CHRISTELIJK DAC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN Belanarijksle nieuws in dit Nummer. 9de JAARGANG MAANDAG 31 DECEMBER 1928 NUMMER 263T ABONNEMENTSPRIJS L«id«n en buiten Leiden wanr agenten gevestigd zijn Per kwartaali 230 Pet week 0.19 Franco per post per kwartaal i 2.90 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden SCJÉaCê» Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Adrertentiën per regel 227» cent Ingezonden Mededeellngen dubbel tariei Bij contract belangrijke redactie r- Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden* worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents Bii «mer iiestaal ui DRIE Bladen EERSTE BLAD. MORGEN, NIEUWJAARSDAG, ZAL DE NIEUWE LEIDSCHE COURANT NIET VERSCHIJNEN. AAN DE LEZERS Met ingang van 2 Januari 1929, zal de Nieuwe Leidsche Courant een ver andering on'dergaan, die, naar wij dur ven aannemen, voor onze lezers een aanmerkelijke verbetering zal zijn. Negen jaar lang heeft ons blad thans in Leiden en omgeving, de beginselen van ons antirevolutionnaire volk, voor gestaan en verdedigd. Wie zal ontkennen, dat een groote invloed van dezen arbeid is uitgegaan? Soms was de last die ons opgelegd was, zwaar om te dragen en dat zal ieder duidelijk zijn, die bedenkt, dat reeds kort na de oprichting de econo misch moeilijke jaren voor ons land aanbraken. Maar onze arbeid is toch kennelijk gezegend en zoo kon ons blad zijn taak blijven vervullen. Altijd weer zijn wij de moeilijkheden te boven gekomen. Voor eenige maanden heeft men van de zijde van ons groot zusterblad De Rotterdammer, gevraagd, of hier door samenwerking niet meer bereikt kon worden, dan door alleen te blijven staan. Aan een dagblad worden bij den voortduur hooger eischen gesteld. Steeds sterker wordt de aandrang, dat de verzorging van de onderscheiden rubrieken op beter peil komt. Daarbij moeten ook veel meer nieuwe rubrie ken worden ingevoegd. Uitgesloten is bet, dat de Nieuwe Leidsche Courant aan dit alles zou kunnen voldoen, als het puur op eigen krachten bleef aan gewezen. En daarom werd, met het oog op de toekomst, besloten de ex ploitatie over te doen aan De Rotter dammer. Beide partijen worden daar mede gediend. Natuurlijk zal de verzorging van al les wat speciaal Leiden en omstreken betreft, niet alleen op dezelfde cons ciëntieuze wijze geschieden als tot op heden, maar ook hierin zal nog een sterke verbetering worden gebracht. Hoewel wij niet ontkennen willen, dat het ons aanvankelijk eenige zelf overwinning heeft gekost aan deze op lossing mee te werken, zijn wij gaande weg tot de overtuiging gekomen, dat ons aller zaak op deze wijze het best kan worden gediend. Ook de overweging, dat per slot van rekening de Nieuwe Leidsche Courant zooals die tot heden werd uitgegeven, al te veel vereischte van de draag kracht van een kleine groep onzer mannen, heeft bij de bepaling van deze houding gewicht in de schaal gelegd. Wij spreken de hoop en de verwach ting uit, dat de tot stand gebrachte wijziging, ook onze lezers zal bevredi gen en dat ons blad in de nieuwe aera welke thans aanvangt, een goede toe komst moge tegemoetgaan. Wat deze toekomst, journalistiek be zien, in haar schoot bergt, zal, voor een gedeelte althans, in een volgend nummer u worden duidelijk gemaakt. Moge ons heerlijk beginsel nog krachtiger en met beter middelen dan in 't verleden het geval was, door de Nieuwe Leidsche Courant worden ge diend, ter eere Gods en tot steun van het volk, waarmee wij ons door hechte banden verbonden gevoelen. DE COMMISSARISSEN VAN DE NIEUWE LEIDSCHE COURANT. Leiden, 31 December 1928. Als een pijl, die vliegt. Onze oud-Nederlandsche Zanger-Slaats- .nan Jacob Cats zong eens op hei Oude jaar: Ons leven is gelijk een pijl, Het duurt alleen een korte wijl; Al wie 'er in de wereld leeft, Die komt als door de lucht gezweefd, En van hem blijft geen teeken slaan Waarheen zijn leven is gegaan. De mensch en is nauw in het graf, En straks, geen mensch en weet er af. Een ander treedt, daar hij eens trad, Een ander zit, daar hij eens zat; Zijn gansche naam wordt uitgewiseht, En hij en wordt niet eens gemist. Mijn ziel, wat ik u bidden magl Let toch op uwen korten dag; Let hoe dit leven henenvliegt, En hoe de wereld ons bedriegt; Opdat, wanneer het aardsche dal U niet meer zien of kennen zal, Gij dan bij God moogt zijn bekend; Daar is een Wezen zonder end. Wel zeer bijzonder op den laatsten dag van het jaar worden wij bepaald bij ons snelle leven. Gelijk een pijl die vliegt. Is niet het jaar dat achter ons ligt in onze heugenis slechts een enkele week gelijk? Zoo vlogen wij mede. Nu leven wij nog. Onze familie, onze vrienden, kennen ons. Maar daarnaast ook een grootere kring van kennissen. Sommigen kennen wij bij name, anderen van aangezicht. Zij kennen ons, doch dat kennen is slechts ten deele. Straks als wij er niet meer zijn, missen al die kennissen ons nauwelijks. Zoo zij ons al missen, spoedig is de heugenis van ons bestaan Inderdaad gelijk een pijl die vliegt, dien men, nadat hij afgeschoten is, niet terug kan vinden en dan, om zijn geringe waar de, maar laat liggen en hem vergeet. Maar dan komt tot ons de roepstem dat wij onze dagen dan toch minstens bij jaren tellen. De oudejaarsavond plaatst ons voor Gods aangezicht. Leer ons alzoo onze dagen tellen dat wij een wij hart bekomen, zoo lezen wij Mozes heeft den herdersstaf gedragen, heeft geregeerd als een Koning, was pro feet, maar heeft ook de lier bespeeld. Voordat hij Nébo's hoogte beklimt zien wij hem staan aan den rand van het ge bergte. Daar weidt zijn oog over de woes tijn waarin de slingerpaden van Israëls veertigjarigen tocht zijn getrokken. 't Is stil in Israëls tenten, gelijk de boschstilte, wanneer de vogelen naast el kaar neerduiken in het verborgen groen en slapen. Tegen het zachte rood van den avondhemel lijkt Mozes' donker-reuzige gestalte, in den langen, helrooden man tel, het leeuwenhoofd geheven en de grijze haren wapperend op de tochtjes van den woestijnwind, een schier bovenaardsche verschijning. De zon gaat zinken op dei trillenden licht-einder en werpt toover- schijnselen uit, overal heen. Als een ont zaglijke waaier van brandend en schar laken goud stralen de glanzen tezaam; fonkelingen van violet en spatselen van azuur glijden over de zandzeebaren. Mozes mijmert en tuurt. Overal ver rijzen voor zijn blik in dien mateloozen, onbewogen oceaan kleine zandheuveltjes, waaronder bijna heel 't geslacht, dat uit Egypte was getogen, de rust des doods gevonden heeft. En de woestijnwind zingt daarover zijn toonloozen doodenzang: „Stof zijt gij, en tot stof zult gij weder- keeren". Do woestijntocht is een dooden- gang geworden. De huilende wildernis heeft de levenden gedood en de levenloo- zen geborgen in haar schoot. Mozes staat nog als een ongebrokene in zijn kracht, maar hij weet, dat zijn uur weldra zal slaan. En als hij dan terug ziet, de 40 jaar van zijn verblijf in Egypte, de 40 jaar in Midians steppen, de 40 jaar der omzwerving overschouwt, als hij neer- tuurt op de graven der mannen en vrou wen, die zijn hand uit Egypte heeft ge leid, dan vloeit 't hem van de lippen: „Wij brengen onze jaren door als een ge dachte". Maar dan moet hem ook de bede uit het hart: „Leer ons alzoo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen". Als Mozes dan van die woestijn de oogen afwend en zijn geliefde volk aan ziet, dan peinst hij over hun lot. Wat zal er worden van dat wederspannig geslacht? O, die vele en groote zonden der woestijn! Mozes gedenkt al die dooden in die tal- looze grafheuvels daar aan zijn voet. De meesten heeft hij gekend. Van sommigen heeft hij goede hope, over anderen moet hij zwijgen. En als hij vooruit ziet, den nieuwen wegzie, daar beneden wordt opnieuw een gestorvene uitgedragen. Het is benauwend. „Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij menschenkinderenGij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgen stond zijn zij gelijk het gras, dat veran dert; in den morgenstond bloeit het, en net verandert, des avonrls wordt het afge sneden, en het verdort. Want wij vergaan door uwen toorn; en door uwe grimmig heid worden wij verschrikt. Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Üws aanschijns. Want al onze dagen gaan henen door uwe ver bolgenheid; wij brengen onze jaren door als eene gedachte" O, zoo Gód er niet ware! God, de Eeuwige, de Onveranderlijke, de Getrouwe en Barmhartige, de Yerbonds Gods, de Toevlucht en de Uitkomst in de benauwing yan dit leven. God, die blijft, bij al wat heengaat; die van geslacht tot geslacht de armen uit breidt, opdat men bij Hem troost en zalig heid vinde in leven en sterven. En dAdrheen vlucht dan Mozes. Hij wendt zich van Israëls gravenrij af, en valt in de armen van zijn God. „Heere! Gij zijt ons geweest een toevlucht van ge slacht tot geslacht". Zoo wordt de avondstond van Mozes' leven een zekerheid en een vol vertrou wen dat alles wat achter ligt toch in Gods raad ten goede zal komen. Een toe vlucht van geslacht tot geslacht. Niet voor Mozes alleen, niet voor de nu levende Israëlieten alleen, maar van geslacht tot geslacht. Dat is de zekerheid in den hoogsten zin des woords. Zekerheid niet van cispa liefde en ge loof. f Maar zekerheid van uhviefde Gods. Zekerheid van Zijn heil in onzen Zalig maker. Zekerheid van Zijn onwankelbare ge nade. Zekerheid van Zijn onbedriegelijke trouw. Die zekerheid hebben wij ook noodig. Die hebben wij noodig voor ons zelf. Die hebben wij noodig voor onze gezin nen. Die hebben wij ook noodig als partij. Het: „Heere! Gij zijt ons geweest een toe vlucht van geslacht tot geslacht", moet ook van onze lippen ruischen. Wij moe ten tot dien lof en aanbidding ook komen in ons partijleven. Die zekerheid moet ons uitgangspunt zijn. Dan zullen heden en toekomst niet in staal z'jn die zekerheid te breken, want God Cl ijlt dezelfde. Noch in de diepte waar de slrijd fel brandt, noch op de hoogte waar de overwinning wordt gevierd, laat God los. De vastheid der ziel moet onze levens vastheid zijn, omdat God er in woont. Als dat zoo is, dan zetten wij ook in blijde Rust en stil vertrouwen onzen voet op het nieuwe pad. Bij alle onzekerheid van de toekomst, waarin ons pad voert, roemen wij toch in die vastheid. Wij vangen dan ook het nieuwe jaar aan met den blijden jubel: Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven; niets maakt mijn ziel vervaard. Laat thans na dit laatste woord, nog één laatster mogen klinken. Aan net einde van het jaar is tevens hot einde gekomen van den arbeid der hoofdredactie. De verandering waarvan Commissaris sen gewagen maakt het noodig dat ande ren voortaan op deze plaats hun penne- vruchten plaatsen. Van het redactie-per soneel blijft alleen de jongste redacteur- verslaggever, te Leiden werkzaam. Zoo is er een tijd van komen en gaan. Zooals elk heengaan iets weemoedigs heeft, is het ook hier. Het scheiden valt niet licht. Maar daarover willen wij niet spreken. Het gaat niet om de personen, het gaat om de zaak. Die zaak is ook door schrij ver dezes met volle overtuiging gediend. In September 1926 is plechtig beloofd de Antirevolutionaire beginselen te zullen dienen. Te zullen dienen op de tot toen gevolgde wijze. Naar de vervulling van die belofte is 28 maanden gestreefd. Gestreefd met zwakke kracht en met gebrek, maar dan toch met ernst. Zij het zondige door God vergeven en mogen ook de lezers het verkeerde vergeven en ver geten. Een woord van oprechten dank aan al len waarbij wij geen enkelen naam noemen om niemand te vergeten die steun en bemoediging zoo menigmaal ga ven. Vooral de eerste maanden was die steun dubbel welkom. Een woord van dank ook voor do critiek. Die critiek is al dien tijd nooit anders dan welwillend geweest. Nimmer werd on3 oor getroffen door een smartelijke, snijdende klank. Dat wordt dankbaar gewaardeerd. Zou de arbeid vrucht hebben gedragen? Voor ons is dat verborgen. Maar dat verborgene is bij God bekend. Wij geven het in Zijn handen. De arbeid van onze Nieuwe Leidsche worde door God ook verder rijkelijk ge zegend. Moge de tijd van het bedrukt met tranen zaaien, ntï voortaan plaats maken voor een opgewekte juichtoon achter ploeg en eg. Moge een volle, rijke oogst van garf na garf in de nieuwe grootere schuur worden binnen gedragen. STADSNIEUWS. EEN 4C JARIQ JUBILEUM. Morgen, 1 Januari, zal het 40 jaar geleden zijn, dat de bekende boek- en steendrukkerij van de fa. EduarJ Ydo aan de Hooglandsehe Iverkgracht al hier, werd opgericht. In dien tijd heeft deze zaak zich een zeer goeden naam verworven, niet al leen in onze stad, maar ook daar bui ten, wat ook voor een niet gering ger deelte te danken is aan den tegen- woordigen firmant, den heer J. W. Ydo Ezn. Het spreekt vanzelf, dat deze ge denkwaardige dag dankbaar gevierd zal worden, maar hierop komen we nog wel nader terug. HET INTERN. CONGRES VOOR TROPISCHE GENEESKUNDE. Prof. Dr. J. van der Hoeve en Prof. P. C. Flu, die als vertegenwoordigers der Nederlandsche regeering geduren de een viertiental dagen het interna tionaal congres voor tropische genees kunde te Kaïro hebben bijgewoond, zijn Zaterdag in Leiden terug gekeerd. DAMMEN. Competitie-wedstrij d. De gehouden wedstrijd tusschen de Chr. Leidsche Damvereeniging en Lis se, „Gezellig Samenzijn", had tot uit slag. v. d. Boschv. d. Loo Z—0 OptendreesGasselaar 02 G. v. Zwietende Jeu 02 Molenaar—v. d. Poel 02 de Graafde Jeu 02 v. Zwieten Jr.Langeraar 02 Meinemav. d. Poel 20 Klinkenbergv. d. Reep 02 KwaadgrasWeyers 02 v. d. WijngaardPhlipse 02 Lisse won dus met 164. BURGERLIJKE STAND. Ondertrouwd: P. W. de Gooyer, jm. War en B. E. T. L. Janssens, jd. 23 jaar. C. v. d. Wiek, jm. 25 jaar en M. E. v Otten, jd. 19 jaar. N. Verhoeff, jm. 25 jaar en A. de Vogel, jd. 23 jaar. A. F. v. d. Merk- hof, jm. 27 jaar en J. J. Kikkert, jd. 33 jaar. J. A. de Leen, jm. 26 jaar en S. H. Kramers, jd. 23 jaar. G. de Wolf, gesch. 38 jaar en J. Kling, jd. 40 jaar. Zaterdag is nabij de Gevangen laan alhier een wagen, welke vol met kolen was geladen, op het wissel ge derailleerd. Hierdoor moest het ver keer van de richting Den Haag over een andere lijn worden geleid. In de Stedelijke Werkinrichting zijn opgenomen in de week van 24 tot en met 29 December, resp. volwassen personen en kinderen: Maandag 41 en 1, Dinsdag geene, Woensdag- 23, Don derdag 45 en 2, Vrijdag 41 en 1, Zater dag 40 en 1 personen. In den nacht van Zaterdag op Zondag te 12.30 uur is de 62-jarige H J. H. M. op de Maresingel komen te vallen, waarbij hij een bloedende won de aan het hoofd opliep. Hij is overgebracht naar het Acade misch ziekenhuis. Gisteravond is de 27-jarige T. G., wonende op de Geeregracht, met zijn fiets blijven steken in de tramrails op de Steenstraat. Hij kwam hierdoor te vallen en hij moest bewusteloos bij bakker S. wor den binnen gedragen. Toen hij weer bijkwam is hij naar zijn woning gebracht. Ten politiebureele is gedeponeerd een rijwiel, dat onbeheerd stond voor een perceel in de Wasstraat. Ten nadeele van J. K. is een rij wiel ontvreemd, dat onbeheerd stond voor een café aan do Lage Rijndijk. BINNENLAND. GALA-DINER TEN HOVE. Naar wij vernemen, heeft H. M. de Ko ningin het voornemen, om een gala-diner ten Paleize Noordeinde te geven bij gele genheid van het aanstaande jubileum van H.M. de Koningin-Moeder. Daartoe zullen onder anderen verschillende auto riteiten uit den lande worden uitgenoo- digd. Aan genoodigden zal de gelegenheid worden geboden aan H.M. de Koningin- Moeder hun gelukwenschen aan te bie den. DIJKDOORBRAAK. Zaterdagnacht heeft wederom een dijk doorbraak bij de Bolksbeek in de omge ving van Nettelhorst, dezelfde plaats, waar onlangs ook een doorbraak ge schiedde, plaats gehad. Om het doorge slagen gat te dichten, was een ringdijk gelegd, doch deze was niet niet bij mach te weerstand te bieden tegen den hoogen waterdruk. Een streek van circa 500 H.A. die juist eenige weken van water was bevrijd, loopt nu weer onder water. De toestand is echter niet zorgwekkend. Binnenland. Het Kerstvliegtnlg Is te Batavia aange komen. Vandaag spreekt Dr. de Visser namens de regeering door de radio met Indië.^" Gen. Snijders uit Indië terng. Buitenland. Poincaré zal nog niet altreden, doch de uitspraak der Kamer afwachten. De toestand van Koning George is on- gewijzigd. Ernstige vechtpartij te Berlijn. Felle scheepsbrand te Marseille. Een der opstandige stammen in Afgha nistan heelt zich onderworpen. Nieuw bankschandaal in Frankrijk. Wolvenplaag in Polen. KLERK-WACHTGELDER BIJ DE SPOORWEGEN. Bij de Spoorwegen zijn zoo langzamer hand de wachtgelders weer door het be drijf opgenomen en bijna allen hebben weer een vaste plaats gekregen, zij het ook niet hun oude plaats. Echter waren tot nog toe steeds een dertigtal op wacht geld gestelde klerken buiten het dienst verband, wijl zij wat lichamelijke gesteld heid betreft (gezichtsvermogen) niet ge schikt waren voor den stationsdienst. Deze kwestie is door den Personeelraad aanhangig gemaakt bij de Directie. Na een bespreking daarover tusschen Perso neelraad en Directie heeft laatstgenoem de zich bereid verklaard om deze klerken in den administratieven dienst op de sta tions te plaatsen ter voorziening in de vacatures van vrouwelijke klerken, die ook geen verderen stationsdienst doem Zij komen dan echter slechts voor be vordering tot commies in aanmerking, zoodra er een vacature bestaat. Hiervoor is vereischt een aantal van zes dienstja ren als klerk. Als zoodanig worden dan berekend de jaren die deze ex-klerken voor hunne op- wachtgeldstelling als zoodanig doorbrach ten en de jaren die zij nu in een vacature van vrouwelijke klerk zullen doorbren gen. VEILIGHEIDSWET. Door „Patrimonium" is tot den Minis ter van Arbeid, Handel en Nijverheid het volgende adres gericht: Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekenden, als Voor zitter en Secretaris van het Nederlandsch Werklied en-Verbond „Patrimonium" en ten deze domicilie kiezende Prinsengracht 415, Amsterdam (O.) dat zij met belangstelling kennis rmmpn van het Voorontwerp van Wet, houdende bepalingen tot beveiliging van den arbeid in het algemeen en bij het verbleven in fabrieken en werkplaatsen in het bijzon der; dat zij de uitbreiding van de bestaande Veiligheidswet, als in dit voorontwerp be doeld, in alle opzichten toejuichen en dankbaar zijn, dat deze arbeid door Uwe Excellentie is ter hand genomen; dat zij echter met eenige verwondering en niet zonder leedwezen in de Memorie van Toelichting op pagina 4 onder parar graaf 7 hebben gelezen, dat eenige meer dere uitbreiding van de Veiligheidswet, n.l. het vervallen van de grens van 5 per sonen voor alle werkplaatsen achterwege blijven moet, „wijl de middelen zouden ontbreken, om de handhaving der wet op dit punt ook maar eenigermate te waar borgen"; dat in de Memorie van Antwoord t.a.p. wordt gewezen, op de begrensdheid van de capaciteit der Arbeidsinspectie, die een beletsel vormt, om vele andere nuttige be palingen in te voeren, o.a. in zake den werktijd in nog niet aan zoodanige rege ling onderworpen bedrijven; dat ook in het jongste Centraal Verslag der Arbeidsinspectie over 1927 wordt ge klaagd over het tekort aan personeel, waardoor niet alleen bet verder in wer king treden van de Arbeidswet 1919 ver traagd wordt, maar ook een gevoel van onbevredigdheid ontstaat over de uitwer king der reeds van kracht zijnde voor schriften, niet alleen betreffende den arbeidstijd, doch ook die welke voorkoming van ongeval en ziekte beoogen; dat de sobere mededeellngen van leed en ongeval, op schier elke bladzijde van genoemd verslag te vinden, reeds dringen moeten tot versterking van dit zoo nuttig instituut, opdat veel kwaad worde gekeerd en veel leed voorkomen"; dat deze uitbreiding naar hunne mee ning niet wachten mag tot allerlei nieuwe maatregelen genomen worden, wijl van de controle daarop eenvoudig zoo goed als niets terecht komen kan, doch dat reeds nu, ook met het oog op de bestaande be palingen en de doorgaande intensiteit van den arbeid moet ter hand genomen in het belang van arbeiders en ondernemersy

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 1