[beekman]
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
SPEC. AANBIEDING
REGENJASSEN
REGENMANTELS
van
VRIJDAG 28 SEPT 19,V>.
TWEEDE BLAD.
DE TOLLENKWESTIE.
Toen wij ons heden in het antiquariaat
„Templum Salomonis" van de firma Bur-
gersdijk en Niermans alhier bevonden,
viel ons oog toevallig op een ordonnantie
van de Staten van Holland en West-Fries
land uit het jaar 1702, waarbij aan de ge
meentebesturen van Amsterdam, Muiden
en Naarden octrooi is verleend tot het
heffen van tolgeld. In verband met de
hangende tollenkwestie vroegen wij en
kregen wij verlof van genoemde firma een
afschrift van het placcaat, welke deze or
donnantie inhoudt, te maken en dit te
publiceeren.
Het placcaat, dat voor het grootste deel
met Gothische letters is gedrukt, luidt als
volg:
ORDONNANTIE.
Gemaakt uyt krachte van 't Octroy by
haar Ed. Groot. Mog. Heeren Staten van
Holland en West-Vrieslandt, verleent aan
de Heeren Burgemeesteren en Regeerders
der Steden Amsterdam, Muyden en Naar
den, aangaande de Gabellen der Passan
ten en Reysende Luyden, soo te Voet als
te Paart, ofte die met eenige Beesten of
Schuyten, buyten de Ordinaris Veerschuy-
ten, de Trekvaart of Santpad tusschen de
voorn. Steden gebruyken, welke Gabellen
sy sullen gehouden wesen te betalen tel
kens als sy een Tol-plaatse sullen passee-
ren, op sodanige poenen als by de Condi
tiën van Verpagtinge gemelt.
Aan de Haeckelaersbrugh.
I.
Sullen alle persoonen boven de tien
Jaer oud, 't voorsz. Santpad te voet ge-
bruykende, aldaer moeten betalen 1
stuyver, desdat die van Muyden op Muy-
derberg, en van daer op Muyden gaen,
betalen sullen half soo veel, ende dat sulx
niet alleen plaetse sal hebben van persoo
nen die van Naerden op Muyderberg, en
van daer op Naerden, ook die van Muy
den de Coog opslaen, of van de Coog ko
mende daer na toe gaen, maar ook ten
insichte van Carossen, Wagens, Cheesen,
Karren, Paerden, Ossen, Koeyen, en ver
der al het viervoetig beestiael, na ad-
venant de Tol die sy, als hierna particu
lier gestelt is, betalen moeten, met dien
verstande dat van de voorn. Tol geheel
exempt sal syn alle de geene die van
Muyden tot aan de Haeckelaersbrugh ko
men en niet verder gaen, ook die van de
Coog af komen en na Muyderberg, of van
Muyderberg de Coog op willen gaen, doch
die de Coog afkomen en na Muyden of
Naerden gaen of ryden, sullen betalen de
halve Tol, als mede die voor de voorn.
Steden afkomen de selve Coog mede sou-
de willen opslaen, alles te rekenen na
advenant 't geene daer op yder in dese
ordonnantie gestelt is.
II.
Een man te paert een en een halve
stuyver, en voor yder paert of Veulen dat
los aan de hant loopt twaalf penningen.
III.
Van een persoon met Caros, Wagen,
Paert, Cheese Cales, en wat rytuig het
soude mogen syn een en een halve stuy
ver, en voor yder persoon boven de tien
Jaren daar op sittende, van gelyken een
en een halve stuyver.
IV.
Van alle persoonen boven de tien jaren
oudt 't Santpad te voet gebruykende, 12
penn. ende dié geene die van Weesp of el-
den sal vry syn, doch de opgelade per
soonen yder betalen een en een halve
stuyver, en sullen de Voerluyden voor de
Tol moeten instaan; dog de Aernhemsche
Postwagen zonder menschen rydende, sal
niaer betalen een en een halve stuyver.
V.
Van yder Paert, Os, Koey, Veers, Pink
of Kalf twaalf penn. en voor yder Schaap,
Lam of Varken drie penn. sullende de
Dryvers tot twee in getal vry syn, en die
meerder syn yder betalen e'en en een hal
ve stuyver.
VI.
Van alle persoonen met de Schuyt van
Muyden, of met die van Naerden na Muy
den komen te varen, en aan de voorsz.
Haeckelaersbrugh uitgaen om 't Santp^dt
aan d'een of andere syde te gebruyken,
twaalf penningen.
Van alle Schepen, Schuyten, Jachten,
Pramen, of Veltschuyten, de brug passee-
rende, een en een halve stuyver, dog meer
als twee persoonen in hebbende, sal voor
yder persoon moeten betalen mede een en
een halve stuyver, en die van Muyden
varen tot aan de brug, of van de brug
na Muyden, insgelylcs van Naerden tot de
brug en van de brug na Naerden sullen
betalen 12 penn.
Aan de Papelaansbrng*
I.
Een Voerman met vracht komende ry-
ders langs de Papelaan op 't Santpad ko
men na Muyden; als mede die alsoo ko
men, en willen gaan na de Hooy, Vinke
of -Diemerbrug zes penningen, 't welk
ook plaats sal hebben als iemant van de
voorsz. Kooy, Vinke of Diemerbrugh elders
van daan komen en de voorn. Papelaan
opslaan, maar niet wanneer ymant de
Papelaan afkomt en de brug over wil
gaan en ryden, sonder 't Santpad aan de
eene of andere kant te gebruyken, dog de
voorz. zes penn. sal ook betaald moeten
worden by al die gene die wonen tussen
de Vinke-brug, Muyden 't Tolhek, wan
neer sy de Tol komen te passeeren.
II.
Sal de ses penn. niet alleen betaalt wor
den in maniere als vooren van de voet
gangers, maar ook van Carossen, Wagens,
Cheesen, Karren, Paerden, Koeyen en Os
sen, en verder viervoetig Beestiael, en de
persoonen die in of bij de selve gevonden
worden, wanneer sy 't Santpad invoegen
als in 't voorgaande Artikel gesegt is, ko
men te gebruyken, en mits dat die ses
penningen wort na advenant, 't geene
hier na tot laste van yder particulier ge
stelt is.
m.
Van een Paert onder de man twaalf
penn- en van yder Paert of Veulen dat by
de hant of los daar by gaat, ses penn.
IV.
Van een persoon met Caros, Wagen,
Paert en Cheese, of ander Rijtuig twaalf
penn. en voor yder persoon boven de 10
Jaren daar op sittende van gelyken 12
penn.
V.
Een Voerman met vracht komende ry
den sal als dan vry syn, dog sullen de
opgeladene persoonen yder betalen twaalf
penn.; een Wagen of Karre met Goederen
geladen een en een halve stuyver, van
een ledige Wagen of Karre 12 penn., sul
lende de Voerluydën voor de Tol moeten
instaan; dog de Aernhemse Postwagen,
zonder mensen rydende, sal maar beta
len 12 penn.
VI.
Van yder Paart, Os, Koey, Pink, Veeis
of Kalf ses penn., en van yder Schaap,
Lam of Varken een en een halve penn.,
sullende onder de Dryvers twee vry syn
en yder persoon daar en boven betalen 12
Van alle Schepen, Schuyten, Pramen of
Veltschuyten de brug paseerende een
stuyver, en meer als twee persoonen in-
hebbende, sal daar boven voor yder per
soon betalen 12 penn. voor van het uyt-
gaan en varen als Artikel 7 melt.
Aan de Vinkebrngh.
I.
Van alle persoonen boven de tien Ja
ren om het Santpadt te voet gebruykende,
sal men betalen 12 penn, en voorts vol
gens het eerste Artikel aen de Papelaans-
burg, wel-verstaende, dat die van de
Stammerdyck na Over-Diemen en van
Over-Diemen de Stammersdyck opgaende,
of rydende, sullen worden gerekent gelyk
als die van de Papelaensweg de brug
over.
II.
En sullen wyders betalen alle persoo
nen boven de tien Jaeren te paert sitten
de, los of by de hant loopende, van de
Carossen, Wagens, Cheesen, ofte eenig
andere rytuig; mitsgaders een Voerman
met vracht geladen karren en wagens en
ledige wagens of karren, Paert, Os, Koey,
Pink. Veers, Kalf, Schaep, Lam of Var
ken, gelyk hier voren aen de Papelaens-
burgh geheven wort, volgens de Articelen
twee, drie, vier, vyf en ses.
III.
Alle persoonen die met de Schuyt va
ren, sullen betalen als hier vooren gemelt
Art. 7 aen de Papelaen,
IV.
Van alle Schepen,. Schuyten, Jachten,
Pramen of Veltschuyten de Brug passee-
rende, een en een halve stuyver, en meer
als twee persoonen in hebbende, sal daer
en boven voor yder persoon betaalt moe
ten worden 12 penn. voorts van het uyt-
gaen en varen, als Art. 7 gemelt.
De uytlegginge ofte interpretatie deser
Ordonnantie, voor sooveel die eenige duys-
terheyt soude mogen contineren, houden
de Heeren Gecommitteerden aen haer.
Aldus geordonneert ende gearresteert
by de Heeren Burgemeesteren en Regeer
ders der Steden Amsterdam, Muyden en
Naerden, den 3en September 1702.
In kennisse van myn Secretaris
P. VAN LOON.
Te Amsterdam, by Samuel Lamsveld,
Ordinaris Stads Drukker en Boekverko
per,'aen de Nieuwe Kerk.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen, te 's-Gravenhage (vac.
A. Troelstra): J. Nauta, te Sexbierum.
Te Rijnsaterwoude: J. Lekkerk er
ker, candidaat te Snelrewaard. Te
Barneveld: B. Batelaan, te Utrecht.
Te Charlois (vacature D. A. van Ha-
s elen): M. G. Gerritsen, te Amersfoort
Aangenomen, naar 's-Grave-
moer: L. G. Bolkestein. te Otterloo.
Naar Hoogmade c.a.: Th. G. Tonnon,
candidaat te 's-Gravenhage.
Bedankt, voor Hoogvliet: Th. G.
Tonnon, candidaat te 's-Gravenhage.
Voor Mastenbroek: J. Enkelaar, te
Ouderkerk aan de IJssel. Voor Oost-
hem: C. J. Schweitzer, te Workum.
GEREF. KERKEN.
Beroepen, te Dragtster Compag
nie: R. Schippers, candidaat te IJssel-
monde. Te Zandvoort: H. A. Wier-
singa, te Medan, thans hier te lande.
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal, te Utrecht (vacature-G.
Wisse): Bijleveld, te Haarlem en De
Smit, te Boskoop.
Beroepen, te '-Gravenzande: K.
Groen, te Nieuwpoort.
NIEUW DRIETAL.
De kerkelijke (conf.) kiesvereeni-
ging Evangelie en Belijdenis heeft in
de vacature-ds. Vermeer te 's-Graven
hage op het drietal geplaatst de predi
kanten J. J. v. d. Wall, te Groningen;
G. B. Westenburg, te Feijenoord; P.
Veen, te Utrecht (allen rechts eth.).
Ds. NAUTA OPVOLGER VAN
Ds. TROELSTRA.
Gisteravond heeft het kiescollege
der Ned. Herv. gemeente in Den Haag
vergaderd ter benoeming van een pre
dikant in de vacature-ds. Troelstra.
Het kiescollege, dat 300 stemmen kan
uitbrengen, bracht 235 geldige stem
men uit, zoodat de kiesdeeler 118 was.
Ds. J. Nauta uit Sexbierum verkreeg
135 stemmen, ds. L. D. Poot, te Haar
lem 35 en ds. I. Voorsteegh te Gouda
85. Bij tweede vrije stemming werden
uitgebracht 236 geldige stemmen,
zo,odat de kiesdeeler 119 was. Alsnu
verkreeg ds. Nauta 142 stemmen, ds.
Poot 13 en ds. Voorsteeg 81. Derhal
ve is beroepen ds. J. Nauta te Sexbie
rum (conf.).
Ds. Nauta is 47 jaar en is in 1906
candidaat in Groningen geworden. 17
Februari aanvaardde hij het predik
ambt in Zoeterwoude, vanwaar hij in
1910 naar Parrega vertrok. In 1914
kwam hij in Mijnsheerenland en in
1917 in Wlorkum. In 1923 deed hij zijn
intrede in Katwijk aan Zee, welke
standplaats hij vorig jaar met zijn te
genwoordig© verwisselde.
Ds. G. WISSE.
Ds. G. Wisse, laatstelijk predikant
bij de Chr Geref. Kerk van Utrecht,
zal op Dinsdag 2 Oct., des namiddags
2 uur zijn hoogleeraarsambt aan de
Theol. School te Apeldoorn aanvaar
den met het uitspreken van een rede;
deze plechtigheid zal plaats hebben
in een voor ieder toegankelijke sa
menkomst in de Chr. Geref. Kerk aan
de Marialaan.
Des avonds van te voren zal om
7.30 in hetzelfde kerkgebouw de in
stallatie plaats hebben waarbij als
voorganger zal optreden ds. R. E.
Sluiter van Assen.
EMERITAAT AANGEVRAAGD.
Ds. G. van Dorssen, predikant der
Ned. Herv. Gem. te St. Johannesga
(Fr.), voor dien tijd te Zevenhoven
heeft wegens voortdurende ongesteld
heid tegen 1 Jan. a.s. eervol emeritaat
aangevraagd.
VER. VAN CHR. ONDERWIJZERS.
Het Hoofdbestuur van de Vereeni-
ging van Chr. onderwijzers heeft in de
vacature, die in zijn midden ontstaan
zou, door de periodieke aftreding van
mej. H. L. J. Rijken, te Rotterdam, ge-
candideerd de dames J. Ph. van Dru-
nen te Alphen aan den Rijn; M. W. v.
Eek, te Wateringen en S. Voogd, te
Schiedam.
LUTHER-HERINNERINGEN TE ERFURT
Erfurt is niet alleen de stad der bloe
men. Het is de stad der Luther-herinne-
ringen. Wittenberg was de stad, van
waaruit Luther zijn leer verkondigde. Er
furt was de stad, waarin hij als student
en monnik leefde en zich wijdde aan de
studie van de wetenschap. Aan deze stu
die heeft hij het voor een ruim deel te
danken gehad, dat hij in 1508 tot hooglee
raar aan de Universiteit van Erfurt werd
benoemd.
In 1501 kwam de jonge Luther naar Er
furt, na eerst de Latijnsche school te Eise
nach te hebben bezocht. Te Erfurt wilde
hij studeeren, aan de wereldvermaarde
Universiteit der stad. Het oude gebouw
der Universiteit, dat Luther nog heeft ge
kend, werd verwoest bij een studentenop
stand. Het tegenwoordige gebouw dagtee-
kent van 1512. In zijn vermaarde „Tischre-
den" heeft Luther herhaaldelijk met be
wondering gesproken over de Universi
teit van Erfurt. „De Universiteit van Er
furt", zeide hij, „genoot een dergelijk aan
zien, dat alle andere universiteiten daar
bij vergeleken als kleine scholen werden
beschouwd". In het archief van het stad
huis van Erfurt wordt het formulier be
waard, dat Luther invulde, toen hij zich
bij de Universiteit liet inschrijven. Het
is de eerste oorkonde uit het leven van
den grooten hervormer, die bewaard is
gebleven. Luther was reeds „Magister der
vrije kunsten" toen hij besloot het vroo-
lijke studentenleven vaarwel te zeggen en
zijn intrek te nemen in het klooster der
Augustijners, om monnik te worden.
Reeds in 1563 werd de „Luther-cel" in dit
klooster vermeld als een bezienswaardig
heid. Van heinde en ver stroomden de
aanhangers van Luther, de „vrije Chris-
tenmenschen" samen om de cel te bezich
tigen. Het was een eenvoudig, klein ver
trekje. Een breede stoel staat voor een ru
we tafel, waarop een groote bijbel ligt.
In deze cel, zooals oók in den klooster
tuin, leeft men ver van de wereld.
Op den Zaterdag voor Paschen van het
jaar 1507 werd de jonge Augustijner in
den heerlijken dom van Erfurt door bis
schop von Lasphe tot priester gewijd.
Den 2en Mei van hetzelfde jaar las hij,
aan het hoogaltaar der kerk der Augus
tijners, zijn eerste mis. Na een korte af
wezigheid keert hij in 1509 naar Erfurt
terug. In het „Auditorium coelicum" bo
ven den kruisgang van den Dom geeft hij
zijn eerste colleges over dogmatiek. Een
eenvoudige tafel herinnert daar ter plaat
se aan deze gebeurtenis.
In de Lente van 1516 verschijnt Luther
opnieuw te Erfurt. Hij heeft intusschen
zijn reis naar Rome ondernomen en is
districtsvikaar der Augustijners te Wit
tenberg geworden. Toen hij in 1521 op den
weg van Wittenberg naar Worms zijn
oude universiteit bezocht, was hij reeds
een beroemd man. Plechtig werd hij ont
vangen door den Raad der stad en door
de Universiteit. Een dag vóór zijn ver
trek, den zevenden April, preekte hij in
de kerk der Augustijners. Het volgende
jaar komt hij weer naar Erfurt, alwaar
hij afstapt in het hotel „Zur hohen Lilie".
In October van hetzelfde jaar luisterden
honderden aandachtige geloovigen naar
zijn preeken in de „Michaeliskirche" en
in de „Kauffmannskirche", twee prachti
ge gebouwen, die behouden zijn gebleven.
Lange jaren duurde het, vooraleer Lu
ther weer naar Erfurt terugkeerde. Het
was in 1529, toen hij er preekte in de
„Barfüsser Kirche". In 1537 stapt hij er
ziek af bij een vriend, als hij van de kerk-
RECLAME.
KOREVAARSTRAAT
Van 25 Sept. tot 15 Oct.
IN
EN
vergadering van Schmalkalden huis
waarts keert. Op 4 en op 27 Juli 1540, op
de heenreis naar en op de terugreis van
Eisenach, bracht Luther zijn laatste be
zoeken aan de stad, waarin hij de beslis
sende jaren van zijn leven had doorge
bracht.
GIFTEN EN LEGATEN.
Ds. A. M. Donner te 's-Gravenhage,
penningmeester van de Theol. School
te Kampen, ontving een legaat van
wijlen mej. H. J. Bruins te Wije groot
f 1000, waarvan f 500 voor de TheoL
School en f 500 voor haar studiefonds.
DE NATIONALE LANDSTORMDAG
(Vervolg).
Te ruim 2 uur vond de officieele
opening van den Landstormdag op
Houtrust plaats door den heer L. F.
Duymaer van Twist, voorzitter van de
Nat. Landstormcommissie, die in zijn
rede dank bracht aan de Koningin en
den Prins, voor de gelegenheid, wel
ke de bijzondere vrijwilligers zouden
krijgen om voor het Koninklijk echt
paar te mogen defileeren, waarmede,
naar hij zeide, een der vurigste wen-
schen van de landstormers wordt ver
vuld.
In het bijzonder bracht spr. ook dank
aan den Prins voor 't aanvaarden van
het voorzitterschap van het e ere-co
mité.
Vervolgens bracht spr. dank aan
alle autoriteiten, die hij de feestelijk
heid tegenwoordig waren, waarna hij
de mannen van den Bijz. Vrijw. Land
storm begroette.
Hij was er trotsch op, dat zoovelen,
uit alle deelen des lands, zoowel van
de Wadden als uit Zeeuwsch-Vlaande
ren, uit Limburg, van de Noordzeekust
en van de Duitsche grens, naar de re
sidentie waren gekomen, dikwijls met
groote opoffering om het feit te ber
denken, dat de Landstorm 10 jaren ge
leden gereed stond ter handhaving
van het gezag en ter bescherming van
de grondwettelijke rechten en vrijhe
den van het Nederlandsche volk.
Dr. J. Th. de Visser, lid der tweede
Kamer, het woord verkrijgende, noem
de het een verheffenden aanblik zoo
vele jonge mannen, uit alle oorden des
lands en van de meest verschillende
godsdienstige en staatkundige richtin
gen geestdriftig en ordelijk hijeen te
zien, doch mede, dat de beteekenis van
dezen dag vooral ligt in het doel, dat
in de volle beteekenis nationaal mag
genoemd worden.
De landstormbeweging is een be
weging des vredes, omdat bet eerste,
wat een volk behoeft, om rustig zijn
taak te kunnen volbrengen, is vrede.
Evenals van het geweten, bemerkt
men van den vrijwilligen landstorm
niet veel, zoolang alles goed is, maar
als er kwaad geschiedt, als de revolu
tionaire geest zich zou willen doen
gelden, dan staan deze duizenden
mannen gereed om den omwentelings
geest te helpen bezweren.
Provoceeren doen zij niet, zij hebben
in stilte hun wachtpost betrokken om
als een of ander bet zou wagen den
vrede te verstoren, hem een krachtig
„halt" toe te roepen, en, zoo hij niet
FEUILLETON.
God is mijn heil.
41) —o—
Ik kan niet eens bidden, maar Heer
Jezus! ik wilde U zoo gaarne kennen
c-n liefhebben; help Gij mij toch".
Zij bleef nog een oogenblik stil zit
ten; sedert haar kindsheid had zij
zich niet zoo vredig en kalm gevoeld.
Opgewekt verliet zij de kamer en
sprong de trappen af; het was haar
alsof zij zich heden over niets - hoos
kon maken. Haar goede voornemens
zouden echter spoedig een moeilijke
proef hebben te doorstaan.
De heer Van Halier kwam naar
haar toe met een doosje in de hand,
en nadat hij haar goeden morgen ge-
wenscht had, vertelde hij haar, dat
hij zoo gelukkig was geweest den vo-
rigen avond een goede vangst in zijn
kamer te doen, die hij haar hiernevens
overhandigde, in de hoop, haar een
aangename verrassing te bereiden.
Jo-hanna begreep dadel ijk d at hier
i'-ts achter stak, en nam zich voor goed
op te passen. Toen zij het doosje een
opende zag zij een grooten,
goudgelen vlinder met zwarte vlek
ken, wiens bijzondere lichaamsbouw
verried, dat hij tot het geslacht der
nachtvlinders behoorde Het liefst
had zij het geschenk zonder een woord
te spreken weder aan den gever over
handigd, die haar met een ondeugen-
den blik aankeek, maar zij had zich
vast voorgenomen zacht te zijn; zij
hjeld zich met geweld in en zeide zoo
vriendelijk mogelijk:
,.Daar ge u mijn liefde voor vlinders
zoo goed herinnert, zal ik ook uw
raad volgen en barmhartig jegens
hem zijn". Zij opende het venster, nam
de deksel van het doosje en schudde
het een weinig; de gevangene spreid
de de vleugels uit en fladderde op een
rozenstruik, die tegen het huis
groeide.
„Hij verheugt zich in zijn vrijheid",
zeide zij, en toen zij het doosje aan
jenkheer Van Halier teruggaf, die
naast haar was gebleven en al haar
bewegingen oplettend gevolgd had,
zag zij hem zoo vriendelijk aan. als
zij nog nooit te voren gedaan had. Hij
gevoelde, dat hij zich tegen haar ver
gist had, en zeide op beleefden, eer
biedigen toon tot haar:
„Vergeef me deze scherts".
Johanna was zoo verheugd over de
zege, die zij over haar eigen humeur
behaald had, dat zij allen wrok uit
haar hart verbande. Vroolijk zette zij
zich aan de ontbijttafel, die haar he
den bijzonder gezellig voorkwam. Je
gens allen, zelfs jegens den heer Rothe
was zij zeer vriendelijk, en trachtte
tegen haar gewoonte anderen van al
les te voorzien, zoodat mevrouw ^'an
Stcevulorp en Hedwig niet wisten wat
er met haar gebeurd was; alleen He
lena begreep wat biervan de oorzaak
was. Het kwam haar zeer bijzonder
voor. dat juist dezen morgen de 145ste
psalm werd gelezen, waarin deze
woorden voorkomen: „de Heer is na
bij allen, die Hem aanroepen, die
Hem aanroepen in waarheid".
Zij gevoelde voor het eerst den ge-
beimzinnigen band tusschen de men-
schelijke ziel en de goddelijke genade;
zij nam zich voor, ernstig te zoeken
naar hetgeen haar nu zoo heerlijk en
gemakkelijk toescheen.
Na het ontbijt ging zij met de oude
mevrouw naar haar kamer, om haar
gevoelens daar lucht te geven, want
vcor deze kon zij dat alles onmogelijk
verzwijgen.
„Grootmoeder!" zeide zij, toen de
vriendelijke oude dame haar gewone
plaats bij het raam had ingenomen,
„van lieden af aan ga ik anders wor
den; niet meer opvliegend en trotsch,
maar zacht en vrouwelijk".
De oude mevrouw lachte. „Weet gij
clat zoo zeker?"
„Ja, ik heb er om gebeden", ant
woordde Johanna, en een levendig
rood overtoog haar gelaat.
„Dat is goed kindlief; bidden is een
eerste vereischte, maar waken is de
tweede, opdat men niet in verzoeking
valle",
„Ik zal waken", zeide Johanna ern
stig.
„Moge de Heer u zegenen; een vaste
wil vermag veel, maar vertrouw niet
alleen op eigen kracht. Gods genade
alleen kan het hart veranderen, en
terwijl men waakt en bidt moet men
dagelijks tegen de zonde strijden. Men
verflauwt zoo gemakkelijk in een en
ander, en valt terwijl men meende te
staan".
Dat wilde Johanna niet gelooven.
Zij meende dat de overwinning licht
behaald was en het voornaamste
reeds gedaan, zo>o moedig gevoelde zij
zich.
„Grootmoeder, gij moet mij helpen,
maar ik hoop het beste", zeide zij en
verliet vroolijk de kamer.
Zij sloot zich bij Hedwig aan, toen
deze heden haar zieken ging bezoeken
en deze droeg haar op naar een oude
vrouw te gaan, die zij dikwijls voor
las; zij had heden zoo veel te doen,
dat zij vreesde er den tijd niet toe te
hebben.
Johanna vond dat zeer aangenaam.
Hopende de oude vrouw een vroolijk
uurtje te bereiden, trad zij opgeruimd
de woning binnen.
De oude vrouw keek de vreemde
bt zoekster een weinig verwonderd
aan, maar heette haar welkom en
vraagde haar of zij een van de vreem
de freules was, die op het buitengoed
logeerden. Toen Johanna dit toestem
mend beantwoordde, vertelde zij haar
met tal van woorden, dat zij in haar
jeugd bij de groote lui in de stad ge
diend had, toen getrouwd was en na
den dood van haar man, die lang ziek
had gelegen, met haai* kinderen in
grooten nood had verkeerd. Zij had
hard moeten werken, daardoor waren
haar oogen zoo slecht geworden, dat
het niet meer doen kon.
Zij spaarde Johanna zelfs de ge
schiedenis harer kinderen niet, waar
van sommige getrouwd waren en an
deren dienden; en deze, die het dia-
lekt niet goed verstond terwijl de
oude vrouw ook onduidelijk sprak,
hoorde haar half ongeduldig, half
verlegen aan.
Zij had dien woordenvloed gaarne
gestuit, maar wist niet hoe en wilde
ook geduldig blijven; zij vond echter
dat zij van weinig nut was, en toen
ae oude vrouw een oogenblik zweeg
nam zij den Bijbel, die op de tafel lag,
en vraagde haar of zij haar wilde
voorlezen.
Maar nu werd het eerst waarlijk
moeilijk voor Johanna, want deze had
tot nog toe zoo onregelmatig in de
Heilige Schrift gelezen, dat zij er een
vreemdelinge in was; in haar behoef
te om wat te doen, die voortsproot uit
het nieuwe inwendige leven, had zij
geen tijd genomen om dat te beden
ken. Zij bladerde dus onrustig in het
boek, beschaamd en verlegen, dat de
oude vrouw haar onwetendheid scheen
te bemerken.
Cy/.or'dt vervolgd)*