wordt voorgeschreven over slooten, ge
legen achter woningen en waarom
trent de Gezondheidscommissie gun
stig heeft geadviseerd.
Met alg. stemmen wordt dit voorstel
aangenomen.
Bij het volgende punt stellen B. en
W. voor, de Legesverordening op het
punt bouwvergunning zoodanig te
wijzigen, dat voor niet tot woning be
stemde gebouwen 1 per 100 M3. of 'n
gedeelte daarvan, verschuldigd is.
Ook dit voorstel van B. en W. wordt
met alg. st. aangenomen.
Daar de schoolgeldverordening
selchts geldig is tot 1 Januari 1929,
stellen B. en W. voor deze weder op
nieuw vast te stellen.
Conform dit voorstel met alg. st.
besloten.
Aan de orde is thans het verzoek
van de afdeeling Patrimonium, om
een subsidie van 100 voor de uitbrei
ding barer Chr. Volksbibliotheek.
De Voorzitter zegt, dat B. en
W. deze aanvrage hebben onderzocht
en het resultaat daarvan is, dat zij be
zwaar hebben de gevraagde subsidie
te verleenen, zich daarbij op het stand
punt stellende, dat voor elke goede
zaak men niet dadelijk moet aanklop
pen bij de Gemeente.
De heer Vervark, die lid van de
ze afdeeling is, spreekt zijn teleurstel
ling over dit voorstel uit. Deze kleine
afdeeling ziet geen kans om die gel
den langs anderen weg te krijgen. Het
lezerstal gaat in de laatste jaren ach
teruit. Wil men de lezers houden, dan
is aanschaffing van nieuwe boeken
noodzakelijk.
De heer v. Leeuwen stelt zich
op het standpunt van B. en W.
De Voorzitter meent, dat uit de
lezersgelden de aanschaffing moet
worden bekostigd. Het vragen om
subsidie oefent op de vereeniging een
verslappenden invloed uit, men drijft
dan op de krukken van de gemeente
lijke overheid.
De heer Klaver is ook niet voor
subsidie, omdat deze afdeeling een
bepaald uitgesproken beginsel heeft.
De heer G r o e.n e n d ij k denkt, dat
men er langs particulieren weg niet
kan komen.
Ten slotte wordt het voorstel van B.
en W. met alg. st. aangenomen.
B. en W. stellen zich voor om aan
de Chr. H. B. S. te Leiden een subsidie
toe te kennen van 102.34 per leerling,
uitmakende voor 2 2/3 leerling een be
drag van 272,91.
De V o o r z. zegt daarbij, dat het de
aandacht van B. en W. heeft getrok
ken, dat de kosten per leerling van
jaar tot jaar hooger worden. Zij heb
ben zich daarom tot het bestuur ge
wend, met het verzoek te willen me-
dedeelen, aan welke oorzaken de
steeds hooger wordende kosten zijn
te wijten. B. en W. hebben zich afge
vraagd, of bij verdere stijging wel het
geheele bedrag kan worden gegeven.
Het voorstel van B. en W. wordt met
alg.s t. aangenomen.
Ten aanzien van de subsidie aan de
muziekvereeniging „Devote", stellen
B. en W. voor, de beslissing daarover
tot een volgende vergadering uit te
stellen, totdat de bestaande crisis is
opgelost.
Aldus besloten.
Het bestuur der bijzondere lagere
school alhier heeft gelden aange
vraagd voor de aanschaffing van 72
nieuwe schoolbanken. Aangezien aan
alle wettelijke formaliteiten is vol
daan en het overleg met B. en W.
heeft plaats gehad, stellen B. en W.
voor, de medewerking aan dit verzoek
te verleenen.
Aldus besloten.
Bij het volgende punt zegt de Voor
zitter, dat B. en W. eenige mede-
31) O-h
Gratzer verhaalde zijn eigen levens
geschiedenis, alsof het die van een
vreemde was. Hij vergoeilijkte geen
zijner fouten, noch zijner daden. Nu en
dan zweeg hij, alsof 't hem moeite
kostte verder te gaan, maar nam dan
snel den draad van 't verhaal weer op
om Helena de gelegenheid te benemen,
vragen te stellen. Toen hij gekomen
was aan het oogenblik, dat hij als
landlooper voor Waltersdorp stond,
hier opgenomen werd, en toen hij, zon
der namen te noemen en met veel ver
fraaiingen, over Hartmann vertelde,
werd het jonge meisje steeds opmerk-
zainer. Zij luisterde vol inspanning en
keek Gratzer af en toe bijna angstig
aan. Op de meest verontschuldigende
wijze alleen om de reden van zijn haat
te verklaren, vertelde Gratzer van het
voorval, waardoor hij jaren geleden
zijn bruid en zijn positie verloren had.
Toen hij sprak van zijn verblijf in Ber
lijn en van de ontmoeting met zijn
vijand, waardoor zijn haat haar top
punt bereikte, bedekte juffrouw Hart
mann haar gezicht met de handen en
vroeg: „Houd op, houd op! O, nu be
grijp ik waarom ge mij dat alles ver
telt. Nu weet ik, dat ik u al eens eer
der gezien heb nu begrijp ik alles 1"
Zij wilde wegloopen om haar tranen
eu haar opwinding te verbergen.
„Juffrouw Hartmann", zeide Gratzer
treurig, „ik heb dus tevergeefs ge
tracht mijzelf te rechtvaardigen. Ik
hoopte, dat als ge alles wist, ge zoudt
vergeven en vergeten. Duizenden ma
len heb ik berouw gehad over wat ik
gedaan heb. Zult u nooit kunnen ver
geven en vergeten?"
Helena zag hem aan, terwijl de tra
nen over haar wangen stroomden.
„Vergeven moet ik u, vergeven?"
„Ja, juffrouw Hartmann, vergeef me,
anders kan ik geen rust vinden. De
ontsteltenis, die u vervulde bij 'e her
innering aan wat er in Berlijn voor
viel, heeft me in t voorjaar van
Waltersdorp verdreven r— en toch beu
deelingen te doen hebben inzake de
waterleiding.
Het verzoek van eenige inwoners
aan den Zijldijk is een aanleiding van
B. en W. geweest, eens na te gaan,
wie nog geen waterleiding hebben.
Dit onderzoek heeft tot resultaat ge
had, dat gebleken is, dat ongeveer 23
perceelen, in strijd met de bouw- en
woningverordening, waar dit mogelijk
is, nog niet aan de drinkwaterleidig
waren aagesloten. B. en W. hebben de
eigenaren dier perceelen deswege aan
geschreven, waarvan enkelen zich al
reeds hebben bereid verklaard percee
len te doen aansluiten.
Voorts hebben B. en W. een plan
uitgewerkt om ook een 3-tal perceelen
gelegen langs den Munnikenweg van
drinkwater te voorzien. B. en W. stel
len zich op het standpunt, dat de eige
naren dier perceelen moeten bijdra
gen in de kosten van de hoofdbuis.
De eigenaren hebben zich .reeds be
reid verklaard, om bij te dragen in de
kosten op basis van 1 per strekken
de meter, telkens te berekenen over 'n
afstand van het begin der te leggen
hoofdbuis tot het betrokken perceel.
De gemeente zal dan in totaal 660
terug ontvangen van do kosten dezer
uitbreiding. B. en W. vragen machti
ging over te mogen gaan tot uitbrei
ding der waterleiding in den Munnik,
waarvan de kosten worden begroot op
1050. Met alg. st. wordt hiertoe be
sloten.
Voorts zegt de V o or z., dat de onder
handelingen met de eigenaren der per
ceelen langs den Zijldijk op eenzelfden
voet plaats hebben als voor den Mun
nik, maar bovendien moeten de be
trokken eigenaren elk nog 100 voor
den zinker, die 1800 moet kosten,
bijdragen. Van de kosten dezer uit
breiding, geraamd op 4000, moeten
de betrokken personen in totaal bij
dragen 932.
B. en W. ontvangen machtiging om
met verdere onderhandelingen door te
gaan. Met alg. st. wordt deze machti
ging verleend.
Aan de orde is thans de benoeming
van leden van de Commissie van Toe
zicht op het lager onderwijs.
De Voorz. deelt mede, dat de heer
N. Koot aan de beurt van aftreding is,
terwijl de heeren G. Los en A. Rijns
burger Pz. hebben opgehouden lid van
deze commissie te zijn. omdat zij niet
meer de vereischten hebben om lid te
zijn. In de vacature Koot stellen B. en
W. voor, de heeren N. Koot en Th. Ver.
kleij. De heer Koot wordt met 6 stem
men gekozen. In de vacature Los stel
len B. en W. voor de dames Lamers
en Mevr. J. J. B. Koning. Na twee
stemmingen wordt Mevr. Lamers ge
kozen. In de vacature Rijnsburger
stellen B. en W. voor Mevr. Verduin
en den heer C. L. Muller. Mevr. Ver
duin wordt met 5 stemmen gekozen.
Daarna is aan de orde de'benoeming
van leden der Commissie tot wering
van schoolverzuim.
De heeren C. v. d. Zwet, J. W. van
Leeuwen, A. Roest, en N. Koot moe
ten aftreden, terwijl er een vacature
is. B. en W. bevelen deze personen
weder aan met resp. den heer F. D.
van Wijck, Mej. J. J. Schade, de hee
ren J. v. Zwieten en Th. Verkleij en
in de vacature Mevr. Mondt en Mevr.
Persant Snoep. Gekozen worden de
heeren C. v. d. Zwet, J. W. van Leeu
wen, A. Roest, N. Koot en Mevrouw
Mondt.
Vervolgens wordt de heer Dr. J. J.
Persant Snoep benoemd tot genees
heer, belast met de vaccinatie in 1929.
Het suppletoir kohier hondenbelas
ting wordt opgemaakt tot een bedrag
van 36.50, met bepaling, dat betaling
moet geschieden in 'n termijn, verval
lende 29 Januari 1929.
Daarna wordt aan de Wed. Groen
ik eigenlijk alleen teruggekomen, om
uw vergiffenis te ontvangen. U weet
nu toch, dat mijn haat mij geen zegen
gebracht heeft".
„Vergeven moet ik u", zeide Helena
zacht, „dat mijn vader uw geheele le
ven verwoest, dat hij u alles ontnomen
heeft? Ach, ik kan u slechts, ter wille
van mijn arme moeder, vragen: ver
geef zelf alles, en klaag mijn vader
eenmaal niet bij God aan".
Als in een droom zag Gratzer haar
aan en streek met de hand over zijn
voorhoofd: „U veracht me dus niet?
koestert geen wrok meer tegen me;
u veracht me werkelijk niet meer?"
„Ge hebt voor de duisternis ge
werkt", zeide ze zacht, „werk nu voor
het licht".
Voordat Gratzer een woord kon ant
woorden, was zij verdwenen, en weder
om, als in een droom, legde hij zijn
hand op 't voorhoofd. Wat klopten zijn
slapen! Wat bonsde zijn hart en wat
was hij opgewonden 1
„Werken voor het licht!" fluisterde
hij, en zijn oogen schitterden als nooit
te voren.
Opeens stond Stürmer naast hem,
zender dat Gratzer hem opgemerkt had
„Wat scheelt er aan?" vroeg Stür
mer ongerust. Zoo had hij zijn vriend
nog nooit gezien.
Gratzer greep Stürmer's hand:
Stürmer", zeide hij, naar den hemel
wijzend, kijk, daar gaat de zon onder,
en de nacht komt, maar voor mij is
er bij zonsondergang een nieuw leven
aangebroken. Ik wil niet meer ziek
noch vermoeid zijn. Ik wil leven, le
ven en werken voor het licht, en, ik
wil niet meer in eigen lrracht werken,
maar met God. „Met God voor het
licht", dat moet het parool zijn van
den vroegeren vagebond".
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
Op zekeren dag in November, tus-
schen elf en twaalf uur van den voor
middag, zat Gratzer in een vriende
een ontheffing verleend van den aan
slag in de hondenbelasting over 1928
tot een bedrag van J 1,60, de heer T.
Rijnsburger krijgt een ontheffing vai.
2,50 en de heer J. D. van 't Riet een
van 3.
Bij dit punt stellen B. en W. voor,
aan den gemeentewerkman een grati
ficatie toe te kennen van 25 en aan
een tijdelijk onderwijzer aan de open
bare lagere school ongeveer 25.
Met algemeene st. aangenomen.
Vervolgens worden eenige wijzigin
gen aangebracht in de begrooting van
1928 en het betrekkelijk besluit, mo
del D vastgesteld.
Vervolgens stellen B. en W. voor
een oude, niet meer in gebruik zijnde
handbrandspuit in bruikleen te geven
aan de IJsclub Leiderdorp-Zoeter-
woude. Met. alg st. wordt hiertoe be
sloten.
Bij de rondvraag informeert de heer
Vervark, of bij het Van Leeuwen
park nog een nachtlantaarn zal wor
den geplaatst.
De Voorz. zegt, dat B. en W. ge
meend hebben, geen verdere nacht-
lantaams meer te moeten plaatsen.
Voorts vraagt dezelfde persoon, of
het niet mogelijk is, dat de nachtlan
taarns in den morgen nog iets langer
kunnen blijven branden, b.v. tot een
half uur voor zonsopgang.
Hiertegen bestaat geen bezwaar en de
Voorzitter zal daartoe opdracht geven.
De heer G r o e n e n d ij k bespreekt
de wenschelijkheid, om voor de Dorp
straat een rooilijn vast te stellen.
De Voorz. zegt toe, dat B. en W.
daar aandacht aan zullen schenken.
De heer Klaver zegt, dat de be
strating bij de Bruggestraat wat lang
is opgebroken geweest; hij vindt dit
ongewenscht.
De Voorz. wenscht de heeren bij
de aanstaande wisseling des jaars een
gezegend uiteinde en een gelukkig be
gin.
DE INVLOED VAN DE MOEDER.
De meeste menschen zijn, wat hun
moeder van hen gemaakt heeft.
De vader is het grootste gedeelte
van den dag van huis, en heeft niet
half zooveel invloed op de kinderen,
als de moeder. Een moeder heeft daar
om een zeer groote verantwoordelijk
heid, ook al is zij de armste van het
land. Want of haar jongens of meis
jes als goede of kwade menschen zul
len opgroeien, hangt meest van haar
af.
De tuin zegt ons wie en wat de tuin
man is, en zoo zegt het gezin ons, wie
en wat de moeder is.
Samuels moeder maakte jaarlijks 'n
kleinen rok voor haar zoon, maar voor
dien tijd had zij vrij wat meer voor
hem gedaan. Samuel zou geen Samu
el geweest zijn, ware Hanna geen
Hanna geweest. Wij zullen geen bete
re mannen zien, voor de moeders be
tere moeders zijn geworden.
Wij moeten Sara's en Rebekka's
hebben, voor wij de Izaaks en Jacobs
zullen zien. O zeker, genade is geen
erfgoed, maar wij zien toch in den re
gel, dat de Timotheussen godvruchti
ge moeders hebben gehad.
Wie meent, dat het gemakkelijk
wertt is een gezin te besturen, heeft
zeker nooit een eigen gezin gehad.
Een moeder, die haar kinderen goed
zal opvoeden, dient wijzer te zijn dan
Salomo, wiens zoon opgroeide tot een
dwaas.
Sommige kinderen zijn van hun ge
boorte af halsstarrig. Gij moogt met
hen doen, wat gij wilt, zii worden niet
anders of beter.
Zulke gevallen dienen om ouders
meer tot den Heere te drijven, want
Hij alleen kan den Moriaan wit was-
lijke kamer van de Invalidenstraat te
Berlijn voor zijn schrijftafel. Sneller,
steeds sneller vloog de pen over het
papier; Gratzer keek niet van zijn
werk op.
De deur werd geopend en Stürmer
trad binnen. Hij had een groote bou
quet in de hand en zag zijn vriend zoo
liefdevol en teeder aan als een moeder
haar kind. Hij wilde niet storen, maar
zijn tegenwoordigheid toch bekend
maken, en verschoof zachtjes een stoel.
„Stürmer, ben jij het?" vroeg Grat
zer, zonder echter op te kijken; „ik ben
dadelijk klaar, als je wat van me
hebben wilt".
„Of ik wat wil" antwoordde Stürmer
lachend. „Je vergeet zeker, dat van
daag
Gratzer keek op, en het bouquet
ziende, sprong hij van zijn stoel op. Hij
sloeg zijn hand tegen 't voorhoofd: „De
verjaardag van mevrouw Frank! Stür
mer, je hebt me weer eens gered. Gis
terenavond dacht ik er nog aan, en
vanmorgen was ik 't geheel en al ver
geten. Wat zou Lily wel zeggen als ze
dat wist!"
„Je kan toch met al je werk niet aan
alles denken", zei Stürmer veront-
sihulschuldigend. „Ik zou je niet ge
stoord hebben, als ik niet wist, dat je
liever naar beneden gaat, voordat de
andere bezoekers komen. Lily kwam
al vragen of je gauw komt; ze had al
een stukje taart voor je klaar gezet".
„Ik kom dadelijk", zei Gratzer.
Hij, die voor Stürmer stond, was niet
langer de vermoeide, zieke man, die
niets meer van 't leven verwachtte en
naar den dood verlangde. Door den
blauw-zwarten baard en het even don
kere haar, scheen Gratzer's gelaats
kleur altijd bleek, maar toch kon men
zijn gezicht frisch noemen.
Men kon het hem aanzien, dat hij
geestelijk werk verrichtte, men las het
in de schitterende oogen, maar tevens
zag men, dat het geen werk was, het
welk het hart opwindt en de polsen
koortsachtig doet jagen, maar een ar
beid, welke innerlijke bevrediging en
schen. Laat ons dan op onze hoede
zijn en God bidden, dot Hij het werk
voor ons vol make.
Kinderen van veel gebeden zingen
Gods lof als zij opgroeien; en moeders
die voor God geweend hebben over
haar zonen, zullen later het nieuwe
lied met hen zingen.
SPURGEON.
De oude grijze toren
en de oude wijze,
beuk.
De oude grijze toren sprak tot den
ouden wijzen beuk, die met zijn kruin
tegen hem aanleunde en met zijn tak
ken, als de wind ze bewoog, zacht-
kens liefkoozend langs de verweerde
steenen streek.
De oude grijze toren had de wenk
brauwen gefronst en zijn strak en .ef
fen gezicht in een zeer ernstige plooi
getrokken.
De oude, wijze beuk met zijn be
weeglijk gezicht keek óók ernstig,
maar niet zoo, of men merkte, dat het
maar voor deze gelegenheid was.
„Bammm!" zei de oude grijze to
ren met nadruk en een langen na
galm.
Dat beduide zooveel als de inleiding
tot het gesprek, dat hij wilde gaan
voeren en tegelijk, dat het half twaalf
was, want torens kunnen alleen be
ginnen te spreken op heele en halve
uren.
De oude wijze beuk ontwaakte uit
een lichte sluimering en zijn takken
kraakten, ten teeken, dat hij geheel
wakker was.
„Zei je wat?" vroeg hij en hij
streek met zijn takken een sneeuwbal
weg, die de jolige dorpsjeugd oneer
biedig tegen den toren had geworpen.
Toen ving de oude grijze toren aan
te spreken met zijn donkere stem.
„Oude Sijmen is dood, ik heb
hem niet ter kerke zien gaan van
avond. Verleden jaar kwam hij nog
aangestrompeld, leunend op zijn stok,
maar nu is hij dood".
„Hij is dood", murmelde de oude
wijze beuk.
„Mooi Liesbeth is dood", klonk
verder de donkere stem, „ik heb haar
niet ter kerke zien gaan. Verleden jaar
kwam ze, blozend van gezondheid aan
den arm van haar man, en nu is ze
dood.
„Ze is dood", murmelde de oude
wijze beuk.
„Jan Schoener is dood", bromde
de oude toen; ik zag hem niet komen
met zijn vriendjes van avond, die
rakker. Verleden jaar was hij nog
met den klokluider om aan mijn tou
wen te hangen, toen ik het middag
uur verkondide en nu is hij dood".
„Hij is dood", murmelde de oude
beuk, en het was hem aan te zien,
dat hij onder den indruk kwam. Hij
zei het zoo zacht, dat zijn takken bij
na niet kraakten.
„Er zijn nog vele dooden, waar
voor mijn klokken geluid hebben, toen
ze werden ter ruste gelegd, zeide de
oude grijze toren, maar hij merkte
wel, dat de oude wijze benk te aan
gedaan was om te antwoorden en
daarom zweeg hij maar en zoo, tegen
elkander geleund, verzonken ze in
droef gepeins over de kortstondiffheid
van het aardsche leven.
Maar plotseline- werden ze weer op
merkzaam, want over de Kerkweg
kwam een eenzame man. recht op den
ouden, grijzen toren aan.
Dat was omtrent dit uur nog nooit
gebeurd.
De oude wiize beuk stond dadeliik
recht van onmerkzaamheid en de
oude PTii^e torpri bed dp oo^pn schuin
rust schenkt en de ziel zich steeds hoo
ger doet verheffen.
Meer dan een jaar was er voorbij
gegaan, sedert Gratzer in Waltersdorp
voor Helena Hartmann stond en be
loofde een ander leven te zullen leiden
en ander werk te zullen zoeken. Hij
had Helena dien avond niet meer ge
zien, maar had gewacht tot Elwitz van
zijn rit terugkwam en was met hem
naar zijn kamer gegaan.
„Wat is er met u gebeurd, Gratzer?"
had Elwitz gevraagd, ,,'t is alsof ge to
taal veranderd zijt".
Gratzer had de hand van zijn vriend
gegrepen en hem in een Vloed van
woorden verteld wat er tusschen hem
en Helena Hartmann voorgevallen
was. „Nu is de laatste last, die mij
c;rukte, van mij afgenomen", besloot
hij, „en nu, niettegenstaande alles wat
achter mij licht, wil ik een nieuw le
ven beginnen, ja, een geheel nieuwe le
ven, en niet waar, u gelooft het ook, de
Heere God daarboven, zal den vage
bond, die zich geheel aan Hem over
geeft, niet in den steek laten?"
In de oogen van Elwitz stonden tra
nen. Als een broeder omarmde hij
Gratzer, met de woorden: „God zal
met u zijn!"
Niet lang had Gratzer het meer in
Waltersdorp uit kunnen houden. Elke
blik, die Helena op hem sloeg, scheen
hem toe te roepen: „Werk, werk voor
het licht". Het was alsof de Heere hem
deze blauwe oogen tot leidsterren op
zijn weg gezonden had; hun blik had
hem getroffen toen hij donkere wegen
bewandelde, en zij hadden hem terug
gehouden. En thans dreven zij hem
voort op een anderen weg.
Toen er een half jaar verstreken
was, had Gratzer een positie veroverd
en een arbeidsveld verkregen, die
Frank en zijn vrouw dikwijls het
hoofd deden schudden en zeiden: „Die
man heeft een reuzenkracht, Goddank,
dat hij zijn Heere en Heiland weerge
vonden heeft en zijn kracht ten dien
ste van een goed doel gebruikt".
naar beneden gericht, wat aan zijn
waardigheid wel wat te kort. deed.
Een witte straal maanlicht brak
plotseling door de wolken en stortte
zich over de omgeving uit.
Bij het hek voor de pastorie stond
de eenzame man stil alsof hij aarzel
de verder te gaan.
Ik ken hem, bromde de toren. Het
is de zoon van den dominé, die zijn;
vader verlaten heeft, toen hij nog jongt
was. Daarom is de oude zoo grijs ge
worden".
„Ik ken hem ook", kraakte de beuk.,
Vroeger klom hij dikwijls in mijn tak-;
ken en dan zong hij vroolijke liedjes.
Ja, ik ken hem, de ondeugd. Is hij te
rug gekomen?"
Hij schudde het hoofd, de oude wij
ze beuk.
Het was of de man bij het hek hoor.|
de het gesprek van die twee oude ver.;
trouwden.
Hij kwam naar den toren en leunde!
tegen de verweerde steenen. Hij streel-1
de de steenen als iets liefs, dat men in:
heel lang niet gezien heeft.
„Oude, beste grijze toren", zei lüi.
„Hier ben ik weer terug en nu ga ik
naar mijn vader. Hij zal zoo verdrie- j
tig zijn. Ik ben de verloren zoon, oude
grijze toren. Ik zal tot mijn vader
gaan en zeggen: „Vader, ik heb ge
zondigd tegen den hemel en voor U
en ben niet waardig Uw zoon ge
naamd te worden.
Zoo sprak de eenzame man en al
maar door streelde hij de steenen met
zijn hand, die hard was van het zwa
re werk in den vreemde verricht en
hij keek op naar de suits, die overgo-
ten was met maanlicht.
„God woont daar boven de sterren"
zeide hij, „en Hij ziet dat ik terugge
keerd hén. Ik heb vrede gevonden met
Hem, Die daar woont boven de sterren
en Hij heeft gezegd, dat ik naar mijn
vader moet gaan op dezen dag, nu al
le menschen een nieuwe bladzijde opi
nen van hun levensboek.
Het eerste wat ik daarop zal schtii
ven, zal zijn: „Mijn vader heeft m
vergeven het leed dat ik hem aai
deed. Dat zal een mooi begin zijl
oude grijze toren.
Zoo sprak verder de eenzame ma
of zei hij het riet. en heeft hij het a
leen maar gedacht?
Maar toch. zoo verstouden het d
oude. grijze toren en de oude wijz
beuk.
De oude grijze toren had toestem t
mend willen knikken, maar toren
kunnen dat niet en daarom glimlach
te hij slechts tevreden en bedacht
zaam.
De oude, wijze beuk daarentegen
schudde energiek zijn krakende bol
zoodat er sneeuw van de takken viei
op den grond.
Hij was eigenlijk wel een beetje Ja-
loersch op den toren, omdat aan hemi
de eenzame man niet scheen te deoA
ken; maar toen kwam de man langs
hem heen en streelde zijn stam.
Daarom was hii tevreden en w
glimlachten tegen elkaar, wijs en stil
toen ze hem zagen gaan weer terug
naar het hek, dat hij opende nu.
Daar stond hij, een zwarte figuiü
op de maanlichte stoep, te wachter
tot de deur zou opengaan, nadat hl
gescheld had.
Doodstil wachtten de oude grijze to
ren en de oude wijze beuk, op wa!
nu gebeuren ging.
Wijd ging de deur open. Op he
witte hoofd van den pastor straal»
het ganglicht.
Toen brak een juichkreet de stilte
„Mijn jongen!" en dadelijk daaro;
klo-nk zwaar en met nadruk de eersh,
slag van de twaalf.
„Bammm".
D. VANDERES.
Zoo ging do eene maand na de an
dere voorhij. Binnenkort zou Gratze
mede-redacteur worden van een groo
te courant en van alle zijden werd hen
verzocht een pennevrucht te willen lot
veren.
In het voorjaar ging Gratzer naa
Waltersdorp, waar hij met een juich
kreet door allen werd ontvangen, j
Toen ze des middags samen in o
kastanjelaan liepen heeft hij Helen
gevraagd zijn vrouw te worden.
Helena leunde haar hoofd tegen zij
schouder en antwoordde zacht: „Ja i
wil je toebehooren, met innige liefde
en 't volste vertrouwen".
Dat was een heerlijke Meidag, di
ten einde liep. Sedert jaren waren
zeker niet zooveel schitterende oogf
in Waltersdorp te zien geweest als
dezen dag. Toen de avond over sl
en tuin daalde, en alles rustte van d<
dagelijkschen arbeid, ging Gratz
met Helena dwars over de binne
plaats naar de voordeur. Daar stot
hij stil. Helena legde haar hoofd tegf
zijn schouder en keek naar den prac
tigen sterrenhemel.
„Helena", zeide Gratzer opeens,
zijn stem beefde, ongeveer negen jai
geleden stond ik hier als bedelaar, ff
een vloek op de lippen. Thans sta j
hier als een schatrijke man en
niet anders zeggen dan: „Mijn God,
dank U". Helena", voer hij aangeda^
vcort, toen zij zijn hand zachtjes dru
te, „had ik maar duizend handen, o:
evenveel handen te kunnen grijp*
kon ik 't maar honderdduizenden to
roepen: „Godsvrucht is de eenii
grond, waarop het leven van dj
mensch gebouwd moet worden. Gou
vrucht en arbeid zijn het eenige heer
fundament voor staat en familie, vo
ieders leven in 't bijzonder. Mocht'
allen toch gelooven wat de vroer-
vagebond hen zegt"*
EINDE.