HI UW£ LEIOSCHE COURANT
ZATERDAG 1 DEC. 1928
TWEEDE BLAD.
DURE VREUGD.
Allen, die dit zagen, murmu
reerden, zeggende: Hij is tot een
zondigen man ingegaan, om te
herbergen.
Lukas 197.
Zacheüs is zeer gelukkig, als Jezus
in zijn huis is.
De moeite, die hij er voor deed, al
leen maar om Jezus te zien, wijst
daarop.
Bovendien schrijft Lukas met even-
zoovele woorden; „Zacheüs ontving
Hem met blijdschap".
En ook blijkt zijn vreugde duidelijk
uit zijn besluit, om de helft van zijn
goederen hij was een rijk man
aan de armen te geven, en, mocht hij
iets ontvreemd hebben, dan zal hij het
viervoudig terug geven.
Eigenlijk is dit de „vindenstijd" van
Zacheüs.
Toch kan men moeilijk van dure
vreugde spreken om die helft van zijn
goederen en dat viervoudig vergoeden
van mogelijk onrecht. Hij geeft daar
mee geen dingen over, die hij liever
wilde behouden. Allerminst.
Hij acht zich juist gelukkig, een
vorm gevonden te hebben, waarin hij
aan zijn blijdschap uiting kan geven.
Eenerzijds ervaart hij de reinigende
invloed van Jezus, waardoor men zich
los maakt van eigen zonde, en ander
zijds besluit hij tot dit rechtsherstel,
om zoo aan Jezus te toonen, hoezeer
deze vindenstijd hem gelukkig doet
zijn.
Trouwens: „Al gaf iemand al het
goed van zijn huis voor deze liefde,
men zou hem ten eenenmale verach
ten".
Niet Zacheüs, maar aan Jezus is de
vreugde van deze ontmoeting duur te
staan gekomen.
Diens blijdschap is trouwens ook
van -anderen aard.
Het ijzervijlsel, dat getrokken wordt
vindt wel in zekeren zin de magneet,
maar juister is het te zeggen, dat de
magneet 't vijlsel vindt, want de mag
neet zocht en trok.
Zoo ook wordt Jezus hier gevonden
door een man, die oorspronkelijk niet
naar Hem zocht, maar door Jezus
zoekende was gemaakt. De geruchten
hadden zijn belangstelling gewekt.
Bijzonder interesseerde hem, als
overste der tollenaren, de houding, die
door Jezus werd aangenomen tegen
over hem en zijn mede-dienaren.
Jezus zoekt en vindt door zoekende
te maken en Zich te laten vinden, en
daarom is èr ook bij Hem en bij Hem
eerst recht van vreugde sprake.
De vrouw is verblijd, die haar pen
ning vindt;
de herder, die zijn schaap weer
ontdekt;
de vader, die zijn zoon begroeten
kan.
Hier is de vrucht van Zijn Midde-
laarswerk. Het „deze moet Ik ook toe
brengen" gaat hier in vervulling; en
daarover is in dat heilige hart blijd
schap, omdat Hij gekomen is om te
zoeken en te vinden.
Deze vreugde van de ontmoeting is
voor Hem echter wel duur.
Het feit toch, dat onze Heiland tolle
naren en zondaren ontving en met
hen at, is een der voornaamste oor
zaken geweest, waardoor bij een
andere groep vijandschap opkwam.
Naarmate Jezus Zich kennen deed
in Zijn opzoekende liefde en daarbij de
eigengerechtigden voorbij ging, groei
de bij velen de vijandschap tot haat
en bekroop hen de lust om Hem te
dooden.
Totdat als Zijn liefde ten volle
ojjciijjtuuii fcuuL 4-1! zijn iels ion vorm;
uciii worut jezus genageld aan net
m uis en graait men i in uou grouu.
xilS uau OOxi. Jims 111 Jcl'iCiiu UjfCii-
iijAk, ieu aanscuouwe van uo niem.0ic,
iiicu zuovuei geiegen laui
uezeii oversie van tonenaien, en mei
vooimjgang Van anucien mjZuiiucie
neinoeieiua met atui Luuai, uua
mengt jezus mcnzen uaaiuour uicn-
ter xjij /njn eigen muis.
iu* aiaat zoo iiauronneiijn Vci'meiu:
„en anen, cue net zagen, muruiuieei-
uen, zeggenue; xzij is tot een zunuigen
mail ingegaan Om ie nei'neigeii
A enter ueze ommueiing nel
iviuis, waaraan nij nangeu moet en
uoor ueze ontmoeting,, waarin zou ïij-
ae yreugue worut genoten, worut inj
uicntei; naai; Zijn gruis geurongen.
uure yreugu worut uaar neuieven
m zacheüs' nuis.
t Meest uenend hiernij is, uat deze
gang van zaaen oug. toen reeus Jezuo
met onnegenu was. nïj genue ue uur-
ten; nij genue ue naai; rnj weet oog,
uat gijn iieiuenetoon ue naai te uie-
per in ure harten invreten uoet.
maar jezus zet uoor.
nij wil neiue nêwijzen; uoor zoeken
de te magen, wil nij zondaren vmuen.
nij wil ue neme in ai naar gevolgen.
ue neiue, uie sterker is uan ue uoou,
en neui oog wergeiijg net leven kos-
ien gaat.
uur netalen moet hij de vreugde,
die hij een ander en zichzelf bereidt
uoor in te gaan tot uezen zondigen
man om te nernergen.
Jezus doet toch feitelijk niet anders
dan tot zohuige inenscüeh ingaan.
Uok wat ons betreft.
Alleen maar; zyii vijanden zagen
over net nooid, en wiiuen met tien,
uat m net nart van die zondaren onuei
zijn reinigende invloed ue wiiskracnt
gewekt wordt, om de zonde te over
winnen.
maar wij, die deze dingen wel ver
staaniaat God voor ons bewust
zijn almeer ons doen deelen in die
vreugde, maar ook al meer voor ons
het kruis van Christus uit de nevelen
losmaken en ons diep in 't hart gra-
veeren, dat onze vreugde en de vreug
de des Reeren duur is betaald,
i/uur gekocht als wij zijn, moeten we
er veel voor over hebben, om uiting
te geven aan onzen vreugde en dank
baarheid; wij willen God verheerlijken
in ons lichaam en in onzen geest, wel
ke Godes zijn.
ZONNEWENDE.
Een blomken heb ik staan, nabij
me, in de oude boekenzale,
dat altijd naar den dag toe keert
zijn' blaarkes, altemale;
het wenden mag ik, zus of zoo,
dat ik begeere vlogt het noo,
en 't zoekt, weerom naar mij gericht,
nog altijd liever 't zonnelicht!
Och, ware ik als dat bloemke is,
in al mijn doen en laten,
mijn zorgen, mijn bekommernis,
in huis en achter straten;
't Zij wat men doet of niet en doet,
't zij wat ik immer lijden moet,
naar u, met harte en ziel, gericht,
o, alverzetterïd zonnelicht!
't Is duister nu en zwaar, te mets
omtrent mij: oude kwalen
en nieuwe doen, van zielgekwets
mij moe zijn, menigmalen,
totdat, o God, naar U gewend,
mijn duisterheid den dag erkent,
en ziende U, met mijne oogen dicht,
ik asem hale, in 't zonnelicht.
GUI DO GEZELLE.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Leeuwarden, B. J. Aris
te Hoogezand, F. H. Bruins te Ivooten.
H. H. Dorgelo te Naarden, G. van Duijl
te Hilversum, H. A. Enklaar te Oiïd-
kerk en E. D. Spelberg te Egmond-
Binnen c.a.
Tweetal: Te Wanswerd, G. van
Montfrans te Barneveld en C. J. Meij
er te Harlingen.
Beroepen: Te Asten, M. van
Reken, cand. te den Haag; te Ooster-
bierum (toez.), D. M. Vermet te Balk;
te Wanswerd, G. van Montfrans te
Barneveld.
GLREF. KERKEN.
Bedankt: Voor Nieuweroord, A.
H. Pierson, te Sleen.
CHR. GEREF. GEM.
Tweetal: Te Sneek, A. Gruppen
te Zwaagwesteinde en W. Hendriksen
te Ede.
Beroepen: Te Rotterdam-Zuid,
K. Groen te Nieuwpoort; te Alphen a.
d. Rijn, (tweede maal), P. Zwier te Pa-
pendrecht.
PEREMPTOIR EXAMEN.
De classis Winschoten der Geref.
Kerken heeft na peremptoir examen
met algemeene stemmen toegelaten
tot den Dienst des Woords en der Sa
cramenten, den heer E. G. Teijlingen,
beroepen predikant te Oostwold.
PRAEPARATOIR EXAMEN.
De CJassis Zwolle der Geref. Kerken
heeft na praeparatoir examen beroep
baar verklaard den heer D. van Enk,
cand, te Kampen.
De heer van Enk is bereid met in
gang van 15 Januari 1929 een eventu
eel, beroep in overweging te nemen.
Gaarne zal hij des Zondags de Ker
ken dienen.
Zijn adres is: Oudestraat 1401, al
daar.
GIFTEN EN LEGATEN.
Ds. J. G. Feenstra, Geref. predikant
te Scheveningen heeft van een onbe
kenden gever een gift ontvangen van
1750, waaronder twee aandeelen van
de Geref. Kerk aldaar en 500, voor
extra aflossing van de schuld der
Kerk; 400 voor de armen; 150 voor
de Zending; 100 voor het uRsthuis
en 100 voor de Evangelisatie.
GEREFORMEERDE KERKEN IN H. V.
Men schrijft aan de N. R. Ct.:
Vijftien leden der Geref. kerk te Arn
hem, benevens een lid der Geref. kerk te
Oosterbeek en Velp hadden aan een aan
tal leden van genoemde drie kerken uit-
noodigingen gezonden tot het bijwonen
van een gisteravond te Arnhem in het
Gebouw voor Christelijke Belangen be
legde vergadering, waar als sprekers op
traden Ds. J. C. Aaiders, Geref. predikant
(H. V.) te Amsterdam, met het onderwerp:
„Het doorgaan van de cris's in de Geref.
Kerk", en Ds. E. L. Smelik, Geref. predi
kant (H.V.) te Rotterdam, met het onder
werp: „De gewetensvrijheid van een Geref.
predikant".
Voor dize bijeenkomst bleek vrij groote
belangstelling te be ta^n, hoofdzakelijk
van leden der Geref. Kerk te Arnhem. Na
dat voornoemde predikanten het woord
hadden gevoeld, bestond gelegenheid vra
gen te stellen, waarvan door verschillen
de aanwezigen gebruik werd gemaakt.
Hoewel geen besluiten werden genomen
of besprekingen daaromtrent in deze bij
eenkomst plaats vonden, zal hierin toch
wel het begin gezien worden van de stich
ting eener Geref. Kerk (H. V.) voor Arn
hem en omstreken. Moeilijkheden bij het
beroepen van een predikant in de vaca-
ture-Ds. Kunst hebben zeer zeker er toe
bijgedragen tot een spoediger openbaar
worden van hetgeen voortdurend kon wor
den verwacht. De richting Geelkerken
vindt voornamelijk haar aanhang bij de
z.g. intellectueelen; onder wie de leera
ren van het Chr. Lyceum te Arnhem een
vooraanstaande plaats innemen.
In vergelijking met Arnhem kan de bij
val van omliggende gemeenten gering ge
noemd worden.
DE GEREF. KERK IN ZEVENBERGEN.
Naar uit Kolozsv&r (Klausenberg) aan
den „Pester Lloyd" geseind wordt, werd
daar den 25en November het zeer talrijk
bezochte generaalconvent der Gerefor
meerde Kerk in Zevenbergen door graaf
Artur Pelehi geopend. In het rapport van
den bisschop Séndor Makkai wees deze
erop, dat de afgeloopen vijftien maanden
de zwaarste waren, die de kerk in Ze
venbergen sedert haar bestaan had door
te maken. Ernstige zorgen ontstonden
voor de gemeente, wat betreft de moge
lijkheden tot onderhoud van de kerkelij
ke scholen, terwijl de nieuwe religieuse en
schoolwetten der Roemeensche regeering
direct het bestaan der kerk bedreigen, die
voor het overige zeer sterk verzwakt
wordt door de voortdurende verarming
harer lidmaten. De bisschop wees er ten
slotte op, dat het thans voor de kerk zaak
was, te bewijzen, dat zij zichzelve kon
verdedigen en dat zij verder ook in staat
was de nationals, cultuur van het aan
haar zorgen toevertrouwde volk te be
waren.
BINNENLAND.
HOFBERICHT.
H. M. de Koningin-Moeder, verge
zeld door Jonkvr. F. L. H. v. d. Poll en
Jhr. A. S. E. van Tets, heeft gisteren-
ochtend een langdurig bezoek go-
bracht aan de tentoonstelling van
oud Chineesch aardewerk en perce-
lein in de Koninklijke Kunstzaal
Kleykamp.
H. M. toopde veel belangstelling en
werd ontvangen en rondgeleid door
den heer C. G. Kleykamp.
PROVINCIALE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
De provinciale begrooting.
Gisterochtend is de zitting van de
Staten in het gebouw der Eerste Ka
mer, onder voorzitterschap van Jhr.
Mr. Dr. Van Karnebeek, Commissaris
der Koningin, voortgezet.
Mej. GROENEWEG (S. D.) verdedigt
haar voorstel, om ook vrouwen als
ambtenares ter griffie benoembaar te
stellen.
De heer JANSEN MANENSCHIJN
(A. R.) constateert, dat de werkloozen
met het voorstel-Van Eek niet verder
zullen komen, omdat, ook zonder dat
het noodige tot werkverruiming ge
daan wordt. Het voorstel beteekent 't
intrappen van een open deur en daar
aan doet spr. niet mee.
De heer LOERAKKER (R. K.) her
haalt zijn meening, dat het voorstel-
Van Eek van de zijde der S. D. A. P.
alleen voor reclame noodig is, omdat
die partij voor den winter verkiezings
muziek noodig heeft.
De heer MOOYMAN (R. K.) ant
woordt aan de sociaal democraten,
dat van zijn zijde steun zal worden ge
geven aan concrete voorstellen, bijv.
ter .tegemoetkoming aan aanvragen
van gemeentebesturen, die een be
paald werk wenschen aan te vatten,
waardoor nuttige arbeid mogelijk
wordt.
Te 1.30 uur wordt de vergadering
geschorst tot 2 uur.
Na heropening van de vergadering
wordt nog gerepliceert vanwege Ged.
Staten.
Aan de orde is dan de stemming
over de motie-Van Eek om 200.000
ter beschikking van gemeentebestu
ren te stellen voor werkloosheidsbe
strijding.
De heer TER LAAN (S. D.) deelt me
de, dat zijn fractie aan de motie toe
voegt de woorden: „indien daartoe
aanvragen zijn ingekomen".
De gewijzigde motie wordt met 39
tegen 26 stemmen verworpen.
Voor de sociaal democraten, de vrij
zinnig democraten, de heer Braat (PI.)
en de heeren Mooijman en Van Duin
(beiden R. K.).
De provinciale begrooting en 'de
voorgestelde heffing van opcenten
worden z. h. st. goedgekeurd.
Ingekomen zijn verschillende adres
sen tegen de droogmaking der Reeu-
wiiksché en Sluipwijksche plassen,
Voorgesteld wordt, deze in handen
te stellen van Ged. Staten om prae-
advies.
Dr. HOFFMAN (R. K.) dringt er bij
Ged. Staten op aan, bij het uitbrengen
van hun prae-advies rekening te wil
len houden met de historische gege
vens van vroegere droogmakerijen,
die ten deele onder moeilijke staats-
en sociale omstandigheden waren tot
stand gekomen.
Overigens refereerde spr. zich op
nieuw aan zijn reeds meermalen te
dezer plaatse geuite vele ernstige fac
toren ten gunste dezer drooglegging.
Gaarne zou hij zoo spoedig mogelijk
een aparte Statenzitting voor deze
plannen wenschen.
De adressen worden in handen van
Ged. Staten gesteld.
De VOORZITTER sluit om vier uur
de zitting.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Begrooting van Waterstaat
Aan de orde is de begrooting van
Waterstaat.
De heer BEUMER (A. R.) klaagt over
het optreden van den minister tegen
de autobussen en wijst o.m. op de he
sluiten inzake den dienst Utrecht,
den Dolder, Zeist en Doorn, waardoor
deze diensten zullen verdwijnen en
de tramtarieven zullen worden ve*»
hoogd.
De heer v. d. HEUVEL (A. R.) vraagt
vergunning voor een autobusverbin
ding HoofddorpAalsmeer en klaagt
over den slechten waterstaatstoestand
in het Noordwestelijk deel van Bra
bant.
De heer KRIJGER (C. H.) wenscht
meer inlichtingen over de reorganisa
tie van den waterstaat en vraagt waar
om de minister niet voelt voor samen
trekking van arrondissementen on
der een directie. Spr. hoopt, dat de mi
nister een directeur-generaal zal be
noemen om de reorganisatie uit te
voeren op de basis van het commissie
rapport. Indien de minister geen be
vredigende verklaring aflegt, zal spr.
tegen de begrooting stemmen.
De heer WEITKAMP (C. H.) acht 't
treuzelen van den minister schadelijk
voor den landbouw, die te lijden heeft
van wateroverlast. Spr. vraagt subsi
die voor een versterking van den IJs-
seldijk bij Zalk.
Dhr. VAN VOORST TOT VOORST
(R. K.) dringt aan op groote voorzich
tigheid met het weigeren van vergun
ningen aan autobusondernemingen.
De heer LEENSTRA (A. R.) zegt, dat
de autobus niet is te beschouwen als
een concurrent van de tram of den
trein, maar als een makelaar tusscheri
tram of trein en de passagiers. Het is
niet de taak van den minister, uit te
pluizen of de bus hier of daar een pas
sagier van de tram afsnoept.
De heer STAALMAN (V. B.) wijst op
het belang van het motorverkeer. Da
gelijks bewegen zich minstens 75000
motorrijtuigen langs den weg.
Daarbij vordert de verbetering der
wegen zeer langzaam en de motoren
zijn zwaar belast.
De tegenwoordige wegen zijn ge
bouwd voor p§ardentractie en voet
gangers.
De minister is niet verantwoord in
het tegenwoordige tempo voort te
gaan met de wegenverbetering en de
opruiming der tollen. Naarmate men
langer wacht met de opruiming van
tollen, zal het steeds duurder worden
om verlost te worden van dit ver
molmde belastinginstituut.
De VOORZITTER dringt aan op zoo
groot mogelijke beperking door de le
den, daar er thans bij deze afdeeling
reeds 31 sprekers zijn ingeschreven.
Mevr. VAN ITALLIE VAN EMBDEN
(V. D.) vraagt bescherming van den
voetganger, die zich tegenwoordig de
allures heeft moeten geven van den
vervolgden haas. Overal wordt hij op
geschrikt, moet hij huppelen en sprin
gen ter wille \an het moderne verkeer*
Voorts komt spr, op tegen het öor-
verdoovend gekrijsch, getoeter en ge
gil langs de wegen. In het buitenland
is dit kabaal lang zoo erg niet. Het
vee mag niet verschrikt worden, maar
de mensch is aan zijn lot overgelaten.
De VOORZITTER stelt voor op den
St. Nicolaasdag de ziting te doen be
ginnen om 11 uur en te doen. eindigen
om 3 uur.
Aldus besloten.
Dr. VOS (V. B.) wijst op het belang
van de vaarverbinding Amsterdam-
Rijn. Kan men van dezen minister een
ontwerp tegemoet zien? In Amster
dam heerscht dienaangaande groote
ongerustheid.
De MINISTER van WATERSTAAT
zal Dinsdagavond de sprekers beant
woorden. Binnenkort hoopt hij de in
structie der Wegencommissie aan de
Kamer te kunnen overleggen.
De vergadering wordt verdaagd.
FEUILLETON.
De vreemde landlooper
5) —o—
Hij heeft haar zien sterven en dit
heeft hem zeer aangegrepen, want nu
was er op de geheele wereld niemand
meer, die zich om hem bekommerde.
Hij heeft getracht zijn belofte te hou
den, en een betrekking als adjunet-in-
specteur op een groot landgoed aan
genomen. In den oorlog had hij zich
echter aangewend te drinken en te
spelen, zoodat hij 's avonds dikwijls
slecht gezelschap kreeg en 's morgens
dronken op zijn werk kwam. Men
zond hem weg; hier en daar heeft hij
nog geprobeerd weer aan den gang te
komen maar kon het nergens uithou
den, zoodat hij hoe langer hoe lager
gezonken is en nu zwerft hij sedert
een half jaar op den weg rond, heeft
vaak niets te eten gehad, meer dan
eens den nacht in 't bosch doorge
bracht of in 't vrije veld geslapen en
veel spot en schimp moeten verdra
gen. Hartmann had 't eens moeten
zien hoe Lij die herinnering de oogen
van den man fonkelden, hij zou dan
misschien anders over canaille den-
ben, die hem geen schop waard
scheen. Ik geloof, dat er in 't hart van
dien landlooper zooveel haat en bit
terheid »ckweekt is, dat hij op een
O'V'pnblik tot 't uiterste in staat zou
zijn
„En wat heb je hem gezegd. Kurt?"
vroeg mevrouw Eiwitz, die het ver
haal van haar man met gespannen
aandacht aangehoord had.
„Ik heb hem gevraagd of hij lust
had, eerlijk te werken om zoo allengs
weer een positie in 't leven te kunnen
verkrijgen. Vol bitterheid antwoordde
hij: „Wat helpt 't me of ik werk! Wie
zal de hand naar een vagebond uit
strekken en hem helpen om er weer
boven op te komen? Sedert een half
jaar is u de eerste-, die een vriendelijk
woord tot mij gesproken hebt". Ik zei
tot hem: „Ik wil je de behulpzame
hand bieden, als je in.ernst een nieuw
leven wilt beginnen. Je moet hier blij
ven; je zult kost en inwoning hebben
en ook loon ontvangen als je mij
trouw ter zijde wilt staan. Maar wie
in mijn huis woont mag zichzelf in
niets vergeten. Je moet je de achting
van het volk eerst verwerven, en er
vóór alle dingen op bedacht zijn nooit
iets te doen wat je verweten zou kun
nen worden. Als ik je met kaarten zie
zitten, dan hebben wij niets meer
met elkander te maken en zonder
mijn geleide wil ik je liever niet in
een herberg zien".
„En wat heeft hij geantwoord.
Kurt?"
„Hij hoorde mij zwijgend aan. Ik
vroeg hem of hij nv'j niet-tegenstaande
de schijnbaar ban e voorwaarden op
ziin woord beloven wilde, gevolg te
geven aan mijn w msc-hen om mij in
alles onderdanig te zullen zijn.
„Zoo waar ik begon hij haastig,
maar ik legde hem het zwijgen op,
aangezien ik alléén zijn woord ver
langde en hem wilde gelooven als
eerlijk man. Het zal hem wel vreemd
te moede geweest zijn, dat iemand
hem gelooven wilde als eerlijk man,
en toen hij mij de hand gaf kon hij
geen woord spreken. God geve, dat on
ze poging hem ten zegen zij. Er is iets
wilds, iets hartstochtelijks in dien
mensch en toen hij mij, voordat hij de
deur uitging, nog eens zeide: „ik wil
werken, ik wil een eerlijk man wor
den", klonk het zoo hard of hij van
ijzer en staal was. Het ware mij liever
geweest als hij gezegd had: „Moge
God mij helpen".
„Dat leert hij misschien nog wel
zeggen, Kurt", troostte mevrouw Ei
witz. „Velen vinden den Heere in zwa
re dagen, anderen in goede. Hoe zal je
met hem doen tegenover de arbei
ders?"
„Ten eerste moet hij zooveel moge
lijk in mijn tegenwoordigheid gezien
worden. Verder moet ik onderzoeken
of hij iets van den landbouw afweet
en mij daarin helpen kan. Bezigheid
zal er wel te vinden zijn. en Hendrik
zal er wel voor zorgen, dat niemand
van de arbeiders hem te na komt; de
de man houdt in dit opzicht de
t' iwels strak. Vanmorgen vroeg hoor
de ik zelfs hoe hij een van hen het
zwijgen oplegde toen deze hem vroeg:
„Wel, Hendrik, is 't waar, dat de
landlooper hier blijft?"
„En wat zeide Hendrik?"
„Hij keek heel kwaad en zei: „Van
't oogenblik af aan, dat iemand bij
ons in huis is, is hij geen landlooper.
Onthoud dat en dank God, dat jij niet
cp straat behoeft te liggen".
„Ja", zei mevrouw Eiwitz, „Hendrik
is goud waard, 't Is toch maar g^ed,
dat hij na vader's dood zoo trouw bij
ons is gebleven en geen trouwplan
nen gehad heeft".
Eiwitz keek hoe laat 't was. „Voor
dat Hartmann komt ontbijten, wil ik
nog even de plaats rondgaan".
„En ik ga mijn bevelen geven om
trent de kamer, die voor Gratzer in
gericht moet worden, en dan hebben
we nog een paar moeilijke uren, tot
dat Hartmann vertrekt".
Eiwitz dreigde zijn vrouw glim
lachend met den vinger. „Wees maar
heel aardig tegen hem, denk aan zijn
vrouw en dochter!"
Terwijl Eiwitz buiten alles opnam
er zijn vrouw zich met de huishou
ding bemoeide, zat Karei Gratzer in do
kamer van Hendrik. Hij ondersteunde
zijn hoofd met de handen en keek
strak voor zich. Het ontbijt stond nog
onaangeroerd op de tafel.
De oude knecht poetste de zilveren
messen en vorken, keek den vreemde
nu en dan steelsgewijze aan, poetste
steeds harder en ijveriger en zeide
eindelijk: „Laat toch die lekkere kof
fie niet koud worden en drink haar
toch eindelijk eens op! Het is de eer
ste en laatste maal dat ge haar in
mijn kamer drinkt, vandaag krijgt ge
hoven uw eigen kamer".
Zwijgend, en met een eigenaardigen
blik keek de jonge man den grijsaard
aan. Hendrik trad dicht op hem toe,
klopte hem op den schouder en zeide:
„Dank God, dat ge aan onze deur ge
komen zijtl Voor onzen drempel be
gint er een nieuw leven voor u. Ik
weet wat. het is geen thuis te hebben
en op straat te liggen zonder dat er
iemand naar u omziet".
„Zoo? Weet ge dat?"
„Of ik 't weet! Ik was wel niet zoo
oud als gij toen ik 't ondervond, maar
een jongen van twaalf jaar. Het was
juist zulk een winterdag als gisteren.
Voor ditzelfde kasteel heb ik gelegen,
toen de overleden mijnheer hier nog
eigenaar was; ik was half dood van
honger en kou, en mijnheer heeft me
opgenomen, en heeft me een thuis go-
geven en ik wil dit huis niet anders
dan dood verlaten! Ik was niets dan
een bedeljongen, die niets geleerd
had. en dat ik het tot knecht gebracht
litb, heb ik aan 't geduld van mijnheer
zaliger te danken. Gij kunt T verder
brengen; gij hebt wat geleerd in "t le
ven, dat kan ik u wel aanzien, maar
ge zult 't mij, ouden man, wel niet
kwalijk nemen.
(Wordt vorvolgdj.