ZONDAIGSBLAD I SCHAAKRUBRIEK. m m w* m m m1 ■V wM 'ïSpi m m mm 4r i k t i i A w m j. 4 wp if 1 ISk '■m NIEUWE LEIDSCHE COURANT Redacteur: W. J. H. CARON, tijdelijk adres: HOEK VAN HOLLAND. Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenst.and adres te richten. Probleem No. 153. Van: J A. SCHIFFMANN. 12 pr. l'ewarta Soerabuia 1028. \lU> ife! - sü 1 «ÉS r-:a fel 1? a i P •a f§ i n I i i p 93 i H SI 3 Wit begint cn geeft mat in twee zotten. Wit (11) Klit, DcS, Tdb, Tg3, LaO, I.h8, Pd5, PM. pi «s5, 12, g5. Zwart (9): Kd5, Ti3, Tc3, Pli7, PIJ, pi c2, c4, e2, gO. Eindspelstudie van K. A. L. KUBBEL. 80S" b i 1 i X i m '"TV'/ Wit begint eti wint. Wit (5): Kal. Tel. TrS. pi.a4. b'i Zwart (6): Kbi, Td6, T15, pi.nrt, d3, M. Een moeilijke opgave met origineel» po»Itie. Wit schijnt verloren, daar zwart twee geweldig' vrijpionnen bezit. Op listige wijze weet wit echter op don viJMc-n zet een toren te winnen. Hoe? Oplossing van probleem No. 157. Van: K. A. C. KUBBEL. Sleutel/et: 1. P/G-e8! Oplossing van het eindspel van L. Prokes. Wit (4): Kh3. IJ»4, pi.f3, Ii5. Zw„rt (4): K(2, LilC, Pg8, pi.g3. Wit ann zet, remise. De fouto oplossingen (er was or niet één volledig goed, demonstreeren bet best, welk een fijn gccon struoerd eindspel dit is. De fijnproever spclo liet na: 1 13—M! Hier is 1. h5—li6 beslist fout en aldus winnend voor zwart PhÖ. 2. 14 PI5IIII 1LdGXM Gedwongen; er dreigde I.g3:f. z i»r>—i.o N!et deugt 2. I.li4Xg3, waarna zwart aldus moet Winnen: LMXg3 3. h5-h0 P«8— fOII (cn niet Ph6:l. 2Pg8Xhö Nu ls PfO natuurlijk onmogelijk wegens LfO: cn wit heeft eerder een Dame gehaald dan zwart wegens Ld4t. 3. l.lMXg3t LMXg3 pat. Heel mooi) Goede oplossingen werden ingezonden door: .T. Daan.s (157) en G. A. v. D. (157), te Botterdam: II. T. Nieuw huis (157), Amersfoort; M. Opbrock (157), If. r. J. Spier (157) en I'. Velbcrg (eindsp. ged.), te Den Ilanp, V. Postema (157), Amsterdam; Joh. v. Veen (157/, Hazerswomle; f'. Vermeer (157), Zoctcrmcor; A Vreugdcnhil (157), Maasdijk. CORRESPONDENTIE. J D. te R. Zal uw probleem binnenkort plaatsen. P. V. te Z. Een goed Idee. J de Z. te R. In no. 157 faalt 1. Pel wegens 1 Tori C. D. te R. Dank voor uw belangstelling. Alle vari anten in de oplossing uitwerken gaat bezwaarlijk- Ten slotte zou dan ook bewezen moeten worden, dat K t T tegen K wint, wat ik wel eens hob hooren be twisten. Alleen dc voornaamste varianten worden vermeld. Dc door u gegeven variant (niet een atuiere oplossing!) was bet vermelden wel v/jard. Dc toevoe gingen zet ik er bij als vingerwijzing. DAME GAMBIET. Wit: Marshall. Zwart: Bubinstoin. Gespeeld Oct. 1928 in het tonrnooi van het „Berliner Tageblutt". 1. d2—<14 d7d5 2. c2c4 c7eG 3. Pblc3 PgS—10' 4. lxl—g5 Pb8d7 5. e2—e:'. Niet f». cG: od: 0. Pd5: Pdó:! 7. Ld8: Lbif en wit verliest een stuk. 5c7—cG G. Pgl—f3 I»d8a5 De beroemd geworden Cambridge Springsvariant. 7. c4Xd5? Dc theoretici hoiidcn Pd2 voor de beste voortzet ting Dc tekstzet is in den geest van den Amerikaan, «'ie vaii open spel houdt. 7PfGXdf» 8. Ddlb3 Lf8-—b* 9. Tal—cl cG—o5l Wanneer zwart tot dezen zet kan komen in deze variant, krijgt hij-steeds gezond spel. 10. eS—e4 Vrijwel het ecifige. Slecht is 10. de: wegens 10. Pr5!. Evenmin aanlokkelijk is do variant 10. Po;»: Pe5: 11. de: LeO! 10Pd5Xc3 11. b2Xc3 Lbi«3 12. Tel—dl c5Xd4 13. TdlXdi Dj 13. Pd4: zou 13. I'có gevolgd zijn. 11. Td4—<12 0-0 15. Lfl—<13 Lc5~hü Om plants te maken voor het paard. 10. 0-0 Pd7—c5 17. I)b.'le2 l.c8g i Dreigt benevens Pd3: cn Dg5: niet stukwiusf. 18. I.p5e7 Dit onttrekt den looper aan bet gevaar van vei le ren te gaan, maar bet middel blijkt weldra erger dan de kwaal. Beter was 18. Lc3. Stand na 18. Lgü—c7. 1 4 1 1 1 i ir ii A r: i SS ;;v,: -i A V/J\ 'i s 18. 19. Le7Xl8 Pc5Xd3 20. Dc2Xd3 Dof»—gf»f Een prachtige zot; hierom draaide de combinatie. 21. Dd3Xf3 Gedwongen; op 21. «3 kan zwart eenvoudig 1x4: spelen, of ook 21. Kf8:. 21l)g3Xd2 22. 1.18—e7 Td8 -c8 23. Tflcll Pd2Xu2 n dc twee pionnen (n2, c3) moes* toch 24. D1315 Mei opzet rit keert wit 21. 1)0®, 25. Dd7 Df2:t 20 Khl TbS 27. Ldü Tu8 28. Db7: met tegenspel voor wit 24. f7f6 25. DI5d7 Du2—17 20. 1x7—o3 Te8Xe4 27. h2h3 Tol—elf 28. Kgl—Ii2 Naluurlijk niet Tel: wegens Dd7:. 28. TclXdl 29. Dd7Xdl Df7—d5 :w. Ddl—c2 Do strijd ia too goed nis uitgewoed. Rubinstein heelt schitterend gespeeld. De rest is een kwestie van tij.l: zwan speelt slechts Lc7t cn ln/it de pionnen op den Damevleiigel oprukken on moet stellig winnen. Evenwe' Rubinstein had zijn klok niet in de gaten gehouden en werd plotseling verrast door de mede- deeling van Marshall, dat hij met zijn dertigsten zet halve minuut over tijd was. Volgens de regels van het tonrnooi had Marshall toen de partij gewon nen. Wel hard voor Rubinstein na zoo'n prestatie. Over het oplossen van problemen. Naar aanleiding van de incorrecte oplossingen, die van probleem No. 157 werden ingezonden, willen wc speciaal voor de beginnende schakers cn onervaren ojdpssers deze opgave eens wat nader bekijken. Men boude in-het oog, dat we slechts over dc correctheid van liet probleem in zijn varianten zullen handelen. Over den inhoud kunnen wc in dit bestek niets ge ven; dit zou ons te ver voeren: de bedoeling is alleen onze lezers practisch in te lichten. Al dadelijk moet dan vooropgesteld, dut een probleem niet is (zelfs niet mag beschouwd worden als) oen stand uit een partij De tijd, toen men dit als cisch stelde, is al lang voorbij. In een partij is liet voldoende door een goeden zet dc winst le verzekeren. In hoeveel tijd deze winst behaal 1 of evident is, doet cr eigenlijk niet toe. Men neemt b.v. een stuk, dat groole waarde heeft, men geeft schaak etc. Bekijken we eens den stand vari probleem No. 157: K. A. I.. KUBBEL. 1c prijs Alrussiscli touruooi 1928. B 8 ij pt - i i 1? m I -è ff§S| f- H Slapt a b o <1 o t g ii Wit begint en geeft mnt in twee zetten. Wit (10): Ka7, DaO, Tfl, TgG, Lbl, Lb8, Pc2, PÏ8. pi.c2, h5. Zwart (8): Kf5, Tf3, TM, Lel, pi.c5, d5, eG, hl. Bezien als schaakpartij zou wit eenvoudig c2—c3f kunnen spelen, waardoor hij een zijner stukken krachtig aan den strijd doót deelnemen en zwart te vens noodzaakt een toren tc plaatsen in do looper» diagonaal (Tflei), waarna wit een toren kan win nen (TflXfSf) en nu den oenigen zet voor zwart (LelM) zelfs matgevcn (Tf3-M*). Wit l.eeft in drié zetten mnt gegeven. In een probleem is dit ecliter ge heel anders De stand op zichzelf is meestal zoo ovei^ duidelijk gewonnen voor de partij, die mat moot ge ven, dut een partijschnker zegt: „Daar is dc aardig- helu al af'. Bij liet oplossen van een probleem is het evenwel do kunst mnt te geven in een bepaald aantal zetten. En dit valt dikwijls niet mee. Op ge raffineerde wijze zit een probeem soms in elkaar. Fr is maar één zet, die als eerste mag geschieden: dc sleitelzct Alle andere zetten brengen ons niet de ge- wensehtc oplossing (1). En nA den slcutclzct moet Int probleem, welk tegenspel er ook van zwart's kant komt, steeds in het juiste aantal zetten oplosbaar zijn. Wat nu den sleutelzet zelf betreft, moeten wc op passen niet tot verkeerde gedachten te geraken. „Dé sleutelzet mag niet nemen", zegt de een. „Ook niet chaak geven", voegt een ander erbij. Laat ons voor- ir.htig zijn. l'it 't feit, dat de maker van een pro- ilt-eni het minder mooi vindt, dat de sleutelzet sclinnk reeft of neemt, en in plnats daarvan gaarne een ver borgen, niet-voor-de-band lipgenden sleutelzet fnbri- :ccrt, mag niemand concludeeron gelijk hierboven. I'ractisch gesproken kunnen we wel zeggen, dat dc deutelzet over liet algemeen niet schaak geeft of ï- cmt. Bij de oplossingen hebben we reeds kunnen :icn. dat 1. PfG—e8 de sleutelzet is van prol»!. 157. '.ion we voorts of deze ook proefhoudend is m. n. w. of mat volgt op den tweeden zet, welke zet zwart ook gespeeld heeft. Zoo men ziet dreigt na 1. Pe8 de ko ningin op eG rnat tc geven. Zwart moet dit dus trachten te verhinderen. Hiervoor komen vijf zetlen innicrking (2). Men spclc: 1. 1. ...cGc5. 2. PeS— dG mat: II 1. TM— c4 2. Pc8—g7 mat; III. 1 TfSc3 2. TflXf4 mat; IV. 1. TM— a4 („pent de Darne, daur anders de witte K. schaak zou staan) 2. c2—c4 mat; V. 1. T13— n3. 2. c2—c3 mat. Ten laatste nog een waarschuwing om verdacht tc ijn op tg. sleutelzctton. die In bijna allo varianten •oldoen. Ook daurvan zijn voorheelden in protd. 157. Wnnnoer men b.v. speeit 1. PfG—g4 dan blijkt, dat wit steeds mat kan geven, behalve na het pionzetie eG—ey Dit is een fijn trekje van het probleem. Over denzelfden pionzet struikelt ook 1. PfGXdö, wat enkelo oplossers als sleutelzet inzonden. Het is onze wonsch, t velen, die om verschillende redenen, do problo- atiek nog niet beoefenden, in deze aantcekeningen inleiding en steun zullen vinden hieraan tc begin nen. Niet telkenmale kunnen we daartoe een Inlich tend stukje afdrukken. Maar de helungstellendc Ik»- ginnor kan het wellicht bewaren. En voorts bcproeve i zijn krachten; men gu te rnde met zijn vernuft te combineeren, to deduroeren en zuiver te con ch ideeren. Oplossingen kunnen per briefkaart worden Inge zonden. Bij tweezetten is opgave van den sleutelzet dc'oende. (1) anders deugt het probleem niet en spreekt men in een nevenoplossing. (2) Kf5e4 baat zwart niet, daar ook dan Dc<J:4 volgt. Ho. 4 JAARGANG 1929. ZATERDAG 26 JANUARI. UIT DEN MOND GODS. Pocli Josia koerdo rUn aangezicht niet van hem: tnaaT hl) verstelde zich om tegen hem t. strijden. on hoorde niet naar do woorden van Necho uit den mond God« maar hU Uwain om te strijden in hot dal Moglddo. 2 Kronieken S5 22 Tragisch Is liet levenseindo van den koning Josia. Het verkwikte u in het lezen van dc geschiedenis, dat deze koning reeds vroeg den dienst des Hoeren te Jeruzalem herstelde. Zelfs als do profetes Heelda hem' in den naam des Heercn moet zeggen, dat het oordcel van Juda en Jeruzalem niet meer is af tc kecren, maar dat zijn oogen het kwuad niet zullen zien, verslapt ltij niet in zijn ijver voor het huis des Hoeren. Mnar als ge dan gelezen licht vun het pascha, dat in het achttiende jaar zijner rogecring gehouden werd en dat cr zulk een pascha niet gehouden was van dc dagen van Samuöl af, dan volgt opeens die laatste bludzijde van zijn levensboek. Hij mengt zich in strijd met Farao Necho van Egypte. Ondanks diens waurschuwing trekt hij toch tegen hem uit en vindt cr den dood. Nog geen veertig jaar oud wordt zijn veelbelovend leven afgebroken. En dit is voor Juda en Jeruzalom het begin van het einde. Wat liet levenseinde van dezen Inutsten vromen koning zoo bijzonder tragisch doet zijn is dat hij valt tengevolge van zijn eigen onvoorzichtigheid. Wat hem bewogen heeft tegen Farao Necho op te trekken wordt niet gezegd. Of dc buitenlandschc po litiek van de regecringskringen daartoe aanleiding was dan wel zekere overmoed, wc lezen er niets van. Niet onmogelijk is het, dat hij zich geroepen achtte als min of meer van Assyriö nfhunkclijk vorst voor dit rijk zich in de bres te stellen tegen den koning van Egypte. Deze liet Josin intusschen weten, dat hij het dit maal niet op hem gemunt had, .naar op een ander land, „dat oorlog voert tegen mij". Met andere woorden dat het ook geen aanvuls- maar een ver dedigingsoorlog was. En, zoo voegde hij erbij, God liceft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u dus of von God, die met mij is, opdat Ifij u niet verderve. Of Nccho's plannen metterdaad zoo onschuldig Waren als hij voorgaf, zij daargelaten. En wat het woord vnn God betreft waarop hij zich beriep, dit was zeker niet een openbaring van den cenigcn waren God. Mogelijk wel dat dit laatste toen Josia geprikkeld licefL Had do Heere niet zijn profeten in Jeruzalem? En Zoo liet kwaad was in de oogon des Hcoren, zouden deze hem dan niet gewaarschuwd hebben? Moest hij het zoo maar aannemen, dat God door dezen hcidonschcn koning hem wat te zeggen had? Het is waur, wc lezen niet dat Josia den raad des Hecren gevraagd heeft Zekere zorgeloosheid valt hier niet te ontkennen. Maar dc zuak zal hem oon- voudlg genoeg geschenen hebben om naar eigen in zicht tc kunnen handelen. Hij zal vertrouwd hebben, dat zijn inzicht in dezen juist was. En toch zegt dc Schrift, dat Josia niet hoorde naar do woorden vnn Necho uit den mond Gods. De waarschuwing, die Necho tot Josia liet uitgaan, kwam dus metterdaad als uit Gods eigen mond. Maar Josia heeft dit niet verstaan. Dat was zijn onvoorzichtigheid. En toen heeft hij wei zich vor- steid, d.w.z. andere kleederen aangetrokken, bij wijze van veiligheidsmaatregel. Muar dit heeft hem niet kunnen redden: een pijl trof hem, cn doodclijk verwond werd hij weggovoerd uit het leger. Uit den mond Gods kwum Nccho's waarschuwing. Hiermede wordt nog niet uitgesproken, dat hij met terdaad, zooals hij zcide, een Goddelijke openbaring had ontvangen. Hoewel liet mogelijk is, dat deze hcidensclio ko ning zich door hooger macht gedrongen cn geroepen meende tot dezen krijgstocht, voor Josia kon dit toch niet beslissend zijn. Maar wel kwam dpze waarschuwing van Farao Necho onder Gods bestel tot Josia. Het is hiermede als in dat woord dat David tot de zonen van Zeruja spfrik, toeiv hij vluchtte voor Absalom en Simei hem vloekte: De Hcero toch heeft tot hem gezegd: vloek David. Ook hier was niet Gods bevel, maar Zijn be stel, dat ook over dezen vloekenden Benjaniinist ging. Vandaar dat David zegt: Misschien z l dc Ileero mijne ellende aanzien cn de Ilccre zal mij goed Vergelden voor Zijnen vloek te dezer dage. Zoo had ook Josia Gods bestel moeten opmerken in dc waarschuwing van den Egyptischcn koning. Dat hij hierop geen acht Bloeg, was zijn onvoorzich tigheid die hij mot den dood heeft moeten bekoopen. Ligt hierin niet een vingerwijzing en een waar schuwing? Juist voor wie bij Gods bijzondere open baring in de Heilige Schrift leven! En wel deze vingerwijzing, dat we toch ook zullen letton op wat Gods bestel ons to zeggen heeft. Dat wc ons niet in Zijn bijzondere opnbaring zoo zullen opsluiten, dat we de sprake Gods in dc natuur, in de historie, in dc gebeurtenissen van den dag niet hooren. Het woord der Schrift zelf dringt juist om op Gods daden te letten. Niet alsof dc Schrift niet genoeg zaam zou zijn. Integendeel: zonder de Schrift verstaan we de sprake Gods daarbuiten niet. Maar juist daarom moeten we liuar ook daartoe gebruiken ,dut wc loe ren verstaan wat Hij ons tc zeggen heeft in dc ge beurtenissen oin ous heen. Daartoe behooren ook de raadgevingen cn waar schuwingen van mcnschen. Niet alleen van geloovi- gen, maar ook van ongcloovigcn. Hierin kun wel leering voor ons liggen. De voorbeelden daarvan liggen in dc Schrift voor het grijpen. Mozes heeft gehoor gegeven aan den raad van zijn heidenschcn schoonvader Jethro om niet meer alle rechtzaken zelf te behandelen, maar dc kleino zaken te luten beslechten door bekwame mannen (Ex. 18). Het was Amazia's dwaasheid niet tc hooren naar dc wuarschuwing van koning Joas van Israël, zijn overmoed af te leggen over de zegepraal die hij op de Syriërs had behaald en zijn voorgenomen aanval te laten varen (2 Kronieken 25 19). Omgekeerd heeft Salomo gebruik gemaakt van de wijsheid van «le mannen van Tyrus om den tempel en zijn gcrccdschup tc maken. En evenzoo was do waarschuwing van Furao Necho aan koning Josia een wijze raadgeving, die hij tot zijn eigen schade heelt versmaad. Maar ook in liet dagclijksch leven doet het zich telkens voor, dat wij geroepen worden beslissingen te nemen in zaken, waarvoor wij geen uitgedrukt woord van God hebben cn waarin wij toch Gods wil moeten weten. Om maar eens een voorbeeld to nemen, dat onder ons dikwijls besproken wordt. Ken dienaar des Woords ontvangt een beroeping naar een andere ge meente. Hoe moet hij hiermede handolcn? Eigen zin en wil mag hij niet volgen. Een uitgedrukt woord van God is er niet Een hoorbare ste«n uit den hemel komt niet tot Hem. Dan moet hij acht geven op allorlel omstandighe den, die hij naar Gods Woord heeft to waardeeren. In die omstandigheden moet hij Gods leiding erken nen. En zoo moest voor hem komen vast te staan wat God wil dat hij doen zal. En zoo is het in allerlei meer of minder gewichtig» beslissingen waarvoor een Christen zich telkens ge plaatst ziet. In liet kiezen van oen beroep, in het aan gaan van een huwelijk. En in wat niet al. En nu do waarschuwing. Is liet niet allereerst deze, dat we na in eenig op zicht God in getrouwheid naar zijn Woord gediend te hebben nog in een ander opzicht kunr.cn strui kelen? Is hot niet vervolgens dit, dat wo nimmer op eigen inzicht en ervaring zullen afgaan, manr steeds oot moedig zullen vragen naar des Hoeren wil? Is liet niet dit, dat wij ons nooit verheven zullen achten boven do raadgevingen van undcren, ook niet van wie ons tegenstaan? Met dc ootmoedigen is wijs heid zegt dc Schrift (Spr. 11 2). Is het niet «lit ook, dat wij niet versmaden do wijs heid, die God in Zijn gemeone genade nog rondom ons heeft gespreid? Hen wijsheid, «lio wel ongenoegzaam is tot zaligheid, maar die wo toch als zijn gave bob ben te wuordocrcn LAAT NU.... Lnut nu, ln angst en pijn, Meester, mij niet alléén Wien heb ik buiten U? Immers niet een? 't Liefste dat jeugd gewon Naamt Ge mij, liefde cn oor, 'k zwoeg, Dat dc dienaar niet Twist niet den IIccrl Vordert Gij alles nu? 'k zwijg, Want ook dit fs recht, Zijt Gij de Meester niet? En ik do knecht? Maar blijf bij mij, blijf bij mij, Blijf bij mij, o mijn Godl Mank niet Uw woord te schand, Maak niet Uw trouw ten spot Hoortom mijno eenzaamheid. Hoont U 't gomeen Laat mij In angst cn pijn, Meester, niet gansch alléén! GEERTEN GOSSAERT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 13