Dr. Ir. C. LELY.t BINNENLAND. Wetenschap. EEN ALLEENSTAANDE FiGUUR WOENSDAG 23 JANUARI 1929 TWEEDE BLAD PAG. 5 POLITIETOEZICHT OP DE GROOTE WATERWEGEN. PARTICULIERE BEWAKINGSDIENST OP DE GROOTE STROOMEN. a*) Eo eerste pdltlcbooloo. Ons eersto artikel in ons blad van gisteren Bloten wo met de opmerking, dat niemand iets kwaads kon zeggen van de publieke veilingen, waar de gestolen cn gesmokkel de waren verkocht werden. Niemand bad immers gezien, dal do goederen verdonkere maand waren? Maar velen dachten er wel kwaad van en belanghebbende Rotterdammers drongen krachtig op rijkspolitie-toczieht aan. Het kwam in Februari 1918. Twee rijks poli tle-motorboolen 11. P. I en R. P. 11 wer den to Rotterdam gestationneerd om sur- veillancctochten le maken. De ccne Loot ging, zeer terecht, al spoedig naar TicI; de andere had naar üorkum moeten gaan. Do mannen deden hun plicht, cn niet zon der succes. Maar de piraten zagen tic politie- Ibooten wel en zo waren ook niet van gisto- rcn. Spoedig had.^n ze een spionnagc-dienst met drogende zri'in en zakken, een cudo- taal met fietslantaarns, straks ook met tele graaf cn telefoon in elkaar gezet. Het resultaat was verrassend. Waar dc po litic kwam, vond ze niets dan rustige, eer lijke burgers; waar ze niet was, ging men gebukt onder smokkelwaar. Toen kwam de oorlog cn de na-oorlogsche tijd met gebrek aan levensmiddelen en va luta-winsten. Hoe erg toen de smokkelhandel werd, blijkt voldoende uit de maatregelen der Kodibu (Rijkskolcndistributie) waarbij besloten werd om dc gesmokkelde kolen op te koopen en in de distributie te brengen: gereglementeerd kwaad. De S. H. V. (directeur de heer Van Beu- Hingen) protesteerde tegen dezen gevaarlij ken maatregel cn drong op meer toezicht ^Dcze actie leidde tot de oprichting van den particulieren ->• Bewakingsdienst de groote stroomen, waartoe al spoedig de meeste Rijnvaartbelanghebbcnden toetra den. De chef van dezen dienst, de heer Wes terhuis, pakte de zaak flink aan cn tegen ontrouwe schippers cn oneerlijke matrozen werden strenge maatregelen genomen. Dat hielp meer, dan dieven zoeken; vooral omdat het recherchevaartuig „Haringvliet" van dezen Bewakingsdienst geregeld op de groote stroomen kruiste. En wel met zooda nig surccs, dat na twee jaar deze tochten ge- jtnakt konden worden. Dit was bet gevolg van de reorganisatie »n het Bijkspolitlcwczen te water. Voor onze lezers zal het aangenaam '.ijn te fememen, dat minister Heemskerk en m'- histcr Donncr, dc laatste «eerst als Raad adviseur, daarna nis minister, zich buitenge woon verdienstelijk hebben gemaakt in aangelegenheid cn dat hun namen inct dankbaarheid wel niet door de zoetelaars, piitar door dc bonafide handelaars, eerlijke A. H. S1RKS, hoofdcommissaris van politic, commissaris van Rijkspolitie le Rotterdam. rivierventers en zakenmenschen, worden ge noemd. Bizonder verdienstelijk heeft zich ook de heer A. H. Sirks gemaakt, eerst in zijn k\v>i- litieit van hoofdcommissaris van politie te Rotterdam, daarna in zijn nevenfunctie aJs commissaris van Rijkspolitie te Rotterdam en als centraal inlichtingsbureau voor d=ï.- aangelegenheden. Bij deze reorganisatie gaf de Particuliere Bewakingsdienst waardevolle inlichtingen. In September 1922 was de reorganiseIï j Strafrecht met maatregelen ter bestrijding van dc begunstiging van misdrijven op be paalde watergebieden. Het werd een slechte tijd voor rivierpira ten en oneerlijke parlevinkers, vooral toon de gemeenten langs de waterwegen vcrorde ningen maakten, welke aansloten bij de wet lelijke bepalingen. Dat het Politietoezicht In de haven van Botterdam daarbij geen onbeteekenen- de rol speelde, spreekt haast wel vanzelf. Wo herinnerden reeds aan de vernieling der kantoorloodsen van Rijnaken, aan de transito-diefstallen; terwijl ook gewezen moet worden op de toename van ongelukken door drankmisbruik, dat de zoetelaars en kistjesmannen met hun smokkelhandel in de hand werkten. Rotterdam deed v>at noodig was. Het maakte verordeningen, cn stelde een spe ciale Rechcrchcafdeeling bij de Rivierpolitie in onder leiding van den bekwamen chcl E. van Binsbergen. Voorts werd het o-ps steeds uitgebreid cn immer bleek men cn.i gelukkige keuze ge daan te hebben, wart dc Rotterdamsche Ri- vicrpolirie is onkreukbaar eerlijk en onvol prezen ijverig. Diefstallen in dc haven en op de groote stroomen zijn thans praktisch uitgesloten, zoo constateert de schrijver met vreugde cn nationale trots. Een zeer belangrijke tak van dienst is aan dc Havenpolitie opgedragen, n.l. het ziekenvervoer, zulks In samenwerking met den Gcm. Ge neeskundigen Dienst. Dat is een zeer bizondere taak voor de po litie cn .le schrijver zegt er weinig woorden over, maar die spreken van groote waardee- ring. He* rorps is er geheel op berekend cn twee po'itiebooten hebben een uitstekende ziekenhui. De sterkte van het Rotterdamsche Rivier corps bedraagt thans: 1 hoofdinspecteur, 3 inspecteurs, 03 agenten, 7 kapiteins, 7 ma chinisten, 2 dekknechts en een monteur. Te Amsterdam. De Amsterdamsche haven heeft een geheel ander karakter dan de Rotterdamsche; daarom is de Bewakingsdienst, vooral ter j fi r- FwSÏ*ÏL W&tó* Tlïjo&tmktii i - Stoomboot met gewondenhui P III. der Rijkspolitie een feit geworden; de schrij ver heeft voor de leiding cn het personeel niets dan Tof. De taak van dezen dienst werd aanmerke lijk verlicht door de wettelijke maatregelen welke minister Heemskerk nam ten aanzien van de opltooperij te water, de rivierventerij cn de aanvulling van het Wetboek van voorkoming van loods- eji poetjcsdiefstallcn door havenarbeiders er anders geregeld dan in de Maasstad; maar in principe volgt dezelfde methode: land- en watcrtoezicht kan men echter gemakkelijker combinecren. Er zijn drie bureaux, vier posthuizen en elf vaartuigen, en dat is voor do afgesloten haven van Amsterdam voldoende. DE OUD-MINISTER PLOTSELING OVERLEDEN. „os voor het edelmoedige aanbod, doch meende het niet behoeven aan te nemen ea het reisplan van de „Kortenaer" storen, daar bij hoopte dat de nationale hulp voldoende zou zijn. Gistermiddag is in zyn woning te 's-Gravenhage geheel onver wacht overleden Dr. C. Lely, oud minister van Waterstaat, in den ouderdom van 74 jaar. Toen we de vorige wesk den oud-minister nog ontjrd-tten, deed hy ons denken aan Dr. van Gheel Gildemeester: even veer krachtige tred, blozend van ge zondheid. Die man wordt nooit oud, dachten wij. Maar zooals de predikant plot seling werd weggenomen, zoo geschiedde het ook met Dr. Lely. Volkomen gezond en opgewekt had hij de lunch nog gebruikt; waarna hij zyn arbeid begon, zooals altijd. Want hij stond nog mid den in het arbeidzame leven en was immers nog pas benoemd tot lid van den Radio-raad. Doch teert zijn dochter tegen 5 uur in zijn werkkamer kwam, vond zij haar vader dood by de schrijftafel; blykbaar aan een hartverlamming overreden. De heer C. Lely werd op 23 September 1834 te Amsterdam geboren. Reeds in 1875 promo veerde hij te Delft tot civiel inge nieur. In 1883 werd hy ingénieur van het waterschap „De Schip beek"; van 1886 tot 1891 was hij ingenieur van de Zuiderzee-ver- eeniging. Hier viel de aandacht van mi nister Tak van Poort-vliet op den nog jongen ingenieur en zoo werd hy op 37-jarigen leeftyd reeds minister van Waterstaat Drie maal is hij dat geweest. In 1891 werd hy het, als gezegd, !n het ministerie-Tak van Poortvliet. Teen dit in 1894 aftrad, aanvaardde hij het lidmaatschap van de Tweede Kamer, tot hy in 1897 op- r als minister van Waterstaat optrad in minicberie-Piersoii-Goeman Borgesius en werd zyn naam verbonden aan de Ongeval lenwet, waarin door Dr. Kuyper's pogen en verwerping door de Eerste Kamer de particuliere verzekering werd toegelaten. Van 1902-1905 was de hter Lely gouverneur van Suriname. Teruggekeerd, werd hy op- de Tweede Kamer, om in 1910 naar de Eerste Kamer over te gaan. In het kabiniet-Cort van der Linden aan vaardde de heer Lely ten derde male het ministerschap, en weer voor Waterstaat, DE NIJVERHEIDSRAAD. AFGETREDEN LEDEN. Tn zijn laatstgehouden vergadering heeft de Nijverheidsraad bij monde van zijn voor zitter hartelijk afscheid genomen van do aftredende leden, de hecren J. M. D. Blom- jous, H. P. Gclderman C. Mzn., N. C F, van GinkeL B. F. Krantz en B. H. M. Lips. In de plaats van de vier laatstgenoem den zijn tot leden van den raad aangewezen door de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel de heer prof. ir. D. Dresden, directeur van de machine fabriek Jaffa, en door het Verbond van Nederlandsche Werkgevers de heeren dr. G. C. A. van Dorp. directeur der N.V. Cre- mische Industrie Katwijk; ir. A. de Kanter, directeur der N.V. Mij. voor scheeps- en werktuigbouw Feyenoord en G. van der Meulen, directeur der Koninklijke Stoom weverij te Nijverdal. In de vacature van den heer Blomjous is nog niet voorzien. Met een delegatie uit de commissie, be doeld bij artikef 17 van de Warenwet, heeft de voorzitter van de Nijverheidsraad en do Warenwetcommissie uit dien raad overleg gepleegd, hoe de industrieele belangen bij onderwerpen op het gebied van de Waren wet het best zouden kunnen worden be hartigd. Dit overleg heeft tot een wijze van samenwerking tusschen de beide lichamen geleid, waarvan voor de nijverheid gunstigs resultaten worden verwacht. Te Scheveningen houdt men Dr. Lely nog steeds in dankbare herinnering vanwege zyn krachtige bomoeiïngRn inzake den haven- aanleg. Ter gelegenheid van zijn zeventigsten ver jaardag werd hy op grootsche wyze gehuldigd. Dr. Lely was een gemakkelijk spreker en een uitnemend debater, aangenaam in den omgang en algemeen bemind. Ons land heeft door het plotseling ver scheiden van dezen hoogst bekwamen man een zwaar verlies geleden. Toen de commissie tot onderzoek van de droogroaking der Zuiderzee haar hoogst be langrijk rapport had uitgebracht, erkende de Koningin de verdiensten van Dr. Lely door hem te benoemen tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw; later werd hy in diezelfde orde bevorderd tot commandeur. welke kwaliteit hy de kroon zette op het j Voorts droeg Dr. Lely de onderscheidingstee- werk van zijn leven, door de aanneming van j kenen van groot-kruis in de Danebrog-orde do wet tot afsluiting en drooglegging van van Denemarken en van groot-officier in de de Zuiderzee. [orde van het Legioen van Esr van Frankryk. Bij het instituut der II. A. R. (havenarbci- dersreserve) van de Schcepvaartverecniging „Noord" houdt men terdege rekening mete'e gebleken oneerlijkheid van sommige grijp grage personages. In 't buLcnlond. We waren voornemens een kleine twee ko lom over dit mooie boek te schrijven, doch liet interesseerde ons dermate, dat ons over wicht, (hoe onvolledig ook) tot twee artikelen uitdijde en nog werd slechts het allervoor naamste vermeld. Over liet buitenland moeten we dus zwij gen. Slechts zij vermeld, dat Duitschland, hoe wel na ons, cn voortbouwend op wat hier gedaai» werd, de zaak krachtig heeft aange vat en een model-organisatie in 't leven riep, welke vooral door de krachtdadige centrale leiding wonderen verricht. Hier is misschien nog te veel decentrali satie, maar gelukkig laat de samenwerking niets te wcnschen over. Dat geldt ook voor dc samenwerking van Nederland met Duitschland en Zwit serland. terwijl het ook met België en Frankrijk in orde komt; terwijl uitbreiding van nog breeder internationale samen werking op het program staat. Allen, die bij dit belangrijke probleem betrokken zijn, dat zijn dus Rijks- en ge meente politie in vele gemeenten, zaken menschen cn scheepvanrtbelanghebbenden zullen goed doen van dit keurige, rijk ge documenteerde overzicht met belangstel ling kennis te nemen. Het is ccn stuk werk van groote betee- konis. Overzicht van de beschikbare politiemotoren. INGEZONDEN MEDEDEELING. Bij de bereiding van KING pepermunt worden geen kunstmid. delen toegepast «van, daar de fijne, origineel© smaak. DE RADIORAAD DENOEMD. Pr. DE VISSER VOORZITTER. Bij Kon. Besluit zijn voor het tijdvak van heden tot en met 31 Dec. 1933 benoemd tot leden van den Radioraad: Dr. J. Th. de Visser, oud-minister van Onderwijs, te 's-Gravenhage, tevens voorzitter; Mevr. B. BoonV an der Sarp, t« •s-Gravenhage; A. J. da Costa, te Amsterdam; D. Crommelin, dirvcteur van het Zendingsbureau Oegstgeest, Aerdenhout, Bloe- mendaal; Dr. J. P. Fockema Andreae, burge meester van Utrecht, te Utrecht; Mr. B. de Gaay Fortman, secretaris penningmeester van het Algemeen Neder- landsch Verbond te Amsterdam; Mr. P. S. G e r b r a n d y, lid van Gedep. Staten van Friesland, te Sneek; Prof. Mr. R. Kranenburg, hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Leid:n; D r. C. Lely, oud minister van Water staat, te 's-Gravenhage; Prof. W. N o 1 e t, hoogleeraar aan Seminarie te Warmond; Mr. Aug. Philips, voorzitter van Verbond van Ned. Werkgever^ te 's-Gra venhage; Dr. Th. Stoop, arts, te Dordrecht; Mr. T. J. Verschuur, voorzitter den Raad van Arbeid, te Breda; J. W. de Vries, hoofdbestuurder va Ned. Ver. van Fabrieksarbeiders, te Bussum; en tot secretaris E. P. Weber, oud-hoofd commies bij het hoofdbestuur der P. en T. te 's-Gravenhage. Inmiddels Is Dr. Lely overleden. BELASTING-MISERE. EEN STEM UIT BARENDRECHT. Een geplaagde schrijft ons: Naar aanleiding van het stukje over ,3e- lastingmisère" wilde ik u e\en mededeeicn dat mij een dergelijk „laat maar waaien systeem" al sinds vele jaren niet meer ver wondert Het is eenvoudig de gewone ma nier van doen, waaraan wij ons, zij het noode, onderwerpen. Als voorbeeld van reeenten datum het volgende: Een aantal bewoners te dezer plaatse werden in 1928 voor de personeele belasting aangeslagen voor GO, 70 en meer pet dan het vorige jaar. Onmiddellijk werd door de alhier bestaande Forensenvereeni- ging een vergadering belegd cn besloten, dat door alle leden zou worden gerecla meerd. Dit gebeurde dan ook. Het is nu ongeveer 7 maanden geleden cn het eenige resultaat is geweest, dat circa een maand na da reclame een hersehatting heeft plaats go- had. Maar op een beslissing wachten wij nog steeds. Een Rijksambtenaar schrijft ons: In het nummer van 19 Januari 1920 lees ik weer een epistel van iemand, die niet voldaan is over de wijze waarop de belas ting-administratie zijn financieeie belangen behartigt Ook ik mag tot mijn spijt niet tevreden zijn over de manier waarop men mij vanwege de belasting inspectie Terneu- zen behandelt Wat toch is het geval? Einde Maart'des vorigen Jaars reclameer de ik (mijns inziens natuurlijk terecht) binnen den vasigesteldcn termijn over mijn aanslag in de Rijksii omstenbelasting 1927- 1928. I'as half October kreeg ik van de In spectie Terneuzen een schrijven om inlich tingen, welk schrijven binnen 5 dagen door mij beantwoord werd. Op mijn antwoord kwam weer een schrij ven om nadere inlichtingen. Ook dat schrij ven werd binnen 3 dagen door mij beant woord ennadien heb ik vanwege de Inspectie Terneuzen niets meer vernomen cn thans is het bijna 10 maanden geleden, dat ik tegen mijn aanslag bezwaren geop perd heb. Ook wat belasting-inspecties be treft schijnen er „bazen" boven „bazen" te zijn. Tevens zij vermeld, dat mijn aanslag- biljet 1928 1929 mij tot nog toe niet ge- orden is. AARDBEVING IN VENEZUELA. Nederlandsche hulp. Blijkens bij het Departement van Defensie ontvangen radio bericht beeft de comman dant van Hr. Ms. torpedobootjager „Korte naer", welke zich op weg bevindt tusschen Curacao en Paramaribo, op het vernemen van het bericht omtrent de ernstige aardbe ving in Venezuela, door tusschenkomst van onzen zaakgelastigde te Curacas zijn hulp aangeboden. President Gomez heeft geant woord dat hij zeer getroffen en dankbaar DE OPGRAVINGEN TE UIL De gemeenschappelijke commissie uit het Britsche Museum en liet Art Institute van Pen sylvan ie heeft gisteren naar Londen en New York geseind dat een zeer belangnjko opgraving juist voltooid is. Het tetrelt een voorhof van 25 bij 50 voet, die als voor portaal van een koningsgraf moest gediend hebben. Dc lijkon van 40 personen, voor net grootste deel vrouwen, zijn reeds opgedolven wier hoofdtooien van louter goud cn lapis lazuli zijn. Dan zijn 3 massief gouden harpen gevonden en 2 standbeelden van goud mot zilver en amethyst ingelegd, gevonden, dia beide een ram voorstellen met de horens ver ward in een doornstruik. FEUILLETON. door MAnK ASIITON. (lï NEGENDE HOOFDSTUK. De acanthuskransen. Overvloedig en op weelderige wijze wer den de toebereidselen gemaakt voor liet feest in Hyla's huis. Zij begreep zeer goed. dat zij bij die gelegenheden uiterst royaal moest zijn en baar aanbidders kregen steeds goed de waarde voor hun geld en terzelfder tijd wist zij toch flink profijt uit haar ban ket te trekken. De groote met linnen overdekte ruimte Zij nam ze op en bekeek ze een voor een was binnen omringd met standbeelden van nauwkeurig. Het was dc gewoonte om kran- de goden, die alle kwistig met bloemkran sen met elastiek samen le houden, uit vrees1 sen versierd waren en van onderen voor voor uiteenvallen en Sappho ontdekte, dat zien van een goot, waarin de dankoffers den aanvang van het feest, maar zij bleef nog steeds, onder voorwendsel van in de bloemcnzaal iets schoon te maken of op te ruimen, want daar lagen nu veel blaren cn weggeworpen bloemen verspreid. Op eens kwam Hyla binnen door een slaaf gevolgd, zij droeg de twee eerekranscn in de hand. Die legde zij met groote behoedzaamheid op ccn tafeltje neer, terwijl zij tot den slaaf zeide: „Als ik roep om den acanthuskrans voor den Romeinschcn centurion, dan breng je dien, waaromheen het rood zijden koord gewonden is. Kijk ze beide goed aan cn bega geen vergissing. De giftbeker zal Je deel zijn, als er een vergissing plaats heeft en je zult dien tot den laatsten droppel PH. toe leegdrinken." zulk een Toon de kamer weer ledig was, bekeek HHi H M— WÊ moet be-j Sappho voor alle securiteit de kransen nog rij hun ligging. Ongemerkt sIood zij trot ver- j denken, dat dn hcidensche godsdienst meer eens nauwkeurig en zij zag dat de krans trek uit en ijlde naar liet hui-! van den Ieen cercmnnieelc dienst was en niets me» met het roodzijden koord nog eeneens •••"- Areonrg'et. waar zij aan Eunhrosvne vertel- j het dngelijksch loven der mensehen to ma-1 als toen zij er dat in het midden van den eenen krans een j hunner eere bestemd uitgegoten konden scherpe stalen punt als van een naald uit-j worden. Er wns een hooge standplaats op stak met de punt naar beneden aan den i gericht voor de muziek en dc zangers, die kant van de linkerslaap van dengene die de i op bepaalde oogenhlikken zangen deden krans dragen zou. Verder zag zij. dat aan j hooren ter eere der godheden, die door de den anderen krans zoo iets niet was. Daar-steenen lieelden voorgesteld werden en dan aan was ccn zijden koord tusschen de bloe- j stemde het gchcele aanwezige gezelschap in men door gewonden, waarschijnlijk om dien j het koor in. van den anderen le kunnen onderkennen Bij den eersten aanblik scheen het een be- Sncl als de gedachte wond zij het koord los J snotting, dat cr nog ccn goddelijke ccre en slingerde liet handig op dezelfde wijze-dienst zou gehouden worden den anderen krans en tevens veranderde slecht befaamd oord, maar die hun diensten zouden verleenen om het feest op te luisteren. Bediening, licht, wijn, spijzen, versierin gen cn amusemeien waren alle van den eersten rang en in overvloed aanwezig. Sappho had dien geheelen dag in het ge heim overal rondgeslopen om alles cn ieder een in het oog te blijven houden. nog ongeveer een is. Bevestig de gouden armbanden om mijn armen onder de schouders en trek de zij- den sandalen aan mijn voeten. Laat dan I den draagstoel voorkomen met de slaven, I Hyla zal niet de eenige vrouw zijn, die de edele Romein vanavond ontmoet" Toen de Atheenscho jonkvrouw, verge zeld door haar vrije dienares Sappho op i'oor liet banket zou verschijnen, waren alle g.as- ton reeds in de tent bijeenverzameld, be halve Aurelius, de Romeinsche centurion. Sappho liet don draagstoel stilhouden in een naburige straat en gaf last, dat de sla ven daar wachten zouden, tot zij weer ge roepen werden. Daarop begaf zij zich naar den portier bij den ingang, waar alle be zoekers een voor een binnengelaten werden na verificatie van hun naam in een boek. Zij stopte hem een goudstuk in de hand cn zei. dat hij zich maar bij de feestvierende bedienden moest voegen, dan zou zij verder de gasten wel* binnen laten. Eunhrosvne kende het huis goed, zij ver liet Sappho bij den ingang en verdween in de gangen, maar de bankcthal trad zij nog niet binnen. Hyla kon niet wachten met het beginnen van het feest, totdal Aurelius verscheen en tot haar ergernis bemerkte zij, dat er een gesmoorde nieuwsgierigheid en opwinding heen had gewonden, heerschte over de kwestie, of de eentu overal dus het was die zonder de stalen punt al dan niet verschijnen zou. F.erst bad zij Daarop keerde zij haastig naar Lvsander's gevreesd, dat hij in het geheel niet komen ernstig'gevaar lien: I De zitbanken en ruststoelen, evenals de J huis terug. Het was nu bijna het uur, zou, maar nu had zij eigenlijk om allerlei ..Dan ga ik ook naar Hvla's feest." zei de j tafels voor het feest stonden onder de heel- waarop de gasten zich in Ilyla's huis zou- redenen liever gehad dat hij maar niet ver- Athoonsrlie Maagd. „Geef mü miin fraaiste! den der goden gerangschikt en in het mid- don verzamelen. scheen. kleed. Sappho en zorgt, dat ik er zoo uitzie, don was een groo'o ruimte vrij gelaten. „Breng mij mijn besten pallium, San- De mannen lagen en zaten mot hun als deze edele Romein Lv nder's dochter i waar de slaven zich bewegen konden onder nho," zei Euphrosyne, ..dien van koninklijk hloem'rnnscn getooid op de rustbanken en vnor het eerst zien moet en dan zullen vvii j het bedienen. Na het souper zou die ruimte Tyrisrh purper gemaakt en zet dan den.de vrouwen zn'f-n aan hun hoofd of pan hem trachten te redden uit de listige strik-1 worden ingenomen door de kunstenaars. fra-»on di«ri«*»>m on m>in haar, die in het bun voeten. TTvla cn de schoone. heren le ken van Hyla." j dansers, zangers, redenaars en toovenanrs, graf van de Ktruskische koningin gevonden oansche gestalte van Julianus zaten op een podium aan het uiteinde van de tent Hij was al half versuft door de werking van den wijn, dien de gastvrouw hem met gulle hand had doen schenken. Zij had last ge geven, dat dien avond de wijn onvermengd zou geschonken worden volgens de Griek- sche zede. Zij had al gevreesd, dat de jonk man haar bevelen weerstaan zou en daar om had het haar heter gedacht, dat hij door den wijn beneveld zou zijn en daardoor on bewust van zijn gevaarlijken toestand. Na een poos hoorde Sappho het getrap pel van de paarden der militairen en daar op den eisch om binnengelaten te worden. Eén soldaat reed met dc paarden terug. Zij opende onmiddellijk de deur en daar stond Aurelius voor haar, omringd door acht soldaten. Hij gaf hun een teeken om to blijven staan cn trad alleen binnen. „Ik heet den hoogen heer welkom," zei Sappho met een diepe buiging, „wees zoo goed mij te volgen naar de hal, waar het banket gegeven wordt." Hij volgde haar zwijgend eenige vertrek ken door, totdat zij stil stond voor ccn zwaar gordijn en zeide: „Dit is de weg, edele Romein, het feest- gedruisch zal u nu verder wel aanwijzen, waar gij wezen moet" Aurelius vermoedde verraad cn trok met ile eene hand zijn zwaard, terwijl hij met de andere het gordijn op ziide hield. Sap pho stapte hem echter voorhij, trok het gor dijn weg en zeide: „Steek uw zwaard weer in de scheede. Romein, want het govnnr. dat u dreigt, kan toch niet met het zwaard afgewend worden." Hij stak zijn zwaard niet in do scheede. maar het ontviel nnn zijn machtelooze hand. Deze krijgsman, die in den strild nooit achteruit gedeinsd was, en nooit vrees had gekoesterd in gevaar, voelde nu, dut zijn hart stil stond en zijn knieën knikten bij den aanblik van wat hij voor zich zag. In een nis in den muur stond 'n vrouw. Zij stond stil, alsof zij uit manner gehou wen was en zij was zoo schoon, als hij nooit iemand to voren aanschouwd hadL Was het een godin, uit hoogere sferen neer- gedaald? Neen, want het was niet de be kende gestalte van Juno cn evenmin die van Venus, van Minerva of Diana. Het scheen een levend wezen te zijn, op aanle geboren, maar een hooger licht blonk uit haar oogen. Wie was zij? En waar kwam zij van daan? Was het een haetaere? Dat leek hem onmogelijk. Geen gevallen vrouw kon zulk een glans van reinheid cn liefde in de oogen hebben als uit de hare blonk. Dia lippen hadden nooit geglimlacht uit vuigen lust of begeerte. Maar wie kon zij zijn, als zij niet tot de haetaeren behoorde? Geen deugdzame vrouw uit den hongeren stand zou den drempel willen betreden van do huizen, waar de haetaeren hun schcpter zwaaiden. Met trillende stem vroeg hij: „Wie zijl pij?" „Ik ben de Atheensche Jonkvrouw, da dochter van Lysander," antwoordde zij hem vriendelijk toelachend. Aurelius had reeds van haar gehoord, en hij riep: „Fn vind ik Lvsander's dochter hier?" „Moet Ik Mer Aurelius, den edelen Ro mein vinden?" antwoordde zij. „Ja, maar (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1929 | | pagina 5