NIEUWE LEIDSCHE COURANT van WOENSDAG 5 DEC. 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE STRAFFEN IN HET WETBOEK VAN CHAMMOERAPI. Om de verhouding tusschen de Mo zaïsche wetgeving en die van Cham- moerapi na te gaan, en de vragen te beantwoorden, of en in hoeverrehier sprake kan zijn van afhankelijkheid of verwantschap, is het allereerst noo- dig, dat we hier iets mededeelen over de straffen, die in het wetboek van Chammoerapi op overtredingen ge steld zijn. Straf is, naar de definitie van den overleden hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, Mr. W. Zevenbergen: ver gelding (van Staatswege) der schuld. Hieruit volgt, dat naar de mate van de schuld dient te worden vergolden. Of een codex al dan niet op een hoog zedelijk peil staat, hangt af van de vraag, in hoeverre er daarin een zuivere verhouding bestaat tusschen schuld en staf en alzoo de vergeldings gedachte tot haar recht komt. Natuurlijk is deze zaak niet zoo eenvoudig als zij op het eerste gezicht lijkt; er moet bij de bepaling der straf en ook bij de waardeering eener wet geving rekening gehouden worden met de toerekenbaarheid en ook met de maatschappelijke verhoudingen, die heerschen in het land, waarvoor de codex geldt; voorts ook met den graad van ontwikkeling der volks consciëntie en van het rechtsbewust zijn. Het is een bekend spreekwoord: „Quid leges sine moribus?" d.w.z. Wat baten de wetten, als de zeden niet ver beteren? Een codex is in zekeren zin de neer slag van de rechtsverhoudingen, die vóór de codificatie reeds bestonden, gelijk ook uit het wetboek van Cham moerapi duidelijk blijkt, dat deze de verschillende wetsbepalingen niet ge maakt, doch verzameld heeft. „Het recht gaat uit van de werkelijkheid des levens", zegt de Savigny, en dit geldt temeer van een wetboek, dat niet als b.v. ons wetboek van straf recht, is, ontworpen door een wijsgee- rig. aangelegd minister van Justitie, gewezen hoogleeraar. Dit verklaart de bonte verscheiden heid der wetsbepalingen in den codex van Chammoerapi. De eerste indruk, dien men ont vangt bij de kennisname van Cham- moerapi's wetboek, is, dat we hier met Draconische wetten te doen hebben. Op talrijke overtredingen staat de doodstraf. Voortdurend lezen we als een tel kens terugkeerencl refrein: Awê- loem soe iddak, „die man zal sterven". Deze doodstraf wordt op allerlei wij zen, soms ook verscherpt, tot uitvoe ring gebracht: verbranden, verdrin ken, aan den paal steken, zelfs dooden en op de plaats zelf begraven. V Dit laatste b.v. in het volgende ge val: als iemand in een huis een gat graaft om in te breken, moet hij vóór dat gat gedood en daarin begraven worden. Andere straffen, die aan den lijve toegepast werden, zijn: de tong af snijden, het oog uitrukken, de borst afsnijden, het oor afsnijden van een slaaf, de handen afhouwen, in het openbaar, geeselen (60 slagen met een geesel uit ossenhuid vervaardigd). Het lijken ons, moderne menschen, die zoo buitengewoon humaan zijn geworden, dat we zelfs voor de be drijvers van de schandelijkste misda den als den verleden week te Rotter dam gepleegden moord niet meer overeenkomstig de Heilige Schrift de doodstraf durven vragen, wel wat erg bloeddorstige straffen. En dat zijn ze ook inderdaad. Toch moeten we hier niet al te FEUILLETON. De vreemde landlooper 8) —o— De aderen op zijn voorhoofd zwollen bij de gedachte, dat de mannen talm den en den kostelijken tijd verloren lieten gaan en dat ondertusschen het onweder naderde en dit alles door de traagheid van een arbeider. „Waar blijft Smit toch?" vroeg hij ongeduldig, toen de laatste schoven opgeladen waren en de koetsier zich gereed maakte om weg te rijden. „Zeg hem dat hij voort moet maken, als ge hen. tegenkomt!" riep hij den vertrekkend en boer toe, „we hebben geen tijd of lust om te wachten". Smit heeft vandaag weer een booze bui,mijnheer'', zeide een der arbei ders. „Hij was van morgen vroeg al aangeschoten, maar hij wilde 't niet toegeven. Hij heeft vandaag niets dan domheden gedaan. Als er maar geen ongeluk met de paarden gebeurd is". „Dat moet er nog bij komen!" brom de Gratzer, keek weer naar de lucht, dan naar den weg en zijn ongeduld werd hoe langer hoe grooter. Daar kwam eindelijk een wagen in zicht, maar zonder veel haast, en een arbeider liep dwars door 't veld om den treuzelaar tot meerdere vlugheid a ah te sporen. Gratzer had zich vandaag al é$n- lichtvaardig oordeelen, en ook deze dingen zien in het licht van hun tijd. Zoo heeft deze wètgeving een eind gemaakt aan de bloedwraak. Niet particuliere willekeur, doch de staat had de uitoefening van dit strafrecht in handen. En voorts dienen wij te bedenken, dat nog geen eeuw geleden in Enge land en Duitschland sommige vormen van diefstal nog met den dood ge straft werden. In onze inleiding wezen we er op, dat het wezen der straf is de vergel ding. Er is in het Oud-Babylonische recht een bijzonder streven, deze vergelding tot uiting te doen komen, en wel vol gens den regel van het jus tali on is 'het „oog om oog, tand om tand." Deze régel wordt vooreerst in de meest letterlijke beteekenis toegepast. Wie den „zoon eens menschen", d.w.z. den vrijen burger, letsel toebrengt, wordt op juist dezelfde wijze gestraft: oog om oog, tand om tand, been om been. Deze methode wordt evenwel nog veel strenger toegepast, en ook in meer ingewikkelde gevallen. Indien een bouwmeester een huis bouwt en dit huis 9tort in, waardoor de huiseigenaar gedood wordt, dan moet volgens art. 229 de bouwmeester sterven. Vinden echter zoon of dochter van den huiseigenaar door het neerstor tende puin den dood, dan moeten vol gens art. 230 zoon of dochter van den bouwmeester gedood worden. Hier wordt alzoo door de vergelding een verwant van den schuldige, en de ze laatste dus indirect getroffen. Merkwaardig is voorts, dat de idee van vergelding ook in dezen zin wordt toegepast, dat, wie volgens het recht handelt, wordt beloond. Wie een weggeloopen slaaf terug brengt, krijgt van den eigenaar twen sikkels zilver (ongeveer 3). Evenals den arts, wien een operatie mislukt, de hand wordt afgehouwen, zoo wordt bij operaties, die met suc ces zijn uitgevoerd, zijn loon ook bij de wet bepaald. Uit al deze bepalingen blijkt, dat aan den codex van Chammoerapi een zuivere rechtsgedachte ten grondslag ligt: de idee van vergelding. Men moge het met de wijze, waarop deze gedachte in toepassing wordt ge bracht, niet steeds eens zijn, ander zijds houde men in het oog, dat in on zen tijd de idee van straf als vergel ding juist dreigt verloren te gaan. Men gaat misdaad als een ziekte beschouwen, die genezen moet worden en tegen de gevolgen waarvan hoog stens door de georganiseerde gemeen schap enkele voorbehoedsmaatrege- len mogen genomen worden om zich te beschermen tegen hen, die „anti sociaal" handelen. Dan komt de vraag op: zijn wij in wezen nu wel zoo heel veel vercVer dan de Babyloniërs in het jaar 2000 voor Christus? KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Doorn, D. M. Ver met te Balk (Fr.). Te Beverwijk (als hulpprediker), Joh. Yzerman te Heemskerk. Te Pesse (Dr.), L. Sein- horst, cand. te Dinxperloo. Te Scheem- da, P. G. Vlieg te Grijpskerke. Aangenomen: Naar Ede, J. E. Klomp te Oldebroek. Bedankt: Voor Schelluinen ari .Neerlangbroek, D. Plantinga te Lin- schoten. GEREF. KERKEN. Drietal: Te Arnhem (vac. wijlen J. G. Kunst), J. Douma te Den Haag- Oost, H. A. Munnik te Zwolle en H. A. J. Douma te Den Haag, H. A. Munnik Wiersma te Den Dolder. Beroepen: Te Drachten, W. J. Smidt te Dwingeloo. Bedankt: Voor Anna Jacobapol- der (Z.), Spijkernisse en Zandvoort. R. J. v. de Meulen, Hulpprediker te IJmuiden. maal over Smit geërgerd, thans had zijn drift het toppunt beeikt. Toen de knecht van den wagen gestegen was, schudde hij hem duchtig bij den arm: „Lummel, wat denk je wel? Geloof je dat we hier zijn om op je te wachten? Dronken ben je. Blijf van den wagen af en geef de teugels hier en nu een, twee, drie naar huis!" Smit was werkelijk dronken. Hij be proefde te spreken, maar zijn tong was te dik. Gratzer duwde hem op zij en spoorde de arbeiders aan zoo gauw mogelijk op te laden, daar het onwe der misschien binnen enkele minuten los zou barsten. Smit was woedend geworden en stond met de handen in de zijden voor Gratzer. „Ik ik zou me door u laten beleedigen, ik 'n eerlijke kerel? Ik zou me als een stuk vee laten behan delen door u, die op straat gelegen hebt, door een landlooper?" „Smit, ben je gek?" riep een arbei der, die aan kwam loopen en gaf den man een duw, dat hij op den grond viel. De vrouwen stonden versteld te kijken, inplaats van de rogge op te la den. Gratzer was doodsbleek en zijn zwarte oogen schenen bijna uit hun kassen te puilen. „Mijnheer, hij is dronken, hij weet niet wat hij ..egt", verontschuldigden de arbeiders. „Wat wilt ge?" stooft Gratzer op, alsof hij niet begrepen had, wat de CHR. GEREF. GEM. Bedankt: Voor 's Gravendeel, P. J. de Bruin te Veenendaal. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Zoetermeer, J. Overduin te Werkendam. GIFTEN EN LEGATEN. Biji.het bestuur van het Ned. Herv. Diaconessenhuis te Almelo kwam een gift van H. K. H. Prinses Juliana in. Te Rotterdam-Delfshaven ontving Ds. K. Schilder voor de Geref. Kerk aldaar een obligatie van 500. Naar wij vernemen is door wijlen Mevr. de Wed. Leempoell van der Brugh, geboren P. J. Visser, laatstelijk wonende te Lemmer en voor eenigen tijd aldaar overleden aan de Geref. Kerk aldaar een legaat van .1000 be sproken. Ds. J. D. DE STOPPELAAR. Op Zondag 9 December a.'s. hoopt Ds. J. D. de Stoppelaar, Ned. Herv. predikant te Vlaardingen, die op me disch. advies enkele weken' rust heeft moeten nemen, wederom een predik dienst waar te nemen, om dan gedu rende 8 weken eenmaal in de 14 dagen een dienst te vervullen. Ds. A. ROLLOOS. Het „Dordtsch Nwhl." meldt, dat de classis Dordrecht Ds. A. Rolloos, Ge ref. predikant-te Zwijndrecht, inzake het tegen hem ingediende bezwaar schrift bij kerkeraad en classis, waar van wij ook melding maakten, in het ongelijk heeft gesteld. Ds. I. J. VASSEUR. Ds. I. J. Vasseur, predikant van de Vrij Evangelische gemeente te Veen- dam, heeft met ingang van 1 Januari a.s. ontslag aangevraagd, DS. M. G .J. v. d. POLL t In den ouderdom van 55 jaar is Zon dagavond zeer onverwachts overleden Ds. J. J. v. d. Poll, Ned. Herv. predi kant te Bunnik. De overledene, die juist Zondag voor het beroep naar Maasdam-Cillaars- hoek had bedankte is 's morgens om even 10 uur op den preekstoel door een beroerte getroffen. Hij werd naar de pastorie gedragen en is daar 's avonds om 8 uur, zonder tot bewustzijn te zijn gekomen, overle den. Ds. v. a. Poll, wiens tragisch ver scheiden in zijn gemeente groote ont roering heeft gewekt, werd in 1873 geboren, en in 1899 candidaat in Fries land. 24 September van dat jaar aanvaard de hij het predikambt te Moercapelle, welke standplaats hij in 1902 met Hen drik Ido Ambacht verwisselde. In 1909 vertrok hij naar Elburg om 25 Febr. 1927 te Bunnik zijn intrede te doen. De overledene was praetor van den ring Wijk, lid van het Classicaal be stuur van Wijk en secundus-lid van 't Prov. kerkbestuur van Utrecht. De teraardebestelling van het stof felijk overschot zal heden te Bunnik piaats hebben. DS. A. J. P. BOEKE. Ds. A. J. P. Boeke, Ned. Herv. pre dikant te Schoor!, heeft zich bij na der inzicht genoopt gezien terug te komen op zijn besluit inzake de beroe ping naar Rottevalle en zal de bedie ning aldaar dus niet aanvaarden. DR. K. J. BROUWER. De Zendingsdirector, Dr. K. J. Brou wer, die van een langdurige inspectie reis in Ned. Oost-Indië is terug ge keerd, zal in verschillende plaatsen over zijn bezoek aan de Zendingsvel- den spreken. Voor aanstaanden Zondag is hij uit- genoodigd, de ochtendgodsdienstoefe ning in de Groote Kerk der Ned. Herv. Gem. te 's Gravenhage te leiden, bij welken dienst de zendingsdirector ge legenheid heeft over zijn Indische in drukken te spreken. Met dezen officieelen dienst zal zijn rondgang door ons land worden inge zet. man zeide. „Vooruit! We hebben geen tijd te verliezen. Vooruit, zoo meteen barst het onweder los!" Met een schuwen blik gingen de mensqhen weer aan 't werk. Gratzer sprak bedaard, maar er klonk iets vreemds in zijn stem, en hij zag er ge vaarlijk uit. Hij stond er bij als uit steen gehouwen, met de strakke oogen en stijf op elkaar geperste lip pen, terwijl hij met de eene hand zijn stok omknelde, alsof hij dezen in stuk ken wilde breken. Zoo bleef hij staan totdat de laatste schoof opgeladen was. „Vooruit, nu vlug naar huis!" zei de hij en wendde zich om te gaan. „Laat den kerel liggen!" riep hij, zien- dé dat de arbeiders naar Smit toegin gen. Verlegen weken zij ter zijde; geen van hen waagde het tegen te spreken. Zij vreesden hem meer dan den blik sem, die van den hemel neer kon ko men. Smit sliep vast, onbezorgd van liet gevaar dat hem van God en men schen bedreigde. De donder rommelde steeds sterker en reeds flitsten de bliksemstralen door de zwarte wol ken. Een onheilspellende stilte, zooals cr altijd aan zwaar weder voorafgaat, lag over de velden. De wagen met het koren rolde voort, en de vrouwen He pen er hard achteraan: zij wilden niet langer dan noodig was in de buurt van den somberen man blijven en evenmin de hui afwachten. Eenzaam liep Gratzer de laan af, die LEVENSBERICHT VAN Dr. J. v. d. VALK. Van de hand van Ds. M. H. A. van der Valk, te Hillegersberg, is in de levensberichten van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde verschenen het levensbericht van wijlen Dr. J. van der Valk, Enkele overdrukken heeft de schrij ver voor vrienden van Dr. Van der Valk beschikbaar, zoo men het bedrag der kosten van 0,40 op zijn giro-no. 94814 overschrijft. SCHOOLCIJFERS EN SCHOOL- GESCHIKTHEID In Paedagogische Studiën geeft Prof. Ph. Kohnstamm, als no. 4 der „Mede- deelingen van het Nutsseminarium voor Paedagogiek" een artikel over schoolcijfers en schoolgeschiktheid, naar aanleiding van een artikel in het Octobernummer van genoemd tijd schrift van de heeren Mets en Baren- dijk over de resultaten van het onder wijs in wiskunde en Duitsch in klas I en II van H. B. S. en Lycea, die ver schillen vonden in de rapportcijfersHn de verschillende provincies. Prof. Kohnstamm nu is van oordeel, dat de groote meerderheid der leera ren weldoordacht of intuïtief als maatstaf bij de beoordeeling niet zekere objectieve normen, maar het gemiddelde klassepeil toepassen. Wij verwijzen belangstellenden naar het artikel, dat laat zien, dat 't waar- deeringsvraagstuk inderdaad van groote beteekenis voor scholieren is. Hoezeer de waardeering van onder wijsresultaten van belang is, blijkt uit de opmerking van Prof. Kohnstamm, dat zijn ervaring als gecommitteerde bij de eindexamens der gymnasia hem geleerd heeft, hoe buitengewoon verschillend het peil der verschillende scholen en de beoordeeling van ver schillende leeraren is. Dat wil dus zeggen, dat een leerling die bij het eindexamen op school A onvoldoende krijgt, een voldoend cij fer zou kunnen krijgen, als hij op school B geëxamineerd zou zijn. Cijfers geven is een zeer ernstige schoolkwéstie en daarover is meer malen geschreven, onder meer ook door Dr. C. P. Gunning, rector aan 't Amsterdamsch lyceum, welke school geen cijfers geeft, maar de waardee ring van de vorderingen der leerlin gen in woorden uitdrukt, door den heer P. A. Diels, die onderwijsmannen eenzelfde werk wilde laten beoordee- len en ook door anderen, naar aan leiding van zeer uiteenloopende cij fers het eene onvoldoende, het an dere zeer goed door eenzelfden leeraar voor twee stukken werk, die volkomen gelijk waren, gegeven. Het lot van een leerling hangt te vaak van cijfers af en dat maakt de zaak van belang. KONINGIN WILHELMINASCHOOL TE JOGJAKARTA. Naar aanleiding van gebleken mis verstand door het onlangs in de Stan daard geplaatste bericht, meldt men nader, dat na het ontslag op de meest eervolle wijze verleend, aan Mej. H. J. Wellensiek, als Hoofd der Koningin Wilhelminaschool te Jogjakarta, Mej. M. Reinsma, die reeds in het langdu rig ziekteverlof van Mej. Wellensiek haar functie waarnam, als hoofd der school is opgetreden. Tot vervulling der ontstane vaca ture in het aantal onderwijzeressen werd benoemd Mej. M. J. Lips, laat stelijk onderwijzeres aan de Chr. school te Hoek van Holland. STATEN-GENERAAL. Vergadering van gisteren. TWEEDE KAMER. Interpellatie. Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.) vraagt een interpellatie aan over de hygiënische en medische verzorging aan boord van screpen, in verband met de ziektegevallen op de Insulinde. Over dit verzoek wordt vandaag be slist. Begrootlng Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Aan de orde is de begrooting voor Onderwijs/Kunsten en Wetenschap pen. naar het kasteel leidde. Hij hoorde den donder niet en zag evenmin de bliksemstralen, die als vurige slangen door de lucht flitsten. Er woedde een onweder in zijn binnenste, waardoor het bloed van het hart naar het hoofd en weer teruggedreven werd met een kracht, die hem benauwde. Het suisde in zijn ooren en het was hem als tin telden er vonken voor zijn oogen. De woorden van den knecht hadden hem als een giftige adder gestoken. De laatste twee jaren leken hem slechts enkele maanden. Hij zag zichzelf we der als een vagebond, die in lompen voor het kasteel stond, en dien men met een schop verwijderen wilde. Welk nut had hem zijn heerlijk, braaf werken gedaan? Eén oogenblik had alles bedorven. De knecht zou onmid dellijk ontslagen worden, dat wist hij; maai* wat hielp dat? Al liet geen der overige arbeiders iets bemerken, dan moest hij zich toch voor hen schamen. De achting was ondermijnd. Alles was verijdeld. Hij sloeg met zijn stok op den grond en keek toornig naar den hemel. Hij bekommerde zich, wel is waar, niet om God; hij wilde Hem niets, en alles alléén aan zijn eigen kracht te danken hebben, maar nu was hij kwaad cp dien God. Die in één oogenblik liet verwoesten, wat hij met moeite en zwaren strijd in bijna twee jaren tot stand had gebracht. Op de binnenplaats gekomen, ging Gratzer naar de schuur en bleef daar De heer ALBARDA (S.D.) zegt. dat de Minister vrijwel niets gedaan heeft om de onderwijsverslechtelingen on gedaan te maken. Hij herinnert aan den toenemenden invloed der arbei dersklasse en acht het onverantwoor delijk, haar de ontwikkeling te ont houden, die zij noodig heeft. Spreker dringt voorts aan op bevordering van het onderwijs in de Friesche taal in Friesland en op de instelling van een commissie ter zake. Mej. WE STER MAN (V.B.) juicht de voorzichtigheid van den Minister toe ten aanzien van het nijverheidsonder wijs. Zij vestigt de aandacht op de aanstelling van te veel religieuze on derwijskrachten, waardoor ieekenon- derwijzers op wachtgeld komen, en klaagt over oprichting van te veel kleine schooltjes. De hoofden der scho len dienen meer invloed te hebben op de benoeming van de onderwijzers. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.) klaagt over de terzijdelegging van zijn nota betreffende de instelling van een leerstoel in de homoeopatbie. Hij noemt de houding van den Minis ter onwellevend, ongepast en ontoe laatbaar. Spreker betreurt zeer het zijns inziens partijdige optreden van den Minister, die zich verschuilt ach ter de adviezen en bepaalde stukken onthield aan de adviseerende colleges. De heer OUD (V.D.) sluit zicb aan bij den heer Albarda wat aangaat het onderwijs in de Friesche taal en be toogt verder, dat de Minister bedroe vend weinig gedaan heeft om de tij delijke maatregelen ongedaan te ma ken. Spreker critiseert de ongeregelde subsidieering van het nijverbeidson- dewijs en betreurt de late. indiening van het ontwerp, regelende 't middel baar onderwijs. De heer Dr. MOLLER (R.-K.) sluit zich ten deele aan bij de geuite klach ten. Spr. betoogt dat het blindenonder wijs gebukt gaat onder veel te zware subsidie-voorwaarden. Het zelfde geldt voor het doofstommen-onderwijs. Met bezuiniging zou op het gebied van het middelb. onderwijs en u.l.o. veel meer te bereiken zijn. In kleine gemeenten zijn veel te veel scholen. Ten slotte dringt hij aan op oplos sing van het spellingsvaagstuk. Het gaat niet aan op de examens alleen de spelling van de Vries en De Winkel voor geldend te verklaren. Men houdt de vereenvoudigde spelling toch niet tegen. De heer HEEMSKERK: Een vrij brief om fouten te maken! De beer MOLLER: Dit is een dwaze opmerking. Als spr. de leden dezer Kamer eens ging examineeren op De Vries en Te Winkel, wat zouden er legio fouten gemaakt worden! De heer ZIJLSTRA (A.-R.) betreurt, dat de Minister gekomen is met een voorstel den 7-jarigen leerplicht te herstellen zonder de leerlingenschaal voor de kleine scholen te herstellen. Het regeeringsontwerp zal ongeveer 3 K mlilioen meer kosten dan sprekers initiatief-voorstel, dat onbegrijpelijker wijze werd afgewezen „omdat er geen geld voor was". De heer TILANUS (C.-H.) somt nog een aantal wenschen op, doch hij deinst terug voor alles geld te vra gen, omdat de onderwijsbegrooting reeds een vierde deel van het geheele staatsbudget in beslag neemt. Daarbij komt. dat de onderwijsbegrooting ieder jaar automatisch strijgt. Een uit zondering wil hij maken voor het stopzettingsartikel betreffende het Nijverheidsonderwijs. Dit kan niet steeds maar worden gehandhaafd. De heer KERSTEN (S.G.P.) protes teert tegen de uitingen van lof ten aanzien van de openbare school. Men kan jood en. heiden niet tot christelij ke deugden opvoeden dit kan op de zelfde wijze niet geschieden voor ka tholiek en hervormd. Spr. bestrijdt art. 83 der lager onderwijswet volgens welke de schoolgebouwen verzekerd moeten zijn. De heer SCHAPER (S.D.) acht de Friesche beweging in haar beteekenis funest en belachelijk. Overal ziet men den strijd om en over de taak Aan wakkering van den taalstrijd in ons land mag niet plaats hebben. Dit is een streven naar tusschen-nationali- teiten, dat een na-oologsch verschijn sel is. Men hoede zich voor den eer sten stap. De heer VISSCHER (A.-R.) betoogt, totdat alles in orde was; daarop haast te hij zich naar zijn kamer, en liep mevrouw Elwitz voorbij zonder haar op te merken. „Kurt, wat is er buiten gebeurd?" vroeg deze toen zij de kamer van haar echtgenoot binnenkwam, „er is iets met Gratzer voorgevallen, ik kon 't aan zijn gezicht zien". Daar trad de rentmeester binnen, zeggende: „Mijnheer, Smit ligt stom dronken in het veld. Moet hij met een wagen gehaald worden? Hij zou een ongeluk kunnen krijgen met dit weer. En, mijnheer, er is iet9 vreeselijks ge beurd; de menschen zijn buiten zich zelf, dat zóó iets gebeuren kon: Smit heeft zich aan den opzichter vergre pen". „Wat heeft hij gedaan?" vroeg El witz haastig. „Och, mijnheer, ik kan niet recht wijs worden uit wat de menschen ver tellen. Smit was dronken, zooals hij zoo dikwijls is, en heeft zeker niet goed geweten wat hij zei; en toen de opzichter hem bestrafte, dat hij zoo langzaam reed, toen heeft hij ge zegd, dat hij zich niet liet uitschelden door iemand, die zelf bedelaar was geweest". „Haal den vlegel hier! Vanaf heden is hij ontslagen", zei Elwitz met be vende stem. De rentmeester vertrok en Elwitz ijlde naar |Gr&tzer. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5