mishandeling was niets bijzonders. En darbij was haar echtge- not nog el een der meer gecultiveerde Af ghanen. Reeds bij haar aankomst in Kaboel ge loofde zij haar eigen oogen niet: Ieemcn hutten zij-n de huizen en alle vensters gaan uit naar den binnenhof. Dal is de koninklij ke residentie! En zelfs in de woningen der welgestelder herinnerden allen kostbare ta pijten aan Europeesche zeden. De mannen vieren er hun orgieën, de vrouwen hebben zich onzichtbaar te houden, kijven met el kaar en de kinderen worden groot in een land, waar men van hygiëne geen flauw benul heeft. Liever maakt men de zwaarste ziekten door, dan dat men een arts laai komen. 01 't ér dan tenminste aan 'i konings hol beter uitzag? De koningin-moeder ontvangt de Zweed sche dame, die haar nood wil klagen en er op uit is. om zich zoo spoedig mogelijk te laten scheiden. Maar de koningin-moeder luistert nauwe lijks. Ze heeft veel meer interesse voor de jiz.veelen, die haar gast draagt en wit ai* hebben. Door dit te weigeren, begaat zij een groote fout tegen de zeden des lands. Aan de audiëntie wordt een ontijdig einde ge maakt. Zij is in ongenade gevallen! Bij naar vertrek werd nog meegedeeld, dat den vol genden dag een hofdame bij haar op bezoek zou komen. Deze kwam, maakte alle kasten open. door zocht ai les wat de Zweedsche vrouw toe behoorde enging er met allerlei kost baarheden vandoor! Buiten stand een knecht te wachten, die een groot pak gestolen goed brutaalweg meenam. Of ik clan tenminste hiervoor een schadevergoeding kon krijgen? Een paar dagen later kreeg s die maar j pas na lamgdurige onderhandelingen. De of- ficieele papieren, welke de Z.veedsche dame aan de koningin had toevertrouwd, b.eken spoorloos verdwenen...... Omtrent *s konings reis naar Europa krijgen we 't volgende te hooren: zulk een groote reis zou allerhand geld kosten, maar waar zou dit vandaan moeten komen? Het land is arm en menig pas begonnen regee- ringsgebouw bleef onvoltooid liggen. De re- geeringsambtenaren krijgen hun honorarium ook zelden geregeld uitbetaald. Kwaad bloed zette het feit, dat door den koning aan deze gelden een bedrag van 1000 rupien voor zijn reis werd onttrokken. De vele achtergeble- vrouwen van zijn gestorven vader wer den kortweg door hem onteigend, om ook langs dezen merkwaardigen weg aan meer geld te komen. Als men dit leest, dan vraagt men zich af: was de Duitsche gezant, waren oog de ge zanten der andere mogendheden omtrent dit alles niet op de hoogte? Had geen hunner de courage, om zijn regeering op de toestan den te wijzen, welke in dit heidenland-heer schen? Het slhünt, dat men pas door de revolutie hier en elders is gaan beseffen, wien men met zooveel eer heeft ontvangen. Een spe ciale correspondent van de „Chicago Tribu- T7.25 «Sin» Cew«jd» u.uzlek. Medldatl. door Kapelaan J. Hooymeiw. Gem Hoor u. L Jo» H. Hlckkera. 9-30 Concert. Trio Gaillari. HILVERSUM (1071 M.) 10—10.1$ Morse.nvtf- dlng. 12.152 Concert 22.30 Kookpiia'-je door I'. J. Kers. 2.303 Gr«mo(ooo. 34 Km plee. 4-j® —5 Gramofoon. 6—5.30 Oi gelconcorl door PT», li $.3 17.1S Concert Omroep-orkerL 6.U— .4.® ru- noconcert door F Pfeiffer. 7.15—7.45 EncelKce Je-. 8—8.30 Boe! espreklns i kk^r. 8.30 Toi kronkelingen, welke in dit proces zijn, wij zen duidelijk uit, dat men van tevoren zich er reeds heel goed van bewust was, waar men met haar heen wilde en dat was de brandstapel; alleen was het moeilijk, daarheen een rechten weg te vinden. De „rechters" heb ben helaas dit doel bereikt, maar uit de vlammen hoorde Cauchon nog voor het laatst haar stem, die met zachtheid dit woord van haar nog eenmaal herhaalde: „Bisschop, ik sterf door u De verzamelde menigte, tienduizgpd men schen, weenden, ook zelfs haar moordenaars. En een secretaris van den Engelschen ko ning riep uit, terwijl hij zich verwijderde: „Wij zijn verloren, wij hebben een heilige verbrand." Zoo was, in korte trekken, het leven van Jeanne d'Arc; dit land heeft in haar een groote doode herdacht! ne" is met een eigen vliegtuig naar Kanda- hex gevlogen. Hier zetelt op 't oogenblik de gevluchte koning en omtrent zijn tegenwoor dige situatie vertelt deze correspondent: Na onze landing verschenen soldaten in ge scheurde uniform die ons vliegtuig bewa ken, terwijl wij in een limousine langs de wacht door de poorten van Kandahar naar binnen rijden. Voor een streng bewaakt lee- men huis, waar oorspronkelijg de gouver neur, maar thans de koning woont, houden wij stil. In een armelijk gemeubileerd ver trek, waar de minister van binn. zaken ze telt, verklaren wij 't doel van onzen vlieg tocht Abdul Wahadd iaat thee komen en vertan It onze uiteenzettingen. De koning liet ons direct vragen, of we hem een grooten dienst wilden bewijzen: of we zijn zuster en zijn schoonouders per vliegtuig naar Berat wilden transportceren? We stelden ons vliegtuig ter beschikking. Den volgenden dag kreeg ik van den ko ning de volgende verklaring: Ik heb afstand gedaan van de regeering, daar ik bij den eersten aanval op Kaboel den indruk kreeg, dat men tegen mij persoonlijk was ingeno men. Ik wenschte mijn volk te bewijzen, dat ik niel uit eerzucht regeerde, maar de welvaart van mijn volk beoogde. Ik wilde met mijn afdanking bloedvergieten voorkomen. Pas later zag ik, dat de aanval niet tegen mij was gericht, maar dat hier de egoïstische motieven van een roover in 't Uulilc ...i K.K.Ü.-TMo. 1.15—:- Grumo- —5.4$ Ultz. u. d. Aula v. d Keizer-Kal el- ■slteit te Nijmegen. Kede vun Prof. Dr. W, 'Ir. P B«ii»fi'old: De ooloe.ing Prof. Mr. In ler rechte lij!' «Undpu i bezien 5.456.30 Gn IJ na Boudl. In ue pauze pers bar. N» afloop DAVKNTKY 1562 M.) 10.35 K' Kookpraatje. 11.20 12.20 Concert 1.2® 2.20" Orkest. 2 20 Beeld-ullz. 2.5q len. 3.50 Muziek. 3.55 Fram RHBI.:d*o^k««t m. 4.50 Orke-t. 5.35 '8. TVJtÓ Causerie. 7.35 Muziek. LVo Ve"?ng: Sparta 8.05 Concert. (8-20—S.50 Lezmc) 9 Nleuwsber. 9.35 Muziekles. 9.55 Nieuw eber. 1» Concert. 10.40 Lezing. 11—12 20 Muziek. PARIJS «JUdlo-Tarta" (1750 M_> 12.50—X1» Orkest. 4.05—5.05 Orkest. 7.0a—».»0 Gratnofoo» 8.20 Literaire causerie. 8.J011.10 Opera. I.ANUENBERG (462 M.) 9.35 eo 11 30 Grtr*°! on. 12.25—1.50 Orke«L 5.05—5-50 Sollstenconcoc* 7.20 Opera. ZESSEN (1659 Jt) UJO3.50 Lezingen. 3 5®— 4.oU OlKfr-t- 4.o0.'.10 LCZJllbeil. ..20 Ope-w- HAMBURG (391.6 M.) 10.20—11-20 Gramo/oo» i.3o MuzieK. 6.ia cv- .a. Actueel» cauacri», l.5ó11.40 Muziek. 11.60 Opera. BRUSSEL (511.9 MJ. 5.20 Orkest. 6.50 Kamer» nuzlek. 8.35 OrkesL Weeaadns Maart. HUIZEN. 336,3 M.. na uur 1852 Md HekKertv. uysucn. «uyioou. alt; F Uyltenboogaard. orgel en P'ano. - - Kinderuurtje o 1 vun MeJ.S Groen«w«g. McJ. C d Voorde, zanc. 66.30 Declamatie door B. forsten Zzn. 6.3o—7 Fran ache les 7— .-30 En- lltr. i c,„! Mannenkoor ..Laus Deo". Groningen. J Ever.», orgel. Spre: D» M ten Broek: Van «ujjd, overwinning. J C -oos« ChrHtendom e« PH1LV©RSUM. (1071 M.) 10—10.15 Morgenwij ding. 12.1*—Concert, i—3 KIndergurtj» ÏTrciJirt^Gezondheld-shalfuurU» 3.50 Een -rooit)* rrc.r.irii!»- 10 »-r B" spel waron. Door htm optreden toonden de» opstandelingen duidelijk, dal noch Pt""^ me noch volkswelvaart hun molief waren, maar alleen de lust naar mnchL De wreedheid der rebellen heeft neaet ve» nadeeien hei voordeel, dat de lucht 'tdoe* ttereinigd werd.Zu. die nch eanvenkehjk gen lijn streven naar westereche beschaving geuit hebhen. tipt.nu «eer nhjn volgel ngeru "od is mijn geinige, dat ik met verenlvv<»r- deiijk ben voor het vergoten bloed. I'rsmrt- tetnin' moet ik me erop voofberetden da nog meer bloed ral vlooien, voordat AtghanisUu» weer een land Ie, weer wel. orde en vrede hel leven der bevolking beschermen. Voorts gaf de koning toe. dat de geestelijk heid sterk gekant is lejten alle hervorming, tirt interview liet hij den correspondent van de Chicago Tribune" een onhcvrediprndea indruk achter. Hoewel Amen Utah beweert, dal uH alle deelen des lands delrgat.es naaf hem toe komen, om trouw en gonhgtikrlijtfc hcid le betuigen, wilde hij niet lus' P- ven van de volksstammen, die gulke gedaan tonden hebben. De waarheid Is. dAt de koning niet met zekerheid kan zeggen, op wien nij kan rekenen. De trouw der verschillende stem men Ia afhankelijk van *t geld, dat de koning hun biedt. Elke soldaat krijgt per maand een loon van circa gulden, maar het geld rankt on en als er geen nieuw geld komt. ziet de zaak voor Araam Ullab er niet heel gunstig uit. Omtrent de vreemdelingen, welke nog al tijd in Kaboel wonen, lus ik juist heden, dat ze mol A man Ullah's tegenstander. Emir Ilahib Ullnh overhoop schijnen te liggen, zoodat ze niet konden vertrekken. De Duit sche gezant in Kaboel ligt ziek en voor hera zal nu de Duitsche consu»-g<mera«l. jonk heer vun Plftssen proheeren, de zaak te rege len. Arnan t'llnh moet reeds hebben aan?^ kondigd. dat hij na de mohamedaansehe maand Ramadan een maand van vasten tegen Kal>oel zal opniarcheeren. Uit dit alles blijkt, dunkt mij. «'*1 genoeg zaam, hoe 't er in het land uitziet van hem, die eon jaar geleden door een deel vaa Europa werd toegejuicht. Maar goed. dat onze regeering hieraan niet heeft meege daan! INGEZONDEN MEDEDEELING. FEUILLETON. door MARK ASHTON. In die tijden hadden de booze geesten tneer macht dan nu, zij gingen rond op aar de, pleegden omgang met de kinderen der menschen en deelden hun de goüdelooze ge heimen van hun verdorven gemoederen me de. Zeroah had hun hulp dikwijls ingeroe pen en dit deed hij nu ook weer, tot hij ten laatste evenals de toovenares van Endor ▼an zijn eigen welslagen schrikte. Terwijl hij op den grond kroop en op een teeken der geesten wachtte, hoorde hij een vleugelslag en er stond op eens voor hem een gevederd wezen, waaruit een donker rood licht glans de. Hij was door doodsangst aangegrepen en durfde de oogen niet opslaan, want hij wist, dat dit Belial was, de god van de vleesche- lijke lusten van den mensch, die met den Mammon, den god van het goud, de voor naamste helpers zijn van Satan om den on dergang van den mensch te bewerken. „Gij kent mij wel, toovenaar", zei de booze geest, „als antwoord op uw heden hen ik nu {ekomen om nu het schoonste der menschen- inderen, de priesteres van Isis, te schen ken Zeroah, „dat is onmogelijk, ik kan evengoed wenschen om met Isis zelf in het huwelijk te treden, als om deze schoone vrouw de mij ne te noemen." „Gij kunt haar krijgen op óéne voorwaar de en die is, dat gij aan mijn meester don gordel verschaft, dien zij draagt," sprak Be lial, „daarvan gaat een geheime kracht uit Die gordel heeft behoord aan den Koning, waarlegen hij in opstand jekomen is en hij kan alleen door een andere sterveling aan do priesteres ontnomen worden. Gij moet ons dien ten koste van alles verschaffen en uw beiooning daarvoor kan de vrouw zelf zijn." Eelial! Zij is mij' heilig! Als zij weigert om mij den gordel te geven en ik denk ze ker, dat zij dit doen zal, dan zou ik haar niet kunnen of willen dwingen. Ik zou liever sterven dan geweld tegen haar gebruiken", i De demon raakte de borst van den too- j venaar aan met een lans, die hij in de hand hield en die er uitzag, alsof ze van do vlam men gemaakt was, die hem omhulden en dadelijk veranderde de zuivere liefde, die Zeroah voor Euphrosyne gevoeld had. in een onreine begeerte naar haar bezit, die gereed stond om over alle hindermsien heen te stappen en eiken prijs te betelen, dien de demon vragen kon. „Verschaf mij den gordelen de vrouw is voor u", blies de booze geest hem in. „Ik neem den koop aan", zei Zeroah, maar wanneer zij hier in den onderaard- schen lempel is, dan blijft zij steeds in het gezei«"-liap van den sterrenwichelaar Elha- ram en Weer hief Belial zijn lans op en raaJtte nu bet hoofd van Zeroah ,j)rijf den spot niet met mij, Belial," riep J Den eersten keer was de begeerte in zijn hart opgekomen en nu ontstond er moord-1 spraak gemist en nu stond zij vol verwon- lust in zijn brein. „Elbaram is oud en zou vveleens tot zijn vaderen verzameld kunnen worden", zei de uemon. „Dat is zoo,' antwoordde Zeroah, „ik' zie wel kans om u den gordel te verschaffen." „Dan is de vrouw voor u," herhaalde Bo- lial. die, nu zijn werk geëindigd was, ver dween. Euphrosyne bleef zeven dagen uit de on- deraardsche gewelven weg en gedurende idien tijd was haar zielestrijd zoo groot, dat zij dien nauwelijks alleen kon kampen. Zij wist Jat haar ontsnapping met onoverko melijke moeilijkheden zou gepaard gaan en zij de vreeselijkste straffen zou moeten on dergaan, als haar poging daartoe uitkwam of mislukte Toch schenen deze gevaren j licht, vergeleken met den afkeer dieji zij nu I had van de vereering van Isis met al de be- (lriegerijën, die daarmede gepaard gingen en zij kon zich nauwelijks genoeR beheer- jschen om haar rol voortdurend goed te spe- j len. Zij meende op den achtsten dag, dat haar bevrijding nabij was en zonder Sappho 'daalde zij in de onderaardse!.* geweiver af Imet do bedoeling om haar geheel vorig le ven aan Elbaram te onthullen «-» hem raad te vragen, hoe zij een middel iot ontsnap- iping vinden kon en zich zou kunnen losma- Iken uit een dienst, die haar nu als een zon jde en een schande op het hart woog. Elbaram had hij hun scheiden den tijd .met haar afgesproken, wanneer zij elkander) weder zouden ontmoeten en Euphrosvne was [dood geweest erg verwonderd, dat de kamer, waar hij ..O. mijn vader en raadsman," klaagde zij, haar steeds ontvangen had. die half zijn la-..ik hield zooveel van u en heb Ik nu voor boratorium en half zijn studeerkamer was, Igoe(t verloren." nu ledig was. Hij had nog nooit bij een af-1 Zij bukte zich over hem heen en stortte dering over de mogelijke oorzaak eens voor haar stond en zich diep voor haar afwezigheid na té denken, toen Zeroah op nederboog. ..Waar is de wijze Elbaram, Zeroah?" vroeg zij, „hij heeft mij hier op dit uur bij zich ontboden." v „Hij slaapt, priesteres," antwoordde Ze roah, op somberen toon. „Slaapt hij! Al zoo vroeg? Zal ik dan maar heengaan, of liever blijven wachten, tot hij itwaakt?" „Hij zal nooit meer ontwaken, priesteres, dus wachten dient nergens toe." „Zal hij nooit meer ontwaken," riep Euphrosyne in de grootste onrust, „gij be doelt toch niet, dat hij dood is, toovenaar?" „Zijn God heeft hem doodelijk getroffen, priesteres: wilt gij hem zien?" „Ja, breng mij bij hem." Zwijgend volgde zij Zeroah en zij was zoo zeer in haar verdriet verdiept, dat zij niet merkte, dat hij haar langs een geheel onge- wonen weg leidde. Eindelijk maakte de geestenbezweerder eer, deur open van een klein vertrek, waar de- wijze Chaldaeër schijnbaar in een die pen slaap verzonken op een bed uitgestrekt „Hij slaapt," riep Euphrosyne, „het kan niet anders, o wijze Elbaram word wakker en spreek tegen mij." Zij legde zijn hand op zijn voorhoofd, maar trok die haastig terug. Hij was al uren lang tranen van verdriet Zeroah stond er met een gemelijk gelaat hij. „Waneer is dit gebeurd?" vroeg Euphrosy ne eindelijk. „Dat weet ik niet Hoe zou ik het weten? Toen ik hem als gewoonlijk in den vroegen morgen kwam roepen om naar boven te klimmen om de zon te zien opgaan, vond ik dit". „Euphrosvne keek weèr aandachtig naar de liggende gestalte en op eens kreeg zij achterdocht Daar zij echter geen de minste bewijzen van een misdaad zag. kon zU niets zeggen. „Ik heb hem nog hier laten liggen, prieste res, opdat gij hem een laatst vaarwel loudt toe kunnen roepen, later lal zijn eigen vo:k wel hier komen om hem weg te halen voor de begrafenis volgens hun voorschriften." „Dan wil ik mij bij hen voegen en hem naar zijn laatste rustplaats volgen," zei Euphrosyne. ..Dat is onmogelijk. Elbaram was een Jood on dat trotsche en hooge volk zou nooit toe staan dat een heidensche vrouw bij een lijk stoet van hen volgde". „Dan, vaarwel. Elbaram, mijn trouwste vriend en wijste en verstandigste van alle mannen", zei Euphrosyne zuchtend. „Wist ik maar. waar gij heengegaan zijt, dan zou ik u daarheen volgen." Zij wierp nog eenmaal een langen blik op hem en wilde toon heengaan Bij de deur ge komen. bemerkte zij, dat zij den weg terug niet wist en zij kende maar al te goed de gevaren van die gewelven, dus durfde zij zich alleen daarin niet wagen. „Zeroah." zeide zij op beleefden toon, „wilt gij de goedheid hebhen om mij naar de ka mer van den wijsgeer te geleiden, want van- Idaar kan ik mij'n weg wel weer vinden nanr den tempel hier boven". Hij gaf geen antwoord, maar nam de lamp op, die hij op een krukje geplaatst had en j leidde Euphrosyne terug nuar de studeer* 4- mer. waar zij zoo menig gelukkig uur a«t iden sterrenwichelaar had doorgebracht Hier gekomen begon zij terstond met de dor^.n lum te slaan, waarin zij zich hulde bij net verlaten van den tempel, terwijl Zeroah er over stond nu te denken, hoe hij zich 't bert van den gordel zou kunnen meester maken i zonder geweld te gebruiken. I Ofschoon hij de priesteres nu als zijn eigendom beschouwde, wilde hij toch liever 'een worsteling of twist met haar vermijden. „Priester®»," stamelde hij, terwijl zij naar de deur ging, „toen ik gisteravond van El baram scheidde, drong hij er ernstig bij mï top aan, dr.t ik u om den gordel zou vragen, dien gij drangt, loodat daarmede gezond heid zou kunnen worden teruggegeven aan een dienstknecht van hem, die doodelijk ziek ligt" Doordat Zeroah iets onhandigs en aarze lend» in zijn houding had. bemerkte Euphro syne terstond, dat het niet waar wras en rij vatte kwade vermoeden® tegen hem on „Hoe will gij, dat er kracht kon uitgaan van mijn gordel, wie heeft u dat gezegd. Zeroah?" „Elbaram wist dit zeker, anders zou hl| er niet over geanroken hebben." antwoordde j Zeroah. „gij zult toch den laatsien wenarh van den meester niet willen we'grrrn pr'es- teres, zelfs et kent gii den n'eC Mag Ik den gordel naar hem toe brengen?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9