ZOND, [GSBLAD i I m m bekoorer büL 1 W NIEUWE LEIDSCHE COURANT VERWORPEN. VONDEL'S 23Ste PSALM. Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag Alle nzendmgen ba'reffends deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Voor alle vraags'ukkan geldt: ..WIT B^iNT EN WlNT". Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubllceeid Oplossingei No. 186. Auteur: C. Th. HUIZER. Wit: Zwart: 1. 15—10 5X14 2. 40—34 29X40 3. 50—45 39X50 4. 45X34 30X39 5. 48—43 39X48 6. 49—44 50X39 7. 27- 21 1G—38 8. 31-27 22X42 9. 36X31 20X37 10. 41X34 48X30 11. 47X9 13X4 12. 35X2 cn wint Goede oplossingen ontvangen van de heeren: B. H. Cremer (met donk voor i'e opdracht); Joh. Beort- boom. Pon Hnne; N Voegt, Jl». Korpershock Azn., Maosland; C_ Broekman, De I.ier; J. E. v. d. Brink, Woudricliem; II. G. von Mill, J. F. H. van Mill, Dor ld recht. CORRESPONDENTIE. H. G. v. M. te D. Hoop ook in het vervolg op Uw Inzendingen, lleeft U vraagstukken of partij-slagzel- ten van lT zelf? J. de V. te Den H. liet eerste briefje was inderdaad te vroeg door lT afgezonden. Doch het tweede ook! Speel mnnr eens na. B. H. C. te Den H. Ifet fs een moeilijk vraazstuk «n zooals I' ^rlireef. eenigszins jammer dat de zetten reeks zon variabel is. J. E. v. d. B. te D. Even geduld met de diagram men s.v.p. 3X25 37-41 25—39? om een stuk te winnen? dan 41-47 en 47—36 Wit kan dus niet winnen! Wanneer zwart na: 31—26, vervolgen zou met 4-29, ging de partij voor hem verloren: 24-29 29X49 49X38 9—13 verpl. 15—20 de eenige! 20-25 VRAAGSTUKKEN. Vraagstuk no. 183. Auteur: B. SPRINGER, Lyon. Wereldkampioen Eernle publicatie Zwart: 3, 7, 9. 13. 15. 18, 19, 23. 26 Wit: 22, 25, 28, 30, 32- 34, 38, 48 Bladprobleem ^artijstand tusschcn de heeron W. Hoekstra met wH en C Th. Htiizer met zwart: Zoon Is men ziet heeft wit In dezen stand voordeel. Zwart kan nl. niet 21-» spelen wegens 43-39 ent. Uil dreigt daarentegen met 31-26 en scliijfuin.t Zsvart speelde 8-It Speelt wit nu onmiddellijk 31- ?d, dan wordt het spel remise door: Wit: Zwart: "•I 26 24— 3(1! 28X8 30 X37 6—3 0—14 gadwougen Wit: 31-26 26X8 48-43 32X43 8X19 43—38 de beste 38—32 en wint Echter liet zwart zich met 8—12 ook niet onbe tuigd. Zie maar, wanneer wit nu 48—42 speelt maakt zwart remise door: Wit: Zwart: (48-42) 24—30! 34X25 15-20 25X3 21-26! 3X17a 26X37 remise Slaat wit 3X21, dan is na zwart 26X37 nog de 22X42 (18-22) en zwart wint. Wit liet zich echter niet verschalken! Hij speelde: 43-39. Op 43 —38 speelt zwart 21—26 wit 33—28 zwart 26X37 wit 32X41. Nu zwart 24—29 en 18X29. F.n nu zal wit zoo sterk mogelijk moeten voortzetten cm nog remise te maken, want aan winnen ia r.iet meer te denken. Het beste is nu: Wit: Zwart: 38—33 29X38 op andere zetten loopt schijf 29 door naar dam, bo vendien heeft zwart de afruil 12—17 cn 16X7 tot ziju beschikking. 41—36 9—13 36-31 15—20 Op 13-18 volgt: 28-22 (18—23) a 22-18 (12-17) 18X29 21-27) 29- 23 (21X32) 23-18 (10-21) 18—13 enz. remise. a. Inpl.ia's van 18—23, kon zwart ook 16—21 spelen, hetgeen ook remise geeft. Wit heeft dus nog remise kans in dezen stand, d wz.., na 38—33, 21—20 enz. Wit speelde echter: (4339). Nu zwart 913! Nog een laatste poging om wit in de vol te lokken, wanneer deze na 48—42 of 48—43 speelt. Dan zou 7.wart dam nemen door 24i'O 15—20 1319 cn 18X47 of 18X40. F.venmin kon Wit 3429 spelen, wegens zwart: 21-20 20X28 15X24 wint een schijf. Wit speelde nu echter 31—20. Zwart is nu gedwon gen tot: 12—17 48-43 belet 18-23 13-19 33-28 1520 N« heeft wit de keus tu9schen 39—33 en 4338 Gaan we eerst eens de gevolgen vnn 43- 38 na. dan: 18-23 Op 27—22 volgt nu 24—29 39- 33a 20-25 Nu volgt op 27 - 22 21—27 en 23X43. Wit Is echter wel verplicht tot 27—22 a 38—33 20—25 gedwongen 27—22 24-301 22X11 10X7 20X17 7—12 17X8 19-24 28X19 24X2 33-29 80-35 29— 23! Speelt zwart nu 25—30 en 3540 dan verliest hij door: 30—34 en 32—28 enz. In <brze positie zit echter remise-kans voor zwart. Spelen wij nu eens 3933, wat in de partij ge schiedde. Dan zwart: 2025 34- 20 28—30 29X20 30 —35! Op 30-34 volgt 33-29 (34 X23) 20-14 (19X10) 28X19 (10-15) 43—39 en wit wint Zwart dus 43—30 20-ir. -10 10-4 30—35 «5-40 40-45 -50 18-23 50-45 Naar aanleiding van dezen stand maakte de heur Huizer het volgende vraagstuk: Auteur: C Th. HUIZER. Zwart: 3. 10, 17, 19, 21, 23. dam 45 Wit: 22, 26, 28. 32, 33, 39. dam 5 lu afwijking met de traditie, nu eens: zwart be gint en winti Vraagstuk no. 191 Auteur:* N. FABRE, Parijs. €8 a m m m a m e e Hf Ut u -m s m 'Si S i§ ss Hf ÉJ Éi 1 s Wit wint 1 schijf, óf de partij Zwart: 2, 6, 8—11. 14, 16, 17. 21, 23, 29 Wit: 25, 26, 27, 30—32, 35, 36, 38, 42, 43, 4! DE REDDING. Zwarte nacht er raast een stormwind, tankboot zwoegt op oceaan plots een botsing hevig kraken holle kreten: „We vergaan!" Huiverende schepelingen marmerbleek oo hellend dek, pogen reddingsboot te strijken, laatste hoop: een snel vertrekt Olielading stilt de zeeën, bootje hijgt door vettig sop. Stoomer, die de tanker ramde, pikt de afgetobden opl Trots het nauw voorbije lijden, klinkt een lach op van nlezicr: wijst een zeerob den gercu .cn, op een eenling-passagier! Barrevoets, slechts ir pyjama, zit-ic dood-op naast den mast, klemt in z'n verkleumde vingers, z'n geredde dambord vast! 't Zcerotblad verzwijgt de naam van dezen dam-jas op de plas, doch ik heb een zwaar vermoeden, dat het Meester DAMME was! (Het Damspel). SPROKKELINGEN. Verlangen naar eenheid. Als wij met de navolging van Christus ernst wit» Ien maken, kunnen we dan .<og in verschillende trne» pen verder gaan? Neen in gemeenschappelijk werken der liefde willen we elkaar naderen, omdat wij den Heiland naderen. Zoo zullen wij waarschnii- lijk langzamerhand rheer zien van de eene heilig# algemeene kerk. die wij belijden, wanrin wij gcloo- ven, waartoe alle harten heliooreu. die in Christu# gelooven. in nlle Christelijke Kerken, en die eens vereenigd zullen staan voor den Trom SöDERBLOSf. Wat waarlijk vereenIgt WeJmeenende oppervlakkigheid bedekt de ver schillen. Wezenlijke verecniglng met Christus ont dekt de eenheid achter de verschillen. Hoe Chris telijker een mensch is, des te dieper voelt hij on afhankelijk van zijn confessie zijn verwantschap met anderen, die het Christendom ernstig nemen. SöDERBLOM. LEVENSWIJSHEID. Wanneer de vervulling van onzen llefsten wensch werkelijk tot de onmogelijkheden behoort, dnn moeten we oprecht en streng zijn tegenover onszelf cn dien wcnsrli opgeven. Maar is hij niet onmogelijk, dan mogen w# met alls kracht naar zijn vervulling stieveu. i hü begon hun 1 Mare noest lUden de oudor- n Schrlft- i 8 SI. Jezus' onderricht aan zijn discipelen bestaat uit twee doelen. Het eerste heeft tot inhoud, dat hij is de Christus. Het tweeue, dat hij daarom moet lijden tot den dood, maar ook ten derden dage wederom op staan. Het eerste deel van dit onderricht slaagde gemak kelijker dan het tweede. Eigenlijk hebben ze dit tweede deel van Jezus' onderwijs pas verstaan, toen hij zijn Heiligen Geest had uitgestort. Het was ook moeilijk te verstaan. Voor ons, die er achter staan, is het doorzichtig: „dat vanwege de ge rechtigheid en waarheid Gods niet anders voor onze Zonden kon btcaald worden dan door den dood des Zoons Gods" (Catechismus, vr. 40j. Maar de discipelen stonden er nog voor. Jezus is de Christus, dus de hoogste in waardigheid. Op hem is alle hoop en verwachting gevestigd. Eere en heer lijkheid moet hem sieren. En nu wordt Schijnbaar aan al die verwachtingen door Jezus eigen woord, dat spreekt van lijden en sterven, de bodem ingeslagen. Jezus zelf heeft dit voerzien. Vandaar dat hij zijn discipelen na de belijdenis van Petrus eerst het zwij gen oplegt. Hij zal hun iets nieuws gaan zeggen, dat •ij tot dusverre nog niet zoo onomwonden uit zijn mond hebben gehoord En nu begint hij hun te leeren van zijn lijden en dood en opstanding. Jezus doet dit met groote teederheid en behoed zaamheid. Hij weet hoe lief ze hem hebben. Hij weet hoe pijnlijk het voor hun liefde is wat hij hun toch moet zeggen. Daarom valt hij hen niet rauwelings op het lijf met de voorzegging, dat hij moet sterven. Neen, hij gaat hun leeren, dat de Zoon des menschen veel moet lijden. Hij maaki er nog maar een begin mede. Hij zegt het niet alleen, maar hij leert het hun, hij zet het uiteen naar hun bevatting. Hij spreekt van zichzel- ven in den derden persoon, met ik, maar: de Zoon des menschen. Dan legt hij den nadruk op het moeten, het Goddelijk moeten. En eindelijk spreekt hij er eerst van In algemeene trekken: veel 1-ij den. Maar Jezus komt hun bevatting ook nog op een andere wijze tegemoet door hen te wijzen naar den kant vanwaar het lijden hem zal worden aangedaan: de ouderlingen, en overpriesters en Schriftgeleerden, die tezamen het hoogste regeer- en rechtscollege van lsrafil uitmaken. Hun vijandschap was den discipelen wel geblcekn, reeds hij menige gelegenheid. Zoo sluit Jezus" onder richt zich aan bij wat zijn discipelen toch konden weten. Hij laat hen zien, dat In die vijandschap Gods raad en wil omtrent zijn lijden reeds aanvankelijk In verruiling is gegaan. En hij betuigt hun, dat het nog verder In die richting gaan zal tot het einde toe. Jezus zelf ziet dat In liet licht der Schriften. Hij •Iet achter en in dat slles de hand «les Vaders, die alles bestuurt naar zijn raad. Hij ziet daarin zijn lijden nadiren. En hij wil, dat ook zijn discipelen dat •uilen zien. Onder d« dingen, die hem van ïsraëls leidslieden •uilen worden aangedaan, plaatst Jezus voorop, dat tnj van hen zal verworpen worden. t Verworpen. Dat beteekent, dat ztj hem zullen keu ren. Zij zullen hem- beoordeelen. En de uitslag zal zijn dat ze hem afkeuren en veroordcelen. De Zoon des menschen zal door hen ongeschikt, onbekwaam, onwaardig worden bevonden. Ze zullen hem verwer pelijk achten. Zooals voor een kostbaar bouwwerk de materialen door den bouwmeester worden gekeurd cn wat niet deugt afgekeurd en verworpen wordt, zoo zullen ze met hem doen. Hij is naar de profetie van den U8en Psalm „de steen dien de bouwlieden verworpen heb ben". Jezus zelf heeft hun dit te verstaan gegeven in de laatste week vóór zijn dood (Marcus 1210). En later herhaalt Petrus dit als hij met Johannes voor ditzelfde Sanhedrin zich heeft te verantwoorden. (Hand. 4 lij. Verstaan we iets van het lijden van Christus dat hierin ligt? Hij is de Messias, ïsraëls Redder, Israels Hope. Hij is daartoe van den Vader besteld en verkoren. Hij is de ccnige die waarachtige verlossing aanbrengt. Hij heeft dot getoond in al zijn wonderwerken. Maar Israël zelf verwerpt hem. Niet dc schare: on der haar is nog bewondering, zelfs tot op zekere hocgtc sympathie. Men spreekt in die kringen zelfs het vermoeden uit, of deze niet mogelijk de Messias zou zijn, al laat men dit vermoeden dan ook aan stonds weer los. Trouwens, wat is dc schare? Als het water welks golven door den wind nu herwaarts dan derwaart-' gedreven worden, zoo staat ze onder allerlei invloeden. Neen, degenen die den Zoon des menschen verwer pen, dat zijn de mannen die het weten, de bedienaars van het drieërlei ambt door God onder Israël tot zijn behoudenis ingesteld. Het zijn ïsraëls vorsten, zijn priesters, zijn leeraars. En denk nu niet, dat dit Jezus niet deerde. Zeg niet bij uzeltcn, dut Jezus er te hoog voor stond om over zoo leugenachtig en daarmede waardeloos oor deelde zich ook maar in het minste te bekommeren. Onze tijdgeest, die zich aan alle gezag onttrekt, onze tijdgeest, die predikt dat men de waarde van een mensch niet moet bepalen naar de positie die hij bekleedt maar naar de innerlijke waarde van zijn persoonlijkheid, die tijdgeest is niet de Geest van Christus. Van een hooghartig zich verheven achten boven het oordeel dergenen die over ons gesteld zijn vindt ge zoo niets bij hem, die zachtmoedig was en nederig van harte. Neen, Jezus noemt uitdrukkelijk ais het eerste in zijn lijden, dat hij, de Zoon des menschen moet ver worpen worden van Israels leidslieden cn gedood worden. Dat heeft hem dotfr de ziel gesneden, nog eer het ertoe kwam. In den naam fijns Vaders zal hij tegen zich het vonnis der verwerping hooren uitspreken. Op grond van de wet des Heren, die in Israël gold. In het ge bouw van ïsraëls kerkstaat of staatskerk, al naar ge het nemen wilt, Is voor hem geen plaats. Ze kunnen hem niet gebruiken. En *e oordcelen, met Gods Woord voor zich, dat hij verwerpelijk ia ook voor God. '/aio zullen ze tot zijn dood besluiten. In het gevoel, dat ze daarmede recht doen tegen hem. Maar dit zal dan ook hun eigen verwerping van God tengevolge hebben. Zij zullen hem, den Gezalf de des Vaders, onwaard achten. Maar daarmede zul len zij over zich het oordeel halen, van God verwor pen te worden. Dit Is de pijn, die Jezus voelt om dor wille van dat volk, waarvan hij eens tot de Samaritaansche vrouw zeide: „De zaligheid Is uit de Joden" (Joh. 4:22). Dat volk, dat hijzelf als de Zone Gods over oude tij-den af heeft gedragen en geleid, dat zal Ilcin verwerpen en uitwerpen, en zal daarom van God ver worpen en uitgeworpen worden. Hierin toont Israël ons ons eigen beeld. Went buiten fcuude «ouden wij het niet beter gerauokt LANG EN KORT. Is 't korte leven lang genoeg om ons tot God te keeren; ook t' langste leven blijkt te kort om wat ons dan tot zonde wordt volkomen af te leeren. hebben. Ook Jezus eigen discipelen niet. En dat deze hem niet verworpen hebben, was alleen aan zijn genade te danken. „Gij hebt mij niet uitverkoren, iaar ik heb u uitverkoren" (Joh. 15 16). Jezus heeft ook in dit verworpen worden ons oor deel gedragen. Zooals ze hem onwaard, onbruikbaar hebben gcaciit, zooals ze hem hebben» afgekeurd, zoo zou God u hebben moeten afkeuren voor zijn koninkrijk, voor zijn hemel. Maar r.u laat Jezus zich verwerpen en afkeuren in uw plaats, opdat gij door uw God zoudt waardig gokcurd worden een plaats in Zijn Koninkrijk, een plaats in dat gebouw, waarvan Jezus Christus is do uiterste hoeksteen. En door het geloof in Jezus moogt gij dan roemen, hoe verwerpelijk gij ook in uzell zijt, dat gij toch om zijnentwille van God verkoren zijt, om op hem als den uitersten hoeksteen ingevoegd te worden in dat geestelijk huis, waarin God wil wonen in eeuwigheid. d'AImaglitig' is mijn herder cn geleide, Wat is cr datme schort? Hij weit mij, als zijn schaep, in vette wcido, Dacr gras noch groen verdort. Hij drcnckt mijn ziel in koele bronn' en bcccke. Indien mijn geest verstroy" En afdwael' van de kudde, en rechte streccke, Hij brengt ze wcêr te koy. Hij brengt mij op dc heirbaan van zijn wetten En 't goddclijcke recht. Om zijnen nacm en eer in top te settca Door 't lof van zijnen knecht Al zworf ik om In naer' en donckre daclon. Beschaduwt van den doot. Noch vreest mijn hart geen ongeluk noch quaelen; Hij stactme bij In noot lek magh me vast op rijnen staf verlaoten. En trouwen herders stock. Hij dcckt voor mij, ten schimp van die mij haeten Met onverzoenbren wrock. Een vollen disch, gclaén met lekkernijen. Hij zalft mijn halr en hooft jf y' Met oligeur om 't aenschijn te verblijcn Door glans, die druck verdooft Wat wort aen mij een schoonen kelck gegeven Vol wijns! Godt stort zijn hart Genadigh uit ten beste van mijn leven, Ten troost van alle smart lek zal Godts buys cn zegenrijeken tempel Bcwooncn dagh en nacht Ha nimmermeer veriaeten Arons tempel h. Mucr sterven op mijn wacht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 13