IIEUWE LEIDSCHE COURANT van ZATERDAG 29 SEPT. 1928 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN MET DOORNEN BETUINEN. Daarom, zie, ik zal uwen weg met doornen betuinen, en ik zal een heiningmuur maken, dat zij hare paden niet zal vinden. Hoséa 25. Roerend zijn de ontferming en de trouw des Heeren, die er spreken uit dit woord tot Israël. Israël heeft den Heere verlaten. Sinds de dagen van Jerobeam was zijn weg een snellen afloop als der wa teren gelijk. De kalverendiens-t te Dan en te Bethel had de deuren wijd open gezet voor afgoderij in eiken vorm. De goden der heidensche volkeren rondom deden, de een na den ander, hun intocht op de heilige erve. Overal in het land rookende hoogten en altaren voor de verfoeiselen der Kanaanieten Maar naar den dienst van Jehova, naar den Tempel te Jeruzalem, zag schier niemand meer om. Onvermoeid was de arbeid des Hee ren, om het weerspannige Efraïm op zijn heilloozen weg te stuiten. „Vroeg op zijnde en zendende" had Hij door Profeten als Elia en Elisa ge tuigd, bestraft, vermaand, gebeden en gedreigd met oordeelen. 't Was alles te vergeefs. Als een trouwelooze vrouw, die het er op gezet heeft van haar wettigen man los te komen, en zich tot het uiterste verweert tegen zijn liefde, had Israël zich tegen God verhard. Zelfs de vriendelijke lokking tot bekeering. in den tijdelijken voorspoed onder den tweeden Jerobeam, had zijn hart niet weer voor den Heere kunnen winnen. Zijn dankoffers ervoor had het ge bracht op de altaren der afgoden. Met een: „Mijn boelen, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank hebben gegeven", bleef Israël zijn God den rug toekeeren. Wat is er anders te verwachten, dan dat Hij, wiens liefde zóó bewust en zóó hardnekkig werd versmaad, ein delijk, des ontfermens moe, het trou welooze volk den afscheidsbrief geeft? Wat kan Hem bewegen, nog méér arbeid te spillen aan een wijngaard, waaraan Hij dag en nacht de teederste zorg besteedde, en die haar met niets dan stinkende druiven beloonde? En toch neen, nóg kan de Heere niet besluiten Israël los te laten. Nóg zint Zijn liefde op nieuwe mid delen om het weer tot Zich te brengen. Hij zal den weg des volks met door nen omtuinen en een heiningmuur rondom hen maken, dat ze hunne pa den de paden naar hun boelen niet meer vinden. Waar geen vrijwillig luisteren was, naar waarschuwing en bedreiging, waar zelfs de lokkingen Zijner goeder tierenheid smadelijk werden afgewe zen daar zullen nood en benauwing heiligend dwingen tot bezinning en wederkeering. Doornheggen en muren zal de Hee re plaatsen op Israëls heilloozen weg zóó, dat het niet voort en verder kan, zonder wetens en willens, zonder zienderoogen zich te storten in ver derf en ondergang. Welk een trouw, welk een ontfer ming 1 En ze verheerlijkten zich niet alleen aan het volk Gods van den ouden dag. Ook de Kerk des Nieuwen Testa ments heeft ze telkens ontmoet in de omtuiningen van doornen en de hei ningmuren op wegen, waarlangs ze haar God verliet. Ook haar geschiedenis spreekt van stuitende gerichten en schier dwin gende benauwingen, waar vermaan en bede niet tot bekeering leidden. En het leven der leden had en heeft ook hier nog altoos zijn overeenkomst met dat des lichaams. Ook bij Gods kind komen doornen en muren nog gedurig stuiten, waar vermaan en bestraffing niet brachten tot stilstaan en bekeering. Dan laat de Heere hen zich zóó ver wonden en uitputten aan de hinder nissen, die Hij zette op hun weg, dat ze schier niet meer voort kunnen, en dat de nood hen dwingt tot wat ze in vrijen wil afwezen. O, haasten we ons, als we ze ont moeten, alle verzet op te geven en ons in 't stof te werpen voor Gods aange zicht. In het stof der verootmoediging want deze doornen en muren zijn zoo veel aanklachten tegen ons. En in het stof der aanbidding, want ze zijn even zoovele getuigen van de onuitputtelijke lankmoedigheid en de onveranderlijke trouw on zes Gods. DE CHRISTENS RIDDERKRUIS. Het ridderkruis des Christens is Geen schitterend metaal. Maar tegenspoed en droefenis, En een geduld van staal. 't Is Jezus' kruis. Als hij het torst, Hij houdt het voor gewin; Doch 't zit niet boven op de borst, O neen, er binnen in. Hij wankelt niet, hoezeer het knelt, En 't hart er onder bloedt; Maar weet toch wie het zoo bestelt, En wat het werken moet. Hij draagt het slechts een korten tijd En als een onderpand Der kroning van den aardschen strijd, In 't Hamelsch vaderland. SPITTA. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal, te Delfshaven (vac. ds. \an Lokhorst): R. Bartlema, te Zeist; C. B. Holland, te Huizen en J. J. Tim mer, te Ermelo. Aangenomen, naar Oude Ton- ge: C. Vlasblom, te Ter Aar. GEREF. KERKEN. Tweetal, te Middelharnis: Joh. S. Langen, te Waarder (Z.-H.); en C. Steenblok, te Lopik. Beroepen, te Breda (voor de 2de maal. met toestemming van de clas sis Klundert): B. Telder ,te Vianen. Aangenomen, naar Breda: B. Telder, te Vianen. Naar Zierikzee: ar. J. van Lonkhuijzen. te Chicago, thans hier te lande, PREDIKANTSWONINGEN. Te Zoetermeer-Zegwaard is door de kerkvoogdij der Ned. Herv. Gem. de bouw van een nieuwe pastorie gegund aan de firma M. van Wijk te Leid- schendam voor f 18.200. GODSDIENSTONDERWIJS. De heer C. Müller, godsdienstonder wijzer bij de Ned. Hervormde Gem. te Bodegraven hoopt einde October a.s. zijn zilveren jubileum als zoodanig te vieren. Hij was voordien reeds 14 jaar werkzaam te Zevenhuizen en 2 jaar te Voorst. In het geheel heeft de heer Muller alzoo reeds 41 dienstjaren. Zijn jubileum zal niet onopgemerkt voorbijgaan. EEN WEEK VAN GROOTE BETEEKENIS. Het Zendingsbureau te Oegstgeest schrijft: Een week van groote betee- kenis. Moet en kan het worden I Bedoeld wordt de „Zendingsweek"; deze is door de samenwerkende Zen- dings Corporaties zooals bekend ge acht mag worden uitgeschreven van 411 November a.s Aan alle predikanten e.a. is thans gevraagd ertoe mede te werken dat deze overal gehouden worde, zoodat met recht van een nationale beweging gesproken kan worden Indië wacht! Hoe zal Nederland zich houden? Zal er werkelijk sprake zijn van „Gebed" en „Offer"? Van de voorbereidende werkzaam heden hangt zéér veel af. Ieder die kan verleene hulp erbij! GEREFORM. ZENDINGSBOND. Donderdag werd te Utrecht de 51e ledenvergadering gehouden van den Gereformeerden Zendingsbond. Na opening met gebed door dr. De Lind van Wijngaarden werden allereerst zendeling Zijlstra en echtgenoote wel kom geheeten, door wier tegenwoordi- heid de vergadering een meer dan ge wone beteekenis kreeg. Nadat de director het jaarverslag had uitgebracht, dat met veel belang stelling werd aangehoord en dat een duidelijk beeld gaf van den vooruit gang van het Zendingswerk op.Mid den-Celebes, waar thano zes zendelin gen werken in dienst der evangelisa tie en in schoolarbeid, en nadat de penningmeester die rekening en ver antwoording deed over het boekjaar 1927 door de vergadering gedechar geerd was, nam zendeling Zijlstra het woord om van het werk gedurende de eerste 8 jaren in dienst der zending te vertellen. Bij de inmiddels gehouden stem ming werden als bestuursleden her kozen: ds. F. Kijftenbelt, ds. R. G. van den Berg en ds. S. van Dorp. Uit het verslag van de regeenngs- commissie van den zendingsdag bleek, dat het batig saldo voor de zending van dezen dag ruim f 4200 bedroeg. Enkele voorgestelde statutenwijzi gingen werden aangenomen. J. A. DE ZWAAN. A.s. Maandag viert de heer J. A. de Zwaan, de bekende organist der Groote Kerk te 's-Gravenhage zijn gouden ambts jubileum. Johannes Andries de Zwaan werd 16 April 1861 te 's-Gravenhage geboren. Zijn vader was o.m. de stichter der eerste Zon dagsschool in de Residentie en hoewel er in heel zijn huis geen muziekinstrument viel te bekennen, toch een muzikaal man. Nog maar 9 jaar oud, schonk zijn vader onzen jubilaris een orgel, een instrument, dat de jubilaris bij een vriendje gezien had en dat zijn vader hem beloofd had, als hij een psalm spelen kon, wat binnen een maand voor elkaar was. Het primi tief orgeltje voor maar ƒ65 gekocht, wordt door den jubilaris als een kostbaar erf stuk zorgvuldig bewaard. Kort daarop kocht de Zwaan Sr. voor 30 een oude platte piano waarop zijn be gaafde zoon van Hendrik Pontier, toen maals organist der Engelsche Kerk, de eerste lessen ontving. 14 jaar oud slaagde de jubilaris voor het toelatingsexamen van de Kon. Muziek school (nu conservatorium) te 's-Graven hage, waar Nicolaï hem op het orgel on derwees en Wagner op de piano, terwijl ook op een fagot-instrument vaardigheid verkregen werd. Hoewel er kerkvoogden waren die om zijn leeftijd zulks niet onbedenkelijk von den, werd de Zwaan toch op 17-jarigen leeftijd met toestemming van Nicolaï or ganist der Kloosterkerk. 19 jaar oud ver wierf hij het einddiploma der muziek school en in October van 1890 gaf de jon ge musicus in de Kloosterkerk zijn eerste concert, zulks ten voordeele van de te verbouwen Molschool, gevolgd door een reeks van concerten ten bate van het or gel, dat hij bespeelde en dat van 2 op 3 klavieren werd uitgebouwd. In 1910 moest de Kloosterkerk tijdelijk worden gesloten en werd de heer de Zwaan in gelijke functie benoemd in de Groote kerk, waar hij zijn concerten voortzette. Dat prachtige orgel, waarvoor de jubilaris een groote liefde heeft, is de Zwaan trouw gebleven. Zijn zoon volgde hem op in de Klooster kerk. Meerdere malen speelde de jubilaris op verzoek van wijlen Dr. J. C. de Moor, die een bekend muziekminnaar was, ook Zondagsavonds in de (Geref.) Westerkerk het orgel. S. de Lange, de bekende directeur van „Toonkunst", een orgelspeler van Euro- peesche vermaardheid, is op fret spel van de Zwaan van zeer grooten invloed ge weest. Als opvolger van den inmiddels overle den Nicolaï werd de jubilaris in 1896 be noemd tot leeraar aan de Kon. Muziek school voor de orgelklassen. De heer de Zwaan is dirigent van het diaconessen- koor in „Bronovo" en dirigeerde meerdere malen zangersfeesten van den bond van Chr. zangvereenigingen in Nederland, dien hij nog als muzikaal adviseur dient. Veel heeft hij gedaan door middel van zijn zangdiensten, waarbij hij een eigen knapenkoor had, tot verbetering van het RECLAME. Zoolleder, Gummi zolen en hakken, alle reparation „DE CENTRALE" - Haarl.slraat 74. keikgezang. Met een klein gemengd koor van uitsluitend geschoolde stemmen heeft de jubilaris van 190S—1915 uitsluitend in de achterbuurten der Residentie gecon certeerd. Een prachtige zilveren inktkoker met monogram was het bewijs van erkente lijkheid, dat de heer de Zwaan voor dit heerlijk werk van H.M. de Koningin ont vangen mocht. Bij uitvoeringen van de Kon. Zangver- eeniging „Excels'or"; van „Toonkunst" en van het Residentieorkest was de heer de Zwaan vele jaren de gewaardeerde orga nist. Na een omvangrijke bronnenstudie heeft de jubilaris vooral het rhythmisch Psalm gezang gepropageerd. Daarbij viel natuur lijk wel wat tegenstand te overwinnen, maar de Zwaan smaakte de voldoening, de gemeente te hebben opgevoed tot be hoorlijk zingen. Van zijn leerlingen nemen verschillen de zoowel in R.-Kath. als in Prot. kerken met eere hun plaats als organist in. Ook met de pen was de heer de Zwaan een verdienstelijk musicus. Behalve tal van orgelstukken schreef hij o.m. twee Kerstcantates voor gemengd Koor, naar woorden van De Costa en Beets; De Wijn stok en de ranken (Joh. 15 16) voor vrou wenkoor; Terugblik van De Genestet, enz. 43 jaar diende de jubilaris de gemeente 's-Gravenhage als klokkenist, in welke kwaliteit hij twee keer per week een ca rillonbespeling gaf en in welke kwaliteit hij bij zijn 40-jarig jubileum de gouden medaille dezer gemeente ontving. Zeer velen van de Hagenaars heb ben steeds weer mogen genieten van het voorname spel van dezen knappen mu sicus, die de orgelbespelingen in de St. Jacob heeft gemaakt tot uren van stil ge nieten en verinnigde vreugde. Daarom zal zijn gedenkdag niet onopge merkt voorbijgaan. LUCHTVAART. DE VLIEGTOCHTEN NAAR INDIë. Waardeering voor Koppens vlncht. Een van de eerste telegrammen die ka pitein Koppen, bestuurder van het eerste postvlieguig, in Indië ontving, was van sir Henry Deterding, directeur-generaal van de Koninklijke, waarin deze in har telijke bewoordingen zijn bewondering uitsprak voor Koppens prestaties. Verder deelde de heer Deterding in het telegram mee, dat hij voor hem een bedrag van 10.000 ter beschikking stelde. De H-NAFC te Sofia. Bij de Indische Luchtvaartmaat schappij is bericht ingekomen, dat de H-NAFC te 8.05 plaatselijke tijd gis termorgen is -vertrokken uit Boedapest en te 13 uur aangekomen te Sofia. Al les was wel aan boord. Te Konstantinopel. Reuter seint uit Konstantinopel: Het derde Nederlandsche postvlieg tuig is hier om 18 u. 45 aangekomen. Het zal morgen bij het aanbreken van den dag weer vertrekken. DE VLUCHT VAN DE „GRAAF ZEPPELIN". Gedurende de vlucht van de „Graaf Zeppelin" over Müncben, werd tus- schen het luchtschip en het radio station München een draadloos-tele fonische verbinding tot stand gebracht Daarop hield dr. Eckener, via het draadloos station München een toe spraak tot de inwoners van deze stad. Hij betoogde, dat dit de eerste keer is, dat een luchtschip op een radio-zend stations wordt aangesloten. Hij greep de gelegenheid aan, de bevolking van München te danken voor hun bij dragen, waardoor de bouw van het luchtschip mogelijk is geworden. In anderhalf uur is het luchtschip van Friedrichshafen naar München geko men. Daarna wenschte de president van den rijksdag, Loebe, de bevolking van uit het luchtschip een „goeden mor gen". Hij vertelde van de onbeschrijf- AAN HET ZOEKUCHT. Leiden. 29 Sept. 1928. De vrijzinnige predikant dr. J. L. Snetblage wijst in „Kerk en Volk op het gevaar dat zijps inziens inzonder heid vrijzinnige predikanten bedreigt, om aan hetgeen zij verkondigen geen exacte gedachte of voorstelling vaslt te knoopen. „Het exacte en streng om lijnde", zegt bij, .zoeken wij thans op bet terrein van de natuurwetenschap of van het recht, maar niet meer op dat der religie. Op dit laatste gebied gaan wij thans met den Franschen slag te werk. De eenigen, die heden ten dage nog aan preciese omlijning en exacte beschrijving vasthouden, zijn de strenge Gereformeerden en Katholieken. Bij alle andere richtin gen treffen wij een grenzelooze vaag heid en verscheidenheid aan. Van de Christelijke leerstellingen neemt men aan wat men er van kan aannemen en verder maakt men er wat van. Men opereert 'geweldig met woorden als „ziel", „geest", ,,God", enz., maar de een verstaat er dit onder en de ander dat." Dr. Snethlage acht een gevaar voor het karakter van de vrijzinnige pre dikers aanwezig in de omstandigheid, dat zij bij bun oraties in bet kerkge bouw niet ter verantwoording worden geroepen en dat zij hun meeningen niet waar behoeven to maken. De schrijver meent zijn betoog te kunnen bevestigen met een verwijzing naar de predikanten, die tot een ver antwoordelijke positie op een ander ttrrein des levens, waar exactere maatstaven gelden, geroepen worden. Zoo iemand, zegt hij, heeft moeite „cm zijn vroegere mentaliteit af te leggen en voortaan weloverwogen dingen te zeggen en te doen. De Twee de Kamer was voor menig predikant een pijnlijke oefenschool, waar hij door schade en schande wijs geworden is". Ik behoef er geen woord aan toe te voegen; het citaat spreekt voor zich zelf. OBSERVATOR lijke innerlijke vreugde in den vroe gen morgen over bergen en dalen, over dorpen en steden te kunnen vlie gen. Voortdurend voelt men zich ab soluut veilig. Men zit zooals thuis op een sofa of in een D-trein. in de kus sens. Tenslotte dankte Loebe dr. Eckener en de bemanning van bet luchtschip en wenschte hen ook voor de toe komst gelukkige vluchten. Daarna sprak excellentie Oskar von Miller, die herinnerde aan het model van het eerste luchtschip, dat twintig jaar geleden over de Bodensee vloog en welk model thans in een Duitsch museum wordt bewaard. Het onder scheid tusschen het toenmalige lucht schip en de tegenwoordige Zeppelin is ongeveer ais het verschil tusschen een stoomschip van de Bodensee en een grooten Oceaanstoomer. Hij sloot zich ten slotte aan bij de woorden van dank, welke Loebe aan Eckener en zijn bemanning had ge wijd. De Graaf Zeppelin is gistermiddag om half vijf weer te Friedrichshafen geland. DRUIVEN PER KLM. NAAR FINLAND. Vanwege de KX.M. wordt medegedeeld: Een eerste proef, uitgaande van een on- dernemenden Nederlandschen exporteur, om druiven per vliegtuig naar Finland te verschepen, is uitstekend gelukt en maakt de belangstelling in exporteurskringen gaande. De eerste zending van eenige honderden kilogrammen van de vorige week wordt heden door een tweede gevolgd, terwijl ook voor andere artikelen nieuwe pers pectieven worden geopend, vooral voor 1929. De druiven, welke omstreeks het middaguur het vliegveld Waalhaven ver-, lieten, kwamen den volgenden dag om-, streeks denzelfden tijd te Helsingfors in uitnemenden staat aan. De Finsche bladen vergelijken dit met vroegere proeven, ook over zee, waarbij de transportduur van 7 tot 11 dagen het ar-i tikel ongeschikt voor consumptie maakte. FEUILLETON. God is mijn heil. 42) -o— „Freule Hedwig". zeide deze einde lijk, „heeft mij een poosje geleden een mooie geschiedenis voorgelezen van de verloren penning en den verloren zoon, zoudt ge dat nog eens willen le zen, want geen een heb ik zoo mooi gevonden". Maar waar stond die geschiedenis? In groote verlegenheid zocht zij zon der te vinden. Zij werd steeds warmer ei: begon te bedenken, hoe zij zich het best zou redden, want haar tiots liet haar niet toe aan de oude vrouw te bekennen, dat zij niet wist waar het stond, toen Emma binnentrad. Een engel zou haar niet meer wel kom zijn geweest; zij sprong op, gaf haar den Bijbel, en vraagde op ge- jaagden toon of zij wilde lezen, daar zi' het zoo veel beter kon. Emma ont kende dit, maar Johanna was veel te blijde het moeilijke werk van zich te kunnen afschuiven om ergens naar te hooren, en liep de hut uit, zonder de oude vrouw goeden dag te zeggen. Eerst toen zij buiten was gekomen haalde zij .veder vrij adem. „Dat kan ik nog niet eens", dacht zij, „wat moet ik nog leeren! Ik begrijp niet hoe Hed wig dat alles zoo kan, zij is toch niet ouder dan ik ben-" Langzaam liep zij door het dorp. "toen zij de pastorie voorbij ging, zat de oude dominé voor het venster te lezen, de bloemen in den kleinen tuin stonden in vollen bloei en verbreidden wijd en zijd de heerlijksche geuren. Jchanna trok naar het venster toe en zeide den eerwaardigen man vriende lijk goeden dag. Hij nam het fluweelen kapje af, dat de witte haren bedekte, en zeide min zaam: „De Heer zegene u; waar gaat gij zoo vroeg heen?" „Ach", zeide Johnna, en bloosde verlegen, „ik kom van de oude vrouw Eichbergen die ik een hoofdstuk uit óen Bijbel zou voorlezen maar ik kon de geschiedenis van den verloren zoon die zij wilde hooren, niet vinden". De leeraar glimlachte, nam zijn Bij bel, legde hem op het kozijn, en sloeg hem open. Johanna keek er oplettend naar. „Ik dank u", zeide zij, „maar het helpt mij niet of ik dat nu al weet. want als ik er een volgenden keer weder naar toe ga, wil zij misschien iets anders hooren, dat ik dan weder niet zal kunnen vinden". „Als ik u raad mag geven, lieve freule", zeide hij vriendelijk, „moet gij u vooraf door een der dames een hoofdstuk laten wijzen dat geschikt is voor menschen. die ge gaat bezoeken, en dat voorlezen. Maar het best: is. dat gij zelve zoo vlijtig in den Bijbel leest, dat gij er spoedig den weg in weet". „Ja", zuchtte Johanna, „dat is zeker het beste, ik weet maar niet waar ik beginnen moet en ik begrijp zoo veel niet dat ik dikwijls den Bijbel onbe- vredgd wegleg. „Dat leert men ook niet op eens", hernam hij ernstig, „en niemand kan het uit zichzelf begijpen. Den sleutel daartoe ontvangen wij van den Hei ligen Geest. Hij is het Licht, dat de duisternis van onze ziel moet beschij nen, opdat het ons duidelijk worde wat God ons in Zijn woord heeft ge openbaard. En daarom moet gij altijd eerst om het licht van den Heiligen Geest bidden vóór gij in den Bijbel leest, anders zal hij altijd een gesloten boek voor u blijven". Johana hoorde oplettend naar hem; ze begreep niet volkomen wat hij meende, maar zij gevoelde dat zij het êéne noodige nog niet bezat. „Als gij zoo goed wilt zijn, mij op te geven wat ik moet lezen, dan zal ik doen wat gij mij gezegd hebt", vraagde zij hem ne derig. Hij ging naar de tafel en nam een bijbelsch dagboekje, dat hij haar over handigde. ,Neem dat", zeide hij, ,.en velg dat getrouw na; er staat een hoofdstuk in opgegeven voor eiken morgen en avond. Zoodra gij geen vreemdelinge meer zijt in Gods Woord zult gij spoedig geschikte teksten voor alle gelegenheden en eiken toestand kunnen vinden". Johanna dankte hem hartelijk, stak den kostbaren schat, die haar een ta lisman voor haar volend leven toe scheen, in den zak, en nam afscheid van den leeraar*. Terwijl zij langzaam voortwandelde gingen haar allerlei plannen door het hoofd wat zij in het vervolg zou doen om als een ware Christin te leven. Zij zag zich reeds als zuster van barmhartigheid overal troost en vrede verspreiden. Als een engel van liefde bezocht zij de hutten der armen, steeds vroolijk, geduldig, gelukkig. In gedachten verdiept, was zij het hek voorbij geloopen en bevond zich weldra op het plein voor den stal. De knapen waren juist met hun hitjes bezig. Herman zat stevig op het zijne, terwijl Ernst met het andere in het rond draafde. Voor de twee kleine jongens was ajleen de oude Fox over gebleven, met zijn witte glimmende manen; hij was de koppigste van de drie, en de kinderen konden niet met hem klaar komen. „.Ziet nu toch eens, tante Johanna", klaagde Eduard, „hoe lastig Fox he den weder is, hij wil mij volstrekt niet op zijn rug laten zitten; de koetsier is met papa uit, de palfrenier is niet te vinden en niemand wil ons helpen Johanna liep naar hem toe. „Geef mij den teugel", riep zij, „ik zal hem wel spoedig klein krijgen". Zij greep den teugel, sprong „en amazone" op het dek, nam de karwats en gai het paardje een fermen slag. Eerst schop te het en steigerde, maar Johanna zat vast en liet zich niet bevreesd maken. Fox begon te bemerken, dat hij zijn meerdere gevonden had en 'moest toe geven. Reeds verscheidene malen bad zij het plein rondgereden, hoewel het dier nog van tijd tot tijd steigerde, toen Helena angstig uit het venster riep: „Johanna, wat ik u bidden mag, ga er toch af, gij zult vallen!" Maar Johanna lachte, het was nu haar eer te na. Helena kwam beneden en bracht mevrouw Van Steendoro mede; bei den verzochten en riepen tevergeefs. Het zag er gevaarlijk uit, en daar zij alleen een dek en geen zadel had, kon zij licht een ongeluk krijgen; maar eij schepte er juist genoegc in, haar moed en kracht aan de anderen te toonen; de goede voornemens van de zen morgen waren geheel vergeten. Op eenmaal echter toen zij een hoek' omsloeg sprong er iemand te voor schijn, greep het hitje bij den kop en dwong het tot stilstaan. Johanna keek zeer verstoord om en zag den heer Van Haller. „Kom van het paardje af, freule", zeide hij zeer bepaald; „de andere da mes maken zich angstig en hot dier heeft streken; er is werkelijk gevaar"* (Wordt oorvolgtf).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5