biSEUWE LEIDSCHE COURANT van WOENSDAG 31 OCT. 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE NAAM VAN DEN VERBONDS GOD. Welke is de beteekenis van den Naam, waarmee de Heere zich noemt in Ex. 3 vs. 14? Het antwoord op deze vraag is niet zoo eenvoudig als men zou denken. De verschillende vertalingen der Heilige Schrift stemmen op dit punt niet over een. Om er eenige te noemen: Onze Statenvertaling heeft: „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal'. De Leidsche vertaling heeft niet den toekomenden, doch den tegenwoordi- gen tijd: „Ik ben. Die Ik ben". Hiermede stemt Prof. Böhl in „Tekst en Uitleg" overeen. De oude vertalingen hebben iets der gelijks, n.l. de Vulgaat: „Ego sum qui sum", d.w.z.: ,,lk ben Die Ik ben", of wel: „Ik ben Degene die is". En gaan we nog verder terug, tot de Septuagint, dan heet het daarin: „Ik ben de Zijnde". Wie geen kennis heeft van de He- breeuwsche taal. zal het verwonderlijk vinden, dat omtrent een zinnetje van «oo eenvoudige constructie als hier voor ons ligt. zooveel verschil van meening kan bestaan, hoe men het in een der moderne talen moet overzet ten. Dit hangt evenwel samen met een eigenaardigheid dezer taal, dat zij wel w ij zen, doch geen t ij den kent, zoodat dus uit het verband moet blijken of een werkwoordsvorm in den tegenwoordigen of in den toekomenden tijd moet vertaald worden in een taal, die wel tijden heeft. Om een nader antwoord te geven op de vraag naar de beteekenis van den Naam, waaronder de Heere Zich aan Mozes openbaart, moeten wij, behalve op den taalkundigen vorm, ook letten op de historische omstandigheden, waaronder deze gebeurtenis plaats had. Dan zal ons ook blijken, dat er geen onzekerheid behoeft te bestaan over de bedoeling van den Naam Jahweh. Hierover zijn de voornaamste uit leggers het op verrassende wijze eens. Om te beginnen met de kantteeke- naren van den Statenbijbel; dezen tee kenen bij: „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal" in Ex. 3 vs. 14 aan: „And. ickben dieick ben, ofte ick sal zijn die ick was, komen de in den gront over een met den naem Jehova. Dit beteekent, dat Godt, die Mose sondt, eeuwigh is in wesen, ge trouw in sijne beloften, ende almogen de in der selver uytvoeringe". De geleerde Luthersche Oudtesta menticus Prof. Eduard König zegt in zijn: „Geschichte der Alttestament- lichen Religion" (blz. 209 van den tweeden druk): „Als benaming voor de Godheid, Die Zich aan Mozes als identiek met den God der vaderen Is raëls openbaarde, trad bij Mozes' er varing aan den Horeb de Naam Jah- v e te voorschijn. Zijn bekend worden op dat oogenblik past ook werkelijk dan volkomen in de historische situa tie, wanneer Hij de gedachte tot uit drukking bracht, dien Hij volgens het bericht der oudste bron' (Ex. 3 vs. 14a. E) uitdrukken wil: „hij die is, wie hij is", d.w.z. de Zijnde (LXX: ho oon), B 1 ij v e n d e, Eeuwige, tegelijk de Bestendige, Getrouwe. Want de toenmaals Mozes tot bewustzijn ge brachte nieuwe naam Gods wilde im mers juist uitdrukken, dat de God der vaderen Israels niet wellicht daarom, wijl Zijn volk in Egypte geknecht werd, opgehouden zou hebben te be staan of tenminste onbestendig en on trouw geworden was. De Elohist, volgens de critische geleerden een der bronnen van den Pentateuch. Tegenover elke gedachte Israëls in dien zin stond het nadruk leggen op de bestendigheid van dezen God. In deze historische situatie moest onder de eigenschappen van den God der Vaderen meer dan Zijn macht, Zijn trouw op den voorgrond treden De beste omschrijving van den Naam van den Verbondsgod is alzoo de Eeuwige, gelijk de hedendaag- sche Joden in hun Bijbelvertaling die bezigen en ook de Fransche vertaling die lieeft (l'Eternel). Doch men vatte dit nu niet in phi- losophischen zin op, doch legge den nadruk op de getrouwheid van den Verbondsgod, die Zijn beloften houdt. Zoo zegt ook Prof. Bavinck in zijn „Gereformeerde Dogmatiek" (dl. 2, blz. 115): „De naam Jhvh is van nu voort aan de omschrijving en de waarborg hiervan, dat God, de God van Zijn volk is en blijft, onveranderlijk in Zijn ge nade en trouw. En dat kon ook thans eerst, in Mozes' tijd, uitkomen. Er moest juist een lange tijd verloo- pen, om te bewijzen, dat God getrouw en onveranderlijk was; iemands trouw kan eerst op den duur en vooral in tijden van ellende worden beproefd. Zoo was het met Israël. Eeuwen waren verloopen na den tijd der aartsvaders; Israël werd on derdrukt en zat in ellende neer. En nu zegt God: Ik ben die Ik ben, Jhvh, de onveranderlijk getrouwe, de God der vaderen, de God ook nu nog van u en tot in eeuwigheid. Thans legt God in een ouden naam eene gansch nieuwe beteekenis, die ook thans eerst door het volk kan ver staan worden. En daarom is Jhvh Israëls God van Egypteland af. Hos. 12 vs. 10, 13 vs. 4". KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen, te Vleuten: P. War ners, te Nederhorst den Berg. Bedankt, voor Hardenberg: C. Koenekoop. te Meppel. Voor Mas tenbroek: N. Warmolts, te Wezep. GEREr. KERKEN. Beroepen, te Blokzijl: N. Streef kerk, candidaat te Amsterdam. Te Tienhoven (U.): W. Tom. te Warns (Fr.) Te Bili-Bithoven (als hulppre diker): J. F. W. Erdmann, candidaat te Hilversum. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt, voor Moercapelle: A. de Blois. te Dirksland. EVANG. LUTH. GEM. Drietal, te Stadskanaal: C. F. Nolte, candidaat te Amsterdam; H. L. G. Ouwerkerk, candidaat te Amster dam; en Th. Scharten, te Nijmegen. DOOPSGEZ. GEM. Beroepen, te Rotterdam (als hulpprediker): mej. L. Gooszen, can didaat te Deventer. Te Vlissingen: B. L. v. d. Veen. te Wieringen. Aangenomen, naar Akkrum S. I. v. d. Meulen, te IJtens. HET LAATSTE WOORD. Na wekenlange voorbereiding staan do hoofdbesturen van de Samenwer kende Zendingscorporaties (Zendings- bureau-Oegstgeest) voor de groote week: „De Zendingsweek". Dat er spanning en verwachting is spreekt vanzelf. Een groote groep voor een of andere zo a k mobiel te 'maken is uiterst moei lijk; ook de Zending is daarin niet ge heel geslaagd, doordat helaas niet allen deelnamen aan den voorarbeid. Wèl mag met groote dankbaarheid geconstateerd worden, dat vele hon derden Gemeenten in ons land in de komende week (411 November) in het teeken der Zending zulen staan. Ongetwijfeld wordt door velen ge volg gegeven aan de oproep om Ge bed, Toewijding en Offer. CHR. LYCEUM TE BANDOENG. Van dit Lyceum is verschenen een programma over het tweede School jaar. We vinden hierin opgenomen: lijsten van Bestuursleden en leeraars- personeel, statuten, toelatingseischen. s. hcolinrichting schematisch over zicht van de verschillende Lyceumaf- deelingen, uitvoerig leerplan, gebruik te leerboeken, rechten der einddiplo ma's en lijst van leerlingen. Voor Christelijke families die naar Indië gaan ,is deze program-uitgave een zeer practische gids. HST JAVA-COMITé EN DE SAMEN WERKENDE ZSNDINGS CORPORATIES. Het Java-Comité heeft in beginsel besloten toe te treden tot de Samen werkende Zendingscorporaties (Zen dingsbureau Oegstgeest). Deze hebben op grond hiervan in afwachting van de definitieve regeling clezer-federatie op het verzoek van het Java-Comité besloten, het te doen dee- len in de baten en lasten van de Zen dingsweek van 4—11 November. „EEN VASTE BURCHT". De vraag naar den ouderdom van Luther's „Een vaste Burcht" is ver schillend beantwoord. Volgens som migen heeft Luther het in 1521 ge dicht naar aanleiding van den Rijks dag te Worms. Anderen geven 1525 en '1527 op. In dit laatste jaar woedde de pest en het lied zou dan als troostlied bedoeld geweest zijn; weer anderen zeggen, dat de vier verzen op ver schillende tijden onder den indruk van bepaalde gebeurtenissen zijn ge dicht. Maar tegen deze opvatting pleit de eenheid van het lied. Het geheel© lied vindt men eerst in het Leipziger Enchiridion van 1530, terwijl het ook voorkomt in het z.g. Slütersche Ge- sangbuch, dat in 1531 te Rostock ver scheen. Prof. Schmidt te Erlangen is onlangs tot de conclusie gekomen, dat het strijdlied in 1928 juist vier eeuwen oud is en gerust kan beschouwd wor den als het oudste reformatielied, dat wij bezitten. Op de Raadstribune. De korte agenda van deze week heeft zich vrijwel opgelost in een drie tal punten, waaraan meer of minder aandacht werd gewijd. De benoeming van een lid in het Burgerlijk Armbestuur, de brandstof voorziening voor de werkloozen en de subsidie aan de Chr. H. B. S., dat wa ren de punten, waarover discussie ont stond. Onder deze was de brandstofvoor ziening, omdat het eigenlijk een socia listisch stokpaardje is, van de minste beteekenis. Het spijt ons van de S.D. fractie, dat haar woordvoerders niet beter wis ten te doen, dan als nieuw argument aan te kondigen, „een vroolijke scheld partij". Laat ons hopen, dat de vaderlijke wijsheid en voorzichtige bedachtzaam heid van „leider" Van Eek, deze al te rondborstige uiting weet te voorko men. Over de benoeming in het Burger lijk Armbestuur is onze voornaamste opmerking: Waarom wil toch de S. D. A. P. zoo gaarne meer aandeel in de armverzorging, die ze toch eigenlijk uit den booze acht? Alleen machtsont wikkeling? Met welk doel? Of is de keuze op deze nog al filantropisch aangelegde gekozene een tendenz in andere richting? Bij de subsidie Chr. H. B. S. kregen wij nog eens weer een ouderwetsch onderwijsdebat. Sociaal democraat en Vrijheidsbon- der zijn natuurlijk voor gelijkstelling. Dat spreekt eigenlijk vanzelf. Maar, zoo zegt de socialist, dat moet van de rijksregeering komen. Ik wil voorzichtig zijn, zegt de Vrij heidsbonden en daarom slechts geven wat we vroeger gaven en voor de toe komst een maximum stellen. Eigenlijk moest dat beteekenen een ander maximum, want in de nieuwe regeling zit reeds een maximum. Intusschen hebben wij ook goede woorden mogen hooren, zelfs van den Vrijheidsbond. Goede woorden van waardeering voor de school, omdat zij mede in een behoefte, ook van de ove rigens vrijzinnige ouders voorziet, Goede woorden, ook doordat de wet houder even vastlegde, da,t ondanks de zooveel ongunstiger kapitaalsopzet, de exploitatie der school zooveel voor- deeliger is, dan aan de openbare H. B. S., dat het eindcijfer per leerling slechts 1 hooger is. Er komt een tijd, dat dit eindcijfer zich nog gunstiger zal verhouden. Dat per slot de heer Sijtsma voor de subsidie stemde, was, naar wij hopen iets meer dan een vergissing. Zoo j a, dan hulde aan den Vrijzinnig Demo craat. GEMENGD NIEUWS. Nederland beviel hem niet- Re gen, zoon' echte vieze Hollandsche motregen. Aan de kade komt een pas sagiersboot uit Indië aan. Een dame. die om gezondheidsredenen naar Ne derland komt, staat op het dek met haar zeven spruiten, zoekend naar familie en bekenden, die haar zullen kernen halen. De jongste, een jongetje van een jaar of zes, vraagt haar bij de mouw trekkepd: „Moeder, is dit nu Holland?" „Ja jongen". Met een ruk heft het ventje het hoofdje op: „Nou, dan heb ik het al gezien, ga nu maar weer mee terug naar papa". De Culemborgsche moordzaak. M. de Sm., die in de Rijkswerkinrichting te Veenhuizen verpleegd wordt en die 8 November in verband met de Cu lemborgsche moordzaak voor de recht bank te Tiel wegens meineed moet terecht staan, is Zaterdagmiddag uit Veenhuizen ontvlucht. Het mocht den gestichtsveldwachter Dijkstra geluk ken hem te Smilde aan te houden. S. was toen in het bezit van een rijwiel dat hij ergens entvreemd had. Opsporing verzocht. De commis saris van politie te Hilversum ver zoekt namens de ouders opsporing, aanhouding en bericht van Jacobus Johannes Gout, oud 13 jaar, scholier wonende te Maartensdijk, Hoogedijk 104. Hij heeft Maandagmorgen de ouderlijke woning heimelijk verlaten. Signalement: ongeveer 1.30 M. lang, schraal van postuur, draagt een bril met hoornen montuur en is gekleed in beige regenjas, zwart pak met flu- weelen broek, zwarte kousen en zwar te rijgschoenen. Hij is blootshoofds en in het bezit van een damesrijwiel. Gis- teravond heeft een zijner vriendjes een briefkaart van hem gekregen uit Vianen. Treinvertraginr». De stationschef van het Staatsspoorstation te 's-Gra- venhage heeft bij de politie aangifte gedaan, dat het treinverkeer op de lijn 's-GravenhageGouda eenigen tijd vertraging heeft ondervonden. Het bleek, dat van een seinpaal, staande op Haagsch grondgebied, de trekdraden met een ijzerdraad vast gebonden waren, zoodat de seinwach- ter te Voorburg het sein niet op veilig kon stellen. Een onderzoek wordt in gesteld. Van een wagen gevallen. De landbouwer Groothuis, wonende te Weerselo, kwam aan het kanaal Al meloNordhorn onder de gemeente Tubbergen zoodanig van een wagen te vallen, dat hij bewusteloos in een na- bijzijnde woning moest worden bin nengedragen. Geneeskundige hulp was direct aanwezig. Zijn toestand is zeer ernstig. In brandende kalk gevallen. Een vreeselijk ongeval heeft plaats gehad in de kalkbranderij te Ubachsberg (L.), meldt „Het Volk". Op deze plaats vin den sedert langen tijd de zwervers uit den omtrek een onderdak, hetgeen door hen te meer wordt gewaardeerd, omdat de brandende ovens een mooie kookgelegenheid bieden. Een hunner, de 45-jarige N. God ding, is echter, toen hij bezig was wa ter voor de koffie te koken, zelf in de brandende kalk gevallen. Met vereen de krachten slaagde men erin, heon uit het vuur te trekken, doch reeds was hij geheel met brandwonden over dekt. Men Vervoerde hem naar het hospitaal te Heerlen, waar hij is over leden. Omdat ze tegen de belasting waren- Twee landmeters, die in opdracht der Poolsche regeering geologische opmetingen bij Wielun deden, zijn door circa vijftig boeren met dorsch- vlegels en mestvorken overvallen en gruwelijk mishandeld. De eene werd zwaar gewond, in een riviertje gegooid en later door onderwijl gehaalde poli tie gered. De boeren hebben verkeerd in de meening, dat de opmetingen geschied den in verband met de vaststelling eventueel verhooging van de grondbe lasting. Het zal je gebeuren. De justitie te Hamburg had een bevel tot inhech tenisneming uitgevaardigd tot den Duitschen chef van een Engelsch fi liaal op Silezië. Hij werd gearresteerd en zou uitgeleverd worden. Daartoe werd hij eerst in de gevangenis ge stopt, in de ijzers gelegd en met ket tingen geboeid. Toen werd hij heel Italië door gesleept van dorp tot dorp. deels te voet, deels per spoor. Dat reisje duurde 35 dagen. En toen hij in Hamburg aankwam, bleek het bevel tot inhechtenisne ming een vergissing. Verduistering van juweelen te Luik. De gemeentepolitie te Maastricht heeft gisteren aangehouden een zeke re mej. M. R. uit Luik, die zich aldaar aan verduistering van diamanten, brillanten en een bontmantel van groote waarde heeft schuldig gemaakt. De politie heeft zich met de politie te Luik in verbinding gesteld over de uitlevering van het meisje. Moeder en kind door een autobus gegrepen. Gisteren heeft op den straatweg PutteCapelle een zeer ernstig ongeluk plaats gehad. Toen een vrouw uit Antwerpen met haar zesjarig kindje van een vrachtauto stapte, waarmede zij een eindweegs was meegereden, stak zij zonder uit kijken den straatweg over. Op het zelfde moment naderdo een autobus van de Maatschappij „Lux". De chauf feur van de bus trachtte nog te stop pen, doch de vrouw was reeds te dicht bij, dan dat een aanrijding nog kon worden voorkomen. Zoowel de vrouw als het kind werden door den auto gegrepen, eerstgenoemde was op slag dood, terwijl het kind na slechts wei nige oogenblikken aan de benekomen kwetsuren bezweek. Den chauffeur treft geen schuld. Aan de gevolgen overleden. De chauffeur Wouters van de Stoom- wasscherij te Steensel, die Maandag middag met een luxe auto tegen een boom reed, is gisteren zonder tot be wustzijn te zijn gekomen, in het zie kenhuis te Eindhoven overleden. Inbreuk op het auteursrecht. De rechtbank te Arnhem heeft uitspraak gedaan in de zaak van den directeur der Plateelfabriek Gelria te Arnhem, die terecht heeft gestaan wegens in breuk op het auteursrecht door een decor van de Goudsche aardewerkfa- l.riek Regina te doen namaken en te vtrkoopen. De rechtbank heeft verd. veroordeeld tot f 25 boet9 of 25 dagen hechtenis Bedrlegelijke bankbreuk. Een radiohandelaar te Nijmegen, die te recht stond wegens het onttrekken van goederen en een bedrag van f 900 aan zijn faillieten boedel werd wegens bedriege'.ijke bankbreuk veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. De eisch was twee jaar. UIT DE OMGEVING. ALPHEN AAN DEN RIJN. Gemeenteraad. (Vervolg van gisteren). De heer ten Cate Brouwer becriti- seerde vervolgens de hooge uitgave van de gemeentehuishouding, zijnde 43 pet. van de inkomstenbelasting. Kan het aan tal ambtenaren niet verminderd worden? Wanneer de wethouders wat meer activi teit betoonden b.v. een uurtje per dag op de secretarie kwamen werken, zou dat wel mogelijk zijn. De heer Bergshoeff was nogal te vreden. Dat de gemeente in christelijken geest wordt bestuurd, gelooft spr. niet, al zou dat gezien de samenstelling van den Raad wel mogelijk zijn. Spr. is niet tevre den over den weg AlphenGouda en over de Bruggestraat. FEUILLETON. God is mijn heil. 68) —o_ Zij herkende de melodie en een stem. die haar bekend voorkwam, tong zacht de volgende woorden: Ik beb Uw woning, In 't licht gebouwd, O, groote Koning, Van verre aanschouwd; En blijde haastte ik toen mijn schreden. Om Uw paleizen in te treden. Hoe schoon en prachtig Blinkt daar Uw troon! Gij heerscht almachtig- AJs 's Vaders Zoon. 'k Wensch me eeuwig daar voor U te buigen, En U ter eer mijn lied te juichen. Maar ach, de zonde Slaat mij in 't hart Nog wonde op wonde Vol bitt>6 smart. Heer, leer mij waken, sterk me in 't strijden. Leer me U geheel mijn leven wijden I Maar Uw genade Staat mij ter zij; Gij slaat mij gade En heiligt mij. Gij, Jezus, hebt mij 't eeuwig leven Reeds door 't geloof in 't hart gegeven. l)it troost mo in 't lijden. Verlicht mijn nacht, En geeft in 't strijden Mij meed er. kracht: Dat Gij me in 't Vaderhuis wilt beiden, Dat dood noch leven ons kan scheiden. Zacht drongen de klanken tot Hed- wig door, als een milde dauw vielen zij op haar dorstige ziel en zij gaf zich geheel aan hunnen invloed over. De inwendige smart loste zich op in tra nen, het was haar te moede als zag zij iets van de heerlijke stad, van het liemelsche Jeruzalem, als openden zich de gouden deuren, en kon zij een blik werpen in die plaats der ruste, waar geen leed en geen tranen meer gekend worden en alleen de eeuwige zalige vreugde heerscht. Waar wij Hem zullen zien, die voor ons in den dood ging en ons woning bereid heeft, en Hem zien zullen zonder zonden. Het was stil geworden en zij gevoel de de nabijheid des Heeren. De zieke bewoog zich en vraagde: „wie zong daar?" „Ik weet het niet, papa", antwoord de zij. „Het is niet Elise, ik geloof haast dat het de stem van Johanna van Bergheim is. Het heeft u toch niet gestoord?,' „Neen kindlief", zeide hij vriende lijk, „het heeft mij goed gedaan, maar wat zong zij? Ik kon de woorden niet verstaan". Hedwig deelde hem in het kort den inhoud mede van het gezang: „het verlangen van den pelgrim naar het liemelsch Jeruzalem, dat zijn geloovige blik hier reeds van verre ziet. De heer Van Steendorp zuchtte diep en keerde zich om. Na eenigen tijd zeide hij: „Gij zult zeker gaarne uw vriendin zien, ga gerust naar haar toe, gij hebt hier waarlijk lang genoeg gezeten". „Maar ik kan u toch niet alleen la ten, lieve vader!" „Dat komt er niet op aan, kindlief, ik heb nu niets noodig; ga gerust, gij hebt waarlijk last genoeg van mij". Zoo had Hedwig haar vader nog nooit hooren spreken; zij wilde zich niet te zeer verblijden over deze ver andering, opdat zij later niet teleur gesteld mocht worden, maar zij was zeer gelukkig; zij schikte nog eens zijn kussens en ging toen snel naar haar kamer. Het was waarlijk Johanna, die in gedachten verdiept voor de piano zat, en die, toen Hedwig binnenkwam, op sprong en baar hartelijk begroette; daarna gingen zij samen op de kanapé zitten, en praatten over alles wat er in den laatsten tijd gebeurd was. Hedwig deelde aan haar vrieKdin al de zorgen mede, die haar drukten, en deze stelde in alles levendig be lang. „Ik heb mij zelve aangemeld", zeide zij, „verwondert gij gij u niet over nan muzikale vorderingen?" Hedwig was zeer verbaasd, dat zij nu zoo zingen kon; vroeger was zij er ncoit toe te bewegen geweest, omdat zij baar stem niet mooi vond. en meen de geen aanleg te hebben. „Ik las eenigen tijd geleden, dat Christenen moeten kunnen zingen; ik gevoelde de waarheid daarvan, en be sloot ten minste koralen en geestelijke liederen te leeren zingen; eerst accom pagneerde Helena mij, maar nu kan ik het met gemakkelijke stukjes zelf doen; en, voegde zij er lachend bij, „papa en mama zijn zoo verrukt over mijn vorderingen, dat ik er zelve ver maak in heb". Hedwig bewonderde haar volhar ding. „Waartoe beeft men geestkracht gekregen", zeide ze schertsend, „indien men ze niet gebruikt ter veraangena ming, bij gebrek aan nuttige en noo- dige dingen, waarvoor men nog min der geschikt zou zijn?" Zij spraken verder over hetgeen een Christen doen en laten moet. Hij heeft de vrijheid gebruik te maken van al les wat de wereld hem aanbiedt, en hij moet de talenten, die God hem tcevetrouwd heeft, aankweeken en vermeerderen, maar alles moet ter eere Gods en niet tot eigene verheer lijking geschieden. Ja, zoo te wande len, dat ongeloovigen daardoor ge wonnen worden, is het liefelijkste dat men zich denken kan; en Petrus be schouwt dat als de bijzondere roeping der vrouw. Het is heerlijk, zich zulk een beeld voor oogen te stellen, maar ook zeer verootmoedigend, want daarbij vergeleken zijn alle deugden, die men meende te bezitten, niets; in liet licht van het Woord Gods zijn zij niets dan ijdelbeid. Want bet Woord Gods is een scherp, tweesnijdend zwaard, dat alle eigenliefde en hoog moed ter neder velt; maar is dat een maal geschied, dan wordt het ver kwikkende dauw op een wèl toebe reidden grond, die veel vrucht voort brengt. Heeft men zichzelven en de liefde Gods leeren kennen, dan weet men waar men troost kan vinden voor al het leed der aard. Zoo ging bet ook met Hedwig; lang zamerhand verdtween de zware last, die gedreigd had haar te verpletteren. Zij zag in hoe genadig de Heer was, die haar voortdurend tot zich trok, en schaamde zich over haar kleinmoedig heid en haar ongeloof. Wij ontvangen aües om niet uit zijn Vaderhand; „niet alleen", zoo als Lu ther zegt, „wat wij tot voeding en on derhoud van ons lichaam behoeven, maar ook vergeving dc:- zonden en etuwige zaligheid". "ij kunnen toch nie<ts geven dan onze zonden en onzen wensch om Hem te dienen. Het werd weder helder in haar ziel, toen het licht van Gods barmhartig heid haar bescheen, en haar rood ge schreide oogen blikten weder vroolijk in het rond. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5