IIEUWE LEIDSCHE COURANT
van
ZATERDAG 29 SEPT. 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
MET DOORNEN BETUINEN.
Daarom, zie, ik zal uwen weg
met doornen betuinen, en ik zal
een heiningmuur maken, dat zij
hare paden niet zal vinden.
Hoséa 25.
Roerend zijn de ontferming en de
trouw des Heeren, die er spreken uit
dit woord tot Israël.
Israël heeft den Heere verlaten.
Sinds de dagen van Jerobeam was
zijn weg een snellen afloop als der wa
teren gelijk.
De kalverendiens-t te Dan en te
Bethel had de deuren wijd open gezet
voor afgoderij in eiken vorm.
De goden der heidensche volkeren
rondom deden, de een na den ander,
hun intocht op de heilige erve.
Overal in het land rookende hoogten
en altaren voor de verfoeiselen der
Kanaanieten
Maar naar den dienst van Jehova,
naar den Tempel te Jeruzalem, zag
schier niemand meer om.
Onvermoeid was de arbeid des Hee
ren, om het weerspannige Efraïm op
zijn heilloozen weg te stuiten.
„Vroeg op zijnde en zendende" had
Hij door Profeten als Elia en Elisa ge
tuigd, bestraft, vermaand, gebeden en
gedreigd met oordeelen.
't Was alles te vergeefs.
Als een trouwelooze vrouw, die het
er op gezet heeft van haar wettigen
man los te komen, en zich tot het
uiterste verweert tegen zijn liefde, had
Israël zich tegen God verhard. Zelfs de
vriendelijke lokking tot bekeering. in
den tijdelijken voorspoed onder den
tweeden Jerobeam, had zijn hart niet
weer voor den Heere kunnen winnen.
Zijn dankoffers ervoor had het ge
bracht op de altaren der afgoden.
Met een: „Mijn boelen, die mij mijn
brood en mijn water, mijn wol en mijn
vlas, mijn olie en mijn drank hebben
gegeven", bleef Israël zijn God den
rug toekeeren.
Wat is er anders te verwachten, dan
dat Hij, wiens liefde zóó bewust en
zóó hardnekkig werd versmaad, ein
delijk, des ontfermens moe, het trou
welooze volk den afscheidsbrief geeft?
Wat kan Hem bewegen, nog méér
arbeid te spillen aan een wijngaard,
waaraan Hij dag en nacht de teederste
zorg besteedde, en die haar met niets
dan stinkende druiven beloonde?
En toch neen, nóg kan de Heere
niet besluiten Israël los te laten.
Nóg zint Zijn liefde op nieuwe mid
delen om het weer tot Zich te brengen.
Hij zal den weg des volks met door
nen omtuinen en een heiningmuur
rondom hen maken, dat ze hunne pa
den de paden naar hun boelen
niet meer vinden.
Waar geen vrijwillig luisteren was,
naar waarschuwing en bedreiging,
waar zelfs de lokkingen Zijner goeder
tierenheid smadelijk werden afgewe
zen daar zullen nood en benauwing
heiligend dwingen tot bezinning en
wederkeering.
Doornheggen en muren zal de Hee
re plaatsen op Israëls heilloozen weg
zóó, dat het niet voort en verder
kan, zonder wetens en willens, zonder
zienderoogen zich te storten in ver
derf en ondergang.
Welk een trouw, welk een ontfer
ming 1
En ze verheerlijkten zich niet alleen
aan het volk Gods van den ouden dag.
Ook de Kerk des Nieuwen Testa
ments heeft ze telkens ontmoet in de
omtuiningen van doornen en de hei
ningmuren op wegen, waarlangs ze
haar God verliet.
Ook haar geschiedenis spreekt van
stuitende gerichten en schier dwin
gende benauwingen, waar vermaan en
bede niet tot bekeering leidden.
En het leven der leden had en heeft
ook hier nog altoos zijn overeenkomst
met dat des lichaams.
Ook bij Gods kind komen doornen
en muren nog gedurig stuiten, waar
vermaan en bestraffing niet brachten
tot stilstaan en bekeering.
Dan laat de Heere hen zich zóó ver
wonden en uitputten aan de hinder
nissen, die Hij zette op hun weg, dat
ze schier niet meer voort kunnen, en
dat de nood hen dwingt tot wat ze in
vrijen wil afwezen.
O, haasten we ons, als we ze ont
moeten, alle verzet op te geven en ons
in 't stof te werpen voor Gods aange
zicht.
In het stof der verootmoediging
want deze doornen en muren zijn zoo
veel aanklachten tegen ons.
En in het stof der aanbidding,
want ze zijn even zoovele getuigen van
de onuitputtelijke lankmoedigheid en
de onveranderlijke trouw on zes Gods.
DE CHRISTENS RIDDERKRUIS.
Het ridderkruis des Christens is
Geen schitterend metaal.
Maar tegenspoed en droefenis,
En een geduld van staal.
't Is Jezus' kruis. Als hij het torst,
Hij houdt het voor gewin;
Doch 't zit niet boven op de borst,
O neen, er binnen in.
Hij wankelt niet, hoezeer het knelt,
En 't hart er onder bloedt;
Maar weet toch wie het zoo bestelt,
En wat het werken moet.
Hij draagt het slechts een korten tijd
En als een onderpand
Der kroning van den aardschen strijd,
In 't Hamelsch vaderland.
SPITTA.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal, te Delfshaven (vac. ds.
\an Lokhorst): R. Bartlema, te Zeist;
C. B. Holland, te Huizen en J. J. Tim
mer, te Ermelo.
Aangenomen, naar Oude Ton-
ge: C. Vlasblom, te Ter Aar.
GEREF. KERKEN.
Tweetal, te Middelharnis: Joh.
S. Langen, te Waarder (Z.-H.); en C.
Steenblok, te Lopik.
Beroepen, te Breda (voor de 2de
maal. met toestemming van de clas
sis Klundert): B. Telder ,te Vianen.
Aangenomen, naar Breda: B.
Telder, te Vianen. Naar Zierikzee:
ar. J. van Lonkhuijzen. te Chicago,
thans hier te lande,
PREDIKANTSWONINGEN.
Te Zoetermeer-Zegwaard is door de
kerkvoogdij der Ned. Herv. Gem. de
bouw van een nieuwe pastorie gegund
aan de firma M. van Wijk te Leid-
schendam voor f 18.200.
GODSDIENSTONDERWIJS.
De heer C. Müller, godsdienstonder
wijzer bij de Ned. Hervormde Gem. te
Bodegraven hoopt einde October a.s.
zijn zilveren jubileum als zoodanig te
vieren. Hij was voordien reeds 14 jaar
werkzaam te Zevenhuizen en 2 jaar te
Voorst. In het geheel heeft de heer
Muller alzoo reeds 41 dienstjaren.
Zijn jubileum zal niet onopgemerkt
voorbijgaan.
EEN WEEK VAN GROOTE
BETEEKENIS.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest
schrijft: Een week van groote betee-
kenis. Moet en kan het worden I
Bedoeld wordt de „Zendingsweek";
deze is door de samenwerkende Zen-
dings Corporaties zooals bekend ge
acht mag worden uitgeschreven van
411 November a.s
Aan alle predikanten e.a. is thans
gevraagd ertoe mede te werken dat
deze overal gehouden worde, zoodat
met recht van een nationale beweging
gesproken kan worden
Indië wacht! Hoe zal Nederland
zich houden?
Zal er werkelijk sprake zijn van
„Gebed" en „Offer"?
Van de voorbereidende werkzaam
heden hangt zéér veel af. Ieder die
kan verleene hulp erbij!
GEREFORM. ZENDINGSBOND.
Donderdag werd te Utrecht de 51e
ledenvergadering gehouden van den
Gereformeerden Zendingsbond. Na
opening met gebed door dr. De Lind
van Wijngaarden werden allereerst
zendeling Zijlstra en echtgenoote wel
kom geheeten, door wier tegenwoordi-
heid de vergadering een meer dan ge
wone beteekenis kreeg.
Nadat de director het jaarverslag
had uitgebracht, dat met veel belang
stelling werd aangehoord en dat een
duidelijk beeld gaf van den vooruit
gang van het Zendingswerk op.Mid
den-Celebes, waar thano zes zendelin
gen werken in dienst der evangelisa
tie en in schoolarbeid, en nadat de
penningmeester die rekening en ver
antwoording deed over het boekjaar
1927 door de vergadering gedechar
geerd was, nam zendeling Zijlstra het
woord om van het werk gedurende de
eerste 8 jaren in dienst der zending te
vertellen.
Bij de inmiddels gehouden stem
ming werden als bestuursleden her
kozen: ds. F. Kijftenbelt, ds. R. G. van
den Berg en ds. S. van Dorp.
Uit het verslag van de regeenngs-
commissie van den zendingsdag bleek,
dat het batig saldo voor de zending
van dezen dag ruim f 4200 bedroeg.
Enkele voorgestelde statutenwijzi
gingen werden aangenomen.
J. A. DE ZWAAN.
A.s. Maandag viert de heer J. A. de
Zwaan, de bekende organist der Groote
Kerk te 's-Gravenhage zijn gouden ambts
jubileum.
Johannes Andries de Zwaan werd 16
April 1861 te 's-Gravenhage geboren. Zijn
vader was o.m. de stichter der eerste Zon
dagsschool in de Residentie en hoewel er
in heel zijn huis geen muziekinstrument
viel te bekennen, toch een muzikaal man.
Nog maar 9 jaar oud, schonk zijn vader
onzen jubilaris een orgel, een instrument,
dat de jubilaris bij een vriendje gezien
had en dat zijn vader hem beloofd had,
als hij een psalm spelen kon, wat binnen
een maand voor elkaar was. Het primi
tief orgeltje voor maar ƒ65 gekocht, wordt
door den jubilaris als een kostbaar erf
stuk zorgvuldig bewaard.
Kort daarop kocht de Zwaan Sr. voor
30 een oude platte piano waarop zijn be
gaafde zoon van Hendrik Pontier, toen
maals organist der Engelsche Kerk, de
eerste lessen ontving.
14 jaar oud slaagde de jubilaris voor
het toelatingsexamen van de Kon. Muziek
school (nu conservatorium) te 's-Graven
hage, waar Nicolaï hem op het orgel on
derwees en Wagner op de piano, terwijl
ook op een fagot-instrument vaardigheid
verkregen werd.
Hoewel er kerkvoogden waren die om
zijn leeftijd zulks niet onbedenkelijk von
den, werd de Zwaan toch op 17-jarigen
leeftijd met toestemming van Nicolaï or
ganist der Kloosterkerk. 19 jaar oud ver
wierf hij het einddiploma der muziek
school en in October van 1890 gaf de jon
ge musicus in de Kloosterkerk zijn eerste
concert, zulks ten voordeele van de te
verbouwen Molschool, gevolgd door een
reeks van concerten ten bate van het or
gel, dat hij bespeelde en dat van 2 op 3
klavieren werd uitgebouwd. In 1910 moest
de Kloosterkerk tijdelijk worden gesloten
en werd de heer de Zwaan in gelijke
functie benoemd in de Groote kerk, waar
hij zijn concerten voortzette. Dat prachtige
orgel, waarvoor de jubilaris een groote
liefde heeft, is de Zwaan trouw gebleven.
Zijn zoon volgde hem op in de Klooster
kerk. Meerdere malen speelde de jubilaris
op verzoek van wijlen Dr. J. C. de Moor,
die een bekend muziekminnaar was, ook
Zondagsavonds in de (Geref.) Westerkerk
het orgel.
S. de Lange, de bekende directeur van
„Toonkunst", een orgelspeler van Euro-
peesche vermaardheid, is op fret spel van
de Zwaan van zeer grooten invloed ge
weest.
Als opvolger van den inmiddels overle
den Nicolaï werd de jubilaris in 1896 be
noemd tot leeraar aan de Kon. Muziek
school voor de orgelklassen. De heer de
Zwaan is dirigent van het diaconessen-
koor in „Bronovo" en dirigeerde meerdere
malen zangersfeesten van den bond van
Chr. zangvereenigingen in Nederland,
dien hij nog als muzikaal adviseur dient.
Veel heeft hij gedaan door middel van
zijn zangdiensten, waarbij hij een eigen
knapenkoor had, tot verbetering van het
RECLAME.
Zoolleder, Gummi zolen en hakken,
alle reparation
„DE CENTRALE" - Haarl.slraat 74.
keikgezang. Met een klein gemengd koor
van uitsluitend geschoolde stemmen heeft
de jubilaris van 190S—1915 uitsluitend in
de achterbuurten der Residentie gecon
certeerd.
Een prachtige zilveren inktkoker met
monogram was het bewijs van erkente
lijkheid, dat de heer de Zwaan voor dit
heerlijk werk van H.M. de Koningin ont
vangen mocht.
Bij uitvoeringen van de Kon. Zangver-
eeniging „Excels'or"; van „Toonkunst" en
van het Residentieorkest was de heer de
Zwaan vele jaren de gewaardeerde orga
nist.
Na een omvangrijke bronnenstudie heeft
de jubilaris vooral het rhythmisch Psalm
gezang gepropageerd. Daarbij viel natuur
lijk wel wat tegenstand te overwinnen,
maar de Zwaan smaakte de voldoening,
de gemeente te hebben opgevoed tot be
hoorlijk zingen.
Van zijn leerlingen nemen verschillen
de zoowel in R.-Kath. als in Prot. kerken
met eere hun plaats als organist in.
Ook met de pen was de heer de Zwaan
een verdienstelijk musicus. Behalve tal
van orgelstukken schreef hij o.m. twee
Kerstcantates voor gemengd Koor, naar
woorden van De Costa en Beets; De Wijn
stok en de ranken (Joh. 15 16) voor vrou
wenkoor; Terugblik van De Genestet, enz.
43 jaar diende de jubilaris de gemeente
's-Gravenhage als klokkenist, in welke
kwaliteit hij twee keer per week een ca
rillonbespeling gaf en in welke kwaliteit
hij bij zijn 40-jarig jubileum de gouden
medaille dezer gemeente ontving.
Zeer velen van de Hagenaars heb
ben steeds weer mogen genieten van het
voorname spel van dezen knappen mu
sicus, die de orgelbespelingen in de St.
Jacob heeft gemaakt tot uren van stil ge
nieten en verinnigde vreugde.
Daarom zal zijn gedenkdag niet onopge
merkt voorbijgaan.
LUCHTVAART.
DE VLIEGTOCHTEN NAAR INDIë.
Waardeering voor Koppens vlncht.
Een van de eerste telegrammen die ka
pitein Koppen, bestuurder van het eerste
postvlieguig, in Indië ontving, was van
sir Henry Deterding, directeur-generaal
van de Koninklijke, waarin deze in har
telijke bewoordingen zijn bewondering
uitsprak voor Koppens prestaties. Verder
deelde de heer Deterding in het telegram
mee, dat hij voor hem een bedrag van
10.000 ter beschikking stelde.
De H-NAFC te Sofia.
Bij de Indische Luchtvaartmaat
schappij is bericht ingekomen, dat de
H-NAFC te 8.05 plaatselijke tijd gis
termorgen is -vertrokken uit Boedapest
en te 13 uur aangekomen te Sofia. Al
les was wel aan boord.
Te Konstantinopel.
Reuter seint uit Konstantinopel:
Het derde Nederlandsche postvlieg
tuig is hier om 18 u. 45 aangekomen.
Het zal morgen bij het aanbreken
van den dag weer vertrekken.
DE VLUCHT VAN DE
„GRAAF ZEPPELIN".
Gedurende de vlucht van de „Graaf
Zeppelin" over Müncben, werd tus-
schen het luchtschip en het radio
station München een draadloos-tele
fonische verbinding tot stand gebracht
Daarop hield dr. Eckener, via het
draadloos station München een toe
spraak tot de inwoners van deze stad.
Hij betoogde, dat dit de eerste keer is,
dat een luchtschip op een radio-zend
stations wordt aangesloten. Hij greep
de gelegenheid aan, de bevolking van
München te danken voor hun bij
dragen, waardoor de bouw van het
luchtschip mogelijk is geworden. In
anderhalf uur is het luchtschip van
Friedrichshafen naar München geko
men.
Daarna wenschte de president van
den rijksdag, Loebe, de bevolking van
uit het luchtschip een „goeden mor
gen". Hij vertelde van de onbeschrijf-
AAN HET ZOEKUCHT.
Leiden. 29 Sept. 1928.
De vrijzinnige predikant dr. J. L.
Snetblage wijst in „Kerk en Volk op
het gevaar dat zijps inziens inzonder
heid vrijzinnige predikanten bedreigt,
om aan hetgeen zij verkondigen geen
exacte gedachte of voorstelling vaslt
te knoopen. „Het exacte en streng om
lijnde", zegt bij, .zoeken wij thans op
bet terrein van de natuurwetenschap
of van het recht, maar niet meer op
dat der religie. Op dit laatste gebied
gaan wij thans met den Franschen
slag te werk. De eenigen, die heden
ten dage nog aan preciese omlijning
en exacte beschrijving vasthouden,
zijn de strenge Gereformeerden en
Katholieken. Bij alle andere richtin
gen treffen wij een grenzelooze vaag
heid en verscheidenheid aan. Van de
Christelijke leerstellingen neemt men
aan wat men er van kan aannemen
en verder maakt men er wat van. Men
opereert 'geweldig met woorden als
„ziel", „geest", ,,God", enz., maar de
een verstaat er dit onder en de ander
dat."
Dr. Snethlage acht een gevaar voor
het karakter van de vrijzinnige pre
dikers aanwezig in de omstandigheid,
dat zij bij bun oraties in bet kerkge
bouw niet ter verantwoording worden
geroepen en dat zij hun meeningen
niet waar behoeven to maken.
De schrijver meent zijn betoog te
kunnen bevestigen met een verwijzing
naar de predikanten, die tot een ver
antwoordelijke positie op een ander
ttrrein des levens, waar exactere
maatstaven gelden, geroepen worden.
Zoo iemand, zegt hij, heeft moeite
„cm zijn vroegere mentaliteit af te
leggen en voortaan weloverwogen
dingen te zeggen en te doen. De Twee
de Kamer was voor menig predikant
een pijnlijke oefenschool, waar hij door
schade en schande wijs geworden is".
Ik behoef er geen woord aan toe te
voegen; het citaat spreekt voor zich
zelf.
OBSERVATOR
lijke innerlijke vreugde in den vroe
gen morgen over bergen en dalen,
over dorpen en steden te kunnen vlie
gen. Voortdurend voelt men zich ab
soluut veilig. Men zit zooals thuis op
een sofa of in een D-trein. in de kus
sens.
Tenslotte dankte Loebe dr. Eckener
en de bemanning van bet luchtschip
en wenschte hen ook voor de toe
komst gelukkige vluchten.
Daarna sprak excellentie Oskar von
Miller, die herinnerde aan het model
van het eerste luchtschip, dat twintig
jaar geleden over de Bodensee vloog
en welk model thans in een Duitsch
museum wordt bewaard. Het onder
scheid tusschen het toenmalige lucht
schip en de tegenwoordige Zeppelin
is ongeveer ais het verschil tusschen
een stoomschip van de Bodensee en
een grooten Oceaanstoomer.
Hij sloot zich ten slotte aan bij de
woorden van dank, welke Loebe aan
Eckener en zijn bemanning had ge
wijd.
De Graaf Zeppelin is gistermiddag
om half vijf weer te Friedrichshafen
geland.
DRUIVEN PER KLM. NAAR FINLAND.
Vanwege de KX.M. wordt medegedeeld:
Een eerste proef, uitgaande van een on-
dernemenden Nederlandschen exporteur,
om druiven per vliegtuig naar Finland te
verschepen, is uitstekend gelukt en maakt
de belangstelling in exporteurskringen
gaande.
De eerste zending van eenige honderden
kilogrammen van de vorige week wordt
heden door een tweede gevolgd, terwijl
ook voor andere artikelen nieuwe pers
pectieven worden geopend, vooral voor
1929. De druiven, welke omstreeks het
middaguur het vliegveld Waalhaven ver-,
lieten, kwamen den volgenden dag om-,
streeks denzelfden tijd te Helsingfors in
uitnemenden staat aan.
De Finsche bladen vergelijken dit met
vroegere proeven, ook over zee, waarbij de
transportduur van 7 tot 11 dagen het ar-i
tikel ongeschikt voor consumptie maakte.
FEUILLETON.
God is mijn heil.
42) -o—
„Freule Hedwig". zeide deze einde
lijk, „heeft mij een poosje geleden een
mooie geschiedenis voorgelezen van
de verloren penning en den verloren
zoon, zoudt ge dat nog eens willen le
zen, want geen een heb ik zoo mooi
gevonden".
Maar waar stond die geschiedenis?
In groote verlegenheid zocht zij zon
der te vinden. Zij werd steeds warmer
ei: begon te bedenken, hoe zij zich
het best zou redden, want haar tiots
liet haar niet toe aan de oude vrouw
te bekennen, dat zij niet wist waar
het stond, toen Emma binnentrad.
Een engel zou haar niet meer wel
kom zijn geweest; zij sprong op, gaf
haar den Bijbel, en vraagde op ge-
jaagden toon of zij wilde lezen, daar
zi' het zoo veel beter kon. Emma ont
kende dit, maar Johanna was veel te
blijde het moeilijke werk van zich te
kunnen afschuiven om ergens naar te
hooren, en liep de hut uit, zonder de
oude vrouw goeden dag te zeggen.
Eerst toen zij buiten was gekomen
haalde zij .veder vrij adem. „Dat kan
ik nog niet eens", dacht zij, „wat moet
ik nog leeren! Ik begrijp niet hoe Hed
wig dat alles zoo kan, zij is toch niet
ouder dan ik ben-"
Langzaam liep zij door het dorp.
"toen zij de pastorie voorbij ging, zat
de oude dominé voor het venster te
lezen, de bloemen in den kleinen tuin
stonden in vollen bloei en verbreidden
wijd en zijd de heerlijksche geuren.
Jchanna trok naar het venster toe en
zeide den eerwaardigen man vriende
lijk goeden dag.
Hij nam het fluweelen kapje af, dat
de witte haren bedekte, en zeide min
zaam: „De Heer zegene u; waar gaat
gij zoo vroeg heen?"
„Ach", zeide Johnna, en bloosde
verlegen, „ik kom van de oude vrouw
Eichbergen die ik een hoofdstuk uit
óen Bijbel zou voorlezen maar ik kon
de geschiedenis van den verloren zoon
die zij wilde hooren, niet vinden".
De leeraar glimlachte, nam zijn Bij
bel, legde hem op het kozijn, en sloeg
hem open. Johanna keek er oplettend
naar.
„Ik dank u", zeide zij, „maar het
helpt mij niet of ik dat nu al weet.
want als ik er een volgenden keer
weder naar toe ga, wil zij misschien
iets anders hooren, dat ik dan weder
niet zal kunnen vinden".
„Als ik u raad mag geven, lieve
freule", zeide hij vriendelijk, „moet gij
u vooraf door een der dames een
hoofdstuk laten wijzen dat geschikt is
voor menschen. die ge gaat bezoeken,
en dat voorlezen. Maar het best: is.
dat gij zelve zoo vlijtig in den Bijbel
leest, dat gij er spoedig den weg in
weet".
„Ja", zuchtte Johanna, „dat is zeker
het beste, ik weet maar niet waar ik
beginnen moet en ik begrijp zoo veel
niet dat ik dikwijls den Bijbel onbe-
vredgd wegleg.
„Dat leert men ook niet op eens",
hernam hij ernstig, „en niemand kan
het uit zichzelf begijpen. Den sleutel
daartoe ontvangen wij van den Hei
ligen Geest. Hij is het Licht, dat de
duisternis van onze ziel moet beschij
nen, opdat het ons duidelijk worde
wat God ons in Zijn woord heeft ge
openbaard. En daarom moet gij altijd
eerst om het licht van den Heiligen
Geest bidden vóór gij in den Bijbel
leest, anders zal hij altijd een gesloten
boek voor u blijven".
Johana hoorde oplettend naar hem;
ze begreep niet volkomen wat hij
meende, maar zij gevoelde dat zij het
êéne noodige nog niet bezat. „Als gij
zoo goed wilt zijn, mij op te geven wat
ik moet lezen, dan zal ik doen wat gij
mij gezegd hebt", vraagde zij hem ne
derig.
Hij ging naar de tafel en nam een
bijbelsch dagboekje, dat hij haar over
handigde. ,Neem dat", zeide hij, ,.en
velg dat getrouw na; er staat een
hoofdstuk in opgegeven voor eiken
morgen en avond. Zoodra gij geen
vreemdelinge meer zijt in Gods Woord
zult gij spoedig geschikte teksten voor
alle gelegenheden en eiken toestand
kunnen vinden".
Johanna dankte hem hartelijk, stak
den kostbaren schat, die haar een ta
lisman voor haar volend leven toe
scheen, in den zak, en nam afscheid
van den leeraar*. Terwijl zij langzaam
voortwandelde gingen haar allerlei
plannen door het hoofd wat zij in het
vervolg zou doen om als een ware
Christin te leven. Zij zag zich reeds
als zuster van barmhartigheid overal
troost en vrede verspreiden. Als een
engel van liefde bezocht zij de hutten
der armen, steeds vroolijk, geduldig,
gelukkig.
In gedachten verdiept, was zij het
hek voorbij geloopen en bevond zich
weldra op het plein voor den stal. De
knapen waren juist met hun hitjes
bezig. Herman zat stevig op het zijne,
terwijl Ernst met het andere in het
rond draafde. Voor de twee kleine
jongens was ajleen de oude Fox over
gebleven, met zijn witte glimmende
manen; hij was de koppigste van de
drie, en de kinderen konden niet met
hem klaar komen.
„.Ziet nu toch eens, tante Johanna",
klaagde Eduard, „hoe lastig Fox he
den weder is, hij wil mij volstrekt niet
op zijn rug laten zitten; de koetsier is
met papa uit, de palfrenier is niet te
vinden en niemand wil ons helpen
Johanna liep naar hem toe. „Geef
mij den teugel", riep zij, „ik zal hem
wel spoedig klein krijgen". Zij greep
den teugel, sprong „en amazone" op
het dek, nam de karwats en gai het
paardje een fermen slag. Eerst schop
te het en steigerde, maar Johanna zat
vast en liet zich niet bevreesd maken.
Fox begon te bemerken, dat hij zijn
meerdere gevonden had en 'moest toe
geven. Reeds verscheidene malen bad
zij het plein rondgereden, hoewel het
dier nog van tijd tot tijd steigerde,
toen Helena angstig uit het venster
riep: „Johanna, wat ik u bidden mag,
ga er toch af, gij zult vallen!"
Maar Johanna lachte, het was nu
haar eer te na.
Helena kwam beneden en bracht
mevrouw Van Steendoro mede; bei
den verzochten en riepen tevergeefs.
Het zag er gevaarlijk uit, en daar zij
alleen een dek en geen zadel had, kon
zij licht een ongeluk krijgen; maar eij
schepte er juist genoegc in, haar
moed en kracht aan de anderen te
toonen; de goede voornemens van de
zen morgen waren geheel vergeten.
Op eenmaal echter toen zij een hoek'
omsloeg sprong er iemand te voor
schijn, greep het hitje bij den kop en
dwong het tot stilstaan.
Johanna keek zeer verstoord om en
zag den heer Van Haller.
„Kom van het paardje af, freule",
zeide hij zeer bepaald; „de andere da
mes maken zich angstig en hot dier
heeft streken; er is werkelijk gevaar"*
(Wordt oorvolgtf).