NIEUWE LEIDSCHE COURANT
van
WOENSDAG 5 DEC. 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE STRAFFEN IN HET WETBOEK
VAN CHAMMOERAPI.
Om de verhouding tusschen de Mo
zaïsche wetgeving en die van Cham-
moerapi na te gaan, en de vragen te
beantwoorden, of en in hoeverrehier
sprake kan zijn van afhankelijkheid
of verwantschap, is het allereerst noo-
dig, dat we hier iets mededeelen over
de straffen, die in het wetboek van
Chammoerapi op overtredingen ge
steld zijn.
Straf is, naar de definitie van den
overleden hoogleeraar aan de Vrije
Universiteit, Mr. W. Zevenbergen: ver
gelding (van Staatswege) der schuld.
Hieruit volgt, dat naar de mate van
de schuld dient te worden vergolden.
Of een codex al dan niet op een
hoog zedelijk peil staat, hangt af van
de vraag, in hoeverre er daarin een
zuivere verhouding bestaat tusschen
schuld en staf en alzoo de vergeldings
gedachte tot haar recht komt.
Natuurlijk is deze zaak niet zoo
eenvoudig als zij op het eerste gezicht
lijkt; er moet bij de bepaling der straf
en ook bij de waardeering eener wet
geving rekening gehouden worden
met de toerekenbaarheid en ook met
de maatschappelijke verhoudingen,
die heerschen in het land, waarvoor
de codex geldt; voorts ook met den
graad van ontwikkeling der volks
consciëntie en van het rechtsbewust
zijn.
Het is een bekend spreekwoord:
„Quid leges sine moribus?" d.w.z. Wat
baten de wetten, als de zeden niet ver
beteren?
Een codex is in zekeren zin de neer
slag van de rechtsverhoudingen, die
vóór de codificatie reeds bestonden,
gelijk ook uit het wetboek van Cham
moerapi duidelijk blijkt, dat deze de
verschillende wetsbepalingen niet ge
maakt, doch verzameld heeft. „Het
recht gaat uit van de werkelijkheid
des levens", zegt de Savigny, en
dit geldt temeer van een wetboek, dat
niet als b.v. ons wetboek van straf
recht, is, ontworpen door een wijsgee-
rig. aangelegd minister van Justitie,
gewezen hoogleeraar.
Dit verklaart de bonte verscheiden
heid der wetsbepalingen in den codex
van Chammoerapi.
De eerste indruk, dien men ont
vangt bij de kennisname van Cham-
moerapi's wetboek, is, dat we hier met
Draconische wetten te doen hebben.
Op talrijke overtredingen staat de
doodstraf.
Voortdurend lezen we als een tel
kens terugkeerencl refrein: Awê-
loem soe iddak, „die man zal
sterven".
Deze doodstraf wordt op allerlei wij
zen, soms ook verscherpt, tot uitvoe
ring gebracht: verbranden, verdrin
ken, aan den paal steken, zelfs dooden
en op de plaats zelf begraven. V
Dit laatste b.v. in het volgende ge
val: als iemand in een huis een gat
graaft om in te breken, moet hij vóór
dat gat gedood en daarin begraven
worden.
Andere straffen, die aan den lijve
toegepast werden, zijn: de tong af
snijden, het oog uitrukken, de borst
afsnijden, het oor afsnijden van een
slaaf, de handen afhouwen, in het
openbaar, geeselen (60 slagen met een
geesel uit ossenhuid vervaardigd).
Het lijken ons, moderne menschen,
die zoo buitengewoon humaan zijn
geworden, dat we zelfs voor de be
drijvers van de schandelijkste misda
den als den verleden week te Rotter
dam gepleegden moord niet meer
overeenkomstig de Heilige Schrift de
doodstraf durven vragen, wel wat erg
bloeddorstige straffen.
En dat zijn ze ook inderdaad.
Toch moeten we hier niet al te
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
8) —o—
De aderen op zijn voorhoofd zwollen
bij de gedachte, dat de mannen talm
den en den kostelijken tijd verloren
lieten gaan en dat ondertusschen het
onweder naderde en dit alles door
de traagheid van een arbeider.
„Waar blijft Smit toch?" vroeg hij
ongeduldig, toen de laatste schoven
opgeladen waren en de koetsier zich
gereed maakte om weg te rijden.
„Zeg hem dat hij voort moet maken,
als ge hen. tegenkomt!" riep hij den
vertrekkend en boer toe, „we hebben
geen tijd of lust om te wachten".
Smit heeft vandaag weer een booze
bui,mijnheer'', zeide een der arbei
ders. „Hij was van morgen vroeg al
aangeschoten, maar hij wilde 't niet
toegeven. Hij heeft vandaag niets dan
domheden gedaan. Als er maar geen
ongeluk met de paarden gebeurd is".
„Dat moet er nog bij komen!" brom
de Gratzer, keek weer naar de lucht,
dan naar den weg en zijn ongeduld
werd hoe langer hoe grooter.
Daar kwam eindelijk een wagen in
zicht, maar zonder veel haast, en een
arbeider liep dwars door 't veld om
den treuzelaar tot meerdere vlugheid
a ah te sporen.
Gratzer had zich vandaag al é$n-
lichtvaardig oordeelen, en ook deze
dingen zien in het licht van hun tijd.
Zoo heeft deze wètgeving een eind
gemaakt aan de bloedwraak.
Niet particuliere willekeur, doch
de staat had de uitoefening van dit
strafrecht in handen.
En voorts dienen wij te bedenken,
dat nog geen eeuw geleden in Enge
land en Duitschland sommige vormen
van diefstal nog met den dood ge
straft werden.
In onze inleiding wezen we er op,
dat het wezen der straf is de vergel
ding.
Er is in het Oud-Babylonische recht
een bijzonder streven, deze vergelding
tot uiting te doen komen, en wel vol
gens den regel van het jus tali
on is 'het „oog om oog, tand om
tand."
Deze régel wordt vooreerst in de
meest letterlijke beteekenis toegepast.
Wie den „zoon eens menschen", d.w.z.
den vrijen burger, letsel toebrengt,
wordt op juist dezelfde wijze gestraft:
oog om oog, tand om tand, been om
been.
Deze methode wordt evenwel nog
veel strenger toegepast, en ook in
meer ingewikkelde gevallen.
Indien een bouwmeester een huis
bouwt en dit huis 9tort in, waardoor
de huiseigenaar gedood wordt, dan
moet volgens art. 229 de bouwmeester
sterven.
Vinden echter zoon of dochter van
den huiseigenaar door het neerstor
tende puin den dood, dan moeten vol
gens art. 230 zoon of dochter van den
bouwmeester gedood worden.
Hier wordt alzoo door de vergelding
een verwant van den schuldige, en de
ze laatste dus indirect getroffen.
Merkwaardig is voorts, dat de idee
van vergelding ook in dezen zin wordt
toegepast, dat, wie volgens het recht
handelt, wordt beloond.
Wie een weggeloopen slaaf terug
brengt, krijgt van den eigenaar twen
sikkels zilver (ongeveer 3).
Evenals den arts, wien een operatie
mislukt, de hand wordt afgehouwen,
zoo wordt bij operaties, die met suc
ces zijn uitgevoerd, zijn loon ook bij
de wet bepaald.
Uit al deze bepalingen blijkt, dat
aan den codex van Chammoerapi een
zuivere rechtsgedachte ten grondslag
ligt: de idee van vergelding.
Men moge het met de wijze, waarop
deze gedachte in toepassing wordt ge
bracht, niet steeds eens zijn, ander
zijds houde men in het oog, dat in on
zen tijd de idee van straf als vergel
ding juist dreigt verloren te gaan.
Men gaat misdaad als een ziekte
beschouwen, die genezen moet worden
en tegen de gevolgen waarvan hoog
stens door de georganiseerde gemeen
schap enkele voorbehoedsmaatrege-
len mogen genomen worden om zich
te beschermen tegen hen, die „anti
sociaal" handelen.
Dan komt de vraag op: zijn wij in
wezen nu wel zoo heel veel vercVer
dan de Babyloniërs in het jaar 2000
voor Christus?
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Doorn, D. M. Ver
met te Balk (Fr.). Te Beverwijk (als
hulpprediker), Joh. Yzerman te
Heemskerk. Te Pesse (Dr.), L. Sein-
horst, cand. te Dinxperloo. Te Scheem-
da, P. G. Vlieg te Grijpskerke.
Aangenomen: Naar Ede, J.
E. Klomp te Oldebroek.
Bedankt: Voor Schelluinen ari
.Neerlangbroek, D. Plantinga te Lin-
schoten.
GEREF. KERKEN.
Drietal: Te Arnhem (vac. wijlen
J. G. Kunst), J. Douma te Den Haag-
Oost, H. A. Munnik te Zwolle en H. A.
J. Douma te Den Haag, H. A. Munnik
Wiersma te Den Dolder.
Beroepen: Te Drachten, W. J.
Smidt te Dwingeloo.
Bedankt: Voor Anna Jacobapol-
der (Z.), Spijkernisse en Zandvoort. R.
J. v. de Meulen, Hulpprediker te
IJmuiden.
maal over Smit geërgerd, thans had
zijn drift het toppunt beeikt. Toen de
knecht van den wagen gestegen was,
schudde hij hem duchtig bij den arm:
„Lummel, wat denk je wel? Geloof je
dat we hier zijn om op je te wachten?
Dronken ben je. Blijf van den wagen
af en geef de teugels hier en nu een,
twee, drie naar huis!"
Smit was werkelijk dronken. Hij be
proefde te spreken, maar zijn tong
was te dik. Gratzer duwde hem op zij
en spoorde de arbeiders aan zoo gauw
mogelijk op te laden, daar het onwe
der misschien binnen enkele minuten
los zou barsten.
Smit was woedend geworden en
stond met de handen in de zijden voor
Gratzer. „Ik ik zou me door u laten
beleedigen, ik 'n eerlijke kerel? Ik
zou me als een stuk vee laten behan
delen door u, die op straat gelegen
hebt, door een landlooper?"
„Smit, ben je gek?" riep een arbei
der, die aan kwam loopen en gaf den
man een duw, dat hij op den grond
viel. De vrouwen stonden versteld te
kijken, inplaats van de rogge op te la
den.
Gratzer was doodsbleek en zijn
zwarte oogen schenen bijna uit hun
kassen te puilen.
„Mijnheer, hij is dronken, hij weet
niet wat hij ..egt", verontschuldigden
de arbeiders.
„Wat wilt ge?" stooft Gratzer op,
alsof hij niet begrepen had, wat de
CHR. GEREF. GEM.
Bedankt: Voor 's Gravendeel, P.
J. de Bruin te Veenendaal.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Zoetermeer, J.
Overduin te Werkendam.
GIFTEN EN LEGATEN.
Biji.het bestuur van het Ned. Herv.
Diaconessenhuis te Almelo kwam een
gift van H. K. H. Prinses Juliana in.
Te Rotterdam-Delfshaven ontving
Ds. K. Schilder voor de Geref. Kerk
aldaar een obligatie van 500.
Naar wij vernemen is door wijlen
Mevr. de Wed. Leempoell van der
Brugh, geboren P. J. Visser, laatstelijk
wonende te Lemmer en voor eenigen
tijd aldaar overleden aan de Geref.
Kerk aldaar een legaat van .1000 be
sproken.
Ds. J. D. DE STOPPELAAR.
Op Zondag 9 December a.'s. hoopt
Ds. J. D. de Stoppelaar, Ned. Herv.
predikant te Vlaardingen, die op me
disch. advies enkele weken' rust heeft
moeten nemen, wederom een predik
dienst waar te nemen, om dan gedu
rende 8 weken eenmaal in de 14 dagen
een dienst te vervullen.
Ds. A. ROLLOOS.
Het „Dordtsch Nwhl." meldt, dat de
classis Dordrecht Ds. A. Rolloos, Ge
ref. predikant-te Zwijndrecht, inzake
het tegen hem ingediende bezwaar
schrift bij kerkeraad en classis, waar
van wij ook melding maakten, in het
ongelijk heeft gesteld.
Ds. I. J. VASSEUR.
Ds. I. J. Vasseur, predikant van de
Vrij Evangelische gemeente te Veen-
dam, heeft met ingang van 1 Januari
a.s. ontslag aangevraagd,
DS. M. G .J. v. d. POLL t
In den ouderdom van 55 jaar is Zon
dagavond zeer onverwachts overleden
Ds. J. J. v. d. Poll, Ned. Herv. predi
kant te Bunnik.
De overledene, die juist Zondag voor
het beroep naar Maasdam-Cillaars-
hoek had bedankte is 's morgens om
even 10 uur op den preekstoel door
een beroerte getroffen.
Hij werd naar de pastorie gedragen
en is daar 's avonds om 8 uur, zonder
tot bewustzijn te zijn gekomen, overle
den.
Ds. v. a. Poll, wiens tragisch ver
scheiden in zijn gemeente groote ont
roering heeft gewekt, werd in 1873
geboren, en in 1899 candidaat in Fries
land.
24 September van dat jaar aanvaard
de hij het predikambt te Moercapelle,
welke standplaats hij in 1902 met Hen
drik Ido Ambacht verwisselde.
In 1909 vertrok hij naar Elburg om
25 Febr. 1927 te Bunnik zijn intrede te
doen.
De overledene was praetor van den
ring Wijk, lid van het Classicaal be
stuur van Wijk en secundus-lid van 't
Prov. kerkbestuur van Utrecht.
De teraardebestelling van het stof
felijk overschot zal heden te Bunnik
piaats hebben.
DS. A. J. P. BOEKE.
Ds. A. J. P. Boeke, Ned. Herv. pre
dikant te Schoor!, heeft zich bij na
der inzicht genoopt gezien terug te
komen op zijn besluit inzake de beroe
ping naar Rottevalle en zal de bedie
ning aldaar dus niet aanvaarden.
DR. K. J. BROUWER.
De Zendingsdirector, Dr. K. J. Brou
wer, die van een langdurige inspectie
reis in Ned. Oost-Indië is terug ge
keerd, zal in verschillende plaatsen
over zijn bezoek aan de Zendingsvel-
den spreken.
Voor aanstaanden Zondag is hij uit-
genoodigd, de ochtendgodsdienstoefe
ning in de Groote Kerk der Ned. Herv.
Gem. te 's Gravenhage te leiden, bij
welken dienst de zendingsdirector ge
legenheid heeft over zijn Indische in
drukken te spreken.
Met dezen officieelen dienst zal zijn
rondgang door ons land worden inge
zet.
man zeide. „Vooruit! We hebben geen
tijd te verliezen. Vooruit, zoo meteen
barst het onweder los!"
Met een schuwen blik gingen de
mensqhen weer aan 't werk. Gratzer
sprak bedaard, maar er klonk iets
vreemds in zijn stem, en hij zag er ge
vaarlijk uit. Hij stond er bij als uit
steen gehouwen, met de strakke
oogen en stijf op elkaar geperste lip
pen, terwijl hij met de eene hand zijn
stok omknelde, alsof hij dezen in stuk
ken wilde breken. Zoo bleef hij staan
totdat de laatste schoof opgeladen
was.
„Vooruit, nu vlug naar huis!" zei
de hij en wendde zich om te gaan.
„Laat den kerel liggen!" riep hij, zien-
dé dat de arbeiders naar Smit toegin
gen. Verlegen weken zij ter zijde; geen
van hen waagde het tegen te spreken.
Zij vreesden hem meer dan den blik
sem, die van den hemel neer kon ko
men. Smit sliep vast, onbezorgd van
liet gevaar dat hem van God en men
schen bedreigde. De donder rommelde
steeds sterker en reeds flitsten de
bliksemstralen door de zwarte wol
ken. Een onheilspellende stilte, zooals
cr altijd aan zwaar weder voorafgaat,
lag over de velden. De wagen met het
koren rolde voort, en de vrouwen He
pen er hard achteraan: zij wilden niet
langer dan noodig was in de buurt
van den somberen man blijven en
evenmin de hui afwachten.
Eenzaam liep Gratzer de laan af, die
LEVENSBERICHT
VAN Dr. J. v. d. VALK.
Van de hand van Ds. M. H. A. van
der Valk, te Hillegersberg, is in de
levensberichten van de Maatschappij
der Nederl. Letterkunde verschenen
het levensbericht van wijlen Dr. J. van
der Valk,
Enkele overdrukken heeft de schrij
ver voor vrienden van Dr. Van der
Valk beschikbaar, zoo men het bedrag
der kosten van 0,40 op zijn giro-no.
94814 overschrijft.
SCHOOLCIJFERS EN SCHOOL-
GESCHIKTHEID
In Paedagogische Studiën geeft Prof.
Ph. Kohnstamm, als no. 4 der „Mede-
deelingen van het Nutsseminarium
voor Paedagogiek" een artikel over
schoolcijfers en schoolgeschiktheid,
naar aanleiding van een artikel in het
Octobernummer van genoemd tijd
schrift van de heeren Mets en Baren-
dijk over de resultaten van het onder
wijs in wiskunde en Duitsch in klas
I en II van H. B. S. en Lycea, die ver
schillen vonden in de rapportcijfersHn
de verschillende provincies.
Prof. Kohnstamm nu is van oordeel,
dat de groote meerderheid der leera
ren weldoordacht of intuïtief
als maatstaf bij de beoordeeling niet
zekere objectieve normen, maar het
gemiddelde klassepeil toepassen.
Wij verwijzen belangstellenden naar
het artikel, dat laat zien, dat 't waar-
deeringsvraagstuk inderdaad van
groote beteekenis voor scholieren is.
Hoezeer de waardeering van onder
wijsresultaten van belang is, blijkt uit
de opmerking van Prof. Kohnstamm,
dat zijn ervaring als gecommitteerde
bij de eindexamens der gymnasia
hem geleerd heeft, hoe buitengewoon
verschillend het peil der verschillende
scholen en de beoordeeling van ver
schillende leeraren is.
Dat wil dus zeggen, dat een leerling
die bij het eindexamen op school A
onvoldoende krijgt, een voldoend cij
fer zou kunnen krijgen, als hij op
school B geëxamineerd zou zijn.
Cijfers geven is een zeer ernstige
schoolkwéstie en daarover is meer
malen geschreven, onder meer ook
door Dr. C. P. Gunning, rector aan 't
Amsterdamsch lyceum, welke school
geen cijfers geeft, maar de waardee
ring van de vorderingen der leerlin
gen in woorden uitdrukt, door den
heer P. A. Diels, die onderwijsmannen
eenzelfde werk wilde laten beoordee-
len en ook door anderen, naar aan
leiding van zeer uiteenloopende cij
fers het eene onvoldoende, het an
dere zeer goed door eenzelfden
leeraar voor twee stukken werk, die
volkomen gelijk waren, gegeven.
Het lot van een leerling hangt te
vaak van cijfers af en dat maakt de
zaak van belang.
KONINGIN WILHELMINASCHOOL
TE JOGJAKARTA.
Naar aanleiding van gebleken mis
verstand door het onlangs in de Stan
daard geplaatste bericht, meldt men
nader, dat na het ontslag op de meest
eervolle wijze verleend, aan Mej. H. J.
Wellensiek, als Hoofd der Koningin
Wilhelminaschool te Jogjakarta, Mej.
M. Reinsma, die reeds in het langdu
rig ziekteverlof van Mej. Wellensiek
haar functie waarnam, als hoofd der
school is opgetreden.
Tot vervulling der ontstane vaca
ture in het aantal onderwijzeressen
werd benoemd Mej. M. J. Lips, laat
stelijk onderwijzeres aan de Chr.
school te Hoek van Holland.
STATEN-GENERAAL.
Vergadering van gisteren.
TWEEDE KAMER.
Interpellatie.
Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.)
vraagt een interpellatie aan over de
hygiënische en medische verzorging
aan boord van screpen, in verband
met de ziektegevallen op de Insulinde.
Over dit verzoek wordt vandaag be
slist.
Begrootlng Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen.
Aan de orde is de begrooting voor
Onderwijs/Kunsten en Wetenschap
pen.
naar het kasteel leidde. Hij hoorde
den donder niet en zag evenmin de
bliksemstralen, die als vurige slangen
door de lucht flitsten. Er woedde een
onweder in zijn binnenste, waardoor
het bloed van het hart naar het hoofd
en weer teruggedreven werd met een
kracht, die hem benauwde. Het suisde
in zijn ooren en het was hem als tin
telden er vonken voor zijn oogen. De
woorden van den knecht hadden hem
als een giftige adder gestoken. De
laatste twee jaren leken hem slechts
enkele maanden. Hij zag zichzelf we
der als een vagebond, die in lompen
voor het kasteel stond, en dien men
met een schop verwijderen wilde.
Welk nut had hem zijn heerlijk, braaf
werken gedaan? Eén oogenblik had
alles bedorven. De knecht zou onmid
dellijk ontslagen worden, dat wist hij;
maai* wat hielp dat? Al liet geen der
overige arbeiders iets bemerken, dan
moest hij zich toch voor hen schamen.
De achting was ondermijnd. Alles was
verijdeld. Hij sloeg met zijn stok op
den grond en keek toornig naar den
hemel. Hij bekommerde zich, wel is
waar, niet om God; hij wilde Hem
niets, en alles alléén aan zijn eigen
kracht te danken hebben, maar nu was
hij kwaad cp dien God. Die in één
oogenblik liet verwoesten, wat hij met
moeite en zwaren strijd in bijna twee
jaren tot stand had gebracht.
Op de binnenplaats gekomen, ging
Gratzer naar de schuur en bleef daar
De heer ALBARDA (S.D.) zegt. dat de
Minister vrijwel niets gedaan heeft
om de onderwijsverslechtelingen on
gedaan te maken. Hij herinnert aan
den toenemenden invloed der arbei
dersklasse en acht het onverantwoor
delijk, haar de ontwikkeling te ont
houden, die zij noodig heeft. Spreker
dringt voorts aan op bevordering van
het onderwijs in de Friesche taal in
Friesland en op de instelling van een
commissie ter zake.
Mej. WE STER MAN (V.B.) juicht de
voorzichtigheid van den Minister toe
ten aanzien van het nijverheidsonder
wijs. Zij vestigt de aandacht op de
aanstelling van te veel religieuze on
derwijskrachten, waardoor ieekenon-
derwijzers op wachtgeld komen, en
klaagt over oprichting van te veel
kleine schooltjes. De hoofden der scho
len dienen meer invloed te hebben op
de benoeming van de onderwijzers.
De heer DUYMAER VAN TWIST
(A.-R.) klaagt over de terzijdelegging
van zijn nota betreffende de instelling
van een leerstoel in de homoeopatbie.
Hij noemt de houding van den Minis
ter onwellevend, ongepast en ontoe
laatbaar. Spreker betreurt zeer het
zijns inziens partijdige optreden van
den Minister, die zich verschuilt ach
ter de adviezen en bepaalde stukken
onthield aan de adviseerende colleges.
De heer OUD (V.D.) sluit zicb aan
bij den heer Albarda wat aangaat het
onderwijs in de Friesche taal en be
toogt verder, dat de Minister bedroe
vend weinig gedaan heeft om de tij
delijke maatregelen ongedaan te ma
ken. Spreker critiseert de ongeregelde
subsidieering van het nijverbeidson-
dewijs en betreurt de late. indiening
van het ontwerp, regelende 't middel
baar onderwijs.
De heer Dr. MOLLER (R.-K.) sluit
zich ten deele aan bij de geuite klach
ten.
Spr. betoogt dat het blindenonder
wijs gebukt gaat onder veel te zware
subsidie-voorwaarden. Het zelfde geldt
voor het doofstommen-onderwijs. Met
bezuiniging zou op het gebied van het
middelb. onderwijs en u.l.o. veel meer
te bereiken zijn. In kleine gemeenten
zijn veel te veel scholen.
Ten slotte dringt hij aan op oplos
sing van het spellingsvaagstuk. Het
gaat niet aan op de examens alleen
de spelling van de Vries en De Winkel
voor geldend te verklaren. Men houdt
de vereenvoudigde spelling toch niet
tegen.
De heer HEEMSKERK: Een vrij
brief om fouten te maken!
De beer MOLLER: Dit is een dwaze
opmerking. Als spr. de leden dezer
Kamer eens ging examineeren op De
Vries en Te Winkel, wat zouden er
legio fouten gemaakt worden!
De heer ZIJLSTRA (A.-R.) betreurt,
dat de Minister gekomen is met een
voorstel den 7-jarigen leerplicht te
herstellen zonder de leerlingenschaal
voor de kleine scholen te herstellen.
Het regeeringsontwerp zal ongeveer
3 K mlilioen meer kosten dan sprekers
initiatief-voorstel, dat onbegrijpelijker
wijze werd afgewezen „omdat er geen
geld voor was".
De heer TILANUS (C.-H.) somt nog
een aantal wenschen op, doch hij
deinst terug voor alles geld te vra
gen, omdat de onderwijsbegrooting
reeds een vierde deel van het geheele
staatsbudget in beslag neemt. Daarbij
komt. dat de onderwijsbegrooting
ieder jaar automatisch strijgt. Een uit
zondering wil hij maken voor het
stopzettingsartikel betreffende het
Nijverheidsonderwijs. Dit kan niet
steeds maar worden gehandhaafd.
De heer KERSTEN (S.G.P.) protes
teert tegen de uitingen van lof ten
aanzien van de openbare school. Men
kan jood en. heiden niet tot christelij
ke deugden opvoeden dit kan op de
zelfde wijze niet geschieden voor ka
tholiek en hervormd. Spr. bestrijdt
art. 83 der lager onderwijswet volgens
welke de schoolgebouwen verzekerd
moeten zijn.
De heer SCHAPER (S.D.) acht de
Friesche beweging in haar beteekenis
funest en belachelijk. Overal ziet men
den strijd om en over de taak Aan
wakkering van den taalstrijd in ons
land mag niet plaats hebben. Dit is
een streven naar tusschen-nationali-
teiten, dat een na-oologsch verschijn
sel is. Men hoede zich voor den eer
sten stap.
De heer VISSCHER (A.-R.) betoogt,
totdat alles in orde was; daarop haast
te hij zich naar zijn kamer, en liep
mevrouw Elwitz voorbij zonder haar
op te merken.
„Kurt, wat is er buiten gebeurd?"
vroeg deze toen zij de kamer van haar
echtgenoot binnenkwam, „er is iets
met Gratzer voorgevallen, ik kon 't
aan zijn gezicht zien".
Daar trad de rentmeester binnen,
zeggende: „Mijnheer, Smit ligt stom
dronken in het veld. Moet hij met een
wagen gehaald worden? Hij zou een
ongeluk kunnen krijgen met dit weer.
En, mijnheer, er is iet9 vreeselijks ge
beurd; de menschen zijn buiten zich
zelf, dat zóó iets gebeuren kon: Smit
heeft zich aan den opzichter vergre
pen".
„Wat heeft hij gedaan?" vroeg El
witz haastig.
„Och, mijnheer, ik kan niet recht
wijs worden uit wat de menschen ver
tellen. Smit was dronken, zooals hij
zoo dikwijls is, en heeft zeker niet
goed geweten wat hij zei; en toen de
opzichter hem bestrafte, dat hij zoo
langzaam reed, toen heeft hij ge
zegd, dat hij zich niet liet uitschelden
door iemand, die zelf bedelaar was
geweest".
„Haal den vlegel hier! Vanaf heden
is hij ontslagen", zei Elwitz met be
vende stem.
De rentmeester vertrok en Elwitz
ijlde naar |Gr&tzer.
(Wordt vervolgd).