wordt voorgeschreven over slooten, ge legen achter woningen en waarom trent de Gezondheidscommissie gun stig heeft geadviseerd. Met alg. stemmen wordt dit voorstel aangenomen. Bij het volgende punt stellen B. en W. voor, de Legesverordening op het punt bouwvergunning zoodanig te wijzigen, dat voor niet tot woning be stemde gebouwen 1 per 100 M3. of 'n gedeelte daarvan, verschuldigd is. Ook dit voorstel van B. en W. wordt met alg. st. aangenomen. Daar de schoolgeldverordening selchts geldig is tot 1 Januari 1929, stellen B. en W. voor deze weder op nieuw vast te stellen. Conform dit voorstel met alg. st. besloten. Aan de orde is thans het verzoek van de afdeeling Patrimonium, om een subsidie van 100 voor de uitbrei ding barer Chr. Volksbibliotheek. De Voorzitter zegt, dat B. en W. deze aanvrage hebben onderzocht en het resultaat daarvan is, dat zij be zwaar hebben de gevraagde subsidie te verleenen, zich daarbij op het stand punt stellende, dat voor elke goede zaak men niet dadelijk moet aanklop pen bij de Gemeente. De heer Vervark, die lid van de ze afdeeling is, spreekt zijn teleurstel ling over dit voorstel uit. Deze kleine afdeeling ziet geen kans om die gel den langs anderen weg te krijgen. Het lezerstal gaat in de laatste jaren ach teruit. Wil men de lezers houden, dan is aanschaffing van nieuwe boeken noodzakelijk. De heer v. Leeuwen stelt zich op het standpunt van B. en W. De Voorzitter meent, dat uit de lezersgelden de aanschaffing moet worden bekostigd. Het vragen om subsidie oefent op de vereeniging een verslappenden invloed uit, men drijft dan op de krukken van de gemeente lijke overheid. De heer Klaver is ook niet voor subsidie, omdat deze afdeeling een bepaald uitgesproken beginsel heeft. De heer G r o e.n e n d ij k denkt, dat men er langs particulieren weg niet kan komen. Ten slotte wordt het voorstel van B. en W. met alg. st. aangenomen. B. en W. stellen zich voor om aan de Chr. H. B. S. te Leiden een subsidie toe te kennen van 102.34 per leerling, uitmakende voor 2 2/3 leerling een be drag van 272,91. De V o o r z. zegt daarbij, dat het de aandacht van B. en W. heeft getrok ken, dat de kosten per leerling van jaar tot jaar hooger worden. Zij heb ben zich daarom tot het bestuur ge wend, met het verzoek te willen me- dedeelen, aan welke oorzaken de steeds hooger wordende kosten zijn te wijten. B. en W. hebben zich afge vraagd, of bij verdere stijging wel het geheele bedrag kan worden gegeven. Het voorstel van B. en W. wordt met alg.s t. aangenomen. Ten aanzien van de subsidie aan de muziekvereeniging „Devote", stellen B. en W. voor, de beslissing daarover tot een volgende vergadering uit te stellen, totdat de bestaande crisis is opgelost. Aldus besloten. Het bestuur der bijzondere lagere school alhier heeft gelden aange vraagd voor de aanschaffing van 72 nieuwe schoolbanken. Aangezien aan alle wettelijke formaliteiten is vol daan en het overleg met B. en W. heeft plaats gehad, stellen B. en W. voor, de medewerking aan dit verzoek te verleenen. Aldus besloten. Bij het volgende punt zegt de Voor zitter, dat B. en W. eenige mede- 31) O-h Gratzer verhaalde zijn eigen levens geschiedenis, alsof het die van een vreemde was. Hij vergoeilijkte geen zijner fouten, noch zijner daden. Nu en dan zweeg hij, alsof 't hem moeite kostte verder te gaan, maar nam dan snel den draad van 't verhaal weer op om Helena de gelegenheid te benemen, vragen te stellen. Toen hij gekomen was aan het oogenblik, dat hij als landlooper voor Waltersdorp stond, hier opgenomen werd, en toen hij, zon der namen te noemen en met veel ver fraaiingen, over Hartmann vertelde, werd het jonge meisje steeds opmerk- zainer. Zij luisterde vol inspanning en keek Gratzer af en toe bijna angstig aan. Op de meest verontschuldigende wijze alleen om de reden van zijn haat te verklaren, vertelde Gratzer van het voorval, waardoor hij jaren geleden zijn bruid en zijn positie verloren had. Toen hij sprak van zijn verblijf in Ber lijn en van de ontmoeting met zijn vijand, waardoor zijn haat haar top punt bereikte, bedekte juffrouw Hart mann haar gezicht met de handen en vroeg: „Houd op, houd op! O, nu be grijp ik waarom ge mij dat alles ver telt. Nu weet ik, dat ik u al eens eer der gezien heb nu begrijp ik alles 1" Zij wilde wegloopen om haar tranen eu haar opwinding te verbergen. „Juffrouw Hartmann", zeide Gratzer treurig, „ik heb dus tevergeefs ge tracht mijzelf te rechtvaardigen. Ik hoopte, dat als ge alles wist, ge zoudt vergeven en vergeten. Duizenden ma len heb ik berouw gehad over wat ik gedaan heb. Zult u nooit kunnen ver geven en vergeten?" Helena zag hem aan, terwijl de tra nen over haar wangen stroomden. „Vergeven moet ik u, vergeven?" „Ja, juffrouw Hartmann, vergeef me, anders kan ik geen rust vinden. De ontsteltenis, die u vervulde bij 'e her innering aan wat er in Berlijn voor viel, heeft me in t voorjaar van Waltersdorp verdreven r— en toch beu deelingen te doen hebben inzake de waterleiding. Het verzoek van eenige inwoners aan den Zijldijk is een aanleiding van B. en W. geweest, eens na te gaan, wie nog geen waterleiding hebben. Dit onderzoek heeft tot resultaat ge had, dat gebleken is, dat ongeveer 23 perceelen, in strijd met de bouw- en woningverordening, waar dit mogelijk is, nog niet aan de drinkwaterleidig waren aagesloten. B. en W. hebben de eigenaren dier perceelen deswege aan geschreven, waarvan enkelen zich al reeds hebben bereid verklaard percee len te doen aansluiten. Voorts hebben B. en W. een plan uitgewerkt om ook een 3-tal perceelen gelegen langs den Munnikenweg van drinkwater te voorzien. B. en W. stel len zich op het standpunt, dat de eige naren dier perceelen moeten bijdra gen in de kosten van de hoofdbuis. De eigenaren hebben zich .reeds be reid verklaard, om bij te dragen in de kosten op basis van 1 per strekken de meter, telkens te berekenen over 'n afstand van het begin der te leggen hoofdbuis tot het betrokken perceel. De gemeente zal dan in totaal 660 terug ontvangen van do kosten dezer uitbreiding. B. en W. vragen machti ging over te mogen gaan tot uitbrei ding der waterleiding in den Munnik, waarvan de kosten worden begroot op 1050. Met alg. st. wordt hiertoe be sloten. Voorts zegt de V o or z., dat de onder handelingen met de eigenaren der per ceelen langs den Zijldijk op eenzelfden voet plaats hebben als voor den Mun nik, maar bovendien moeten de be trokken eigenaren elk nog 100 voor den zinker, die 1800 moet kosten, bijdragen. Van de kosten dezer uit breiding, geraamd op 4000, moeten de betrokken personen in totaal bij dragen 932. B. en W. ontvangen machtiging om met verdere onderhandelingen door te gaan. Met alg. st. wordt deze machti ging verleend. Aan de orde is thans de benoeming van leden van de Commissie van Toe zicht op het lager onderwijs. De Voorz. deelt mede, dat de heer N. Koot aan de beurt van aftreding is, terwijl de heeren G. Los en A. Rijns burger Pz. hebben opgehouden lid van deze commissie te zijn. omdat zij niet meer de vereischten hebben om lid te zijn. In de vacature Koot stellen B. en W. voor, de heeren N. Koot en Th. Ver. kleij. De heer Koot wordt met 6 stem men gekozen. In de vacature Los stel len B. en W. voor de dames Lamers en Mevr. J. J. B. Koning. Na twee stemmingen wordt Mevr. Lamers ge kozen. In de vacature Rijnsburger stellen B. en W. voor Mevr. Verduin en den heer C. L. Muller. Mevr. Ver duin wordt met 5 stemmen gekozen. Daarna is aan de orde de'benoeming van leden der Commissie tot wering van schoolverzuim. De heeren C. v. d. Zwet, J. W. van Leeuwen, A. Roest, en N. Koot moe ten aftreden, terwijl er een vacature is. B. en W. bevelen deze personen weder aan met resp. den heer F. D. van Wijck, Mej. J. J. Schade, de hee ren J. v. Zwieten en Th. Verkleij en in de vacature Mevr. Mondt en Mevr. Persant Snoep. Gekozen worden de heeren C. v. d. Zwet, J. W. van Leeu wen, A. Roest, N. Koot en Mevrouw Mondt. Vervolgens wordt de heer Dr. J. J. Persant Snoep benoemd tot genees heer, belast met de vaccinatie in 1929. Het suppletoir kohier hondenbelas ting wordt opgemaakt tot een bedrag van 36.50, met bepaling, dat betaling moet geschieden in 'n termijn, verval lende 29 Januari 1929. Daarna wordt aan de Wed. Groen ik eigenlijk alleen teruggekomen, om uw vergiffenis te ontvangen. U weet nu toch, dat mijn haat mij geen zegen gebracht heeft". „Vergeven moet ik u", zeide Helena zacht, „dat mijn vader uw geheele le ven verwoest, dat hij u alles ontnomen heeft? Ach, ik kan u slechts, ter wille van mijn arme moeder, vragen: ver geef zelf alles, en klaag mijn vader eenmaal niet bij God aan". Als in een droom zag Gratzer haar aan en streek met de hand over zijn voorhoofd: „U veracht me dus niet? koestert geen wrok meer tegen me; u veracht me werkelijk niet meer?" „Ge hebt voor de duisternis ge werkt", zeide ze zacht, „werk nu voor het licht". Voordat Gratzer een woord kon ant woorden, was zij verdwenen, en weder om, als in een droom, legde hij zijn hand op 't voorhoofd. Wat klopten zijn slapen! Wat bonsde zijn hart en wat was hij opgewonden 1 „Werken voor het licht!" fluisterde hij, en zijn oogen schitterden als nooit te voren. Opeens stond Stürmer naast hem, zender dat Gratzer hem opgemerkt had „Wat scheelt er aan?" vroeg Stür mer ongerust. Zoo had hij zijn vriend nog nooit gezien. Gratzer greep Stürmer's hand: Stürmer", zeide hij, naar den hemel wijzend, kijk, daar gaat de zon onder, en de nacht komt, maar voor mij is er bij zonsondergang een nieuw leven aangebroken. Ik wil niet meer ziek noch vermoeid zijn. Ik wil leven, le ven en werken voor het licht, en, ik wil niet meer in eigen lrracht werken, maar met God. „Met God voor het licht", dat moet het parool zijn van den vroegeren vagebond". NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Op zekeren dag in November, tus- schen elf en twaalf uur van den voor middag, zat Gratzer in een vriende een ontheffing verleend van den aan slag in de hondenbelasting over 1928 tot een bedrag van J 1,60, de heer T. Rijnsburger krijgt een ontheffing vai. 2,50 en de heer J. D. van 't Riet een van 3. Bij dit punt stellen B. en W. voor, aan den gemeentewerkman een grati ficatie toe te kennen van 25 en aan een tijdelijk onderwijzer aan de open bare lagere school ongeveer 25. Met algemeene st. aangenomen. Vervolgens worden eenige wijzigin gen aangebracht in de begrooting van 1928 en het betrekkelijk besluit, mo del D vastgesteld. Vervolgens stellen B. en W. voor een oude, niet meer in gebruik zijnde handbrandspuit in bruikleen te geven aan de IJsclub Leiderdorp-Zoeter- woude. Met. alg st. wordt hiertoe be sloten. Bij de rondvraag informeert de heer Vervark, of bij het Van Leeuwen park nog een nachtlantaarn zal wor den geplaatst. De Voorz. zegt, dat B. en W. ge meend hebben, geen verdere nacht- lantaams meer te moeten plaatsen. Voorts vraagt dezelfde persoon, of het niet mogelijk is, dat de nachtlan taarns in den morgen nog iets langer kunnen blijven branden, b.v. tot een half uur voor zonsopgang. Hiertegen bestaat geen bezwaar en de Voorzitter zal daartoe opdracht geven. De heer G r o e n e n d ij k bespreekt de wenschelijkheid, om voor de Dorp straat een rooilijn vast te stellen. De Voorz. zegt toe, dat B. en W. daar aandacht aan zullen schenken. De heer Klaver zegt, dat de be strating bij de Bruggestraat wat lang is opgebroken geweest; hij vindt dit ongewenscht. De Voorz. wenscht de heeren bij de aanstaande wisseling des jaars een gezegend uiteinde en een gelukkig be gin. DE INVLOED VAN DE MOEDER. De meeste menschen zijn, wat hun moeder van hen gemaakt heeft. De vader is het grootste gedeelte van den dag van huis, en heeft niet half zooveel invloed op de kinderen, als de moeder. Een moeder heeft daar om een zeer groote verantwoordelijk heid, ook al is zij de armste van het land. Want of haar jongens of meis jes als goede of kwade menschen zul len opgroeien, hangt meest van haar af. De tuin zegt ons wie en wat de tuin man is, en zoo zegt het gezin ons, wie en wat de moeder is. Samuels moeder maakte jaarlijks 'n kleinen rok voor haar zoon, maar voor dien tijd had zij vrij wat meer voor hem gedaan. Samuel zou geen Samu el geweest zijn, ware Hanna geen Hanna geweest. Wij zullen geen bete re mannen zien, voor de moeders be tere moeders zijn geworden. Wij moeten Sara's en Rebekka's hebben, voor wij de Izaaks en Jacobs zullen zien. O zeker, genade is geen erfgoed, maar wij zien toch in den re gel, dat de Timotheussen godvruchti ge moeders hebben gehad. Wie meent, dat het gemakkelijk wertt is een gezin te besturen, heeft zeker nooit een eigen gezin gehad. Een moeder, die haar kinderen goed zal opvoeden, dient wijzer te zijn dan Salomo, wiens zoon opgroeide tot een dwaas. Sommige kinderen zijn van hun ge boorte af halsstarrig. Gij moogt met hen doen, wat gij wilt, zii worden niet anders of beter. Zulke gevallen dienen om ouders meer tot den Heere te drijven, want Hij alleen kan den Moriaan wit was- lijke kamer van de Invalidenstraat te Berlijn voor zijn schrijftafel. Sneller, steeds sneller vloog de pen over het papier; Gratzer keek niet van zijn werk op. De deur werd geopend en Stürmer trad binnen. Hij had een groote bou quet in de hand en zag zijn vriend zoo liefdevol en teeder aan als een moeder haar kind. Hij wilde niet storen, maar zijn tegenwoordigheid toch bekend maken, en verschoof zachtjes een stoel. „Stürmer, ben jij het?" vroeg Grat zer, zonder echter op te kijken; „ik ben dadelijk klaar, als je wat van me hebben wilt". „Of ik wat wil" antwoordde Stürmer lachend. „Je vergeet zeker, dat van daag Gratzer keek op, en het bouquet ziende, sprong hij van zijn stoel op. Hij sloeg zijn hand tegen 't voorhoofd: „De verjaardag van mevrouw Frank! Stür mer, je hebt me weer eens gered. Gis terenavond dacht ik er nog aan, en vanmorgen was ik 't geheel en al ver geten. Wat zou Lily wel zeggen als ze dat wist!" „Je kan toch met al je werk niet aan alles denken", zei Stürmer veront- sihulschuldigend. „Ik zou je niet ge stoord hebben, als ik niet wist, dat je liever naar beneden gaat, voordat de andere bezoekers komen. Lily kwam al vragen of je gauw komt; ze had al een stukje taart voor je klaar gezet". „Ik kom dadelijk", zei Gratzer. Hij, die voor Stürmer stond, was niet langer de vermoeide, zieke man, die niets meer van 't leven verwachtte en naar den dood verlangde. Door den blauw-zwarten baard en het even don kere haar, scheen Gratzer's gelaats kleur altijd bleek, maar toch kon men zijn gezicht frisch noemen. Men kon het hem aanzien, dat hij geestelijk werk verrichtte, men las het in de schitterende oogen, maar tevens zag men, dat het geen werk was, het welk het hart opwindt en de polsen koortsachtig doet jagen, maar een ar beid, welke innerlijke bevrediging en schen. Laat ons dan op onze hoede zijn en God bidden, dot Hij het werk voor ons vol make. Kinderen van veel gebeden zingen Gods lof als zij opgroeien; en moeders die voor God geweend hebben over haar zonen, zullen later het nieuwe lied met hen zingen. SPURGEON. De oude grijze toren en de oude wijze, beuk. De oude grijze toren sprak tot den ouden wijzen beuk, die met zijn kruin tegen hem aanleunde en met zijn tak ken, als de wind ze bewoog, zacht- kens liefkoozend langs de verweerde steenen streek. De oude grijze toren had de wenk brauwen gefronst en zijn strak en .ef fen gezicht in een zeer ernstige plooi getrokken. De oude, wijze beuk met zijn be weeglijk gezicht keek óók ernstig, maar niet zoo, of men merkte, dat het maar voor deze gelegenheid was. „Bammm!" zei de oude grijze to ren met nadruk en een langen na galm. Dat beduide zooveel als de inleiding tot het gesprek, dat hij wilde gaan voeren en tegelijk, dat het half twaalf was, want torens kunnen alleen be ginnen te spreken op heele en halve uren. De oude wijze beuk ontwaakte uit een lichte sluimering en zijn takken kraakten, ten teeken, dat hij geheel wakker was. „Zei je wat?" vroeg hij en hij streek met zijn takken een sneeuwbal weg, die de jolige dorpsjeugd oneer biedig tegen den toren had geworpen. Toen ving de oude grijze toren aan te spreken met zijn donkere stem. „Oude Sijmen is dood, ik heb hem niet ter kerke zien gaan van avond. Verleden jaar kwam hij nog aangestrompeld, leunend op zijn stok, maar nu is hij dood". „Hij is dood", murmelde de oude wijze beuk. „Mooi Liesbeth is dood", klonk verder de donkere stem, „ik heb haar niet ter kerke zien gaan. Verleden jaar kwam ze, blozend van gezondheid aan den arm van haar man, en nu is ze dood. „Ze is dood", murmelde de oude wijze beuk. „Jan Schoener is dood", bromde de oude toen; ik zag hem niet komen met zijn vriendjes van avond, die rakker. Verleden jaar was hij nog met den klokluider om aan mijn tou wen te hangen, toen ik het middag uur verkondide en nu is hij dood". „Hij is dood", murmelde de oude beuk, en het was hem aan te zien, dat hij onder den indruk kwam. Hij zei het zoo zacht, dat zijn takken bij na niet kraakten. „Er zijn nog vele dooden, waar voor mijn klokken geluid hebben, toen ze werden ter ruste gelegd, zeide de oude grijze toren, maar hij merkte wel, dat de oude wijze benk te aan gedaan was om te antwoorden en daarom zweeg hij maar en zoo, tegen elkander geleund, verzonken ze in droef gepeins over de kortstondiffheid van het aardsche leven. Maar plotseline- werden ze weer op merkzaam, want over de Kerkweg kwam een eenzame man. recht op den ouden, grijzen toren aan. Dat was omtrent dit uur nog nooit gebeurd. De oude wiize beuk stond dadeliik recht van onmerkzaamheid en de oude PTii^e torpri bed dp oo^pn schuin rust schenkt en de ziel zich steeds hoo ger doet verheffen. Meer dan een jaar was er voorbij gegaan, sedert Gratzer in Waltersdorp voor Helena Hartmann stond en be loofde een ander leven te zullen leiden en ander werk te zullen zoeken. Hij had Helena dien avond niet meer ge zien, maar had gewacht tot Elwitz van zijn rit terugkwam en was met hem naar zijn kamer gegaan. „Wat is er met u gebeurd, Gratzer?" had Elwitz gevraagd, ,,'t is alsof ge to taal veranderd zijt". Gratzer had de hand van zijn vriend gegrepen en hem in een Vloed van woorden verteld wat er tusschen hem en Helena Hartmann voorgevallen was. „Nu is de laatste last, die mij c;rukte, van mij afgenomen", besloot hij, „en nu, niettegenstaande alles wat achter mij licht, wil ik een nieuw le ven beginnen, ja, een geheel nieuwe le ven, en niet waar, u gelooft het ook, de Heere God daarboven, zal den vage bond, die zich geheel aan Hem over geeft, niet in den steek laten?" In de oogen van Elwitz stonden tra nen. Als een broeder omarmde hij Gratzer, met de woorden: „God zal met u zijn!" Niet lang had Gratzer het meer in Waltersdorp uit kunnen houden. Elke blik, die Helena op hem sloeg, scheen hem toe te roepen: „Werk, werk voor het licht". Het was alsof de Heere hem deze blauwe oogen tot leidsterren op zijn weg gezonden had; hun blik had hem getroffen toen hij donkere wegen bewandelde, en zij hadden hem terug gehouden. En thans dreven zij hem voort op een anderen weg. Toen er een half jaar verstreken was, had Gratzer een positie veroverd en een arbeidsveld verkregen, die Frank en zijn vrouw dikwijls het hoofd deden schudden en zeiden: „Die man heeft een reuzenkracht, Goddank, dat hij zijn Heere en Heiland weerge vonden heeft en zijn kracht ten dien ste van een goed doel gebruikt". naar beneden gericht, wat aan zijn waardigheid wel wat te kort. deed. Een witte straal maanlicht brak plotseling door de wolken en stortte zich over de omgeving uit. Bij het hek voor de pastorie stond de eenzame man stil alsof hij aarzel de verder te gaan. Ik ken hem, bromde de toren. Het is de zoon van den dominé, die zijn; vader verlaten heeft, toen hij nog jongt was. Daarom is de oude zoo grijs ge worden". „Ik ken hem ook", kraakte de beuk., Vroeger klom hij dikwijls in mijn tak-; ken en dan zong hij vroolijke liedjes. Ja, ik ken hem, de ondeugd. Is hij te rug gekomen?" Hij schudde het hoofd, de oude wij ze beuk. Het was of de man bij het hek hoor.| de het gesprek van die twee oude ver.; trouwden. Hij kwam naar den toren en leunde! tegen de verweerde steenen. Hij streel-1 de de steenen als iets liefs, dat men in: heel lang niet gezien heeft. „Oude, beste grijze toren", zei lüi. „Hier ben ik weer terug en nu ga ik naar mijn vader. Hij zal zoo verdrie- j tig zijn. Ik ben de verloren zoon, oude grijze toren. Ik zal tot mijn vader gaan en zeggen: „Vader, ik heb ge zondigd tegen den hemel en voor U en ben niet waardig Uw zoon ge naamd te worden. Zoo sprak de eenzame man en al maar door streelde hij de steenen met zijn hand, die hard was van het zwa re werk in den vreemde verricht en hij keek op naar de suits, die overgo- ten was met maanlicht. „God woont daar boven de sterren" zeide hij, „en Hij ziet dat ik terugge keerd hén. Ik heb vrede gevonden met Hem, Die daar woont boven de sterren en Hij heeft gezegd, dat ik naar mijn vader moet gaan op dezen dag, nu al le menschen een nieuwe bladzijde opi nen van hun levensboek. Het eerste wat ik daarop zal schtii ven, zal zijn: „Mijn vader heeft m vergeven het leed dat ik hem aai deed. Dat zal een mooi begin zijl oude grijze toren. Zoo sprak verder de eenzame ma of zei hij het riet. en heeft hij het a leen maar gedacht? Maar toch. zoo verstouden het d oude. grijze toren en de oude wijz beuk. De oude grijze toren had toestem t mend willen knikken, maar toren kunnen dat niet en daarom glimlach te hij slechts tevreden en bedacht zaam. De oude, wijze beuk daarentegen schudde energiek zijn krakende bol zoodat er sneeuw van de takken viei op den grond. Hij was eigenlijk wel een beetje Ja- loersch op den toren, omdat aan hemi de eenzame man niet scheen te deoA ken; maar toen kwam de man langs hem heen en streelde zijn stam. Daarom was hii tevreden en w glimlachten tegen elkaar, wijs en stil toen ze hem zagen gaan weer terug naar het hek, dat hij opende nu. Daar stond hij, een zwarte figuiü op de maanlichte stoep, te wachter tot de deur zou opengaan, nadat hl gescheld had. Doodstil wachtten de oude grijze to ren en de oude wijze beuk, op wa! nu gebeuren ging. Wijd ging de deur open. Op he witte hoofd van den pastor straal» het ganglicht. Toen brak een juichkreet de stilte „Mijn jongen!" en dadelijk daaro; klo-nk zwaar en met nadruk de eersh, slag van de twaalf. „Bammm". D. VANDERES. Zoo ging do eene maand na de an dere voorhij. Binnenkort zou Gratze mede-redacteur worden van een groo te courant en van alle zijden werd hen verzocht een pennevrucht te willen lot veren. In het voorjaar ging Gratzer naa Waltersdorp, waar hij met een juich kreet door allen werd ontvangen, j Toen ze des middags samen in o kastanjelaan liepen heeft hij Helen gevraagd zijn vrouw te worden. Helena leunde haar hoofd tegen zij schouder en antwoordde zacht: „Ja i wil je toebehooren, met innige liefde en 't volste vertrouwen". Dat was een heerlijke Meidag, di ten einde liep. Sedert jaren waren zeker niet zooveel schitterende oogf in Waltersdorp te zien geweest als dezen dag. Toen de avond over sl en tuin daalde, en alles rustte van d< dagelijkschen arbeid, ging Gratz met Helena dwars over de binne plaats naar de voordeur. Daar stot hij stil. Helena legde haar hoofd tegf zijn schouder en keek naar den prac tigen sterrenhemel. „Helena", zeide Gratzer opeens, zijn stem beefde, ongeveer negen jai geleden stond ik hier als bedelaar, ff een vloek op de lippen. Thans sta j hier als een schatrijke man en niet anders zeggen dan: „Mijn God, dank U". Helena", voer hij aangeda^ vcort, toen zij zijn hand zachtjes dru te, „had ik maar duizend handen, o: evenveel handen te kunnen grijp* kon ik 't maar honderdduizenden to roepen: „Godsvrucht is de eenii grond, waarop het leven van dj mensch gebouwd moet worden. Gou vrucht en arbeid zijn het eenige heer fundament voor staat en familie, vo ieders leven in 't bijzonder. Mocht' allen toch gelooven wat de vroer- vagebond hen zegt"* EINDE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 6