HI UW£ LEIOSCHE COURANT ZATERDAG 1 DEC. 1928 TWEEDE BLAD. DURE VREUGD. Allen, die dit zagen, murmu reerden, zeggende: Hij is tot een zondigen man ingegaan, om te herbergen. Lukas 197. Zacheüs is zeer gelukkig, als Jezus in zijn huis is. De moeite, die hij er voor deed, al leen maar om Jezus te zien, wijst daarop. Bovendien schrijft Lukas met even- zoovele woorden; „Zacheüs ontving Hem met blijdschap". En ook blijkt zijn vreugde duidelijk uit zijn besluit, om de helft van zijn goederen hij was een rijk man aan de armen te geven, en, mocht hij iets ontvreemd hebben, dan zal hij het viervoudig terug geven. Eigenlijk is dit de „vindenstijd" van Zacheüs. Toch kan men moeilijk van dure vreugde spreken om die helft van zijn goederen en dat viervoudig vergoeden van mogelijk onrecht. Hij geeft daar mee geen dingen over, die hij liever wilde behouden. Allerminst. Hij acht zich juist gelukkig, een vorm gevonden te hebben, waarin hij aan zijn blijdschap uiting kan geven. Eenerzijds ervaart hij de reinigende invloed van Jezus, waardoor men zich los maakt van eigen zonde, en ander zijds besluit hij tot dit rechtsherstel, om zoo aan Jezus te toonen, hoezeer deze vindenstijd hem gelukkig doet zijn. Trouwens: „Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem ten eenenmale verach ten". Niet Zacheüs, maar aan Jezus is de vreugde van deze ontmoeting duur te staan gekomen. Diens blijdschap is trouwens ook van -anderen aard. Het ijzervijlsel, dat getrokken wordt vindt wel in zekeren zin de magneet, maar juister is het te zeggen, dat de magneet 't vijlsel vindt, want de mag neet zocht en trok. Zoo ook wordt Jezus hier gevonden door een man, die oorspronkelijk niet naar Hem zocht, maar door Jezus zoekende was gemaakt. De geruchten hadden zijn belangstelling gewekt. Bijzonder interesseerde hem, als overste der tollenaren, de houding, die door Jezus werd aangenomen tegen over hem en zijn mede-dienaren. Jezus zoekt en vindt door zoekende te maken en Zich te laten vinden, en daarom is èr ook bij Hem en bij Hem eerst recht van vreugde sprake. De vrouw is verblijd, die haar pen ning vindt; de herder, die zijn schaap weer ontdekt; de vader, die zijn zoon begroeten kan. Hier is de vrucht van Zijn Midde- laarswerk. Het „deze moet Ik ook toe brengen" gaat hier in vervulling; en daarover is in dat heilige hart blijd schap, omdat Hij gekomen is om te zoeken en te vinden. Deze vreugde van de ontmoeting is voor Hem echter wel duur. Het feit toch, dat onze Heiland tolle naren en zondaren ontving en met hen at, is een der voornaamste oor zaken geweest, waardoor bij een andere groep vijandschap opkwam. Naarmate Jezus Zich kennen deed in Zijn opzoekende liefde en daarbij de eigengerechtigden voorbij ging, groei de bij velen de vijandschap tot haat en bekroop hen de lust om Hem te dooden. Totdat als Zijn liefde ten volle ojjciijjtuuii fcuuL 4-1! zijn iels ion vorm; uciii worut jezus genageld aan net m uis en graait men i in uou grouu. xilS uau OOxi. Jims 111 Jcl'iCiiu UjfCii- iijAk, ieu aanscuouwe van uo niem.0ic, iiicu zuovuei geiegen laui uezeii oversie van tonenaien, en mei vooimjgang Van anucien mjZuiiucie neinoeieiua met atui Luuai, uua mengt jezus mcnzen uaaiuour uicn- ter xjij /njn eigen muis. iu* aiaat zoo iiauronneiijn Vci'meiu: „en anen, cue net zagen, muruiuieei- uen, zeggenue; xzij is tot een zunuigen mail ingegaan Om ie nei'neigeii A enter ueze ommueiing nel iviuis, waaraan nij nangeu moet en uoor ueze ontmoeting,, waarin zou ïij- ae yreugue worut genoten, worut inj uicntei; naai; Zijn gruis geurongen. uure yreugu worut uaar neuieven m zacheüs' nuis. t Meest uenend hiernij is, uat deze gang van zaaen oug. toen reeus Jezuo met onnegenu was. nïj genue ue uur- ten; nij genue ue naai; rnj weet oog, uat gijn iieiuenetoon ue naai te uie- per in ure harten invreten uoet. maar jezus zet uoor. nij wil neiue nêwijzen; uoor zoeken de te magen, wil nij zondaren vmuen. nij wil ue neme in ai naar gevolgen. ue neiue, uie sterker is uan ue uoou, en neui oog wergeiijg net leven kos- ien gaat. uur netalen moet hij de vreugde, die hij een ander en zichzelf bereidt uoor in te gaan tot uezen zondigen man om te nernergen. Jezus doet toch feitelijk niet anders dan tot zohuige inenscüeh ingaan. Uok wat ons betreft. Alleen maar; zyii vijanden zagen over net nooid, en wiiuen met tien, uat m net nart van die zondaren onuei zijn reinigende invloed ue wiiskracnt gewekt wordt, om de zonde te over winnen. maar wij, die deze dingen wel ver staaniaat God voor ons bewust zijn almeer ons doen deelen in die vreugde, maar ook al meer voor ons het kruis van Christus uit de nevelen losmaken en ons diep in 't hart gra- veeren, dat onze vreugde en de vreug de des Reeren duur is betaald, i/uur gekocht als wij zijn, moeten we er veel voor over hebben, om uiting te geven aan onzen vreugde en dank baarheid; wij willen God verheerlijken in ons lichaam en in onzen geest, wel ke Godes zijn. ZONNEWENDE. Een blomken heb ik staan, nabij me, in de oude boekenzale, dat altijd naar den dag toe keert zijn' blaarkes, altemale; het wenden mag ik, zus of zoo, dat ik begeere vlogt het noo, en 't zoekt, weerom naar mij gericht, nog altijd liever 't zonnelicht! Och, ware ik als dat bloemke is, in al mijn doen en laten, mijn zorgen, mijn bekommernis, in huis en achter straten; 't Zij wat men doet of niet en doet, 't zij wat ik immer lijden moet, naar u, met harte en ziel, gericht, o, alverzetterïd zonnelicht! 't Is duister nu en zwaar, te mets omtrent mij: oude kwalen en nieuwe doen, van zielgekwets mij moe zijn, menigmalen, totdat, o God, naar U gewend, mijn duisterheid den dag erkent, en ziende U, met mijne oogen dicht, ik asem hale, in 't zonnelicht. GUI DO GEZELLE. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Leeuwarden, B. J. Aris te Hoogezand, F. H. Bruins te Ivooten. H. H. Dorgelo te Naarden, G. van Duijl te Hilversum, H. A. Enklaar te Oiïd- kerk en E. D. Spelberg te Egmond- Binnen c.a. Tweetal: Te Wanswerd, G. van Montfrans te Barneveld en C. J. Meij er te Harlingen. Beroepen: Te Asten, M. van Reken, cand. te den Haag; te Ooster- bierum (toez.), D. M. Vermet te Balk; te Wanswerd, G. van Montfrans te Barneveld. GLREF. KERKEN. Bedankt: Voor Nieuweroord, A. H. Pierson, te Sleen. CHR. GEREF. GEM. Tweetal: Te Sneek, A. Gruppen te Zwaagwesteinde en W. Hendriksen te Ede. Beroepen: Te Rotterdam-Zuid, K. Groen te Nieuwpoort; te Alphen a. d. Rijn, (tweede maal), P. Zwier te Pa- pendrecht. PEREMPTOIR EXAMEN. De classis Winschoten der Geref. Kerken heeft na peremptoir examen met algemeene stemmen toegelaten tot den Dienst des Woords en der Sa cramenten, den heer E. G. Teijlingen, beroepen predikant te Oostwold. PRAEPARATOIR EXAMEN. De CJassis Zwolle der Geref. Kerken heeft na praeparatoir examen beroep baar verklaard den heer D. van Enk, cand, te Kampen. De heer van Enk is bereid met in gang van 15 Januari 1929 een eventu eel, beroep in overweging te nemen. Gaarne zal hij des Zondags de Ker ken dienen. Zijn adres is: Oudestraat 1401, al daar. GIFTEN EN LEGATEN. Ds. J. G. Feenstra, Geref. predikant te Scheveningen heeft van een onbe kenden gever een gift ontvangen van 1750, waaronder twee aandeelen van de Geref. Kerk aldaar en 500, voor extra aflossing van de schuld der Kerk; 400 voor de armen; 150 voor de Zending; 100 voor het uRsthuis en 100 voor de Evangelisatie. GEREFORMEERDE KERKEN IN H. V. Men schrijft aan de N. R. Ct.: Vijftien leden der Geref. kerk te Arn hem, benevens een lid der Geref. kerk te Oosterbeek en Velp hadden aan een aan tal leden van genoemde drie kerken uit- noodigingen gezonden tot het bijwonen van een gisteravond te Arnhem in het Gebouw voor Christelijke Belangen be legde vergadering, waar als sprekers op traden Ds. J. C. Aaiders, Geref. predikant (H. V.) te Amsterdam, met het onderwerp: „Het doorgaan van de cris's in de Geref. Kerk", en Ds. E. L. Smelik, Geref. predi kant (H.V.) te Rotterdam, met het onder werp: „De gewetensvrijheid van een Geref. predikant". Voor dize bijeenkomst bleek vrij groote belangstelling te be ta^n, hoofdzakelijk van leden der Geref. Kerk te Arnhem. Na dat voornoemde predikanten het woord hadden gevoeld, bestond gelegenheid vra gen te stellen, waarvan door verschillen de aanwezigen gebruik werd gemaakt. Hoewel geen besluiten werden genomen of besprekingen daaromtrent in deze bij eenkomst plaats vonden, zal hierin toch wel het begin gezien worden van de stich ting eener Geref. Kerk (H. V.) voor Arn hem en omstreken. Moeilijkheden bij het beroepen van een predikant in de vaca- ture-Ds. Kunst hebben zeer zeker er toe bijgedragen tot een spoediger openbaar worden van hetgeen voortdurend kon wor den verwacht. De richting Geelkerken vindt voornamelijk haar aanhang bij de z.g. intellectueelen; onder wie de leera ren van het Chr. Lyceum te Arnhem een vooraanstaande plaats innemen. In vergelijking met Arnhem kan de bij val van omliggende gemeenten gering ge noemd worden. DE GEREF. KERK IN ZEVENBERGEN. Naar uit Kolozsv&r (Klausenberg) aan den „Pester Lloyd" geseind wordt, werd daar den 25en November het zeer talrijk bezochte generaalconvent der Gerefor meerde Kerk in Zevenbergen door graaf Artur Pelehi geopend. In het rapport van den bisschop Séndor Makkai wees deze erop, dat de afgeloopen vijftien maanden de zwaarste waren, die de kerk in Ze venbergen sedert haar bestaan had door te maken. Ernstige zorgen ontstonden voor de gemeente, wat betreft de moge lijkheden tot onderhoud van de kerkelij ke scholen, terwijl de nieuwe religieuse en schoolwetten der Roemeensche regeering direct het bestaan der kerk bedreigen, die voor het overige zeer sterk verzwakt wordt door de voortdurende verarming harer lidmaten. De bisschop wees er ten slotte op, dat het thans voor de kerk zaak was, te bewijzen, dat zij zichzelve kon verdedigen en dat zij verder ook in staat was de nationals, cultuur van het aan haar zorgen toevertrouwde volk te be waren. BINNENLAND. HOFBERICHT. H. M. de Koningin-Moeder, verge zeld door Jonkvr. F. L. H. v. d. Poll en Jhr. A. S. E. van Tets, heeft gisteren- ochtend een langdurig bezoek go- bracht aan de tentoonstelling van oud Chineesch aardewerk en perce- lein in de Koninklijke Kunstzaal Kleykamp. H. M. toopde veel belangstelling en werd ontvangen en rondgeleid door den heer C. G. Kleykamp. PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND. De provinciale begrooting. Gisterochtend is de zitting van de Staten in het gebouw der Eerste Ka mer, onder voorzitterschap van Jhr. Mr. Dr. Van Karnebeek, Commissaris der Koningin, voortgezet. Mej. GROENEWEG (S. D.) verdedigt haar voorstel, om ook vrouwen als ambtenares ter griffie benoembaar te stellen. De heer JANSEN MANENSCHIJN (A. R.) constateert, dat de werkloozen met het voorstel-Van Eek niet verder zullen komen, omdat, ook zonder dat het noodige tot werkverruiming ge daan wordt. Het voorstel beteekent 't intrappen van een open deur en daar aan doet spr. niet mee. De heer LOERAKKER (R. K.) her haalt zijn meening, dat het voorstel- Van Eek van de zijde der S. D. A. P. alleen voor reclame noodig is, omdat die partij voor den winter verkiezings muziek noodig heeft. De heer MOOYMAN (R. K.) ant woordt aan de sociaal democraten, dat van zijn zijde steun zal worden ge geven aan concrete voorstellen, bijv. ter .tegemoetkoming aan aanvragen van gemeentebesturen, die een be paald werk wenschen aan te vatten, waardoor nuttige arbeid mogelijk wordt. Te 1.30 uur wordt de vergadering geschorst tot 2 uur. Na heropening van de vergadering wordt nog gerepliceert vanwege Ged. Staten. Aan de orde is dan de stemming over de motie-Van Eek om 200.000 ter beschikking van gemeentebestu ren te stellen voor werkloosheidsbe strijding. De heer TER LAAN (S. D.) deelt me de, dat zijn fractie aan de motie toe voegt de woorden: „indien daartoe aanvragen zijn ingekomen". De gewijzigde motie wordt met 39 tegen 26 stemmen verworpen. Voor de sociaal democraten, de vrij zinnig democraten, de heer Braat (PI.) en de heeren Mooijman en Van Duin (beiden R. K.). De provinciale begrooting en 'de voorgestelde heffing van opcenten worden z. h. st. goedgekeurd. Ingekomen zijn verschillende adres sen tegen de droogmaking der Reeu- wiiksché en Sluipwijksche plassen, Voorgesteld wordt, deze in handen te stellen van Ged. Staten om prae- advies. Dr. HOFFMAN (R. K.) dringt er bij Ged. Staten op aan, bij het uitbrengen van hun prae-advies rekening te wil len houden met de historische gege vens van vroegere droogmakerijen, die ten deele onder moeilijke staats- en sociale omstandigheden waren tot stand gekomen. Overigens refereerde spr. zich op nieuw aan zijn reeds meermalen te dezer plaatse geuite vele ernstige fac toren ten gunste dezer drooglegging. Gaarne zou hij zoo spoedig mogelijk een aparte Statenzitting voor deze plannen wenschen. De adressen worden in handen van Ged. Staten gesteld. De VOORZITTER sluit om vier uur de zitting. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. Begrooting van Waterstaat Aan de orde is de begrooting van Waterstaat. De heer BEUMER (A. R.) klaagt over het optreden van den minister tegen de autobussen en wijst o.m. op de he sluiten inzake den dienst Utrecht, den Dolder, Zeist en Doorn, waardoor deze diensten zullen verdwijnen en de tramtarieven zullen worden ve*» hoogd. De heer v. d. HEUVEL (A. R.) vraagt vergunning voor een autobusverbin ding HoofddorpAalsmeer en klaagt over den slechten waterstaatstoestand in het Noordwestelijk deel van Bra bant. De heer KRIJGER (C. H.) wenscht meer inlichtingen over de reorganisa tie van den waterstaat en vraagt waar om de minister niet voelt voor samen trekking van arrondissementen on der een directie. Spr. hoopt, dat de mi nister een directeur-generaal zal be noemen om de reorganisatie uit te voeren op de basis van het commissie rapport. Indien de minister geen be vredigende verklaring aflegt, zal spr. tegen de begrooting stemmen. De heer WEITKAMP (C. H.) acht 't treuzelen van den minister schadelijk voor den landbouw, die te lijden heeft van wateroverlast. Spr. vraagt subsi die voor een versterking van den IJs- seldijk bij Zalk. Dhr. VAN VOORST TOT VOORST (R. K.) dringt aan op groote voorzich tigheid met het weigeren van vergun ningen aan autobusondernemingen. De heer LEENSTRA (A. R.) zegt, dat de autobus niet is te beschouwen als een concurrent van de tram of den trein, maar als een makelaar tusscheri tram of trein en de passagiers. Het is niet de taak van den minister, uit te pluizen of de bus hier of daar een pas sagier van de tram afsnoept. De heer STAALMAN (V. B.) wijst op het belang van het motorverkeer. Da gelijks bewegen zich minstens 75000 motorrijtuigen langs den weg. Daarbij vordert de verbetering der wegen zeer langzaam en de motoren zijn zwaar belast. De tegenwoordige wegen zijn ge bouwd voor p§ardentractie en voet gangers. De minister is niet verantwoord in het tegenwoordige tempo voort te gaan met de wegenverbetering en de opruiming der tollen. Naarmate men langer wacht met de opruiming van tollen, zal het steeds duurder worden om verlost te worden van dit ver molmde belastinginstituut. De VOORZITTER dringt aan op zoo groot mogelijke beperking door de le den, daar er thans bij deze afdeeling reeds 31 sprekers zijn ingeschreven. Mevr. VAN ITALLIE VAN EMBDEN (V. D.) vraagt bescherming van den voetganger, die zich tegenwoordig de allures heeft moeten geven van den vervolgden haas. Overal wordt hij op geschrikt, moet hij huppelen en sprin gen ter wille \an het moderne verkeer* Voorts komt spr, op tegen het öor- verdoovend gekrijsch, getoeter en ge gil langs de wegen. In het buitenland is dit kabaal lang zoo erg niet. Het vee mag niet verschrikt worden, maar de mensch is aan zijn lot overgelaten. De VOORZITTER stelt voor op den St. Nicolaasdag de ziting te doen be ginnen om 11 uur en te doen. eindigen om 3 uur. Aldus besloten. Dr. VOS (V. B.) wijst op het belang van de vaarverbinding Amsterdam- Rijn. Kan men van dezen minister een ontwerp tegemoet zien? In Amster dam heerscht dienaangaande groote ongerustheid. De MINISTER van WATERSTAAT zal Dinsdagavond de sprekers beant woorden. Binnenkort hoopt hij de in structie der Wegencommissie aan de Kamer te kunnen overleggen. De vergadering wordt verdaagd. FEUILLETON. De vreemde landlooper 5) —o— Hij heeft haar zien sterven en dit heeft hem zeer aangegrepen, want nu was er op de geheele wereld niemand meer, die zich om hem bekommerde. Hij heeft getracht zijn belofte te hou den, en een betrekking als adjunet-in- specteur op een groot landgoed aan genomen. In den oorlog had hij zich echter aangewend te drinken en te spelen, zoodat hij 's avonds dikwijls slecht gezelschap kreeg en 's morgens dronken op zijn werk kwam. Men zond hem weg; hier en daar heeft hij nog geprobeerd weer aan den gang te komen maar kon het nergens uithou den, zoodat hij hoe langer hoe lager gezonken is en nu zwerft hij sedert een half jaar op den weg rond, heeft vaak niets te eten gehad, meer dan eens den nacht in 't bosch doorge bracht of in 't vrije veld geslapen en veel spot en schimp moeten verdra gen. Hartmann had 't eens moeten zien hoe Lij die herinnering de oogen van den man fonkelden, hij zou dan misschien anders over canaille den- ben, die hem geen schop waard scheen. Ik geloof, dat er in 't hart van dien landlooper zooveel haat en bit terheid »ckweekt is, dat hij op een O'V'pnblik tot 't uiterste in staat zou zijn „En wat heb je hem gezegd. Kurt?" vroeg mevrouw Eiwitz, die het ver haal van haar man met gespannen aandacht aangehoord had. „Ik heb hem gevraagd of hij lust had, eerlijk te werken om zoo allengs weer een positie in 't leven te kunnen verkrijgen. Vol bitterheid antwoordde hij: „Wat helpt 't me of ik werk! Wie zal de hand naar een vagebond uit strekken en hem helpen om er weer boven op te komen? Sedert een half jaar is u de eerste-, die een vriendelijk woord tot mij gesproken hebt". Ik zei tot hem: „Ik wil je de behulpzame hand bieden, als je in.ernst een nieuw leven wilt beginnen. Je moet hier blij ven; je zult kost en inwoning hebben en ook loon ontvangen als je mij trouw ter zijde wilt staan. Maar wie in mijn huis woont mag zichzelf in niets vergeten. Je moet je de achting van het volk eerst verwerven, en er vóór alle dingen op bedacht zijn nooit iets te doen wat je verweten zou kun nen worden. Als ik je met kaarten zie zitten, dan hebben wij niets meer met elkander te maken en zonder mijn geleide wil ik je liever niet in een herberg zien". „En wat heeft hij geantwoord. Kurt?" „Hij hoorde mij zwijgend aan. Ik vroeg hem of hij nv'j niet-tegenstaande de schijnbaar ban e voorwaarden op ziin woord beloven wilde, gevolg te geven aan mijn w msc-hen om mij in alles onderdanig te zullen zijn. „Zoo waar ik begon hij haastig, maar ik legde hem het zwijgen op, aangezien ik alléén zijn woord ver langde en hem wilde gelooven als eerlijk man. Het zal hem wel vreemd te moede geweest zijn, dat iemand hem gelooven wilde als eerlijk man, en toen hij mij de hand gaf kon hij geen woord spreken. God geve, dat on ze poging hem ten zegen zij. Er is iets wilds, iets hartstochtelijks in dien mensch en toen hij mij, voordat hij de deur uitging, nog eens zeide: „ik wil werken, ik wil een eerlijk man wor den", klonk het zoo hard of hij van ijzer en staal was. Het ware mij liever geweest als hij gezegd had: „Moge God mij helpen". „Dat leert hij misschien nog wel zeggen, Kurt", troostte mevrouw Ei witz. „Velen vinden den Heere in zwa re dagen, anderen in goede. Hoe zal je met hem doen tegenover de arbei ders?" „Ten eerste moet hij zooveel moge lijk in mijn tegenwoordigheid gezien worden. Verder moet ik onderzoeken of hij iets van den landbouw afweet en mij daarin helpen kan. Bezigheid zal er wel te vinden zijn. en Hendrik zal er wel voor zorgen, dat niemand van de arbeiders hem te na komt; de de man houdt in dit opzicht de t' iwels strak. Vanmorgen vroeg hoor de ik zelfs hoe hij een van hen het zwijgen oplegde toen deze hem vroeg: „Wel, Hendrik, is 't waar, dat de landlooper hier blijft?" „En wat zeide Hendrik?" „Hij keek heel kwaad en zei: „Van 't oogenblik af aan, dat iemand bij ons in huis is, is hij geen landlooper. Onthoud dat en dank God, dat jij niet cp straat behoeft te liggen". „Ja", zei mevrouw Eiwitz, „Hendrik is goud waard, 't Is toch maar g^ed, dat hij na vader's dood zoo trouw bij ons is gebleven en geen trouwplan nen gehad heeft". Eiwitz keek hoe laat 't was. „Voor dat Hartmann komt ontbijten, wil ik nog even de plaats rondgaan". „En ik ga mijn bevelen geven om trent de kamer, die voor Gratzer in gericht moet worden, en dan hebben we nog een paar moeilijke uren, tot dat Hartmann vertrekt". Eiwitz dreigde zijn vrouw glim lachend met den vinger. „Wees maar heel aardig tegen hem, denk aan zijn vrouw en dochter!" Terwijl Eiwitz buiten alles opnam er zijn vrouw zich met de huishou ding bemoeide, zat Karei Gratzer in do kamer van Hendrik. Hij ondersteunde zijn hoofd met de handen en keek strak voor zich. Het ontbijt stond nog onaangeroerd op de tafel. De oude knecht poetste de zilveren messen en vorken, keek den vreemde nu en dan steelsgewijze aan, poetste steeds harder en ijveriger en zeide eindelijk: „Laat toch die lekkere kof fie niet koud worden en drink haar toch eindelijk eens op! Het is de eer ste en laatste maal dat ge haar in mijn kamer drinkt, vandaag krijgt ge hoven uw eigen kamer". Zwijgend, en met een eigenaardigen blik keek de jonge man den grijsaard aan. Hendrik trad dicht op hem toe, klopte hem op den schouder en zeide: „Dank God, dat ge aan onze deur ge komen zijtl Voor onzen drempel be gint er een nieuw leven voor u. Ik weet wat. het is geen thuis te hebben en op straat te liggen zonder dat er iemand naar u omziet". „Zoo? Weet ge dat?" „Of ik 't weet! Ik was wel niet zoo oud als gij toen ik 't ondervond, maar een jongen van twaalf jaar. Het was juist zulk een winterdag als gisteren. Voor ditzelfde kasteel heb ik gelegen, toen de overleden mijnheer hier nog eigenaar was; ik was half dood van honger en kou, en mijnheer heeft me opgenomen, en heeft me een thuis go- geven en ik wil dit huis niet anders dan dood verlaten! Ik was niets dan een bedeljongen, die niets geleerd had. en dat ik het tot knecht gebracht litb, heb ik aan 't geduld van mijnheer zaliger te danken. Gij kunt T verder brengen; gij hebt wat geleerd in "t le ven, dat kan ik u wel aanzien, maar ge zult 't mij, ouden man, wel niet kwalijk nemen. (Wordt vorvolgdj.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5