v. ROSSEM's is de beste KOFFIE.
DERDE BLAD.
Radio Nieuws.
EEN ALLEENSTAANDE FIGUUR
DINSDAG 5 MAART 1929 DERDE FLAD PAG. 9
(Van onzen Parijschen correspondent.)
DE MAAGD VAN ORLEANS.
HET 5de EEUWFEEST VAN JEANNE D'ARC.
HAAR INVLOED OP 'T LEGER.
Zij had het hart van 't volk en was
het hart der beweging.
HAAR VERHOOR
EN VEROORDEEUNO.
„W# hebben een heiligt verbrand."
In het zesde deel van zijn „Histoire de
France" geeft Michelet deze merkwaardige
karakteristiek van Jeanne d'Arc: „L'origi-
nalité de la Pucelle fut le bon sens dans
l'exaltation", de originaliteit van de Maagd
▼an Orléans was het gezond verstand in
baar geestvervoering!
In den regel is men geneigd, haar als een
geheel eenige verschijning te beschouwen,
joowel als zieneres, dan als strijdbare vrouw.
Michelet toont aan, dat"
niets minder Juist
Is. Zoo wist bijv. ook Jeanne Laisné heel
goed de wapens te hanteeren, getuige slechts
baar bijnaam „Hachette", (bijl); met een bijl
stelde zij namelijk, bij het beleg van haar
vaderstad Beauvais, den vijandelijken stan
daarddrager buiten gevecht Of die dertig
▼rouwen, die in Amiëns bij een soortgelijke
gelegenheid blessuren opliepen.
Ook haar visioenen geven haar geen uit
zonderingspositie tusschen haar tijdgenooten.
Maar Jranne d'Arc was. hierin van hen on
derscheiden, dat zij steeds genoeg practi-
echen zin toonde, om van de gegeven om
standigheden zoo goed mogelijk partij te
trekken; ook afgescheiden van haar visio
naire toestanden was zij een zeer bijzondere
persoonlijkheid.
Ook bezat zij een goed gevoel voor humor,
relfs onder ernstige omstandigheden. Bij de
ondervraging (zie slot vorig artikel) was
ook een zekere broeder Séguin, theologisch
Itrofessor uit Poitiers! Dit mannetje was
astig ten-reden te stellen, hij moest het
naadje van de kous weten, en vroeg in een
Franseh dat lang niet vrij van dialect was,
Jn welke taal de stemmen spraken, die
Jeanne gehoord had.
Indien hij misschien gehoopt had, haar
daarmede in het nauw te drijven, dan had
hij het leelijk mis! Want ondeugend als een
H.B.S.-er zei zij dadelijk: „In een betere, dan
de uwe!"
Overal waar zij zich vertoonde was
het volk op haar hond
t en zij maakte daar ook op gepaste wijze ge
bruik van.
Toen -zij zich, bij het voorbereiden van den
aanval op de Engelschen rond Orléans, in
het leger begaf, ontdekte zij bij één oogop
slag, dat dronkenschap, diefstal, ruwheid en
ontucht daar liederlijk huishielden en welig
tierden naast een zonderling restant van
primitieve vroomheid, welke in haar verwor
ding maar heel weinig beter was.
Onder de aanvoerders bevonden zich de
beruchtste mannen van hun tijd, -zooals bij
▼oorbeeld de schrikkelijke Gilles de Retz en
Gasconjer La Hire, een ruwe vloeker.
In deze sfeer van verbastering en verderf
kwam dit jonge meisje! Wat zij er uitwerkte
was wonderbaarlijk. Zij verkreeg zulk een
zedelijk overwicht op de ruwe manschap,
•dat weldra het leger van ongure elementen
en vrouwen van verdachte zeden zuiver was.
Zij riep bij die verweerde krijgers het gods
dienstig gevoel wakker, er werden religieuse
bijeenkomsten gehouden.
Toen het eindelijk bij Orléans op de Engel
schen losging, waren er in de kringen van
hof en legerleiding nog steeds belangengroe-
Cn, die trachtten haar op den achtergrond
houden, doch dit mislukte deerlijk, zij was
het hart der beweging.
Zoozeer was zij de bezielende en stuwende
kracht der massa, dat de eerenaam van „de
Maagd van Orleans" haar ten volle toekwam.
Bij de bestorming der vestingwerken leg
de zij een waren heldenmoed aan den dag,
ook nadat zij zelve reeds gewond was, en
snet zulk een élan geschiedden deze aanval
len, dat niets daar duurzaam tegen bestand
was.
En na Orléans werd het weder de gewaag
de en gevaarvolle tocht dwars door het nog
gistende land naar de oude kroningstad
Reims, waar Charles VII in de kathedraa'
plechtig werd gewijd en gekroond.
Veel uitspraken van haar zijn bewaard ge
bleven en toonen een schoone simpelheid.
Op de nieuwsgierige en dwaze vraag, of de
verschijningen, welke zij ontving naakt wa
ren, gaf zij dit antwoord: „Denkt, gij, dat
God niet heeft om ze mede te kleeden?"
Dat zij, onder haar blank harnas, ook
aarlijk het hart eener gevoelige vrouw
droeg, blijkt genoegzaam uit dozen uitroep:
„Ik heb nimmer bloed zien vloeden zonder
dat mij het haar te berge rees!"
Toen Jeanne d'Arc zich te Reims bevond,
aar de plechtige kroning van Charles VII
plaats had, zag zij daar haar vader en moe
der weder en deze vroegen haar, ol zij dan
In het geheel geen vrees kende.
nik vrees niets, dan het verraad",
zeide zij. Het was, alsof zij er een voorge
voel van had, dat dit haar ten val zou
brengen.
Voor Parijs werd zij wederom gewond
door een pijlschot, zonder dat het haar ge
lukken mocht de stad binnen te dringen. In-
middels-loerden Engelschen en Bourgondiërs
gretig op, haar in handen te krijgen.
Haar laatste terrein van arbeid zou de
stad Compiègne zijn, welke zij tegen den
vijand hielp verdedigen.
Indien men een oude kroniek gelooven
mag, bevond zij zich op den dag, dat zij
haar vijanden in handen zou vallen, aldaar
in een kerk en leunde bedroefd tegen een
pilaar. Zij zou gezegd hebben: „Er is een
i, die mij verkocht heeft; ik ben verraden
zal weldra ter dood gebracht worden.
Bidt God voor mij, smeek Ik u, want ik zal
mijn koning niet meer kunnen dienen, noch
het edel koninkrijk Frankrijk."
Bij een uitval, die dienzelfden dag plaats
had, drong zij met enkele getrouwen ver
naar voren; het hoofdcontingent van den
troep echter trok zich terug in de stad en
sloot de poort voor haar toe. Zoo viel zij dau
(Van onzen Duitschen correspondent)
UIT T LAND VAN AMANOELLAH.
OPZIENBARENDE ONTHULLINGEN.
den Bourgondiërs in handen,
die haar later aan haar doodsvijanden, de
Engelschen, verkochten.
Er werd een gerechtshof samengesteld om
te onderzoeken door wat macht zij al deze
dingen had gedaan. Cauchon, bisschop van
Beauvais, was hierin de leidende figuur, een
man die alles voor zijn carrière veil had.
Jeanne d'Arc stond alleen tegenover haar
rechters, zij het eenvoudige kind van liet
land tegenover de .spitsvondige en listige
theologen van haar tijd.
Cauchon probeerde eerst met allerlei zoele
vraagjes haar vertrouwen te winnen, doch
als een vlugge vogel ontglipte zij telkenmale
aan het gespannen net
In haar eenvoud zeide zij vaak ontroeren
de dingen, Juist als zij door haar rechters
het zwaarste belaagd werd! Zooals deze su
blieme verklaring, dh zoo rustig en sterk is,
dat men er niet dan ;erbiedige bewonderin---
yoor hebben kan: „Ik kom van God; ik heb
hier niets meer te doen: zendt mij terug tot
God, van Wien ik gekomen ben."
De acten van dit rechtsgeding zijn vol van
deze schoone gezegden, er rijst uit op de
zuivere gestalte van een, die sterk was en
zuiver door de kracht van haar geloof.
„Gij zegt dat gij mijn rechter zijt; bezint
u wel op hetgeen gij gaat doen, want waar
lijk, ik ben door God gezonden, gij stelt u
in groot gevaar."
Het bleek den rechters onmogelijk dit ern
stige, godvreezende meisje voor
een heks ol dulvelaanbidster
te doen doorgaan. Maar eindelijk gelukte
het hun, een geschikt punt van aanval te
ontdekken. Jeanne zeide, openbaringen ge
had te hebben, welnu, wilde zij deze aan
het oordeel van de officieele vertegenwoor
digers-..der Kerk onderwerpen, erkende zij
daarover het gozag der kerk, of was zij kot
terin? Zij geloofde aan inspiratie, goed.
maar was dit een vrije inspiratie: aan open
baring, was dit een zuiver persoonlijke open
baring".'
Op deze vragen antwoordde zij: „Ik heb
de kerk lief en zou haar willen steunen met
al mijn kracht. Wat de goede werken aan
gaat, die ik hob gedaan, daarvoor moet ik
verantwoording doen aan den Koning der
hemelen, die mij gezonden heeft."
Toen men hier verder op doorging voegde
zij hieraan toe: „De Heer en de Kerk, dat
is één!" Men kwam daarop aandragen met
de spitsvondige onderscheiding tusschen
triumfeerende en een strijdende kerk; v\
zij zich aan de laatste onderwerpen? Maar
zij hield stand: „Ik ben tot den koning van
l Frankrijk gekomen in den naam "van God,
de Maagd Maria, de heiligen en de trium
feerende kerk boven; aan die kerk onder
werp ik mij, mijn werken, wat ik gedaan
heb of zal doen."
„En de strijdende kerk?"
„Thans zal ik niets verder antwoorden."
Heeft zij wellicht voorvoeld, dat al het vor
der spreken toch tevergeefs zou zijn? De
DE POSITIE DER VROUW IN
AFGHANISTAN.
EEN ONDERHOUD MET DEN
AFGETREDEN VORST.
ünd diese Leute haben
wir gefeiertl
Het was een Jaar geleden hi Berlijn een
drukte van belang. De gansche stad stond
in het teeken van Afghanistan. Voor 't eerst
zou Berlijn Iets beleven, dat aan> den glans-
tijd der monarchie deed denken:
Vorstelijk bezoek!
De kranten stonden er vo! van en ledereen
wilde die gebeurtenis meemaken.
Wij, vertegenwoordigers der buitenland-
sche pers, hadden van de Wijhe'mstraat
uitnoodigingen ontvangen, om 's morgens j
naar 't ministerie van buitenlandsche zaken I
te komen en we moesten door een cordon
van nieuwsgierigen heen, voordat we ter
plaatse waren. In zeldzame harmonie werk
ten 'bij die gelegenheid schupo en rijksweer
samen om de publieke orde te bewaren en
ik had vooral met de soldaten te doen, die
reeds uren van tevoren in "t gelid moesten
staan. Gelukkig was 't diem dag niet zoo
koud als thans. We hadden kil winterweer
met af en toe een buitje regen, maar tegen
den middag k'aarde de lucht op en konden
e zelfs op de balkons gaan staan.
Gejuicht en gejubeld werd er weliswaar
niet, toen omstreeks twaalf uur de hoog»-
gasten in gezelschap van Hindenburg langs
ons heen reden, maar met eerbied zag men
de bevolking groeten.
In de Prinz Albrechtstraat, waar 't spe
eiaa! hiertoe gehuurde en ingerichte paleis
lag (de huur bedroeg 1000 mark per dag!),
stond sedertdien a'le dagen een kijklustige
menigte en op den dag voor 's konings ver
trek werden we uitgenoodigd om voor de
buitenlandsche pers een woord van erken
telijkheid in ontvangst te nemen. Het duur
de dam- nog een paar dagen voordat Berlijn
er weer gewoon ging uitzien.
Als souvenir aan dit bezoek nam de gast
een vliegmachine en nog vele andere waar
devolle geschenken mede naar Afghanistan.
Wie had toen kunnen vermoeden, dat hij
nog geen Jaar later
die vliegtuig hard noodig zou hebben om
uit Kaboel weg te komen? Pas de revolutie
daarginds heeft onze oogen geopend voor 't
land en 't volk van koning Amanoellah.
Een der meest gelezen Berlijnsche kranten,
het „Achtuhr-Ahendblatt", publiceerde een
serie artikelen onder den titel: Mijn vlucht
uit Afghanistan! Wat ik als Europeesche
vrouw in 't rijk van Amanoellah beleefde!
De schri'fstei, een Zweedsche van geboorte,
noemt zich Aurora Nil'som, vertelt, hoe ze
in Eurona haar man. een hoogen ambtenaar
uit Afghanistan leert kennen, zich met hem
verlooft, in 't huweliik treedt, om dan tater
tot de prinlijke ontdekking te komen; dat
daarginds, in 't land van haar ech'genoot.
nog zeden en gewoonten heerschen, welkp
de"beschaafde wereld reeds sedert eeuwen
ni°t meer kent
De vrouw telt er niet mede, de veelwijverij
is gebruikelijk, het leven in den harem tart
e'ke beschrijving, de mannen behandelen
hun vrouwen als lijfeigenen, van culturee-
len vooruitgang valt weinig of nlete te
merken.
In deze serie lezenswaardige artikelen
trekt een Europeesche vrouw den sluier op,
die 't leven daarginds tot dusver voor ons
verborgen hield. Wij lezen van de vele te-
leursteTiingen. welke mevrouw Rosa Asim
Khan daarginds n 't huwelijksleven moest
doormaken. Lichamelijke mishandeling was
niets bijzonders. En darbij was haar echtge-
not nog el een der meer gecultiveerde Af
ghanen.
Reeds bij haar aankomst in Kaboel ge
loofde zij haar eigen oogen niet: Ieemcn
hutten zij-n de huizen en alle vensters gaan
uit naar den binnenhof. Dal is de koninklij
ke residentie! En zelfs in de woningen der
welgestelder herinnerden allen kostbare ta
pijten aan Europeesche zeden. De mannen
vieren er hun orgieën, de vrouwen hebben
zich onzichtbaar te houden, kijven met el
kaar en de kinderen worden groot in een
land, waar men van hygiëne geen flauw
benul heeft. Liever maakt men de zwaarste
ziekten door, dan dat men een arts laai
komen.
01 't ér dan tenminste
aan 'i konings hol beter uitzag?
De koningin-moeder ontvangt de Zweed
sche dame, die haar nood wil klagen en er
op uit is. om zich zoo spoedig mogelijk te
laten scheiden.
Maar de koningin-moeder luistert nauwe
lijks. Ze heeft veel meer interesse voor de
jiz.veelen, die haar gast draagt en wit ai*
hebben. Door dit te weigeren, begaat zij een
groote fout tegen de zeden des lands. Aan
de audiëntie wordt een ontijdig einde ge
maakt. Zij is in ongenade gevallen! Bij naar
vertrek werd nog meegedeeld, dat den vol
genden dag een hofdame bij haar op bezoek
zou komen.
Deze kwam, maakte alle kasten open. door
zocht ai les wat de Zweedsche vrouw toe
behoorde enging er met allerlei kost
baarheden vandoor! Buiten stand een knecht
te wachten, die een groot pak gestolen goed
brutaalweg meenam. Of ik clan tenminste
hiervoor een schadevergoeding kon krijgen?
Een paar dagen later kreeg s die maar j
pas na lamgdurige onderhandelingen. De of-
ficieele papieren, welke de Z.veedsche dame
aan de koningin had toevertrouwd, b.eken
spoorloos verdwenen......
Omtrent
*s konings reis naar Europa
krijgen we 't volgende te hooren: zulk een
groote reis zou allerhand geld kosten, maar
waar zou dit vandaan moeten komen? Het
land is arm en menig pas begonnen regee-
ringsgebouw bleef onvoltooid liggen. De re-
geeringsambtenaren krijgen hun honorarium
ook zelden geregeld uitbetaald. Kwaad bloed
zette het feit, dat door den koning aan deze
gelden een bedrag van 1000 rupien voor zijn
reis werd onttrokken. De vele achtergeble-
vrouwen van zijn gestorven vader wer
den kortweg door hem onteigend, om ook
langs dezen merkwaardigen weg aan meer
geld te komen.
Als men dit leest, dan vraagt men zich af:
was de Duitsche gezant, waren oog de ge
zanten der andere mogendheden omtrent dit
alles niet op de hoogte? Had geen hunner
de courage, om zijn regeering op de toestan
den te wijzen, welke in dit heidenland-heer
schen?
Het slhünt, dat men pas door de revolutie
hier en elders is gaan beseffen, wien men
met zooveel eer heeft ontvangen. Een spe
ciale correspondent van de „Chicago Tribu-
T7.25
«Sin» Cew«jd»
u.uzlek. Medldatl. door Kapelaan J. Hooymeiw.
Gem Hoor u. L Jo» H. Hlckkera. 9-30 Concert.
Trio Gaillari.
HILVERSUM (1071 M.) 10—10.1$ Morse.nvtf-
dlng. 12.152 Concert 22.30 Kookpiia'-je door
I'. J. Kers. 2.303 Gr«mo(ooo. 34 Km plee. 4-j®
—5 Gramofoon. 6—5.30 Oi gelconcorl door PT», li
$.3 17.1S Concert Omroep-orkerL 6.U— .4.® ru-
noconcert door F Pfeiffer. 7.15—7.45 EncelKce
Je-. 8—8.30 Boe! espreklns i
kk^r. 8.30 Toi
kronkelingen, welke in dit proces zijn, wij
zen duidelijk uit, dat men van tevoren zich
er reeds heel goed van bewust was, waar
men met haar heen wilde en dat was
de brandstapel;
alleen was het moeilijk, daarheen een
rechten weg te vinden. De „rechters" heb
ben helaas dit doel bereikt, maar uit de
vlammen hoorde Cauchon nog voor het
laatst haar stem, die met zachtheid dit
woord van haar nog eenmaal herhaalde:
„Bisschop, ik sterf door u
De verzamelde menigte, tienduizgpd men
schen, weenden, ook zelfs haar moordenaars.
En een secretaris van den Engelschen ko
ning riep uit, terwijl hij zich verwijderde:
„Wij zijn verloren, wij hebben een heilige
verbrand."
Zoo was, in korte trekken, het leven van
Jeanne d'Arc; dit land heeft in haar een
groote doode herdacht!
ne" is met een eigen vliegtuig naar Kanda-
hex gevlogen. Hier zetelt op 't oogenblik de
gevluchte koning en omtrent zijn tegenwoor
dige situatie vertelt deze correspondent: Na
onze landing verschenen soldaten in ge
scheurde uniform die ons vliegtuig bewa
ken, terwijl wij in een limousine langs de
wacht door de poorten van Kandahar naar
binnen rijden. Voor een streng bewaakt lee-
men huis, waar oorspronkelijg de gouver
neur, maar thans de koning woont, houden
wij stil. In een armelijk gemeubileerd ver
trek, waar de minister van binn. zaken ze
telt, verklaren wij 't doel van onzen vlieg
tocht Abdul Wahadd iaat thee komen en
vertan It onze uiteenzettingen. De koning liet
ons direct vragen, of we hem een grooten
dienst wilden bewijzen: of we zijn zuster en
zijn schoonouders per vliegtuig naar Berat
wilden transportceren? We stelden ons
vliegtuig ter beschikking.
Den volgenden dag kreeg ik van den ko
ning de volgende verklaring: Ik heb afstand
gedaan van de regeering, daar ik bij den
eersten aanval op Kaboel den indruk kreeg,
dat men tegen mij persoonlijk was ingeno
men. Ik wenschte mijn volk te bewijzen,
dat ik niel uit eerzucht regeerde,
maar de welvaart van mijn volk beoogde.
Ik wilde met mijn afdanking bloedvergieten
voorkomen. Pas later zag ik, dat de aanval
niet tegen mij was gericht, maar dat hier de
egoïstische motieven van een roover in 't
Uulilc
...i K.K.Ü.-TMo. 1.15—:- Grumo-
—5.4$ Ultz. u. d. Aula v. d Keizer-Kal el-
■slteit te Nijmegen. Kede vun Prof. Dr. W,
'Ir. P B«ii»fi'old: De ooloe.ing
Prof. Mr.
In ler rechte lij!' «Undpu
i bezien 5.456.30 Gn
IJ na Boudl.
In ue pauze pers bar. N»
afloop
DAVKNTKY 1562 M.) 10.35 K'
Kookpraatje. 11.20
12.20 Concert 1.2®
2.20" Orkest. 2 20 Beeld-ullz. 2.5q
len. 3.50 Muziek. 3.55 Fram
RHBI.:d*o^k««t
m. 4.50 Orke-t. 5.35
'8. TVJtÓ Causerie. 7.35 Muziek. LVo Ve"?ng:
Sparta 8.05 Concert. (8-20—S.50 Lezmc) 9
Nleuwsber. 9.35 Muziekles. 9.55 Nieuw eber. 1»
Concert. 10.40 Lezing. 11—12 20 Muziek.
PARIJS «JUdlo-Tarta" (1750 M_> 12.50—X1»
Orkest. 4.05—5.05 Orkest. 7.0a—».»0 Gratnofoo»
8.20 Literaire causerie. 8.J011.10 Opera.
I.ANUENBERG (462 M.) 9.35 eo 11 30 Grtr*°!
on. 12.25—1.50 Orke«L 5.05—5-50 Sollstenconcoc*
7.20 Opera.
ZESSEN (1659 Jt) UJO3.50 Lezingen. 3 5®—
4.oU OlKfr-t- 4.o0.'.10 LCZJllbeil. ..20 Ope-w-
HAMBURG (391.6 M.) 10.20—11-20 Gramo/oo»
i.3o MuzieK. 6.ia cv- .a. Actueel» cauacri»,
l.5ó11.40 Muziek. 11.60 Opera.
BRUSSEL (511.9 MJ. 5.20 Orkest. 6.50 Kamer»
nuzlek. 8.35 OrkesL
Weeaadns Maart.
HUIZEN. 336,3 M.. na uur 1852 Md
HekKertv. uysucn. «uyioou.
alt; F Uyltenboogaard. orgel en P'ano. - -
Kinderuurtje o 1 vun MeJ.S Groen«w«g. McJ. C
d Voorde, zanc. 66.30 Declamatie door B.
forsten Zzn. 6.3o—7 Fran ache les 7— .-30 En-
lltr. i c,„!
Mannenkoor ..Laus Deo". Groningen. J Ever.»,
orgel. Spre: D» M ten Broek: Van «ujjd,
overwinning. J C -oos« ChrHtendom e«
PH1LV©RSUM. (1071 M.) 10—10.15 Morgenwij
ding. 12.1*—Concert, i—3 KIndergurtj»
ÏTrciJirt^Gezondheld-shalfuurU»
3.50 Een -rooit)* rrc.r.irii!»- 10 »-r B"
spel waron. Door htm optreden toonden de»
opstandelingen duidelijk, dal noch Pt""^
me noch volkswelvaart hun molief waren,
maar alleen de lust naar mnchL
De wreedheid der rebellen heeft neaet ve»
nadeeien hei voordeel, dat de lucht 'tdoe*
ttereinigd werd.Zu. die nch eanvenkehjk
gen lijn streven naar westereche beschaving
geuit hebhen. tipt.nu «eer nhjn volgel ngeru
"od is mijn geinige, dat ik met verenlvv<»r-
deiijk ben voor het vergoten bloed. I'rsmrt-
tetnin' moet ik me erop voofberetden da nog
meer bloed ral vlooien, voordat AtghanisUu»
weer een land Ie, weer wel. orde en vrede
hel leven der bevolking beschermen.
Voorts gaf de koning toe. dat de geestelijk
heid sterk gekant is lejten alle hervorming,
tirt interview liet hij den correspondent van
de Chicago Tribune" een onhcvrediprndea
indruk achter. Hoewel Amen Utah beweert,
dal uH alle deelen des lands delrgat.es naaf
hem toe komen, om trouw en gonhgtikrlijtfc
hcid le betuigen, wilde hij niet lus' P-
ven van de volksstammen, die gulke gedaan
tonden hebben.
De waarheid Is. dAt de koning niet
met zekerheid kan zeggen, op wien nij kan
rekenen. De trouw der verschillende stem
men
Ia afhankelijk van *t geld,
dat de koning hun biedt. Elke soldaat krijgt
per maand een loon van circa gulden,
maar het geld rankt on en als er geen nieuw
geld komt. ziet de zaak voor Araam Ullab
er niet heel gunstig uit.
Omtrent de vreemdelingen, welke nog al
tijd in Kaboel wonen, lus ik juist heden, dat
ze mol A man Ullah's tegenstander. Emir
Ilahib Ullnh overhoop schijnen te liggen,
zoodat ze niet konden vertrekken. De Duit
sche gezant in Kaboel ligt ziek en voor hera
zal nu de Duitsche consu»-g<mera«l. jonk
heer vun Plftssen proheeren, de zaak te rege
len. Arnan t'llnh moet reeds hebben aan?^
kondigd. dat hij na de mohamedaansehe
maand Ramadan een maand van vasten
tegen Kal>oel zal opniarcheeren.
Uit dit alles blijkt, dunkt mij. «'*1 genoeg
zaam, hoe 't er in het land uitziet van hem,
die eon jaar geleden door een deel vaa
Europa werd toegejuicht. Maar goed. dat
onze regeering hieraan niet heeft meege
daan!
INGEZONDEN MEDEDEELING.
FEUILLETON.
door
MARK ASHTON.
In die tijden hadden de booze geesten
tneer macht dan nu, zij gingen rond op aar
de, pleegden omgang met de kinderen der
menschen en deelden hun de goüdelooze ge
heimen van hun verdorven gemoederen me
de. Zeroah had hun hulp dikwijls ingeroe
pen en dit deed hij nu ook weer, tot hij ten
laatste evenals de toovenares van Endor
▼an zijn eigen welslagen schrikte. Terwijl
hij op den grond kroop en op een teeken der
geesten wachtte, hoorde hij een vleugelslag
en er stond op eens voor hem een gevederd
wezen, waaruit een donker rood licht glans
de.
Hij was door doodsangst aangegrepen en
durfde de oogen niet opslaan, want hij wist,
dat dit Belial was, de god van de vleesche-
lijke lusten van den mensch, die met den
Mammon, den god van het goud, de voor
naamste helpers zijn van Satan om den on
dergang van den mensch te bewerken.
„Gij kent mij wel, toovenaar", zei de booze
geest, „als antwoord op uw heden hen ik nu
{ekomen om nu het schoonste der menschen-
inderen, de priesteres van Isis, te schen
ken
Zeroah, „dat is onmogelijk, ik kan evengoed
wenschen om met Isis zelf in het huwelijk
te treden, als om deze schoone vrouw de mij
ne te noemen."
„Gij kunt haar krijgen op óéne voorwaar
de en die is, dat gij aan mijn meester don
gordel verschaft, dien zij draagt," sprak Be
lial, „daarvan gaat een geheime kracht uit
Die gordel heeft behoord aan den Koning,
waarlegen hij in opstand jekomen is en hij
kan alleen door een andere sterveling aan
do priesteres ontnomen worden. Gij moet
ons dien ten koste van alles verschaffen en
uw beiooning daarvoor kan de vrouw zelf
zijn."
Eelial! Zij is mij' heilig! Als zij weigert
om mij den gordel te geven en ik denk ze
ker, dat zij dit doen zal, dan zou ik haar
niet kunnen of willen dwingen. Ik zou liever
sterven dan geweld tegen haar gebruiken",
i De demon raakte de borst van den too-
j venaar aan met een lans, die hij in de hand
hield en die er uitzag, alsof ze van do vlam
men gemaakt was, die hem omhulden en
dadelijk veranderde de zuivere liefde, die
Zeroah voor Euphrosyne gevoeld had. in
een onreine begeerte naar haar bezit, die
gereed stond om over alle hindermsien heen
te stappen en eiken prijs te betelen, dien de
demon vragen kon.
„Verschaf mij den gordelen de vrouw
is voor u", blies de booze geest hem in.
„Ik neem den koop aan", zei Zeroah,
maar wanneer zij hier in den onderaard-
schen lempel is, dan blijft zij steeds in het
gezei«"-liap van den sterrenwichelaar Elha-
ram en
Weer hief Belial zijn lans op en raaJtte nu
bet hoofd van Zeroah
,j)rijf den spot niet met mij, Belial," riep J Den eersten keer was de begeerte in zijn
hart opgekomen en nu ontstond er moord-1 spraak gemist en nu stond zij vol verwon-
lust in zijn brein.
„Elbaram is oud en zou vveleens tot zijn
vaderen verzameld kunnen worden", zei de
uemon.
„Dat is zoo,' antwoordde Zeroah, „ik' zie
wel kans om u den gordel te verschaffen."
„Dan is de vrouw voor u," herhaalde Bo-
lial. die, nu zijn werk geëindigd was, ver
dween.
Euphrosyne bleef zeven dagen uit de on-
deraardsche gewelven weg en gedurende
idien tijd was haar zielestrijd zoo groot, dat
zij dien nauwelijks alleen kon kampen. Zij
wist Jat haar ontsnapping met onoverko
melijke moeilijkheden zou gepaard gaan en
zij de vreeselijkste straffen zou moeten on
dergaan, als haar poging daartoe uitkwam
of mislukte Toch schenen deze gevaren
j licht, vergeleken met den afkeer dieji zij nu
I had van de vereering van Isis met al de be-
(lriegerijën, die daarmede gepaard gingen
en zij kon zich nauwelijks genoeR beheer-
jschen om haar rol voortdurend goed te spe-
j len. Zij meende op den achtsten dag, dat
haar bevrijding nabij was en zonder Sappho
'daalde zij in de onderaardse!.* geweiver af
Imet do bedoeling om haar geheel vorig le
ven aan Elbaram te onthullen «-» hem raad
te vragen, hoe zij een middel iot ontsnap-
iping vinden kon en zich zou kunnen losma-
Iken uit een dienst, die haar nu als een zon
jde en een schande op het hart woog.
Elbaram had hij hun scheiden den tijd
.met haar afgesproken, wanneer zij elkander)
weder zouden ontmoeten en Euphrosvne was [dood geweest
erg verwonderd, dat de kamer, waar hij ..O. mijn vader en raadsman," klaagde zij,
haar steeds ontvangen had. die half zijn la-..ik hield zooveel van u en heb Ik nu voor
boratorium en half zijn studeerkamer was, Igoe(t verloren."
nu ledig was. Hij had nog nooit bij een af-1 Zij bukte zich over hem heen en stortte
dering over de mogelijke oorzaak
eens voor haar stond en zich diep voor haar
afwezigheid na té denken, toen Zeroah op
nederboog.
..Waar is de wijze Elbaram, Zeroah?" vroeg
zij, „hij heeft mij hier op dit uur bij zich
ontboden." v
„Hij slaapt, priesteres," antwoordde Ze
roah, op somberen toon.
„Slaapt hij! Al zoo vroeg? Zal ik dan maar
heengaan, of liever blijven wachten, tot hij
itwaakt?"
„Hij zal nooit meer ontwaken, priesteres,
dus wachten dient nergens toe."
„Zal hij nooit meer ontwaken," riep
Euphrosyne in de grootste onrust, „gij be
doelt toch niet, dat hij dood is, toovenaar?"
„Zijn God heeft hem doodelijk getroffen,
priesteres: wilt gij hem zien?"
„Ja, breng mij bij hem."
Zwijgend volgde zij Zeroah en zij was zoo
zeer in haar verdriet verdiept, dat zij niet
merkte, dat hij haar langs een geheel onge-
wonen weg leidde.
Eindelijk maakte de geestenbezweerder
eer, deur open van een klein vertrek, waar
de- wijze Chaldaeër schijnbaar in een die
pen slaap verzonken op een bed uitgestrekt
„Hij slaapt," riep Euphrosyne, „het kan
niet anders, o wijze Elbaram word wakker
en spreek tegen mij."
Zij legde zijn hand op zijn voorhoofd, maar
trok die haastig terug. Hij was al uren lang
tranen van verdriet Zeroah stond er met
een gemelijk gelaat hij.
„Waneer is dit gebeurd?" vroeg Euphrosy
ne eindelijk.
„Dat weet ik niet Hoe zou ik het weten?
Toen ik hem als gewoonlijk in den vroegen
morgen kwam roepen om naar boven te
klimmen om de zon te zien opgaan, vond ik
dit".
„Euphrosvne keek weèr aandachtig naar
de liggende gestalte en op eens kreeg zij
achterdocht Daar zij echter geen de minste
bewijzen van een misdaad zag. kon zU niets
zeggen.
„Ik heb hem nog hier laten liggen, prieste
res, opdat gij hem een laatst vaarwel loudt
toe kunnen roepen, later lal zijn eigen vo:k
wel hier komen om hem weg te halen voor
de begrafenis volgens hun voorschriften."
„Dan wil ik mij bij hen voegen en hem
naar zijn laatste rustplaats volgen," zei
Euphrosyne.
..Dat is onmogelijk. Elbaram was een Jood
on dat trotsche en hooge volk zou nooit toe
staan dat een heidensche vrouw bij een lijk
stoet van hen volgde".
„Dan, vaarwel. Elbaram, mijn trouwste
vriend en wijste en verstandigste van alle
mannen", zei Euphrosyne zuchtend. „Wist
ik maar. waar gij heengegaan zijt, dan zou
ik u daarheen volgen."
Zij wierp nog eenmaal een langen blik op
hem en wilde toon heengaan Bij de deur ge
komen. bemerkte zij, dat zij den weg terug
niet wist en zij kende maar al te goed de
gevaren van die gewelven, dus durfde zij
zich alleen daarin niet wagen.
„Zeroah." zeide zij op beleefden toon, „wilt
gij de goedheid hebhen om mij naar de ka
mer van den wijsgeer te geleiden, want van-
Idaar kan ik mij'n weg wel weer vinden nanr
den tempel hier boven".
Hij gaf geen antwoord, maar nam de lamp
op, die hij op een krukje geplaatst had en
j leidde Euphrosyne terug nuar de studeer* 4-
mer. waar zij zoo menig gelukkig uur a«t
iden sterrenwichelaar had doorgebracht Hier
gekomen begon zij terstond met de dor^.n
lum te slaan, waarin zij zich hulde bij net
verlaten van den tempel, terwijl Zeroah er
over stond nu te denken, hoe hij zich 't bert
van den gordel zou kunnen meester maken
i zonder geweld te gebruiken.
I Ofschoon hij de priesteres nu als zijn
eigendom beschouwde, wilde hij toch liever
'een worsteling of twist met haar vermijden.
„Priester®»," stamelde hij, terwijl zij naar
de deur ging, „toen ik gisteravond van El
baram scheidde, drong hij er ernstig bij mï
top aan, dr.t ik u om den gordel zou vragen,
dien gij drangt, loodat daarmede gezond
heid zou kunnen worden teruggegeven aan
een dienstknecht van hem, die doodelijk
ziek ligt"
Doordat Zeroah iets onhandigs en aarze
lend» in zijn houding had. bemerkte Euphro
syne terstond, dat het niet waar wras en rij
vatte kwade vermoeden® tegen hem on
„Hoe will gij, dat er kracht kon uitgaan
van mijn gordel, wie heeft u dat gezegd.
Zeroah?"
„Elbaram wist dit zeker, anders zou hl|
er niet over geanroken hebben." antwoordde
j Zeroah. „gij zult toch den laatsien wenarh
van den meester niet willen we'grrrn pr'es-
teres, zelfs et kent gii den n'eC Mag
Ik den gordel naar hem toe brengen?"
(Wordt vervolgd.)